Jaarverslag Gemeentefonds 2022
Jaarverslag en slotwet Gemeentefonds 2022
Jaarverslag
Nummer: 2023D17832, datum: 2023-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36360-B-1).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Onderdeel van kamerstukdossier 36360 B-1 Jaarverslag en slotwet Gemeentefonds 2022.
Onderdeel van zaak 2023Z07619:
- Indiener: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Medeindiener: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-05-24 14:00: Jaarverslag Gemeentefonds 2022 (36360-B-1) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-01 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-12 10:00: Jaarverslagen en slotwetten over het jaar 2022 Hfst. VII het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, B het Gemeentefonds en C het Provinciefonds (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-07-06 15:44: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022–2023 |
36 360B | Jaarverslag en slotwet gemeentefonds 2022 |
Nr. 1 |
Ontvangen 17 mei 2023 |
Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 39.981.438.000
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 39.981.438.000
A. Algemeen
1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag van het gemeentefonds (B) over het jaar 2022 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties én de Staatssecretaris van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2022 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
- het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
- de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
- de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
- de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
- het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2022;
- het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
- het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
- de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2022 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2022, alsmede over de saldibalans over 2022 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.G.J. Bruins Slot
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Tweede Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van De Voorzitter van de Eerste Kamer, Handtekening: Datum: |
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. Leeswijzer
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2022 van het gemeentefonds.
Gemeentefonds
Het jaarverslag van het gemeentefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk, maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het gemeentefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het gemeentefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Toelichting verschillen
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2022 betrekking hebbende, begrotingen van het gemeentefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2022 en de eerste en tweede suppletoire begrotingen 2022) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij de ontwerpbegroting 2022 van het gemeentefonds van belang zijn. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Incidentele Suppletoire Begrotingen
In de loop van 2022 zijn twee incidentele suppletoire begrotingen (ISB) gepubliceerd (Kamerstukken II 2021/22, 36065, nr. 1 en Kamerstukken II, 2022/23, 36211, nr. 1). De mutaties uit deze ISB's zijn in dit jaarverslag respectievelijk verwerkt in de standen van de eerste suppletoire begroting (1e ISB) en de tweede suppletoire begroting (2e ISB).
Indeling
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2022. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2022 wat betreft het gemeentefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van het jaarverslag 2021 zijn geen wijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2023 en de Regeling agentschappen. Voor de begrotingsadministratie van het gemeentefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.
Focusonderwerp
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording 2022 verzocht aandacht te besteden aan de toepassing van artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet. In bijlage 1 bij dit jaarverslag wordt daarvan verslag gedaan.
Slotopmerking
Als gevolg van afronding wijkt in sommige tabellen het totaal af van de som der delen.
B. Beleidsverslag
3. Beleidsprioriteiten
Dit jaarverslag gaat in op de in 2022 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2022 geformuleerde beleidsprioriteiten. Daarbij wordt echter ook aandacht geschonken aan de voornemens van het kabinet Rutte IV, zoals vastgelegd in het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» (Kamerstukken II 2021/22, 35788, nr. 77).
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2022 beschreven. Vervolgens is een overzicht van steunmaatregelen ten aanzien van de coronapandemie opgenomen. Tot slot worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabel realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het gemeentefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2022
Interbestuurlijke en financiële verhoudingen
Op 6 april heeft Minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over de wijze waarop de fondsbeheerders het nieuwe verdeelmodel van de algemene uitkering van het gemeentefonds per 1 januari 2023 willen invoeren. Daarbij is het ingroeipad beperkt tot drie jaar en is het ingroeipad voor het eerste jaar bepaald op maximaal € 7,50 per inwoner (in plaats van maximaal € 15 per inwoner). Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lage sociaal economische status geldt tot en met 2025 een aangepast ingroeipad. Dat geldt eveneens voor gemeenten die tot en met 2022 aanvullende middelen ontvingen vanwege bevolkingsdaling. Tevens is, op advies van de ROB, een onderzoeksagenda opgesteld. Deze onderzoeksagenda is op 5 juli aan de Tweede Kamer aangeboden.
In januari 2022 is het Kabinet Rutte IV aangetreden. Op 24 januari heeft de Minister van BZK haar Hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer gestuurd. Eén van de overkoepelende thema’s die de Minister benoemt is «Werken aan een stabiele en toekomstbestendige financiering van de medeoverheden». Op dat thema zijn in het afgelopen jaar stappen gezet.
In het regeerakkoord is opgenomen dat, om een stabielere financiering voor de medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten, in de komende jaren een nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025 wordt uitgewerkt, waarbij de mogelijkheid voor een groter eigen belastinggebied wordt betrokken. Op 11 juli heeft de Minister via de Kamerbrief «Contourennota financieringssystematiek medeoverheden» de Tweede Kamer geïnformeerd over de stappen die het kabinet wil zetten om te komen tot een nieuwe financieringssystematiek voor medeoverheden (Kamerstuken II 2021/22, 35925 VII, nr. 170). Op 7 oktober heeft de Minister de Tweede Kamer nader geïnformeerd over het vervolg van deze aanpak (Kamerstukken II 2022/23, 36200 B, nr. 10). Ook heeft het kabinet het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. De VNG heeft laten weten met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het gemeentefonds wordt daardoor stablieler voor de periode 2022-2025.
De financiële positie van gemeenten heeft de aandacht van het Kabinet. Zo zijn in het regeerakkoord reeds diverse maatregelen getroffen om die positie tot en met 2025 te versterken. Zowel gedurende deze kabinetsperiode als daarna komt extra financiële ruimte beschikbaar. Zo is er over de periode 2022-2025 meer accres beschikbaar dan eerder geraamd, is de oploop van de opschalingskorting bevroren tot en met 2025 en is er extra geld beschikbaar gekomen voor de jeugdzorg en voor de uitvoeringskosten klimaatbeleid. Bij de hierboven gememoreerde Kamerbrief van 7 oktober heeft de Minister het ‘Integraal Overzicht Financiën» gepresenteerd. Dit wordt een jaarlijks terugkerend overzicht waarin over verschillende aspecten van de gemeentelijke financiën wordt gerapporteerd.
Op 25 maart heeft de Minister het rapport «Advies over het uitkeringsstelsel tussen Rijk en provincies en gemeenten» naar de Tweede Kamer gestuurd. Het rapport was richtinggevend voor de verdere uitwerking van de gewenste en benodigde aanpassingen in het uitkeringsstelsel. Deze uitwerking heeft plaats gevonden binnen een interdepartementale Taskforce. Op 11 juli is de Tweede Kamer nader geïnformeerd, via een bijlage bij de hierboven genoemde Contourennota. De verbeteringen en het honoreren van het vormgeven van de bestuurlijke wensen in de onderlinge samenwerking worden doorgevoerd door aanpassingen binnen de bestaande decentralisatie uitkering en specifieke uitkering. Dit vraagt herziening van de Financiële-verhoudingswet. Het streven is om deze herziening in 2024 af te ronden.
Ook is in 2022, als onderdeel van de Actieagenda Sterk Bestuur, gewerkt aan de invoering van de «Uitvoerbaarheidstoets Decentrale Overheden (UDO)». Die toets moet waarborgen dat gemeenten en provincies bij nieuwe taken toegerust zijn om die uit te voeren. Het instrument benadrukt het belang en faciliteert het proces om als Rijk en medeoverheden samen op te trekken bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsvoornemens, waarbij zowel bestuurlijke als financiële aspecten worden belicht.
Corona steunmaatregelen
Ook in 2022 heeft het Rijk maatregelen getroffen om medeoverheden tegemoet te komen voor extra uitgaven en/of gederfde inkomsten als gevolg van de coronapandemie. Deze maatregelen zijn, voor zover ze betrekking hebben op het gemeentefonds, verwerkt in de verschillende begrotingen van het gemeentefonds (zie tabel 1 hieronder).
Overzicht coronasteunmaatregelen
Bijzondere bijstand | 15,0 | 15,0 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2 |
Gemeentelijk schuldenbeleid | 30,0 | 30,0 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2 |
Re-integratie | 14,7 | 14,7 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2 |
Additionele impuls re-integratie | 43,4 | 43,4 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 2 |
Gemeenteraadsverkiezingen 2022 | 30,4 | 30,4 | Kamerstukken II 2021/22, 35420, nr. 466 en Kamerstukken II 2021/22, 35925 B, nr. 15 |
Crisisdienstverlening | 33,1 | 33,1 | Kamerstukken II 2020/21, 35570 VIII, nr. 185 en Kamerstukken 2021/22, 36120 B, nr. 2 |
Inkomstenderving 2020 | 151,8 | 151,8 | Kamerstukken II 2020/21, 35420, nr. 207 en Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 |
Peuteropvang | 0,2 | 0,2 | Kamerstukken II 2022/23, 36200 B, nr. 2 |
SW bedrijven | 10,0 | 10,0 | Kamerstukken II 2022/23, 36200 B, nr. 2 |
Inkomstenderving 2021 | 152,4 | 152,4 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Dichterbij dan je denkt | 8,4 | 8,4 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Bijzondere bijstand zelfstandigen | 4,6 | 4,6 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Continuïteit van zorg | 54,8 | 54,8 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Handhaving quarantaineplicht | 1,0 | 1,0 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Overzicht maatregelen Oekraïne
1 | Gemeentefonds | Leerlingenvervoer Oekraïne | 22.000 | 22.000 | 22.000 | Kamerstukken II 2022/23, 36200 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
1 | Gemeentefonds | Meerkosten Oekraine sociaal domein | 25.500 | 25.500 | 25.500 | Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2 |
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2022
Als gevolg van het regeerakoord Rutte IV is voor 2022 meer accres beschikbaar gekomen voor de gemeenten. Tevens heeft het kabinet besloten de (verdere) oploop van de opschalingskorting voor de jaren 2022 tot en met 2025 te schrappen. Ook zijn er extra middelen beschikbaar gesteld voor de invoering van de Omgevingswet en van de Wet kwaliteitsborging bouw. Tot slot heeft het kabinet het voorstel aan de VNG en het IPO gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten. De VNG heeft laten weten met dit voorstel in te stemmen. Het accres voor het gemeentefonds wordt daardoor stablieler voor de periode 2022-2025.
Daarnaast zijn in de loop van 2022 extra middelen beschikbaar gesteld in verband met de gevolgen van de coronapandemie (zie de tabel hierboven), voor de stijging van de zorgsalarissen, voor de versterking dienstverlening, en vanwege het verstrekken van een energietoelage aan huishoudens met een laag inkomen.
4. Beleidsartikelen
Artikel 1 Gemeentefonds
A. Algemene doelstelling
Via het gemeentefonds wordt bewerkstelligd dat de gemeenten middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties en de Minister van Financiën, namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het gemeentefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende gemeenten.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of gemeenten als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema's is er een aantal instrumenten en activiteiten.
Beleidsthema 1: gemeenten via het gemeentefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds gekoppeld is aan de ontwikkeling van de accres-relevante uitgaven van het Rijk (ARU), dit wordt ook wel aangeduid als het principe «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het gemeentefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd. De normeringssystematiek is in werking sinds 1995 en berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
In het Coalitieakkoord is het accres voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. Wel is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor de verschillende investeringspakketten specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor de bijbehorende fondsen uit te zonderen van de berekening van het accres.
In het Coalitieakkoord is tevens een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken. Overigens vindt vanaf 2026 nog wel indexatie plaats voor de loon- en prijsontwikkeling.
Zie voor meer informatie over de normeringssystematiek het onderdeel 3 Beleidsprioriteiten van dit jaarverslag.
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het gemeentefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door gemeenten, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de gemeenten zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de gemeenten kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats: rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (zie A) kan – indien bekend – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
D) Benchmark woonlasten
De OZB-opbrengsten van gemeenten werd tot en met 2019 op macroniveau gemaximeerd door jaarlijks een percentage vast te stellen waarmee de som van de OZB-opbrengsten van alle gemeenten mocht groeien. Met ingang van 2020 is een benchmark woonlasten geïntroduceerd ter vervanging van de macronorm OZB.
E) Artikel 12 gemeenten
Indien een gemeente grote financiële tekorten op de begroting heeft over langere tijd, dan kan de gemeente om een extra uitkering uit het gemeentefonds vragen. De gemeente krijgt dan een artikel 12-status en komt onder toezicht te staan van de provincie. Het aantal gemeenten dat een beroep doet op artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet is een indicator van de financiële positie van gemeenten. Dat aantal is de laatste jaren beperkt gebleven tot twee.
F) Monitoring nieuwe middelen sociaal domein
Het College van Burgemeester en Wethouders legt over de besteding van de middelen sociaal domein uitsluitend financiële verantwoording af aan de gemeenteraad. Het Rijk vraagt geen verantwoording over de rechtmatigheid van de besteding door gemeenten. Wel monitort het Rijk de uitvoering van de taken van het sociaal domein, om de systeemverantwoordelijkheid van vakministers en fondsbeheerders te kunnen borgen. Het Rijk ontvangt daartoe via het informatiesysteem Informatie voor derden (Iv3) per gemeente informatie over de uitgaven in het sociaal domein. Iv3 is geen verantwoordingsinformatie en op basis van Iv3 kan niet worden teruggevorderd.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over gemeenten die elk van de gemeenten in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
G) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het gemeentefonds wordt over de gemeenten verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven. Dit verdeelsysteem heeft als doel gemeenten in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de gemeenten.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de gemeenten bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een gemeente uiteindelijk recht heeft, nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld. Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het gemeentefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
H) Periodiek onderhoudsrapport
Voor de verdeling van de financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is. De verdeling is adequaat als deze nog voldoende aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven, zoals blijkt uit de gemeentelijke begrotingen. Het POR verschijnt in principe jaarlijks als bijlage bij de begroting.
C. Beleidsconclusies
Vanuit het gemeentefonds hebben gemeenten in 2022 middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Daarbij hebben de fondsbeheerders het bestaande verdeelmodel toegepast voor de algemene uitkering.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (Kamerstukken II 2017/18, 34775 B, nr. 18) is onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het gemeentefonds in zijn totaliteit tegen het licht gehouden. In 2022 heeft de minister van BZK bekend gemaakt het nieuwe verdeelmodel per 1 januari 2023 te zullen invoeren. In paragraaf 3 is dit bij de realisatie van de beleidsprioriteiten nader toegelicht.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2022 | 2022 | |
Verplichtingen | 29.371.165 | 31.075.999 | 33.482.207 | 35.128.367 | 40.376.061 | 35.801.495 | 4.574.566 |
Uitgaven | 29.083.134 | 31.297.982 | 33.436.400 | 35.028.123 | 39.981.438 | 35.801.495 | 4.179.943 |
Financiering gemeenten | |||||||
Bijdrage aan medeoverheden | 29.081.532 | 31.294.711 | 33.434.423 | 35.026.970 | 39.980.060 | 35.799.984 | 4.180.076 |
Algemene uitkering en de aanvullende uitkeringen | 16.494.393 | 25.116.658 | 26.817.031 | 29.139.098 | 33.721.227 | 30.674.140 | 3.047.087 |
Decentralisatie-uitkeringen | 1.228.909 | 1.678.685 | 1.807.676 | 1.645.290 | 1.967.441 | 985.328 | 982.113 |
Integratie-uitkering Voogdij 18+ | 680.360 | 704.592 | 731.492 | 742.059 | 745.391 | ‒ 3.332 | |
Integratie-uitkering Beschermd wonen | 1.809.397 | 1.938.274 | 1.488.899 | 1.498.275 | 1.425.741 | 72.534 | |
Integratie-uitkering Participatie | 1.999.848 | 2.122.682 | 1.982.603 | 1.965.262 | 1.888.667 | 76.595 | |
Integratie-uitkeringen Overig | 9.763 | 44.168 | 39.588 | 85.796 | 80.717 | 5.079 | |
Niet meer bestaand | 11.358.230 | ||||||
Kosten Financiële verhoudingswet | |||||||
Opdrachten | 1.507 | 2.943 | 1.208 | 456 | 476 | 911 | ‒ 435 |
Onderzoeken verdeelsystematiek | 1.507 | 2.943 | 1.208 | 456 | 476 | 911 | ‒ 435 |
Bijdragen aan ZBO's/RWT's | 95 | 328 | 769 | 697 | 902 | 600 | 302 |
Onderzoeken verdeelsystematiek | 95 | 328 | 769 | 697 | 902 | 600 | 302 |
Ontvangsten | 29.083.134 | 31.297.982 | 33.436.400 | 35.028.123 | 39.981.438 | 35.801.495 | 4.179.943 |
- De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, tweede incidentele suppletoire begroting (ISB) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB(s), die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 4.574,6 mln. opwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2022 (€ 3.297,8 mln.) en tweede suppletoire begroting 2022 (€ 1.277,6 mln.) zijn aangebracht. In de slotwet vindt een mutatie plaats van € -0,8 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Uitgaven
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 3.047,1 mln. en komen daarmee in totaal op € 33.721,2 mln. De hogere uitgaven zijn met name een gevolg van een opwaartse bijstelling van de accrestranche 2022 en van het beschikbaar stellen van middelen aan gemeenten voor de energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen.
De bijstelling met € 3.047,1 mln. betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 2.774,5 mln. en € 928,6 mln. In de slotwet 2022 vindt een mutatie plaats van € - 656,0 mln., vanwege overlopende betalingen naar 2023. Daaronder € 500 miljoen in verband met de energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen. Dit bedrag is in de eerste week van januari 2023 aan gemeenten uitgekeerd. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 982,1 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.967,4 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2022, onder meer ter compensatie van extra uitgaven en gederfde inkomsten van gemeenten als gevolg van de coronapandemie.
De bijstelling met € 982,1 mln. betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 616,4 mln. en € 366,3 mln. en in de slotwet van € - 0,5 mln., vanwege overlopende betalingen naar 2023. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Integratie-uitkering Voogdij 18+
De uitgaven van de integratie-uitkering Voogdij 18+ worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € - 3,3 mln. en komen daarmee in totaal op € 742,1 mln.
Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 26,7 mln. en € - 30,0 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Integratie-uitkering Beschermd wonen
De uitgaven van de integratie-uitkering Beschermd wonen worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 72,5 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.498,3 mln.
Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 69,7 mln. en € 2,8 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Integratie-uitkering Participatie
De uitgaven van de integratie-uitkering Participatie worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 76,6 mln. en komen daarmee in totaal op € 1.965,3 mln.
Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van respectievelijk € 66,6 mln. en € 10,0 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Integratie-uitkeringen Overig
De uitgaven van de integratie-uitkeringen Overig van het gemeentefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting bijgesteld met € 5,1 mln. en komen daarmee in totaal op € 85,8 mln.
Bij de eerste suppletoire begroting 2022 hebben eerdere mutaties plaatsgevonden van € 5,1 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de eerste suppletoire begroting (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Opdrachten
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,4 mln. lager uit dan in de ontwerpbegroting 2022 werd geraamd. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder opdrachten komt hiermee op € 0,5 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Kosten Financiële-verhoudingswet
Het gerealiseerde bedrag komt € 0,3 mln. hoger uit dan in de ontwerpbegroting 2022 werd geraamd, doordat enkele bijdragen zijn verstrekt die als opdracht waren begroot. Het gerealiseerde bedrag voor de kosten Financiële-verhoudingswet onder opdrachten komt hiermee op € 0,9 mln. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van beide suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2021/22, 36120 B, nr. 2 en Kamerstukken II 2022/23, 36250 B, nr. 2) en in de slotwet 2022.
Ontvangsten
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het gemeentefonds voor 2022 worden de ontvangsten met € 4.179,9 mln. verhoogd tot € 39.981,4 mln. Deze verhoging is de som van de mutaties die bij eerste suppletoire begroting 2022 (€ 3.559,2 mln.), tweede suppletoire begroting 2022 (€ 1.277,6 mln.) en in de slotwet 2022 ( € - 656,9 mln.) zijn aangebracht.
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf
Paragraaf 1 - Uitzonderingsrapportage voor de volgende vier verplichte onderdelen:
Rechtmatigheid
Er hebben zich geen overschrijdingen van de tolerantiegrenzen voorgedaan.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Financieel en materieelbeheer
Voor het financieel en materieelbeheer wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Voor overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Voor de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Voor de belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Bijlage 1 Focusonderwerp jaarverslag 2022
Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B, nr. 6 | NvW OW | Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2022 | nee | nee | nee | 5-10-2021 | 21-12-2021 |
Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B, nr. 13 | NvW OW | Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2022 | nee | nee | nee | 10-11-2021 | 21-12-2021 |
Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B, nr. 15 | NvW OW | Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds (B) voor het jaar 2022 | nee | nee | nee | 3-12-2021 | 21-12-2021 |
Kamerstukken II 2021/22, 36 065, nr. 1 | ISB1 | Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 (Incidentele suppletoire begroting inzake eenmalige energietoeslag lage inkomens) | nee1 | ja | ja | 23-3-2022 | 24-1-2023 |
Kamerstukken II 2021/22, 36 120 B, nr. 5 | NvW 1e sup | Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) | nee | ja | nee | 28-6-2022 | 12-7-2022 |
Kamerstukken II 2021/22, 36 120 B, nr. 6 | NvW 1e sup | Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) | nee | nee | nee | 7-7-2022 | 12-7-2022 |
Kamerstukken II 2021/22, 36 211, nr. 1 | ISB2 | Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake energietoeslag lage inkomens) | nee | ja | ja | 23-9-2022 | 24-1-2023 |
- Aangezien het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het beleidsmatig verantwoordelijke departement is, is afgesproken dat de toepassing van artikel 2.27 CW opgenomen zou worden in de desbetreffende begrotingsdocumenten van SZW.
Toelichting
In de verantwoording over 2022 is het focusonderwerp de terugkeer naar een regulier en voorspelbaar begrotingsproces. Er wordt ingegaan op de volgende aspecten:
- De gemaakte afwegingen bij het indienen van spoedeisende begrotingsvoorstellen;
- de gemaakte afwegingen bij het modaliteiten die daarvoor bestaan en
- de gemaakte afwegingen bij een beroep op de artikelen 2.25, tweede lid en 2.27, tweede lid van de Comptabiliteitswet. Indien hier geen beroep op is gedaan wordt dit niet verder toegelicht bij een Nota van Wijziging.
1. Nota van Wijziging op Ontwerp Wet 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B nr. 6
Naar aanleiding de Algemene Politieke Beschouwingen heeft het kabinet besloten tot een aanvullend pakket aan maatregelen, onder andere op het terrein van de zorg. Aangezien de gemeenten geen accres ontvangen over het aanvullende pakket, maar wel te maken zullen krijgen met toename van salarissen in hun zorgdomein, heeft het Kabinet extra geld beschikbaar gesteld aan gemeenten.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand van 2022. De Kamerbehandeling van de ontwerpbegroting had nog niet plaats gevonden. Om deze reden is gekozen voor een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2022.
2. Nota van Wijziging op Ontwerp Wet 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B, nr. 13
Naar aanleiding van het rapport «Ongekend onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag heeft het Kabinet structureel € 150 mln. beschikbaar gesteld voor de versterking van de directe dienstverlening aan inwoners door gemeenten. Deze middelen worden voor een groot deel via het gemeentefonds uitgekeerd aan de gemeenten.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand van 2022. De Kamerbehandeling van de ontwerpbegroting had nog niet plaats gevonden. Om deze reden is gekozen voor een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2022.
3. Nota van Wijziging op Ontwerp Wet 2022, Kamerstukken II 2021/22, 35 925 B nr. 15
Het kabinet heeft € 30,380 mln. beschikbaar gesteld om gemeenten te compenseren voor de extra kosten die zij moeten maken bij het organiseren van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022 gezien de epidemiologische situatie. Een groot deel van de kosten maken de gemeenten in de aanloop naar deze verkiezingen.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand van 2022. De Kamerbehandeling van de ontwerpbegroting had nog niet plaats gevonden. Om deze reden is gekozen voor een Nota van Wijziging op de ontwerpbegroting 2022.
4. 1e Incidentele Suppletoire Begroting 2022, Kamerstukken II 2021/22, 36 065 B nr. 1
Dit betrof de energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen. Het was van groot belang om dat geld zo snel mogelijk bij gemeenten terecht zou komen, zodat de gemeenten ook zo snel mogelijk konden gaan uitkeren aan deze huishoudens.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand 2022 en de kamerbehandeling van de ontwerpbegroting 2022 had reeds plaats gevonden en de eerste suppletoire 2022 was nog te ver weg in de tijd. Om deze reden is er gekozen voor een Incidentele suppletoire begroting.
Hierbij is geen beroep gedaan op lid 2 van artikel 2.27 van de Compabiliteitswet 2016 omdat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het beleidsmatig verantwoordelijke departement was. Daarom afgesproken dat de toepassing van artikel 2.27 CW opgenomen zou worden in de desbetreffende begrotingsdocumenten van SZW.
5. Nota van Wijziging op 1e suppletoire begroting 2022, Kamerstukken II 2021/22, 36 120 B nr. 5
Dit betrof de uitvoeringskosten voor gemeenten van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging bouw, die voor 2022 reeds waren toegezegd in het coalitieakkoord Rutte IV.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand van 2022. De Kamerbehandeling van de 1e suppletoire begroting had nog niet plaats gevonden. Om deze reden is gekozen voor een Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van 2022.
6. Nota van Wijziging op 1e suppletoire begroting 2022, Kamerstukken II 2021/22, 36 120 B nr. 6
Dit betrof de energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen. Het was van groot belang om dat geld zo snel mogelijk bij gemeenten terecht zou komen, zodat de gemeenten ook zo snel mogelijk konden gaan uitkeren aan deze huishoudens.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand 2022. De kamerbehandeling van de 1e suppletoire begroting had nog niet plaats gevonden. Om deze reden is er gekozen voor een Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van 2022.
7. 2e Incidentele Suppletoire Begroting 2022, Kamerstukken II 2021/22, 36 211 B nr. 1
Dit betrof de energietoelage voor huishoudens met een laag inkomen. Het was van groot belang dat dit geld zo snel mogelijk bij gemeenten terecht zou komen, zodat de gemeenten ook zo snel mogelijk konden gaan uitkeren aan deze huishoudens.
Dit betrof een mutatie op de begrotingsstand 2022 en de kamerbehandeling van de eerste suppletoire begroting 2022 had al plaats gevonden en de tweede suppletoire begroting 2022 was nog te ver weg. Om deze reden is er gekozen voor een Incidentele suppletoire begroting.
Hierbij is geen beroep gedaan op lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016, in de veronderstelling dat autorisatie van deze middelen in deze ISB2 tijdig (in 2022) en in samenhang met de Ontwerpbegroting 2023 (inclusief NvW) door de Tweede en Eerste Kamer zou plaatsvinden.
C. Jaarrekening
6. Verantwoordingsstaat van het gemeentefonds
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
01 | Gemeentefonds | 35.801.495 | 35.801.495 | 35.801.495 | 40.376.061 | 39.981.438 | 39.981.438 | 4.574.566 | 4.179.943 | 4.179.943 |
- De stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, tweede suppletoire begroting, tweede incidentele suppletoire begroting (ISB) en de slotwet. De reden hiervoor is dat in deze wetten de ISB(s), die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, zijn opgeteld bij vastgestelde begroting en in het jaarverslag niet.
7. Saldibalans
Intra-comptabele posten | |||||
1) Uitgaven ten laste van de begroting | 39.981.438 | 35.028.123 | 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting | 39.981.438 | 35.028.123 |
3) Liquide middelen | 0 | 0 | |||
4) Rekening-courant RHB1 | 0 | 0 | 4a) Rekening-courant RHB | 0 | 0 |
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve | 0 | 0 | 5a) Begrotingsreserves | 0 | 0 |
6) Vorderingen buiten begrotingsverband | 0 | 0 | 7) Schulden buiten begrotingsverband | 0 | 0 |
8) Kas-transverschillen | 0 | 0 | |||
Subtotaal intra-comptabel | 39.981.438 | 35.028.123 | Subtotaal intra-comptabel | 39.981.438 | 35.028.123 |
Extra-comptabele posten | |||||
9) Openstaande rechten | 0 | 0 | 9a) Tegenrekening openstaande rechten | 0 | 0 |
10) Vorderingen | 0 | 0 | 10a) Tegenrekening vorderingen | 0 | 0 |
11a) Tegenrekening schulden | 0 | 0 | 110 Schulden | 0 | 0 |
12) Voorschotten | 133.460.875 | 115.975.036 | 12a) Tegenrekening voorschotten | 133.460.875 | 115.975.036 |
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen | 0 | 0 | 13) Garantieverplichtingen | 0 | 0 |
14a) Tegenrekening andere verplichtingen | 657.195 | 262.572 | 14) Andere verplichtingen | 657.195 | 262.572 |
15) Deelnemingen | 0 | 0 | 15a) Tegenrekening deelnemingen | 0 | 0 |
Subtotaal extra-comptabel | 134.118.070 | 116.237.608 | Subtotaal extra-comptabel | 134.118.070 | 116.237.608 |
Totaal | 174.099.508 | 151.265.731 | Totaal | 174.099.508 | 151.265.731 |
- Rijkshoofdboekhouding
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2022 van het gemeentefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting en Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2022 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2022 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan gemeenten. De gemeenten ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de gemeenten worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen en een algemene maatregel van bestuur definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat met name uit voorschotten aan gemeenten op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in tabel 5 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
Onderzoek en bijdragen organisaties | ||
2021 | 0 | 188 |
2021 | 108 | 108 |
2022 | 307 | 0 |
subtotaal | 415 | 296 |
Algemene uitkering | ||
2018 | 0 | 16.540.453 |
2019 | 25.116.618 | 25.116.618 |
2020 | 26.873.206 | 26.889.854 |
2021 | 29.237.028 | 29.006.405 |
2022 | 33.507.161 | 0 |
subtotaal | 114.734.013 | 97.553.330 |
Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen | ||
2019 | 0 | 5.953.795 |
2020 | 6.589.125 | 6.589.125 |
2021 | 5.888.789 | 5.878.489 |
2022 | 6.248.533 | 0 |
subtotaal | 18.726.447 | 18.421.409 |
TOTAAL | 133.460.875 | 115.975.036 |
Algemene uitkering
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2022 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het desbetreffende uitkeringsjaar per 31 december 2021 nog niet was opgemaakt.
Integratie-uitkeringen / decentralisatie-uitkeringen
De voorschotten voor de integratie- en decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het gemeentefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het gemeentefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een AMvB.
ontstaan in 2022 | 39.980.367 |
afgerekend in 2022 | 22.494.527 |
voorschotten per 31-12-2022 | 133.460.875 |
De stand openstaande voorschotten is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2021. Ten eerste zijn de voorschotten voor de verschillende uitkeringen over 2022 aan de stand voorschotten toegevoegd. Deze voorschotten zijn ontstaan in 2022 voor een bedrag van € 39,8 mld. Ook zijn nog aanvullende voorschotten verstrekt op de uitkeringen over 2021 voor € 0,2 mld. Daar tegenover staat voor een bedrag van € 22,5 mld. aan afgerekende voorschotten. Deze afrekening hangt samen met de publicatie in 2022 van de algemene maatregel van bestuur (AMvB), waarmee de integratie- en decentralisatie-uitkeringen uit 2019 zijn vastgesteld. Ook zijn in 2022 de beschikkingen verzonden waarmee de algemene uitkeringen 2018 van de gemeenten zijn vastgesteld.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, openstaande betalings-verplichtingen uit hoofde van de integratie- en decentralisatie-uitkeringen, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van onderzoek en bijdragen organisaties opgenomen. Het bedrag is in tabel 7 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
Onderzoek en bijdragen organisaties | 1.122 | 1.023 | 1.378 | 0 | 767 |
Algemene uitkering | 251.074 | 34.126.138 | 33.721.227 | 0 | 655.986 |
Integratie- en decentralisatie-uitkeringen | 10.376 | 6.248.965 | 6.258.833 | ‒ 65 | 443 |
Totaal | 262.572 | 40.376.126 | 39.981.438 | ‒ 65 | 657.195 |
De stand openstaande verplichtingen is toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2021. Dit is vooral veroorzaakt doordat een groter deel van de algemene uitkering 2022 nog niet is uitgekeerd aan de gemeenten. Bij de integratie- en decentralisatie-uitkeringen is het nog openstaande bedrag sterk afgenomen. Een volledig overzicht van de nog niet tot betalingen gekomen bedragen voor de decentralisatie- en integratie-uitkeringen is opgenomen in de slotwet 2022.
Er zijn geen negatieve bijstellingen verwerkt die per saldo een omvang hebben van meer dan 10% en of meer dan € 0,1 mln. ten opzichte van de verplichtingenstand per 31-12-2022.