Jaarverslag Provinciefonds 2022
Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2022
Jaarverslag
Nummer: 2023D17826, datum: 2023-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36360-C-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 36360 C-1 Jaarverslag en slotwet Provinciefonds 2022.
Onderdeel van zaak 2023Z07617:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-05-24 14:00: Jaarverslag Provinciefonds 2022 (36360-C-1) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-01 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-12 10:00: Jaarverslagen en slotwetten over het jaar 2022 Hfst. VII het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, B het Gemeentefonds en C het Provinciefonds (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-07-06 15:44: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022–2023 |
36 360C | Jaarverslag en slotwet provinciefonds 2022 |
Nr. 1 |
Ontvangen 17 mei 2023 |
Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.843.511.000
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 2.843.511.000
A. Algemeen
1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag van het provinciefonds (C) over het jaar 2022 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties én de Staatssecretaris van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2022 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
- het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
- de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
- de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
- het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2022
- het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
- het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
- de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2022 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2022, alsmede over de saldibalans over 2022 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Tweede Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Eerste Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. Leeswijzer
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2022 van het provinciefonds.
Provinciefonds
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Toelichting verschillen
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2022 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2022 en de eerste en tweede suppletoire begrotingen 2022) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2022 van het provinciefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Indeling
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2022. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2022 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van het jaarverslag 2021 zijn er geen wijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2023 en de Regeling agentschappen. Voor de begrotingsadministratie van het provinciefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.
Focusonderwerp
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2022 verzocht aandacht te besteden aan de toepassing van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet. Voor het provinciefonds is dit niet van toepassing, want er zijn in 2022 geen Nota's van Wijziging of Incidentele Suppletoire Begrotingen opgesteld.
Slotopmerking
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
B. Beleidsverslag
3. Beleidsprioriteiten
Dit jaarverslag gaat in op de in 2022 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2022 geformuleerde beleidsprioriteiten. Daarbij wordt echter ook aandacht geschonken aan de voornemens van het kabinet Rutte IV, zoals vastgelegd in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Kamerstukken II 2021/22, 35788, nr. 77).
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2022 beschreven. Vervolgens is een overzicht van steunmaatregelen ten aanzien van de coronapandemie opgenomen. Tot slot worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2022
Interbestuurlijke en financiële verhoudingen
Ten behoeve van de herijking van het verdeelmodel van de algemene uitkering van het provinciefonds is in 2022 aanvullend onderzoek verricht door Cebeon.
In januari 2022 is het Kabinet Rutte IV aangetreden. Op 24 januari heeft Minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties haar Hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer gestuurd. Eén van de overkoepelende thema’s die de Minister benoemt is «Werken aan een stabiele en toekomstbestendige financiering van de medeoverheden». Op dat thema zijn in het afgelopen jaar stappen gezet.
In het regeerakkoord is opgenomen dat, om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten, in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025 wordt uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Op 11 juli heeft de Minister via de Kamerbrief «Contourennota financieringssystematiek medeoverheden» de Tweede Kamer geïnformeerd over de stappen die het kabinet wil zetten om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 170). Op 7 oktober heeft de Minister de Tweede Kamer per brief nader geïnformeerd over het vervolg van deze aanpak (Kamerstukken II, 36200 B, nr. 10). Ook heeft het kabinet het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen.
Op 25 maart heeft de Minister het rapport «Advies over het uitkeringsstelsel tussen Rijk en provincies en gemeenten» naar de Tweede Kamer gestuurd. Het rapport was richtinggevend voor de verdere uitwerking van de gewenste en benodigde aanpassingen in het uitkeringsstelsel. Deze uitwerking heeft plaats gevonden binnen een interdepartementale Taskforce. Op 11 juli is de Tweede Kamer nader geïnformeerd, via een bijlage bij de hierboven genoemde Contourennota. De verbeteringen en het honoreren van het vormgeven van de bestuurlijke wensen in de onderlinge samenwerking worden doorgevoerd door aanpassingen binnen de bestaande decentralisatie uitkering en specifieke uitkering. Dit vraagt herziening van de Financiële-verhoudingswet. Het streven is om deze herziening in 2024 af te ronden.
Ook is in 2022 gewerkt aan de invoering van de «Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO)». Die toets moet waarborgen dat gemeenten en provincies bij nieuwe taken toegerust zijn om die uit te voeren. De UDO bevat een gezamenlijk proces voor Rijk en medeoverheden, dat helpt om beleid vorm te geven dat uitvoerbaar en effectief is.
Corona steunmaatregelen
Ook in 2022 heeft het Rijk maatregelen getroffen om medeoverheden tegemoet te komen voor extra uitgaven en/of gederfde inkomsten als gevolg van de coronacrisis. Deze maatregelen zijn, voor zover ze betrekking hebben op het provinciefonds, verwerkt in de verschillende begrotingen van het provinciefonds (zie tabel 1 hieronder).
Overzicht coronasteunmaatregelen
Inkomstenderving toltunnels provincies | 0,7 | 0,7 | Kamerstukken II 2022/2023, 36250 C, nr. 2 |
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2022
Als gevolg van het coalitieakkoord Rutte IV (Kamerstukken II 2021/22, 35788, nr. 77) is voor 2022 meer accres beschikbaar gekomen voor de provincies. Tevens heeft het kabinet besloten de oploop van de opschalingskorting voor de jaren 2022 tot en met 2025 te schrappen. Ook zijn de gederfde inkomsten Motorrijtuigenbelasting, in verband met de vrijstelling voor electrische voertuigen, over de periode 2021-2024 gecompenseerd. Tot slot heeft het kabinet het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. Het IPO heeft laten weten niet met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het provinciefonds wordt daarom tot en met 2025 op de reguliere wijze, via trap-op-trap-af, berekend.
4. Beleidsartikelen
Artikel 1 Provinciefonds
A. Algemene doelstelling
Via het provinciefonds wordt bewerkstelligd dat de provincies middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties en de Minister van Financiën, namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en provincies. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende provincies.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de provincies als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema’s zijn er een aantal instrumenten en activiteiten.
Beleidsthema 1: provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
In het Coalitieakkoord is het accres voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Wel is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de verschillende investeringspakketten specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor de bijbehorende fondsen uit te zonderen van de berekening van het accres.
In het Coalitieakkoord is tevens een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken. Overigens vindt vanaf 2026 nog wel indexatie plaats voor de loon- en prijsontwikkeling.
Zie voor meer informatie over de normeringssystematiek het onderdeel 3 Beleidsprioriteiten van dit jaarverslag.
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (zie A) kan – indien beschikbaar – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
D) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
C. Beleidsconclusies
Vanuit het provinciefonds hebben provincies in 2022 middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Daarbij hebben de fondsbeheerders het bestaande verdeelmodel toegepast voor de algemene uitkering.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (Kamerstukken II 2017/18, 34775 B, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds in zijn totaliteit tegen het licht gehouden. In het jaar 2022 zijn stappen gezet in dit traject. In paragraaf 3 is dit bij de realisatie van de beleidsprioriteiten nader toegelicht.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2022 | 2022 | |
Verplichtingen | 2.454.353 | 2.499.097 | 2.570.874 | 2.552.029 | 2.833.456 | 2.540.680 | 292.776 |
Uitgaven | 2.454.311 | 2.467.056 | 2.602.954 | 2.541.945 | 2.843.511 | 2.540.680 | 302.831 |
Financiering provincies | |||||||
Bijdrage aan medeoverheden | 2.454.311 | 2.467.014 | 2.602.954 | 2.541.769 | 2.843.243 | 2.540.580 | 302.663 |
Algemene uitkering | 2.051.980 | 2.119.824 | 2.325.420 | 2.423.793 | 2.767.686 | 2.487.642 | 280.044 |
Decentralisatie-uitkeringen | 402.331 | 347.190 | 277.534 | 117.976 | 75.557 | 52.938 | 22.619 |
Kosten Financiële verhoudingswet | |||||||
Opdrachten | 0 | 42 | 0 | 176 | 268 | 100 | 168 |
Onderzoeken verdeelsystematiek | 0 | 42 | 0 | 176 | 268 | 100 | 168 |
Ontvangsten | 2.454.311 | 2.467.056 | 2.602.954 | 2.541.945 | 2.843.511 | 2.540.680 | 302.831 |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 292,8 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2022 (€ 246,4 mln.) en de tweede suppletoire begroting 2022 (€ 46,5 mln.) zijn aangebracht. Bij slotwet vindt een mutatie van ‒ € 0,1 mln. plaats. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 C, nr. 2) en in de slotwet.
Uitgaven
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting opwaarts bijgesteld met € 280 mln. en komen daarmee in totaal op € 2.767,7 mln. De hogere uitgaven zijn met name een gevolg van een opwaartse bijstelling van de accrestranche 2022 en van het beschikbaar stellen van middelen voor de compensatie van gederfde inkomsten Motorrijtuigenbelasting, in verband met de vrijstelling voor electrische voertuigen.
De bijstelling met € 280 mln. betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 247 mln. en € 33 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 C, nr. 2).
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting bijgesteld met € 22,6 mln. en komen daarmee in totaal op € 75,6 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2022.
De bijstelling met € 22,6 mln. betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 9,3 mln. en € 13,3 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 C, nr. 2).
Opdrachten
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,2 mln. hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2022 werd geraamd, en komt daarmee in totaal op € 0,3 mln.
Ontvangsten
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2022 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 302,8 mln. verhoogd tot € 2.843,5 mln. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2022 (€ 256,3 mln.), de tweede suppletoire begroting 2022 (€ 46,5 mln.) en slotwet (€ 0,1 mln.) zijn aangebracht.
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf
Paragraaf 1 - Uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
Rechtmatigheid
Er hebben zich geen overschrijdingen van de tolerantiegrenzen voorgedaan.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor het financieel en materieelbeheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 3: Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
C. Jaarrekening
6. Verantwoordingsstaat provinciefonds
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
01 | Provinciefonds | 2.540.680 | 2.540.680 | 2.540.680 | 2.833.456 | 2.843.511 | 2.843.511 | 292.776 | 302.831 | 302.831 |
7. Saldibalans provinciefonds
Intra-comptabele posten | |||||
1) Uitgaven ten laste van de begroting | 2.843.511 | 2.541.945 | 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting | 2.843.511 | 2.541.945 |
3) Liquide middelen | 0 | 0 | |||
4) Rekening-courant RHB1 | 0 | 0 | 4a) Rekening-courant RHB | 0 | 0 |
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 0 | 0 | 5a) Begrotingsreserves | 0 | 0 |
6) Vorderingen buiten begrotingsverband | 0 | 0 | 7) Schulden buiten begrotingsverband | 0 | 0 |
8) Kas-transverschillen | 0 | 0 | |||
Subtotaal intra-comptabel | 2.843.511 | 2.541.945 | Subtotaal intra-comptabel | 2.843.511 | 2.541.945 |
Extra-comptabele posten | |||||
9) Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a) Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 |
10) Vorderingen | 0 | 0 | 10a) Tegenrekening vorderingen | 0 | 0 |
11a) Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 110 Schulden | 0 | 0 |
12) Voorschotten | 7.955.885 | 7.611.696 | 12a) Tegenrekening voorschotten | 7.955.885 | 7.611.696 |
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 0 | 13) Garantieverplichtingen | 0 | 0 |
14a) Tegenrekening andere verplichtingen | 35 | 10.091 | 14) Andere verplichtingen | 35 | 10.091 |
15) Deelnemingen | 0 | 0 | 15a) Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 |
Subtotaal extra-comptabel | 7.955.920 | 7.621.787 | Subtotaal extra-comptabel | 7.955.920 | 7.621.787 |
Totaal | 10.799.431 | 10.163.732 | Totaal | 10.799.431 | 10.163.732 |
- Rijkshoofdboekhouding
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2022 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting en Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2022 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2022 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen en een algemene maatregel van bestuur definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in tabel 5 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
Algemene uitkering | ||
2019 | 0 | 2.146.168 |
2020 | 2.299.076 | 2.299.076 |
2021 | 2.433.693 | 2.423.793 |
2022 | 2.757.786 | 0 |
subtotaal | 7.490.555 | 6.869.037 |
Decentralisatie-uitkeringen | ||
2019 | 0 | 352.886 |
2020 | 271.797 | 271.797 |
2021 | 117.976 | 117.976 |
2022 | 75.557 | 0 |
subtotaal | 465.330 | 742.659 |
TOTAAL | 7.955.885 | 7.611.696 |
Algemene uitkering
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2022 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het desbetrefende uitkeringsjaar per 31 december 2021 nog niet was opgemaakt.
Decentralisatie-uitkeringen
De voorschotten voor de decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
ontstaan in 2022 | 2.843.243 |
afgerekend in 2022 | 2.499.054 |
voorschotten per 31-12-2022 | 7.955.885 |
De stand openstaande voorschotten is per saldo toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2021. Een toename van de openstaande voorschotten heeft plaatgevonden voor de algemene uitkering voor de jaren 2021 en 2022 en de decentralisatie- uitkeringen voor het jaar 2022. Een afname heeft plaatsgevonden doordat de AMvB, waarmee de decentralisatie-uitkeringen uit 2019 worden vastgesteld, in 2022 is gepubliceerd. En doordat de algemene uitkeringen uit 2019 via beschikkingen zijn vastgesteld.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering, de decentralisatie-uitkeringen en de onderzoeken verdeelsystematiek opgenomen. Het bedrag is in tabel 7 gespecificeerd.
Onderzoeken verdeelsystematiek | 184 | 114 | 268 | 0 | 30 |
Algemene uitkering | 9.900 | 2.757.786 | 2.767.686 | 0 | 0 |
Decentralisatie-uitkeringen | 6 | 75.557 | 75.557 | ‒ 1 | 5 |
Totaal | 10.090 | 2.833.457 | 2.843.511 | ‒ 1 | 35 |