[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Deltafonds 2022

Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2022

Jaarverslag

Nummer: 2023D17892, datum: 2023-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36360-J-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36360 J-1 Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2022.

Onderdeel van zaak 2023Z07600:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022–2023
36 360J Jaarverslag en Slotwet Deltafonds 2022
Nr. 1

Jaarverslag van het deltafonds (J)

Ontvangen 17 mei 2023

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 miljoen). Totaal € 1.382.294

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 miljoen). Totaal € 1.327.784

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van het Deltafonds (J) over het jaar 2021 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2021 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2022
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2022 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2022, alsmede over de saldibalans over 2022 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Minster van Infrastructuur en Waterstaat,

MarkHarbers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Voor u ligt het jaarverslag van het Deltafonds, Hoofdstuk J van de Rijksbegroting. Naast het Deltafonds kent IenW ook de Beleidsbegroting Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII) en het Mobiliteitsfonds (Hoofdstuk A). Van deze begrotingen zijn separate jaarverslagen opgesteld.

In de Waterwet (stb. 2009, nr 107) is opgenomen dat er een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Op grond van het amendement-Jacobi (Kamerstukken II, 2013-2014 33 503, nr. 8) is het met ingang van 1 januari 2015 mogelijk om de uitgaven op het gebied van waterkwaliteit, ook wanneer deze uitgaven geen relatie hebben met waterveiligheid en zoetwatervoorziening, te verantwoorden op het Deltafonds.

De producten van het Deltafonds zijn gerelateerd aan artikel 11 Integraal Waterbeleid op de beleidsbegroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting). De doelstelling van dit beleidsartikel is het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft en over voldoende zoetwater beschikt.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de beleidsbegroting van IenW (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

De apparaatsuitgaven en apparaatsontvangsten van het kerndepartement (met uitzondering van de Staf-Deltacommissaris) worden verantwoord op artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement van de begroting Hoofdstuk XII.

Opbouw

Het Jaarverslag van het Deltafonds bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. Een algemeen deel: hierin is naast deze leeswijzer de officiële officiëleofficiëleofficiëleaanbieding van het Jaarverslag aan de Staten-Generaal en het verzoek tot dechargeverlening opgenomen.
  2. Het beleidsverslag 2022 van het Deltafonds, deze bestaat uit:

    1. Het Deltafondsverslag 2022, waarin een korte terugblik is opgenomen met betrekking tot de realisatie van de belangrijkste uitvoeringsprioriteiten over het verslagjaar 2022;
    2. De productartikelen van het Deltafonds;
    3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.
  3. De Jaarrekening 2022 van het Deltafonds, deze bestaat uit de verantwoordingstaat en saldibalans van het Deltafonds.
  4. De volgende twee bijlagen:

    1. Instandhouding;
    2. Afkortingenlijst.

Normering jaarverslag

De financiële informatie in het beleidsverslag (onderdeel B) wordt gepresenteerd door middel van de tabellen ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. Verschillen tussen de vastgestelde begroting en de realisatie worden conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2023 op het niveau van de financiële instrumenten toegelicht volgens onderstaande uniforme ondergrenzen. In aanvulling hierop worden ook de verschillen van de verplichtingen volgens deze ondergrenzen toegelicht.

< 50 1 2
≥ 50 en < 200 2 4
≥ 200 < 1000 51 51
≥ 1000 51 51
  1. Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015-2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen.

Afronding budgettaire tabellen en verantwoordingsstaat

De verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat zijn in lijn met de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften naar boven afgerond. Om aansluiting te hebben tussen de budgettaire tabellen en de verantwoordingsstaat, zijn de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in budgettaire tabellen waar relevant tevens naar boven afgerond. Met deze werkwijze komen de cijfers in de verantwoordingsstaat overeen met de cijfers zoals opgenomen in de budgettaire tabellen.

Inzicht in budgetten van verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma's

Het inzicht in de budgetten van de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma’s wordt vergroot door begrotingsmutaties expliciet in de MIRT projectoverzichten zichtbaar te maken op projectniveau (toezegging WGO van 22 juni 2011). Deze projectoverzichten zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

  1. Van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;
  2. Van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

In aanvulling op de toelichting op de budgettaire tabel, worden bij de projectoverzichten van het realisatieprogramma wijzigingen van het kasbudget op projectniveau toegelicht conform de staffel «Norm bij te verklaren verschillen» behorende bij de budgettaire tabel.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2023 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Indicatoren en kengetallen

Het jaarverslag is opgesteld conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). De RBV stelt dat er op 15 maart een door de Auditdienst Rijk goedgekeurd jaarverslag aan de minister van Financiën wordt aangeboden en dat wijzigingen door vakministers, in uitzonderlijke gevallen, tot 25 maart verwerkt kunnen worden. Voor enkele indicatoren en kengetallen in de jaarverslagen van IenW zijn op deze momenten de realisatiegegevens nog niet beschikbaar en kunnen derhalve niet worden toegevoegd aan het jaarverslag. Hierdoor komt het voor dat er realisatiegegevens van indicatoren en kengetallen bekend worden ná het opstellen van het jaarverslag maar vóór publicatie van het jaarverslag. Deze gegevens worden, zoals in het jaarverslag aangegeven, bij de eerstvolgende begroting aan uw Kamer aangeboden.

Groeiparagraaf

Doorwerking wijzigingen Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften 2023

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften van de Minister van Financiën. In de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2023 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die doorwerken in dit jaarverslag op het gebied van:

  1. Bedrijfsvoeringsparagraaf
  2. Model saldibalans begrotingsfondsen
  3. Focusonderwerp: beroep op artikel 2.27 tweede lid CW 2016
  4. Bijlage moties en toezeggingen

Ad 1. Bedrijfsvoeringsparagraaf

  1. In het Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties, fouten en onzekerheden is in de tabel duidelijker scheiding aangebracht tussen de verschillende toleranties.
  2. De kolommen met het bedrag en de percentages van fouten en onzekerheden gerelateerd aan de coronamaatregelen zijn verwijderd. Wel is bij tolerantieoverschrijdingen gerelateerd aan coronamaatregelen dit tekstueel toegelicht onder de tabel.
  3. Met ingang van het verantwoordingsjaar 2022 wordt gerapporteerd over de belangrijkste materiële risico’s op fraude en corruptie.

Ad 2. Model saldibalans begrotngsfondsen

Voor de saldibalans van de begrotingsfondsen is een specifiek model in de RBV opgenomen. In dit model is door de minister van Financiën een uniforme werkwijze voor de presentatie van het verrekenen van het saldo van het voorgaande verslagjaar in de saldibalans voorgeschreven. Een batig saldo wordt gepresenteerd als saldo begrotingsfonds onder de ontvangsten als 2a, een nadelig saldo wordt verantwoord als onder de uitgaven op regel 1a. Het cumulatief saldo van het begrotingsfonds van het huidige jaar wordt verwerkt via de Rekening-courant RHB onder balanspost 4/4a.

Ad 3. Focusonderwerp: overzicht ISB's en NvW's en beroep op artikel 2.25 en/of 2.27 tweede lid van de comptabiliteitswet

Voor de verantwoording 2022 heeft de Tweede Kamer de «terugkeer naar een regulier en voorspelbaar begrotingsproces» als focusonderwerp aangewezen. De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd op welke wijze gevolg wordt gegeven aan dit onderwerp (Kamerstukken II 2021/2022, 31 865, nr. 215). Voor het focusonderwerp is een eenmalige bijlage bij het jaarverslag van de beleidsbegroting HXII opgenomen.

Ad 4. Bijlage moties en toezeggingen

In het jaarverslag is een bijlage opgenomen met door de Eerste en Tweede Kamer aanvaarde moties en door bewindslieden aan de Eerste en Tweede Kamer gedane toezeggingen. Daarin wordt per motie en toezegging de stand van zaken gepresenteerd met betrekking tot de uitvoering ervan.

Omzetverantwoording agentschappen

De minister van Financiën heeft IenW tot en met het verslaggevingsjaar 2023 een uitzondering verleend op de toepassing van het realisatiebeginsel. De uitzondering is van toepassing op artikel 26 van de Regeling Agentschappen en richtlijn 930 paragraaf 22 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

Informatiewaarde en leesbaarheid begroting en jaarverslag

In de begroting van 2023 is naar aanleiding van het Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek (WGO) jaarverslag 2021 van 23 juni 2022 voor het artikel 14 ‘Wegen en Verkeersveiligheid’ een pilot opgesteld ter bevordering van de informatiewaarde en leesbaarheid van de begroting. In dit WGO is toegezegd dat artikel 14 in de verantwoording 2022 tevens al zo veel als mogelijk vorm wordt gegeven in lijn met de opzet van de begroting 2023. Hiertoe zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  1. Algemeen: Voor ieder artikel is een samenvatting van de budgettaire tabel toegevoegd.
  2. Pilot artikel 14: Het artikel is gestructureerd langs een onderdelen, waarbij de daarbij behorende doelstellingen, rollen en verantwoordelijkheden meer in samenhang zijn gepresenteerd.

Het gesprek over de verbetering van informatiewaarde en leesbaarheid van de begroting met de rapporteur wordt gecontinueerd. De uitkomsten daarvan worden verwerkt in de begroting 2024.

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie-Schouw (Kamerstukken II 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbe­velingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenW heeft de Raad in 2022 geadviseerd om de investeringen in duurzaamvervoer te versnellen. In lijn met de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt bij de beleidsprioriteiten teruggekomen op deze aanbeveling.

Budgettair overzicht Oekraïne

Voorschrift vanuit de minister van Financiën is dat indien er in het jaar 2022 door het departement maatregelen zijn getroffen vanwege de oorlog in Oekraïne er door het betreffende departement een afzonderlijke overzicht van de budgettaire effecten in het beleidsverslag wordt opgenomen. IenW heeft in het jaar 2022 geen specifieke maatregelen (vergelijkbaar met het overzicht coronasteunmaatregelen) getroffen wegens de oorlog in Oekraïne, derhalve is er geen afzonderlijk budgettair overzicht opgenomen in het jaarverslag van IenW.

B. Beleidsverslag

3. Deltafondsverslag 2022

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd; de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer en zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien van zoetwater. Zo kan onze economie blijven profiteren van de gunstige ligging in de delta.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Mijlpalen en resultaten 2022

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2022 zijn opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2022 is gestart.

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

Voor het beheer en onderhoud zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen, peil- en hoogwaterbeheersing. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Exploitatie, Onderhoud en Vernieuwing van het Deltafonds. Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van exploitatie, onderhoud en vernieuwing wordt verwezen naar bijlage 1 Instandhouding van deze jaarverantwoording.

In 2022 heeft IenW onder meer de volgende activiteiten in het kader van exploitaie, onderhoud en vernieuwing uitgevoerd.

Hoofdwatersystemen Zandsuppleties basiskustlijn
Planfase Maas: vervanging, bediening en besturing
Planfase vervanging Sifons en Duikers onder de Brabantse kanalen
Planfase renovatie gemaal Heumen

Aanleg

In 2022 is voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma en Maaswerken. Hieronder volgen de mijlpalen die IenW bij deze programma’s in 2022 heeft behaald:

HWBP-2 Oplevering Dijkversterking Eemdijk en Zuidelijke randmeren
HWBP Start realisatie Vecht - Stenedijk Hasselt
Zettingvloeiing V3T
Steyl-Maashoek (19D)
Noordelijke Randmeerdijk
Rijnkade Arnhem
Zuid-Beveland, Westerschelde Hansweert
Nieuw Bergen (19N)
Stad Tiel excl. Fluvia
Tiel Waardenburg (TiWa)
Oplevering Lauwersmeerdijk
Emanuelpolder
Waaiersluiscomplex te Gouda
Maaswerken Oplevering Voor de Maaswerken zijn in 2022 geen nieuwe projecten opgestart of bestaande projecten afgerond.

Het HWBP is, zoals steeds de afgelopen jaren, sterk in beweging. Dit zorgt voor veel wijzigingen ten aanzien van de mijlpalen, zoals opgenomen in de begroting. Het programma heeft te maken met vertragingen, waardoor projecten later starten en opgeleverd worden. Voorspelbaarheid van het programma is een bestuurlijk aandachtspunt.

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2023 en het MIRT Overzicht 2023. Het Deltaprogramma is te vinden op de website van de Deltacommissaris.

4. Beleidsartikelen

4.1 Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 708.835 278.012 280.032 765.964 865.701 1.018.861 ‒ 153.160 1
Uitgaven 515.558 509.245 451.429 428.861 536.517 568.377 ‒ 31.860
1.01 Grote projecten waterveiligheid waterveiligheid 308.998 242.861 161.763 38.164 109.167 109.499 ‒ 332
1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten 147.362 156.824 141.647 12.644 85.955 77.722 8.233 2
1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten 72.542 41.694 9.852 991 913 1.202 ‒ 289
1.01.03 Ruimte voor de rivier 78.412 29.353 4.218 3.417 445 4.990 ‒ 4.545
1.01.04 Maaswerken 10.682 14.990 6.046 21.112 21.854 25.585 ‒ 3.731
1.02 Ontwikkeling waterveiligheid 199.682 258.320 282.887 381.902 416.639 448.187 ‒ 31.548
1.02.01 Planning waterveiligheid 1.140 14.694 11.386 46.018 38.125 53.721 ‒ 15.596 3
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 226 363 546 559 3.131 437 2694
1.02.02 Aanleg waterveiligheid 198.542 243.626 271.501 335.884 378.514 394.466 ‒ 15.952 4
1.03 Studiekosten 6.878 8.064 6.779 8.795 10.711 10.691 20
1.03.01 Studie en onderzoekskosten 6.878 8.064 6.779 8.795 10.711 10.691 20
1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid 208.552 205.107 193.910 174.597 208.140 166.404 41.736
1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWPB-2 120.473 4.740 57.391 309 104 0 104
1.09.02 Overige ontvangsten HWPB-2 0 1850 61 0 0 0 0
1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWPB 57.149 166.088 117.901 169.964 181.972 164.909 17.063 5
1.09.04 Overige ontvangsten HWPB 728 3258 5.150 100 13.430 0 13.430 6
1.09.05 Overige aanleg ontvangsten 30.202 29.171 13.407 4.224 12.634 1.495 11.139 7

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De per saldo lagere realisatie bij artikel 1 waterveiligheid (€ -153,2 miljoen), door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie betreft de projecten:
  1. Bij het programma HWBP-2 is de realisatie € 55 miljoen hoger dan bij het opstellen van de begroting werd voorzien. Deze hogere verplichtingenrealisatie wordt veroorzaakt bij het project Markermeerdijk (€ 53 miljoen), omdat de subsidie aanvraag van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hoger was dan begroot.) en Eemdijk (€ 2 miljoen), als gevolg van een hogere eindafrekening van het waterschap Vallei en Veluwe;
  2. Toename van het artikel als gevolg van toekenning van prijsbijstelling 2022 (€ 18 miljoen);
  3. Krib- en oeververlaging Pannerdensch Kanaal (€ 17 miljoen), waar de gunning is verschoven naar 2022 als gevolg van stikstofproblematiek.
  4. De lagere realisatie betreft de projecten:

    1. HWBP waar minder verplichtingen zijn aangegaan dan begroot (€ -202 miljoen). Deze lagere verplichtingen is opgebouwd uit plussen en minnen. Het programma is afhankelijk van de subsidie aanvragen van de uitvoeren de waterschappen / hoogheemraadschappen.
    2. Een aantal waterschappen heeft de beschikkingsaanvraag en jaar verschoven omdat meer voorbereidingstijd nodig is (€ -636 miljoen). Dit is van toepassing bij: Hollandse IJsselkering (€ -14 miljoen), Zwolle (€ -72 miljoen), Lauwersmeer (€ -43 miljoen), Gouderak (€ -161 miljoen), Maasovereenkomst (€ -184 miljoen), Ravenstein (€ -123 miljoen), Lob van Gennep (€ -15 miljoen), IJsseldijk (€ -8 miljoen),Centraal Holland (€ -8 miljoen) en Sterke Lekdijk (€ -8 miljoen);
    3. Hiertegenover staat dat een aantal projecten in 2021 hebben aangegeven meer voorbereidingstijd nodig te hebben en is de beschikkingsaanvraag in 2022 ontvangen en verplicht (€ 434 miljoen). Dit is van toepassing bij: Gorinchem – Waardenburg (€ 52 miljoen), Tiel – Waardenburg (€ 307 miljoen), Zwolle – Olst (€ 52 miljoen) en Koehool (€ 23 miljoen).
  5. Een verplichting voor het project IJsseldelta fase 2 is in 2021 aangegaan in plaats van 2022 (€ -40 miljoen).
  6. Diverse kleinere mutaties per saldo € -1,2 miljoen.
  1. De hogere realisatie voor programma HWBP-2/Waterschapsprojecten (€ 8,3 miljoen) is het gevolg van:

    1. Een hogere eindafrekening van het HWBP-2 project Versterking Eemdijk zuidelijke randmeren dan bij het opstellen van de begroting 2022 werd voorzien (€ 3,1 miljoen);
    2. Hogere uitgaven bij het project Markermeerdijk (€ 5,2 miljoen). Dit is veroorzaakt door de hogere subsidie aanvraag van het hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier (€ 2,6 miljoen) en het toevoegen van de prijsbijstelling 2022 (€ 2,6 miljoen).
  2. De lagere realisatie op planning Waterveiligheid (€ -15,6 miljoen) betreft met name betalingen voor het project IJsseldelta fase 2 die in 2021 zijn gerealiseerd in plaats van 2022 (€ -17,4 miljoen), een hogere realisatie door de start van de planuitwerking van het project Rivierklimaatpark IJsselpoort (€ 2 miljoen) en enkele kleinere mutaties (€ 0,2 miljoen).
  3. De lagere realisatie bij het artikelonderdeel 1.02.02 (€ -15,9 miljoen) is het gevolg van € 37,1 miljoen overprogrammering.

    HWBP Rijksprojecten kent een lagere realisatie van het project Hollandse IJsselkering, omdat de uitvoering van het project in 3 jaar plaatsvindt (€ -12,2 miljoen).

    Bij het project dijkversterking Marken is de uitvoering verschoven van 2022 naar 2023. Hierdoor zijn de termijnbedragen in 2022 lager dan voorzien (€ -8,4 miljoen); Vertraging bij de kribverlaging Pannerdens Kanaal (€ -6,2 miljoen) als gevolg van de PAS problematiek.

    Bij HWBP Waterschapsprojecten kent een lagere realisatie (€ -26,2 miljoen) door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie (€ 157,8 miljoen) betreft de projecten:

    1. Gorinchem-Waardenburg (€ 64,7 miljoen), door de snellere fysieke voortgang van het project;
    2. Zwolle-Olst (€ 28,9 miljoen) De goedkeuring van de provincie is verkregen en het project is gestart;
    3. Koehool , aanvraag voorzien in 2021, ontvangen en beschikking afgegeven in 2022 (€ 23,9 miljoen);
    4. Tiel-Waardenburg (€ 17,1 miljoen) door versnelde uitvoering;
    5. Zuid-Beveland: door snellere uitvoering van het project (€ 11,2 miljoen);
    6. Rijnkade Arnhem: hogere kosten vanwege stijging van de kosten van bouwstoffen (€ 6,3 miljoen);
    7. Gouw Zee, door eerdere uitbetaling van de voorfinanciering (€ 5,7 miljoen).

De lagere realisatie (€ -184 miljoen) betreft de projecten:

  1. Herziening van de planning door de keringbeheerders, waardoor de realisatie in 2022 lager uitkomt dan voorzien (€ -104,3 miljoen). Hierbij is uitgegaan van de actuele prognoses van de beheerder (waterschappen) die de projecten voorbereiden en uitvoeren. De gewijzigde planning is vastgesteld in het programmabestuur. Het gaat om de volgende projecten:
    1. Wolveren (€ -49,9 miljoen);
    2. Gouderak (€ -32,7 miljoen);
    3. Zettingsvloeiingen (€ -11,3 miljoen);
    4. IJsselmeerdijk bij Lelystad (€ -10,4 miljoen);
  1. Maasovereenkomst, vertraging bij diverse deelprojecten door vertraging in vaststelling van de interne scopes en archeologische vondsten (€ -36,4 miljoen);
  2. Zwolle: vanwege het uitblijven van de subsidie aanvraag (€ -24 miljoen);
  3. Waterschapsprojecten (€ -8,4 miljoen) omdat niet alle prijsbijstelling is opgevraagd;
  4. Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen (SAFE): door vertraging van de aanvraag in verband met latere bestuurlijke vaststelling van het voorkeursalternatief (€ -7,2 miljoen);
  5. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ -3,7 miljoen).
  1. De hogere ontvangsten (€ 17,1 miljoen) zijn het gevolg van de indexatie van de bijdragen van de Waterschappen in 2022 (€ 8,5 miljoen) en een hogere ontvangst in het kader van de verrekening Bestuursakkoord water (€ 8,6 miljoen).
  2. Ontvangsten HWBP: De hogere ontvangsten (€ 13,4 miljoen) zijn met name het gevolg van terugbetalingen van teveel ontvangen subsidies voor de projecten Noordelijke Maasvallei (€ 9,6 miljoen), Noordzeekanaal (€ 1,9 miljoen), Emanuelpolder (€ 1 miljoen), Sterke Lekdijk (€ 0,4 miljoen) en Waaiersluis Gouda (€ 0,3 miljoen).
  3. De hogere ontvangsten (€ 11,1 miljoen) zijn met name het gevolg van een bijdrage van de provincie Limburg met betrekking tot het project gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum (€ 4,5 miljoen) , een bijdrage van het Waterschap Zuiderzeeland met betrekking tot het project versterking Drontermeerdijk (€ 5,0 miljoen) en diverse kleinere ontvangsten (€ 1,6 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2022 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT Overzicht 2022, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2022.

Producten

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103).

Conform de Regeling Grote Projecten heeft de Tweede Kamer in 2022 de Voortgangsrapportages 21 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 32 698, nr. 66) en 22 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 32 698, nr. 70) ontvangen .

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2022 voldoen 86 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Het laatste HWBP-2 project, zijnde het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam, bevindt zich in de realisatiefase.

Projecten Nationaal 2022 2027
HWBP-2 Rijksprojecten 1 0 ‒ 1 170 170
HWBP-2 Waterschapsprojecten 78 86 8 2.551 2.581 1
Overige projectkosten (programmabureau) 1 0 ‒ 1 47 48
afrondingen 1 1
Programma realisatie 79 87 8 2.768 2.799
begroting (DF 1.01.01/02) 79 87 8

Toelichting

1. De hogere realisatie voor programma HWBP-2/Waterschapsprojecten (€ 8,3 miljoen) is het gevolg van:

  1. Een hogere eindafrekening van het HWBP-2 project Versterking Eemdijk zuidelijke randmeren dan bij het opstellen van de begroting 2022 werd voorzien (€ 3,1 miljoen);
  2. Hogere uitgaven bij het project Markermeerdijk (€ 5,2 miljoen). Dit is veroorzaakt door de hogere subsidie aanvraag van het hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier (€ 2,6 miljoen) en het toevoegen van de prijsbijstelling 2022 (€ 2,6 miljoen).

De toename van het projectbudget is het gevolg van prijsbijstelling (€ 28,1 miljoen).

Ruimte voor de Rivier

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Ruimte voor de Rivier beëindigd. Het laatste project dat bijdraagt aan de doelstelling van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is het project Reevesluis. Over dit project wordt gerapporteerd via het MIRT-overzicht.

Projecten Nationaal
Ruimte voor de Rivier 5 0 ‒ 5 2.248 2.250 2019 2019
Programma realisatie 5 0 ‒ 5 2.248 2.250 1
begroting (DF 1.01.03) 5 0 ‒ 5 2.248 2.250

Toelichting

1. De lagere realisatie Ruimte voor de Rivier betreft de risicoreservering 2022 die niet meer nodig is (-€ 4 miljoen). Het verschil betreft diverse kleinere mutaties (- € 0,5 miljoen).

De toename van het projectbudget (€ 2 miljoen), is het gevolg van een hogere ontvangst voor de percelen in Brummen en Voorst (€ 0,6 miljoen) en de prijsbijstelling 2022 (€ 0,8 miljoen).

Maaswerken

Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Zandmaas en Grensmaas beëindigd. De rapportage over de voortgang en afronding van het programma vindt plaats via het MIRT overzicht. Het prioritaire deel van dit werk is in 2020 afgerond.

Meetbare gegevens

Hoogwaterbeschermingsprogramma 100% in 2017 (gerealiseerd) 100 % in 2016
Natuurontwikkeling (94%) 1.208 ha (100%) 427 ha
Grind ten minste 35 miljoen ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

  1. Grensmaas: De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas is 1.208 ha. Het Ministerie van LNV neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (Kamerstukken II, 2014–2015, 18 106, nr. 230). De Minister heeft in maart 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat eind 2018 1.125 ha van de natuurdoelstelling Grensmaas gerealiseerd is (Kamerstukken II, 2018-2019, 18 106, nr. 247). Eind 2022 is 1.147 ha (94,9%) gerealiseerd.
  2. Zandmaas: De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning. In 2022 is € 19 miljoen betaald aan het Waterschap Limburg voor werkzaamheden conform de bestuursovereenkomst Sluitstukkaden Maasdal.
Projecten Zuid-Nederland
Grensmaas 0 3 2 115 115 2017-2027 2017-2027 1
Zandmaas 25 19 ‒ 6 398 399 2021 2021 2
afronding 1 ‒ 1 ‒ 1
Programma realisatie 26 22 ‒ 5 512 514
begroting (DF 1.01.04) 26 22 ‒ 5

Toelichting

De lagere realisatie Maaswerken (-€ 3,7 miljoen) is het gevolg van:

  1. Grensmaas, de hogere realisatie (€ 2,1 miljoen) is het gevolg van:

    1. start bescherming van de ondergrondse leiding waar Nafta door loopt (€ 8,8 miljoen)
    2. het niet claimen van de vergoeding voor kosten voor het beschermingen van leidingen in het winterbed (-2 miljoen);
    3. Diverse kleinere mutatie per saldo (-€ 4,7 miljoen).
  2. Zandmaas, de lager realisatie (-€ 5,9 miljoen) is het gevolg van:

    1. verschuiven van de risicoreservering 2022 (-€ 8,1 miljoen);
    2. vertraging in de voortgang van de eindafrekeningen van het gedeelte dijkring Neer (-€ 2 miljoen);
    3. de afhandeling van de eindafrekening dijkring Urmond en dijkringen PRIO 4 bij Milsbeek en Zelderheide (€ 2,6 miljoen)
    4. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ 1,6 miljoen).

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van IenW die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s.

Figuur 3 Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

1.02 Ontwikkeling waterveiligheid

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

1.02.01 Planning waterveiligheid

De planning waterveiligheid dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de planningsfase bevinden.

Projecten Nationaal
Reservering areaalgroei 14 14
Integraal Rivieren Management (IRM) (project Paddenpol) 5 23 2025 2025 1
Projecten Noordwest-Nederland
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterveiligheid 7 11 2
Projecten Zuid-Nederland
Meerkosten Rivierverruiming Rijn en Maas 133 177 3
Projecten Oost-Nederland
IJsseldelta fase 2 116 101 2022 2024 4
afronding
Totaal programma planuitwerking en verkenning 275 326
budget DF 1.02.01 275 326

PB is Projectbeslissing en TB is Trajectbesluit

Toelichting

  1. Integraal Rivieren Management (IRM)
    Vanuit de beleidsreservering IRM heeft een budgetoverheveling van € 16,8 miljoen plaatsgevonden in de periode 2023-2025 voor de uitvoering van de pilots/projecten IRM, te weten: rijksbijdrage aan het regioproject Dam Lateraalkanaal, de Veerweg Alphen en realisatie van de Lob van Gennep. Daarnaast heeft de prijsbijstelling 2022 plaatsgevonden € 1,1 miljoen.
  2. Meerkosten rivierverruiming Rijn en Maas
    Vanuit de beleidsreservering IRM heeft een budgetoverheveling van € 43 miljoen plaatsgevonden in de periode 2023-2026 voor diverse pilots/projecten Rivierverruiming Maas. Vanuit de beleidsreservering IRM heeft een budgetoverheveling van € 35 miljoen plaatsgevonden voor de financiering van Rivierverruiming Maas in periode 2023-2030 t.b.v. meerkosten van de projecten Well, Baarlo - Hout-Blerick (BHB) en Oeffelt. Daarnaast heeft de prijsbijstelling 2022 plaatsgevonden € 7,3 miljoen.
  3. EPK Planuitwerking en verkenning Waterveiligheid
    Ter financiering van de planuitwerking van het project Rivierklimaatpark Ijsselpoort is het projectbudget met € 3,6 miljoen verhoogd.
  4. IJsseldelta fase 2
    Het project nieuwe oeververbinding N307 is het laatste project in de programma IJsseldelta fase 2. De afronding van dit project vertraagt onder andere als gevolg van problemen in de uitvoering en exogene ontwikkelingen (Oekraïne-crisis en Corona) met verminderde leveringszekerheid. De doelstelling ten aanzien van de primaire waterkeringen en kunstwerken is in 2022 gerealiseerd. Het projectbudget is verlaagd in verband met een overboeking naar het BTW-compensatiefonds € -4,2 miljoen en een meevaller van € 10,8 miljoen.

1.02.02 Aanleg waterveiligheid

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de Rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en IenW. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheidsopgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011 en de daaropvolgende beoordelingsrondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle primaire waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het zesjarige programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Op basis van de nieuwe landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan, zijn ook in het programma 2023-2028 nieuwe projecten toegevoegd.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2023–2028 is op Prinsjesdag 2022 als onderdeel van het Deltaprogramma 2023 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Vooroeververdediging Oosterschelde en Westerschelde

De vooroeververdediging van de dijken in het Ooster- en Westerscheldegebied wordt versterkt. Het project vooroeverbestortingen is opgedeeld in verschillende clusters die verspreid over de tijd worden uitgevoerd. Inmiddels is het werk voltooid. Decharge verlening wordt in 2023 verwacht.

Na dit cluster zullen door het waterschap nog een aantal locaties worden aangepakt. Hiervoor is een overeenkomst afgesloten tussen Rijk, provincie en waterschap.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek zijn en worden projecten uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling in de uiterwaarden en om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma wordt uitgevoerd door de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben de beide ministeries bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie zijn nog lopende projecten afmaakt. De projecten Uiterwaardvergraving Afferdense en Deestse Waarden en Herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden zijn in 2021 afgerond en in beheer genomen. Hiermee is de IenW-opgave voor NURG afgerond en dient alleen nog dechargeverlening plaats te vinden.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenW en LNV een zandsuppletie uitgevoerd om de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde tegen te gaan. Het project is in de winter van 2019-2020 succesvol uitgevoerd met een omvang van 213 ha en 1,4 miljoen m3. Inmiddels is de monitoring gestart waarmee de suppletie zal worden geëvalueerd in 2025.

Projecten Nationaal
HWBP: Rijksprojecten 28 6 ‒ 23 655 698 1
HWBP Overige projectkosten (programmabureau) 7 6 0 122 149
HWBP: Waterschapsprojecten 378 353 ‒ 25 6.277 6.841 2
Maatregelen irt rivierverruiming 1 1 182 180 2021 2021
Kennisprogramma Zeespiegelstijging 2 3 1 9 9
Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2023 5 6 1 27 28
Zandhonger Oosterschelde 0 0 0 11 11
Landelijk Verbeterprogr. Regionale Rijksk. 0 0 1 2
Meanderende Maas 0 8 3
Projecten Noord-Nederland
Primaire waterkering Vlieland 0 1 1
Afsluitdijk 2 0 ‒ 2 5 7
Projecten Oost-Nederland 0
Kribverlaging Pannerdensch kanaal 8 2 ‒ 6 20 31 2023 2023 4
IJsseldelta fase 2 0 1 0 95 96 2021 2023 5
Monitoring Langsdammen Waal 1 0 ‒ 1 5 5
Projecten Zuidwest-Nederland 0
Overige onderzoeken en kleine projecten 0 0 1.169 89 6
Dijkversterking en herstel steenbekleding 0 0 0 828 830 2023 2023
Projecten Noordwest-Nederland
afrondingen 0 3
Programma realisatie 431 379 ‒ 53 9.410 8.985
begroting (DF 1.02.02) 394 379 ‒ 15 9.410 8.985
Overprogrammering (-) ‒ 37 0

Toelichting

De verhoging van de beschikbare bedragen voor HWBP Waterschaps-, rijks-, en overige projecten is met name het gevolg van het verlengen van de begrotingsperiode van 2034 naar 2035 en de toegekende prijscompensatie.

1. HWBP Rijksprojecten kent een lagere realisatie van het project Hollandse IJsselkering, met name doordat de uitvoering van het project in 3 jaar plaatsvindt (€ -12,2 miljoen), bij het project dijkversterking Marken is de uitvoering verschoven van 2022 naar 2023. Hierdoor zijn de termijnbedragen in 2022 lager dan voorzien (€ -8,4 miljoen).

2. HWBP Waterschapsprojecten kent een lagere realisatie (€ -26,2 miljoen) door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie (€ 157,8 miljoen) betreft de projecten:

  1. Gorinchem-Waardenburg (€ 64,7 miljoen), door de snellere fysieke voortgang van het project;
  2. Zwolle-Olst (€ 28,9 miljoen) De goedkeuring van de provincie is verkregen en het project is gestart;
  3. Koehool , aanvraag voorzien in 2021, ontvangen en beschikking afgegeven in 2022 (€ 23,9 miljoen);
  4. Tiel-Waardenburg (€ 17,1 miljoen) door versnelde uitvoering;
  5. Zuid-Beveland: door snellere uitvoering van het project (€ 11,2 miljoen);
  6. Rijnkade Arnhem: hogere kosten vanwege stijging van de kosten van bouwstoffen (€ 6,3 miljoen);
  7. Gouw Zee, door eerdere uitbetaling van de voorfinanciering (€ 5,7 miljoen).

De lagere realisatie (€ -184 miljoen)betreft de projecten:

  1. Herziening van de planning door de keringbeheerders, waardoor de realisatie in 2022 lager uitkomt dan voorzien (€ -104,3 miljoen). Hierbij is uitgegaan van de actuele prognoses van de beheerder (waterschappen) die de projecten voorbereiden en uitvoeren. De gewijzigde planning is vastgesteld in het programmabestuur. Het gaat om de volgende projecten:
  1. Wolveren (€ -49,9 miljoen);
  2. Gouderak (€ -32,7 miljoen);
  3. Zettingsvloeiingen (€ -11,3 miljoen);
  4. IJsselmeerdijk bij Lelystad (€ -10,4 miljoen);
  1. Maasovereenkomst, vertraging bij diverse deelprojecten door vertraging in vaststelling van de interne scopes en archeologische vondsten (€ -36,4 miljoen);
  2. Zwolle: vanwege het uitblijven van de subsidie aanvraag (€ -24 miljoen);
  3. Waterschapsprojecten (€ -8,4 miljoen) omdat niet alle prijsbijstelling is opgevraagd;
  4. Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen (SAFE): door vertraging van de aanvraag in verband met latere bestuurlijke vaststelling van het voorkeursalternatief (€ -7,2 miljoen);
  5. Diverse kleinere mutatiesper saldo (€ -3,7 miljoen).

3. In 2022 is budget beschikbaar gesteld voor het project Meanderende Maas (€ 8 miljoen), voor het verleggen van kabels en leidingen en grondverwerving.

4. Het project kribverlaging Pannerdens Kanaal kent een lagere realisatie (€ -6,2 miljoen) vanwege vertraging bij de als gevolg van de PAS problematiek. De toename van het projectbudget (€ 9,5 miljoen) is het gevolg van toevoeging van de uitvoering van het project KOP (€ 8,3 miljoen) en de prijsbijstelling 2022 (€ 1,2 miljoen).

5. De vertraging zit met name bij het deelproject de N307 in combinatie met amoveren van Roggebotsluis en Roggebotkering en is het gevolg van diverse problemen in de uitvoering, waarbij ook effecten van Covid en de Oekraïne-crisis met verminderde leveringszekerheid een rol spelen.

6. Het totale projectbudget van Overige onderzoeken en kleine projecten is verlaagd omdat alle Overige onderzoeken en kleine projecten die in het verleden zijn afgerond niet meer in het budget worden meegenomen.

1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Producten

Nationaal Watermodel

In 2022 heeft het reguliere beheer en onderhoud plaatsgevonden Nationaal hydrologisch instrumentarium. Hiernaast zijn stappen genomen om te komen tot een verdere doorontwikkeling van het Landelijk Waterkwaliteit Modelinstrumentarium (o.a. toevoeging en gebruik van meer regionale hydrologische informatie).

Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) is het programma waarin alle overheden en hun stakeholders werken aan het doel om in 2050 de transitie te hebben doorlopen naar een klimaatbestendige inrichting van Nederland in 2050. Dit werk wordt vanuit DPRA ondersteund met diverse activiteiten en producten. In 2022 is veel kennis en actuele informatie is verspreid via de kennisportaal klimaatadaptatienederland.nl. Daarnaast is geïnvesteerd in standaarden voor klimaatadaptatie, onder andere in de vorm van risicoschattingen van klimaatschade aan gebouwen. Tenslotte zijn er een groot aantal bijeenkomsten georganiseerd om het bij klimaatadaptatie betrokken netwerk van overheden en sectoren te versterken.

Uitvoering gebiedsagenda’s IJsselmeergebied

Samen met de regionale partners in het IJsselmeergebied zijn activiteiten uitgevoerd in het kader van de Agenda IJsselmeergebied 2050, onder meer het opstellen van een routekaart voor het deltaprogramma IJsselmeergebied en de start van de Ruimtelijke Verkenning IJsselmeergebied.

Missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid (MTIB)

  1. «Water4All -Water Security for the Planet»:
    IenW participeert in het Europese onderzoeksprogramma Water4All “watersecurity for the planet”. Met dit programma coördineren de lidstaten en de Europese Commissie gezamenlijk onderzoek rond integraal waterbeleid. In 2022 is onder andere onderzoek gestart op het gebied van watermanagement en hydroclimatic extreme events.
  2. Klimaatneutrale en circulaire infraprojecten:
    In het afgelopen jaar heeft DGWB meegewerkt aan de ontwikkeling van de routekaarten om emissieloze uitvoering in projecten. Het gaat hierbij zowel om CO2 als stikstof emissie. Daarnaast is DGWB opdrachtgever voor het traject Innovaties in de kustlijnzorg (IKZ) met als doel de kustlijnzorg te verduurzamen. De kustlijnzorg is goed voor een groot deel van de emissies van IenW. Een aantal veelbelovende innovaties uit IKZ gaan nu het laatste deel van het ontwikkeltraject door, gericht op opschaling.

Programma Integraal Riviermanagement (IRM)

In 2022 is besloten tot een herijking IRM waarbij besloten is om eerst nationale beleidskeuzes uit te werken voor rivierbodemligging en afvoercapaciteit wat het uitgangspunt vormt voor een regionale uitwerking, startend in prioritaire gebieden. In 2022 is gewerkt aan een nadere beleidsuitwerking voor verruiming van de afvoercapaciteit en voor de rivierbodemligging. Daarvoor zijn in 2022 verschillende bouwstenen opgeleverd, zoals de tweede fase van de systeembeschouwing en de systeemmaatregelen. Vanuit alle eerder opgeleverde bouwstenen is de 50%-versie opgesteld van het programma onder de omgevingswet voor het IRM. Dit loopt door tot in 2023. Ook is door Rijk en regio in 2022 verder gewerkt aan de 15 pilotprojecten IRM.

Regionale keringen in beheer van het Rijk

In 2022 is de aanvullende toetsing van de regionale keringen in beheer van het Rijk door Rijkswaterstaat afgerond. De ILT heeft hierop toezicht gehouden en beoordeelt of de toetsing door Rijkswaterstaat conform de voorschriften is uitgevoerd.

Programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023

In 2022 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het instrumentarium voor beoordelen en ontwerpen, het nieuwe programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023. Het programma BOI2023 bouwt voort op het WBI2017, het Ontwerp Instrumentarium (OI) 2014 en de bestaande Technische Leidraden en voegt hier nieuw ontwikkelde kennis en functionaliteit aan toe, zodat het instrumentarium aansluit op de actuele kennis en de ervaringen die in de eerste beoordelingsronde (2017-2023) zijn opgedaan. Met de in 2022 opgeleverde instrumenten van het BOI2023 kunnen de beheerders vanaf 2023 de volgende beoordelingsronde starten.

Lange termijn ambitie / Kennisprogramma Waterveiligheid

Het Rijk heeft een wettelijke taak (artikel 2.6 Waterwet) om zorg te dragen voor de totstandkoming en het verstrekken van technische leidraden voor het ontwerp, het beheer en het onderhoud van de primaire waterkeringen in Nederland. Hiertoe worden langjarige activiteiten (onderzoek) uitgevoerd om een solide kennisbasis te ontwikkelen. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid.

In 2022 is met name gewerkt aan: schematisaties van o.a. ondergrond voor het Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI), afleiden van wind- en waterstandsstatistiek op basis van de klimaatreeksen van het KNMI, onderzoek naar onzekerheden in trends van het stormklimaat, effect van waterstanden en golven (hydraulische belastingen) op dijkbekledingen, aanpassing van golfmodellen op zee, nieuw hydraulische belastingenmodel voor dijken en duinen langs de kust, effect van golfoverslag en stroming op de erosie van het binnentalud van (gras)dijken en veldmetingen op de meetlocatie IJsseldijk nabij Westervoort.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt onderzoek gedaan naar de effecten van zeespiegelstijging en de handelingsperspectieven voor de korte en de lange termijn. Het KNMI voert onder andere modelstudies uit naar het verbeteren van de relatie tussen de waargenomen zeespiegelstijging en projecties voor de toekomst. In 2022 is voortgang geboekt bij het uitwerken van de nieuwe scenario’s voor zeespiegelstijging. Deze zullen landen in de klimaatscenario’s ’23 van het KNMI.

In 2022 zijn met behulp van ontwikkelde en aangepaste modellen berekeningen uitgevoerd naar de gevolgen van 0,5, 1, 2, 3 en 5 meter zeespiegelstijging voor waterstanden en zoutgehalten in het hoofdwatersysteem (rivieren, kanalen, meren en zee).

In 2022 is in diverse regionale werksessies gewerkt aan het verder in beeld brengen van alternatieve oplossingsrichtingen voor de lange termijn, waarin ook is gekeken naar de samenhang met andere ruimtelijke opgaven.

Versterken Cyberweerbaarheid in de watersector

Om een meer integrale benadering van de diverse initiatieven op de cyberweerbaarheid in de Watersector te vergroten, is in 2019 besloten de diverse initiatieven te bundelen in één uitvoeringsprogramma genaamd «Versterking cyberweerbaarheid in de Watersector». De initiatieven waren opgenomen in het aanvullend Bestuursakkoord Water, het Kennis- en Innovatieprogramma in de specifieke afspraken met de drinkwatersector.
In 2022 richtten de diverse projecten zich op het verkrijgen van meer inzicht in ICS/SCADA systemen, cyberrisico’s en bijbehorende versterkende maatregelen. Conform de versnellingsopties zoals in de Stuurgroep Water overeengekomen is gewerkt aan:

(1) een drietal ketenanalyse casestudies waarbij informatie-ketens in kaart zijn gebracht in de watersector. Hierdoor kunnen onderlinge afhankelijkheden worden geïdentificeerd. Na de succesvolle afronding van de casestudies is afgesproken om deze methode op het hele Hoofd- en regionale watersysteem te gaan toepassen.

(2) een technische haalbaarheidsstudie is succesvol uitgevoerd op het gebied van monitoring en detectie voor de aansluiting van de waterschappen op het SOC RWS,

(3) de handreiking «Basismaatregelen voor cybersecurity van Industriële Automatisering & Controle Systemen» (BIACS) is ontwikkeld en gepubliceerd. De BIACS kan organisaties helpen die de eerste stappen willen nemen in het beter beveiligen van hun industriële automatisering

(4) het programma «Versterken cyberweerbaarheid in de watersector» is geëvalueerd, wat geleid heeft tot de aanbeveling om het programma voor te zetten en te versterken. Het uitvoeringsprogramma is in lijn met de ambities van de Nationale Cybersecurity Agenda en de daaraan gekoppelde VNAC gelden.

Cyber Vitaal

IenW is systeemverantwoordelijk voor een groot aantal vitale processen in Nederland. IenW is verantwoordelijk voor het vitale proces keren en beheren en drinkwater. Het proces keren & beheren waterkwantiteit is sinds 2005 geïdentificeerd als vitaal proces.
In 2022 heeft een herijking van het proces keren en beheren waterkwantiteit plaatsgevonden. Centrale vraag hierbij was: zijn de eerder als vitaal geclassificeerde processen, in het licht van de huidige tijdsgeest, nog steeds vitaal? In de vorige vitaalbeoordeling zijn alleen 9 objecten in het hoofdwatersysteem als vitaal aangemerkt, nu is ook het regionaal watersysteem in de beoordeling meegenomen.
In 2022 is ook een herziening van een Europese richtlijn definitief geworden, de richtlijn netwerk en informatiebeveiliging (NIB). IenW is begonnen met de inschatting van de consequenties van deze richtlijn, die een uitbreiding van het aantal sectoren en het aantal entiteiten die onder de richtlijn vallen, inhoudt.
In 2022 is tevens de IenW Cybersecurity Strategie ontwikkeld. Hierin wordt een doorvertaling gemaakt van de Nederlandse Cybersecurity Strategie voor de verschillende vitale sectoren waar IenW systeemverantwoordelijk voor is.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief projectgebonden aandeel, prijspeil 2010). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het ministerie van Financiën. Voor 2022 komt dit bedrag uit op ongeveer € 213 miljoen (inclusief projectgebonden aandeel).

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012–2013, 33 465, nr. 3) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP betalen.

4.2 Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenW werkt samen met deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Voor het 2e zoetwatermaatregelenpakket 2022-2027 is er € 250 miljoen beschikbaar vanuit het Deltafonds. Deze middelen dienen om de gevolgen van langdurige droogte en lage rivierafvoer als gevolg van klimaatverandering zoveel mogelijk te beperken. Hiervoor is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio. IenW levert een belangrijke (financiële en personele) bijdrage aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van het Deltaprogramma Zoetwater.

Het hoofddoel is dat Nederland weerbaar is tegen watertekorten in 2050. Deze ambitie is uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

  1. Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.
  2. Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting.
  3. Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.
  4. Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.
  5. Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

Met de herijkte Deltabeslissing Zoetwater zijn een adaptieve strategie voor zoetwater en een uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater, beschikbaar gekomen. Het Deltaplan Zoetwater fase 2 beschrijft de maatregelen die worden genomen in de periode 2022–2027. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2022.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstrategie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwatervoorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte- en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma de uitwerking van de afspraken over waterbeschikbaarheid, een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Voor het maken van afspraken over waterbeschikbaarheid is eerst transparantie nodig over vraag en aanbod nu en in de toekomst. Hiermee wordt helderheid gegeven over het risico op tekort aan zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid voor de zoetwatervoorziening heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatontwikkeling.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 5.682 8.420 31.038 37.281 128.731 54.922 73.809 1
Uitgaven 11.739 6.434 15.802 35.173 71.465 62.989 8.476
2.02 Ontwikkeling zoetwatervoorziening 9.492 4.345 14.268 33.224 69.590 58.321 11.269
2.02.01 Planning zoetwatervoorziening 0 0 0 0 0 0 0
2.02.02 Aanleg zoetwatervoorziening 9.492 4.345 14.268 33.224 69.590 58.321 11.269 2
2.03 Studiekosten 2.247 2.089 1.534 1.949 1.874 4.668 ‒ 2.794
2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma 2.247 2.089 1.534 1.949 1.874 4.668 ‒ 2.794 3
2.09 Ontvangsten investering in waterkwantiteit en zoetwatervoorzieningen 755 6.893 1.500 92 0 0 0

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De verplichtingenrealisatie is € 73,8 miljoen hoger dan begroot. De reden hiervoor is dat met betrekking tot de subsidieregeling Deltaplan zoetwater € 80,6 miljoen meer verplichtingen zijn aangegaan dan was begroot. Een hogere realisatie op de Implusregeling Ruimtelijke Adaptatie € 16,4 miljoen. Ten aanzien van het Deltaplan Zoetwater is € -15,4 miljoen minder geraliseerd. Daarnaast zijn er verschillende kleinere mutaties die per saldo een verlaging van € -7,8 miljoen bedragen.
  2. Op dit artikelonderdeel is € 11,3 miljoen meer gerealiseerd dan begroot. De reden hiervoor is dat met betrekking tot de subsidieregeling Deltaplan zoetwater € 10,6 miljoen meer bijdragen zijn betaald dan was begroot. Een hogere realisatie op de Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie € 16,4 miljoen. Ten aanzien van het Deltaplan Zoetwater deelproject is € -15,4 miljoen minder gerealiseerd. Dit wordt met name veroorzaakt door vertraging van het project maatregelen Friese IJsselmeerkust waar PFAS in de grond is aangetroffen. Daarnaast zijn er verschillende kleinere mutaties die per saldo een verlaging van € -0,3 miljoen bedragen.
  3. De lagere realisatie (€ -2,8 miljoen) is met name het gevolg van vertragingen minder aanvragen vanuit de regio bij de subsidieregeling bevaarbaarheid jachthavens en vaargeulen Ijsselmeer.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

2.01 Ontwikkeling waterkwantiteit

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Er zijn momenteel geen projecten verantwoord.

2.02 Ontwikkeling zoetwatervoorziening

Motivering

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Aanleg Zoetwatervoorziening
In het Deltaprogramma werkt het Rijk samen met decentrale overheden aan het weerbaarder maken van ons land tegen watertekorten. Zo verbetert het Deltaprogramma Zoetwater o.a. de wateraanvoer naar laag Nederland en zorgt het voor een betere verdeling van het rivierwater. Ook wordt water beter vastgehouden in de hoge zandgronden. Ook wordt er sterker ingezet op zuinig zijn met water en beter rekening gehouden met de waterbeschikbaarheid bij de ruimtelijke inrichting.

In 2022 zijn tien maatregelen uit Fase 1 2015-2021 van dit programma afgerond, waaronder de zoetwater aanvoer naar West-Brabant via de Roode Vaart. De laatste 13 maatregelen uit Fase 1 worden in de periode t/m 2025 afgerond. Dit betreft o.a. de afronding van de Klimaatbestendige Wateraanvoer Midden Nederland (KWA) en het robuuster maken van de Friese IJsselmeerkust. De lange uitvoeringstijd van de laatste maatregelen heeft mee te maken met de complexiteit van de projecten, waar procedures, grondaankopen en milieu ruimte (stikstof, PFAS) een rol spelen.

De uitvoering van Fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater 2022-2027 is gestart. Deze fase bestaat uit een maatregelenpakket van €800 miljoen euro, waarvan € 250 miljoen uit het Deltafonds en € 550 miljoen vanuit de regio wordt bekostigd. De benodigde middelen voor bijdragen uit het Deltafonds aan regionale maatregelen werden in 2022 via een incidentele suppletoire begroting geregeld. Op 22 juli 2022 werd de Specifieke Uitkering (SPUK) Zoetwater in de Staatscourant gepubliceerd. De eerste specifieke uitkeringsaanvragen uit het Deltafonds ter waarde van €91 miljoen Euro zijn in 2022 verplicht. De resterende aanvragen volgen in 2023. De uitvoering van de maatregelen van deze fase vinden plaats in de periode t/m 2027. Mogelijk zullen een aantal maatregelen een langere uitvoeringstijd nodig hebben, zeker daar waar grondaankopen, milieuruimte en afstemming met de NPLG en de landbouwtransitie een rol spelen.

In 2022 is het programma ook gestart met het bepalen van de methodiek ter concretiseren van de doelen voor de derde fase. Dit proces wordt in 2023 gecontinueerd rekening houdend met sturende uitspraken uit Water en Bodem Sturend en de NPLG ontwikkelingen.

Tijdelijke Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie:
In 2021 is de impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie van start gegaan. De regeling heeft als doel om regionale klimaatadaptatie projecten te versnellen. De aanvragen van de regio’s zijn zo veel mogelijk gebaseerd op de uitgevoerde stresstesten en risicodialogen.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Projecten Nationaal
Deltaplan zoetwater 21 5 ‒ 16 70 77 2021 2024 1
Impuls ruimtelijke adaptie 26 42 16 205 201 2
Zoetwater maatregelen 10 21 11 25 241 3
Projecten Zuidwest-Nederland
Ecologische Maatr. Markermeer 0 0 0 10 10 2021/2022 2021/2022
Besluit Beheer Haringvlietsluizen 1 1 0 84 84 2018/2029 2018/2029
afrondingen 0 1 1
Programma realisatie 58 69 11 395 614
begroting (DF 2.02.02) 58 69 11

Toelichting

  1. De lagere realisatie (€ 16 miljoen) op het Deltaplan Zoetwater is met name veroorzaakt door het project Friese IJsselmeerkust (€ -12,7 miljoen) waarbij PFAS in de grond is gevonden waardoor het project vertraagd. Daarnaast zijn er verschillende kleinere mutaties die per saldo een verlaging van € -3,3 miljoen bedragen.
  2. Een hogere realisatie op de Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie van € 16,4 miljoen omdat er meer subsidieaanvragen zijn betaald dan vooraf was geprognostiseerd.
  3. Op de zoetwatermaatregelen is meer kas- en verplichtingenruimte gebruikt door het hoger dan voorziene aantal aanvragen.

Verkenningen- en planninguitwerkingsprogramma zoetwatervoorziening

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen verkenningen en planuitwerkingen verantwoord.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

In 2022 zijn er ondersteunende onderzoeken geïnitieerd, aan kennisprogramma’s van derden bijgedragen, onze rekenmodellen gedeeltelijk geactualiseerd en de methodiek voor het afwegen van doelen en maatregelen voor de Deltaprogramma Zoetwater fase drie ontworpen. Verder zijn er onderzoeken naar de impact van andere programma’s die relatie houden met zoetwater uitgevoerd.

4.3 Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van beleid

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 173.942 179.822 138.955 222.293 268.281 230.593 37.688 1
Uitgaven 207.793 194.722 143.892 229.412 261.437 232.337 29.100
3.01 Exploitatie 7.294 7.411 7.458 7.809 8.028 7.634 394
3.01.01 Exploitatie watermanagement 7.294 7.411 7.458 7.809 8.028 7.634 394
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 7.294 7.411 7.458 7.809 8.028 7.634 394
3.02 Onderhoud en vernieuwing 200.499 187.311 136.434 221.603 253.409 224.703 28.706
3.02.01 Onderhoud waterveiligheid 141.412 135.784 91.761 177.644 144.350 111.076 33.274 2
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 141.412 135.784 91.761 177.644 144.350 111.076 33.274
3.02.02 Onderhoud zoetwatervoorziening 20.219 27.744 29.190 34.797 99.251 97.102 2.149
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 20.219 27.744 29.190 34.797 99.251 97.102 2.149
3.02.03 Vernieuwing 38.868 23.783 15.483 9.162 9.808 16.525 ‒ 6.717 3
3.09 Ontvangsten 0 0 0 4.714 0 4.714

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De per saldo hogere verplichtingen (€ 37,7 miljoen) is het gevolg van:

    1. Kasschuif van 2023 naar 2022 (€ 22,3 miljoen). Om tekorten op beheer en onderhoud tot en met 2023 op te lossen, is er in de begroting 2022 € 300 miljoen van de jaren 2031-2033 naar 2023 geschoven. Van de € 300 miljoen is reeds € 100 miljoen in 2022 benodigd. Voor het Deltafonds bedraagt het aandeel € 22,3 miljoen;
    2. Middelen voor de kosten door het hoogwater in Limburg in juli 2021 (€ 12,8 miljoen);
    3. Loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 12,5 miljoen);
    4. Bijdrage van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan het programma Windenergie op zee (€ 10,6 miljoen). RWS werkt samen met EZK aan het realiseren van de doelstelling in de Routekaart windenergie op zee 2030;
    5. Binnen de overeenkomst Beheer en Onderhoud 2022-2023 is een extra opdracht op het Hoofdwatersysteem afgesproken. Deze opdracht betreft groot onderhoud IJmuiden en Schellingwoude, klimaatadaptatie, bestuurlijke afspraken Wadden, toezegging Chinese riviercommissie, zeer zorgwekkende stoffen en thermische energie (€ 9,9 miljoen);
    6. Schuif van verplichtingenbudget van 2021 naar 2022 voor Vervanging bediening besturing Maas, Landelijk meetnet water (€ 4,2 miljoen)
    7. Overboeking op basis van de overeenkomst Beheer en Onderhoud 2022-2023 voor het overboeken van Onderhoud naar Overige Netwerkgebonden kosten de zogeheten Landelijke Taken (€ -32,4 miljoen);
    8. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ -2,2 miljoen).
  2. De hogere realisatie op Onderhoud Waterveiligheid (€ 33,3 miljoen) is het gevolg van:

    1. Kasschuif van 2023 naar 2022 (€ 22,3 miljoen). Om tekorten op beheer en onderhoud tot en met 2023 op te lossen, is er in de begroting 2022 € 300 miljoen van de jaren 2031-2033 naar 2023 geschoven. Van de € 300 miljoen is reeds € 100 miljoen in 2022 benodigd. Voor het Deltafonds bedraagt het aandeel € 22,3 miljoen;
    2. Middelen voor de kosten door het hoogwater in Limburg in juli 2021 (€ 12,8 miljoen);
    3. Overboeking op basis van de overeenkomst Beheer en Onderhoud 2022-2023 voor het overboeken van Onderhoud naar Overige Netwerkgebonden kosten de zogeheten Landelijke Taken (€ -18,7 miljoen);
    4. Binnen de overeenkomst Beheer en Onderhoud 2022-2023 is een extra opdracht op het Hoofdwatersysteem afgesproken. Deze opdracht betreft groot onderhoud IJmuiden en Schellingwoude, klimaatadaptatie, bestuurlijke afspraken Wadden, toezegging Chinese riviercommissie, zeer zorgwekkende stoffen en thermische energie (€ 9,9 miljoen);
    5. Loon- en prijsbijstelling (€ 7,5 miljoen);
    6. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ -0,5 miljoen).
  3. Het project Gemaal IJmuiden is vertraagd omdat het voorbereiden van de aanschaf van de pomp vanwege de complexiteit van het gemaal en de opgelopen levertijden vanwege de gewijzigde marktsituatie meer tijd vraagt dan voorzien. Een deel van het budget dat voor 2022 gereserveerd stond schuift daarom door naar 2023 (€ -5,2 miljoen). Diverse kleinere mutaties per saldo € -1,5 miljoen.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

3.01 Exploitatie Watermanagement

Motivering

Met exploitatie streeft IenW naar:

  1. Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;
  2. Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;
  3. Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Producten

Over exploitatie worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  1. Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;
  2. Crisisbeheersing en -preventie;
  3. Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;
  4. Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);
  5. Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de Rijkswateren zijn:

  1. Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;
  2. Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater , naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

Watermanagement km2 water 90.191 90.189 90.187 90.219 90.190

Toelichting

In 2022 is de omvang van het areaal watermanagement toegenomen, met name door verbeterde registratie van het water voor zowel de kust van het Haringvliet en de Maasvlakte als de water- en oeverlijn van de Westerschelde. In de begroting was een toename in 2022 voorzien, met name door de realisatie van de KRW-maatregelen Elster Buitenwaarden en Herwijnsche Bovenwaard. De verwachte realisatie van deze KRW-maatregelen is verschoven naar 2023.

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. 99% 100% 96% 100% 95% 1
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 75% 50% 100% 75% 100% 2

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen, voldoende wateraanvoer en bestrijden verzilting.

  1. De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De informatievoorziening voldeed in 2022 aan de norm.
  2. De streefwaarde voor ‘Waterhuishouding op orde’ is gesteld op 100%, die gerealiseerd wordt als alle vier onderliggende indicatoren voldoen aan de prestatieafspraak. De totale PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten. In 2022 zijn de streefwaarden van de volgende onderliggende indicatoren gehaald: ‘Peilhandhaving Kanalen en meren’, ‘Wateraanvoer bij droogte’ en ‘Verziltingsbestrijding’. De streefwaarde van de indicator ‘Hoogwaterbeheersing Kanalen’ is niet gehaald. De voornaamste verklaring hiervoor: Het is enkele keren voorgekomen dat het aflaatwerk bij Eefde bij een significante neerslagverwachting niet beschikbaar was door de opstelling van de tijdelijke pompinstallatie. Het heeft niet tot overlast geleid.
    Ten aanzien van de indicator 'Waterhuishouding op orde' is nog het volgende op te merken: - Vanaf 3 augustus 2022 was er sprake van een nationaal 'feitelijk watertekort' (niveau 2). Daarvoor zijn talrijke maatregelen ingezet, zoals het zuinig schutten op basis van vraag en aanbod bij sluis Eefde en het doorlaten van zoet water via stuw Hagestein tegen verzilting van de Lek en Hollandsche IJssel. Op 21 september 2022 kon worden afgeschaald naar niveau 2 (dreigend watertekort). In het kader van het Deltaprogramma Zoetwater werkt het Rijk sinds 2015 samen met alle overheden en gebruikers van zoet water aan een betere weerbaarheid van Nederland tegen zoetwatertekort. Doel is dat Nederland in 2050 weerbaar is. - Bij duikinspecties van de stuw van Roermond zijn in september 2022 wederom scheuren ontdekt in een aantal jukken, net als in februari 2022. Daardoor kan het Poirée-gedeelte van de stuw bij hoogwater naar verwachting niet volledig gestreken worden. Dit bevestigt de noodzaak om op korte termijn groot onderhoud aan de stuw uit te voeren tot het moment van vervanging.

3.02 Onderhoud en vernieuwing

Motivering

Het beheer, onderhoud en vervanging omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

Producten

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Conform toezegging aan de Tweede Kamer wordt in het jaarverslag aangegeven wat de omvang van het uitgesteld en (eventueel) achterstallig onderhoud aan het einde van het jaar was. Voor het Hoofdwatersysteem beliep het uitgesteld onderhoud per 31 december 2022 € 249 miljoen, daarvan was € 16 miljoen achterstallig. Ten opzichte van 2021 is het achterstallig onderhoud met € 13 miljoen toegenomen.

Voor een overzicht van het uitgesteld en achterstallig onderhoud op alle RWS-netwerken, wordt u verwezen naar de bijlage 1 'Instandhouding netwerken Rijkswaterstaat' bij dit Jaarverslag.

Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig
Hoofdwatersysteem 106 8 106 8 159 1 190 3 249 16

3.02.01 Onderhoud Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2017).
  2. Beheer en onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).
  3. Beheer en onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn. De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Er wordt hier alleen gerapporteerd over het areaal dat in beheer van het Rijk is.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Tevens wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen deels te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  1. Rijkswaterkeringen: RWS beheert en onderhoudt 201 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.
  2. Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen, omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Voor wat betreft de Rijkskeringen gaat het met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid Holland. In 2022 is de eerste landelijke beoordeling op basis van nieuwe waterveiligheidsnormen (LBO-1) afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 604 kilometer niet-primaire waterkeringen (voornamelijk kanaaldijken) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies. In 2021 is de toetsing van de regionale Rijkskeringen afgerond en aangeboden aan de Tweede Kamer. In 2022 is een eerste voortrollend versterkingsprogramma voor de regionale keringen opgesteld.
  3. Stormvloedkeringen: Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2018 zes stormvloedkeringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandsche IJsselkering, de stormvloedkering Ramspol en de Haringvlietsluizen. Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden

Het Rijk beheert 5.182 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren.

3.02.02 Onderhoud Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (voorheen Beheerplan voor de Rijkswateren).

Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud aan:

  1. Waterverdeling en peilbeheer;
  2. Stuwende en spuiende kunstwerken;

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling geanalyseerd om knelpunten op te sporen. Dit gebeurt aan de hand van het instrument waterbeschikbaarheid. Door middel van een dialoog met gebruikers zijn de functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten in 2022 en de jaren daarvoor in beeld gebracht en zijn waar mogelijk geoptimaliseerd.

Meetbare gegevens

Beheer en onderhoud

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringen, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Kustlijn km 293 293 293 293
Stormvloedkeringen stuks 6 6 6 6
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 198 195 201 201
– Niet-primaire waterkeringen/duinen km 646 625 623 604
– Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.351 5.185 5.183 5.182

Toelichting

De werkelijke lengte van de waterkeringen is in 2022 overeenkomstig de begroting. De verantwoorde wijzigingen komen voort uit een een administratief verbeterproces. Het verschil tussen de prognose en realisatie 2022 voor de primaire waterkeringen kan verklaard worden doordat in 2021 een hernieuwde inventarisatie is uitgevoerd, zoals reeds gemeld in het jaarverslag 2021. Voor de niet-primaire waterkeringen is dit in twee stappen gegaan, namelijk in 2021 een hernieuwde inventarisatie van de dijken, zoals reeds gemeld in het jaarverslag 2021, en in 2022 een hernieuwde inventarisatie van de duinen. Hierdoor wijkt de realisatie 2022 af t.o.v. de realisatie 2021 en de prognose 2022.

In 2022 is de netto omvang van de uiterwaarden iets afgenomen, onder andere door de verwerking van de eerder opgeleverde Grensmaas projecten Itteren en Nattenhoven in het bronsysteem. In de begroting was ook een afname in 2022 voorzien, met name door de realisatie van de KRW-maatregelen Elster Buitenwaarden en Herwijnsche Bovenwaard. De verwachte realisatie van deze KRW-maatregelen is verschoven naar 2023.

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn). 92% 91% 90% 91% 90% 1.
De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau. 83% 83% 83% 83% 100% 2.

Toelichting bij indicator handhaving kustlijn

  1. De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. Deze kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90 procent van de kustlijn op zijn plaats blijft. Ook in 2022 is deze streefwaarde gehaald.

Toelichting bij indicator beschikbaarheid stormvloedkeringen

  1. Deze indicator is erop gericht dat de zes stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken faalkanseis of voldoen aan de toetsing op de wettelijk vastgestelde eis m.b.t. het overstromingsrisico (Oosterscheldekering, Haringvlietsluizen). Realisatie op deze indicator is 83% in 2022. Van de zes keringen voldoet de Ramspolkering niet aantoonbaar aan de maximaal afgesproken faalkanseis per sluitvraag (zie nadere toelichting hieronder).
Maeslantkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:108 1:100 1:100
Hartelkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:10 1:10 1:10
Hollandsche IJsselkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:767 1:200 1:200
Ramspolkering Kans op niet-sluiten bij sluiting zie toelichting 1:100 1:100
Oosterscheldekering Faalkans per jaar 1:10.000 1:10.000 1:10.000
Haringvlietsluizen Faalkans per jaar 1:1.000 1:1.000 1:1.000

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijktrajecten, ook wel aangeduid als het «achterland». Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden door vertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspolkering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld per honderd sluitvragen hooguit één keer falen (1:100).

De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 resp. 17 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario’s (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterveiligheid van het achterland. De kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1: 10.000 jaar).

Voor de Ramspolkering kan op dit moment niet aantoonbaar gemaakt worden of de kering voldoet aan de afgesproken faalkanseis vanwege het niet voldoen aan de organisatorische randvoorwaarden voor goed probobalistisch beheer en onderhoud. Inmiddels zijn verbetermaatregelen genomen zoals het op peil brengen van de capaciteit en het kennis- en kwaliteitsniveau van de beheerorganisatie. De verwachting is dat de kering met ingang van het stormseizoen ’23-’24 weer voldoet.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden:

Figuur 4 Kustsuppleties

Bron: Rijkswaterstaat, 2022

Toelichting

Het streven is dat minimaal 90% de kustlijn zeewaarts ligt van de basiskustlijn. In Figuur 3 is weergegeven hoe afgelopen jaren gepresteerd is op dat onderdeel, hoeveel zand er gesuppleerd is en hoeveel zand er naar verwachting in 2023 gesuppleerd zal worden. In 2022 is er 9,4 mln. m³ gesuppleerd. De prognose voor 2023 is dat in totaal 12,7 mln. m³ wordt gesuppleerd.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, is een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met meerjarige contracten. Binnen het contract hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden.

Handhaven basiskustlijn en kustfundament 9,4 13,3 12,7

Toelichting

De realisatie van 9,4 miljoen m³ ligt lager dan de prognose van 13,3 miljoen m³ die was afgegeven. De belangrijkste verklaring daarvoor is dat aannemers twee jaar uitvoeringsvrijheid hebben. De reden dat er in 2022 minder is gesuppleerd ligt aan de planning van de aannemers waarbij gebruik gemaakt is van deze uitvoeringsvrijheid. Wat er in 2022 minder gesuppleerd is zal alsnog in 2023 worden gesuppleerd. De prognose voor 2023 is dat in totaal 12,7 miljoen m³ wordt gesuppleerd.

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1 km2 3.030 3.048
Aantal kunstwerken stuks 115 115
Totaal 99.251 97.102
  1. Het betreft de totale oppervlakte van alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland, de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

In 2022 is de omvang van het binnenwater afgenomen door een verbeterde registratie van de water- en oeverlijn van het Grevelingenmeer, de Oosterschelde en het Veerse Meer. In de begroting was een toename in 2022 voorzien, met name door de realisatie van de KRW-maatregelen Elster Buitenwaarden en Herwijnsche Bovenwaard. De verwachte realisatie van deze KRW-maatregelen is verschoven naar 2023.

Het aantal kunstwerken is in 2022 met één afgenomen, omdat de classificatie van een kunstwerk is overgegaan van een gemaal naar een waterreguleringswerk. De begroting en de realisatie zijn gelijk, omdat in 2021 het aantal al met één was toegenomen door de ingebruikname van de nieuwe spuisluis bij de Reevesluis.

3.02.03 Vernieuwing

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige verantwoordingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de Stuwen Maas, Landelijk Meetnet Water, Sluiscomplex IJmuiden, oa nieuwe pomp, Bediening en Besturing Maasobjecten, Onderzoeksprogramma, Kennisprogramma Natte Kunstweken en Sluisjes ARK.

4.4 Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

B. Budgettaire gevolgen van beleid

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 1.751.065 21.159 97.742 40.663 162.223 23.791 138.432 1
Uitgaven 20.974 20.920 74.384 50.884 72.605 21.842 50.763
4.01 Experimenteerprojecten 800 0 0 0 0
4.01.01 Experimenteerprojecten 800 0 0 0 0
4.02 GIV/PPS 20.174 20.920 74.384 50.884 72.605 21.842 50.763
4.02.01 GIV/PPS 20.174 20.920 74.384 50.884 72.605 21.842 50.763 2
4.09 Ontvangsten experimenteerartikel 800 0 0 0 0 0
4.09.01 Ontvangsten experimenteerartikel 800 0 0 0 0 0

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De hogere realisatie op de verplichtingen (€ 138,4 miljoen) is het gevolg van:

    1. Het sluiten van een gedeeltelijke Wijzigingsvoorstel Samenwerkingsovereenkomst (WVSO) (€ 125,7 miljoen). De definitieve overeenkomst is in 2022 getekend. Afwikkeling van het restgeschil is voorzien in 2023. De overeenkomst voorziet in contractwijzigingen naar aanleiding van de aangepaste hydraulische randvoorwaarden rondom het project Afsluitdijk;
    1. Compensatie van extra overeenkomst ten behoeve van de Afsluitdijk uit de risicoreservering (€ 7,2 miljoen);
    1. Loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 4,3 miljoen);
    1. Diverse kleinere mutaties (€ 1,2 miljoen).
  2. De per saldo hogere realisatie op de uitgaven (€ 50,7 miljoen) is het gevolg van:

    1. Het sluiten van een gedeeltelijke Wijzigingsvoorstel Samenwerkingsovereenkomst (WVSO) (€ 34,9). De definitieve overeenkomst is in 2022 getekend. Afwikkeling van het restgeschil is voorzien in 2023. De overeenkomst voorziet in contractwijzigingen naar aanleiding van de aangepaste hydraulische randvoorwaarden rondom het project Afsluitdijk. De uitgaven zijn lager dan de verplichting, doordat de effecten van de gesloten overeenkomst per onderdeel in de administratie moeten worden verwerkt. Hierna vindt betaling van de declaraties van de derde en vierde termijn plaats in 2023;
    1. Compensatie van de extra kosten ten behoeve van de Afsluitdijk uit de risicoreservering (€ 7,2 miljoen);
    1. Kasschuif om de extra kosten als gevolg van Covid-19 op te vangen (€ 6,5 miljoen);
    1. Loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 4,3 miljoen);
    2. Diverse kleinere mutaties (-€ 2,2 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samenwerking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

Producten

Het project Afsluitdijk is met een DBFM-contract op de markt gezet en verkeert in de realisatiefase. Openstelling (waterveilig) is voorzien in 2025 zoals ook aan de Tweede Kamer gemeld. Het project betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever.

Projecten Noordwest- Nederland
Afsluitdijk 22 73 51 1.780 2.154 2025 2025 1
Programma realisatie 22 73 51 1.780 2.154
begroting DF 4.02.01 22 73

Toelichting

  1. De hogere realisatie (€ 50,7 miljoen) op de uitgaven is het gevolg van:

    1. Het sluiten van een gedeeltelijke Wijzigingsvoorstel Samenwerkingsovereenkomst (WVSO) (€ 34,9). De definitieve overeenkomst is in 2022 getekend. Afwikkeling van het restgeschil is voorzien in 2023. De overeenkomst voorziet in contractwijzigingen naar aanleiding van de aangepaste hydraulische randvoorwaarden rondom het project Afsluitdijk. De uitgaven zijn lager dan de verplichting, doordat de effecten van de gesloten overeenkomst per onderdeel in de administratie moeten worden verwerkt. Hierna vindt betaling van de declaraties van de derde en vierde termijn plaats in 2023;
    1. Compensatie van de extra kosten ten behoeve van de Afsluitdijk uit de risicoreservering (€ 7,2 miljoen);
    2. Kasschuif om de extra kosten als gevolg van Covid-19 op te vangen (€ 6,5 miljoen);
    3. Loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 4,3 miljoen);
    4. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ -2,2 miljoen).

      Projectbudget: De verhoging van het beschikbare bedrag is met name het gevolg van extra benodigd budget voor het oplossen van het geschil over de hydraulische randvoorwaarden en de toegekende prijscompensatie.

4.5 Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf Deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

B. Budgettaire gevolgen van beleid

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 307.881 316.288 341.416 347.316 371.519 339.212 32.307 1
Uitgaven 307.827 316.039 341.349 347.510 371.603 339.405 32.198
5.01 Apparaat 239.168 246.583 263.436 266.547 266.040 249.947 16.093
5.01.01 Staf Deltacommissaris 1.582 1.794 1.612 1.555 1.585 1.915 ‒ 330
5.01.02 Apparaatskosten RWS 237.586 244.789 261.824 264.992 264.455 248.032 16.423 2
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 237.586 244.789 261.824 264.992 264.455 248.032 16.423
5.02 Overige uitgaven 68.659 69.456 77.913 80.963 105.563 70.641 34.922
5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven 67.496 68.119 76.737 79.746 103.854 68.829 35.025 3
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 67.496 68.119 76.737 79.746 103.854 68.829 35.025
5.02.02 Programma-uitgaven DC 1163 1.337 1.176 1.217 1.709 1.812 ‒ 103
5.03 Investeringsruimte 0 0 0 0 0 3.500 ‒ 3.500
5.03.01 Programmaruimte 0 0 0 0 0 3.500 ‒ 3.500
5.04 Reserveringen 0 0 0 0 0 15.317 ‒ 15.317
5.04.01 Reserveringen 0 0 0 0 0 15.317 ‒ 15.317 4
Ontvangsten 28.151 29.937 43.988 ‒ 5.232 286.037 0 286.037
5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.09.01 Overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.10 Saldo afgesloten rekeningen 28.151 29.937 43.988 ‒ 5.232 286.037 0 286.037
5.10.01 Saldo afgesloten rekeningen 28.151 29.937 43.988 ‒ 5.232 286.037 0 286.037 5

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De hogere verplichtingenrealisatie is direct gerelateerd aan de hieronder toegelichte uitgavenmutaties.
  2. De hogere realisatie op de apparaatskosten RWS (€ 16,4 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 8 miljoen), de bijdrage van het Ministerie van EZK voor de opdracht Wind op Zee (€ 2,8 miljoen), de apparaatsmiddelen voor de versterking van de Cybersecurity (€ 2,0 miljoen), programmabureau Werken aan Uitvoering (€ 1,2 miljoen), programma Monitoring Onderzoek Natuurversterking Soortenbescherming (MONS) (€ 0,9 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 1,5 miljoen).
  3. De hogere realisatie op de overige netwerkgebonden uitgaven (€ 35 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de extra benodigde budget voor uitvoering van de Landelijke Taken, waarvoor het budget is overgeboekt van Onderhoud (€ 32,4 miljoen), de prijsbijtelling 2022 (€ 3,6 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ -1 miljoen).
  4. Vanuit de beleidsreserveringen heeft financiering plaatsgevonden van totaal € -15,3 miljoen voor met name Integraal Rivieren management (€ 4 miljoen), Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (€ 2 miljoen), Meettechniek (€5 miljoen), Nutriënten en Gewasbeschermingsmiddelen (€ -2 miljoen), Kennisbasis Nationale Grondwater Reserves en PFAS (€ 2 miljoen). Deze bedragen zijn overgeheveld naar resepctievelijk artikel 1 en artikel 7 voor laatst drie genoemde posten. Diverse kleinere mutaties van per saldo € -0,3 miljoen.
  5. Dit betreft de verwerking van het voordelig saldo 2021 ad € 286 miljoen in 2022.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

5.01 Apparaat

Motivering

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Producten

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen bureau ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten verantwoord, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma's Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, Afsluitdijk, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige Uitgaven

Producten

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programmauitgaven Deltaprogramma

De programmauitgaven voor het Nationaal Deltaprogramma hebben betrekking op kennis- en strategieontwikkeling, advisering, monitoring en rapportage over (de voortgang van) het programma. Bovendien zijn er programmauitgaven voor het informeren en betrekken van belanghebbenden en publiek. Voorjaar 2022 heeft de deltacommissaris het briefadvies ‘Maak werk van klimaatadaptatie’ aan de ministers van IenW, LNV, N&S en VRO gestuurd. 
Het Deltaprogramma 2023 is op Prinsjesdag 2022 aan de Staten-Generaal aangeboden (Kamerstukken 2022-2023, 36200 J, nr. 4).).

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds verantwoord. De investeringsruimte is beschikbaar voor inzet op prioritaire beleidsopgaven binnen de scope van het Deltafonds. Jaarlijks vindt een integrale afweging plaats van de inzet van de beschikbare investeringsruimte.

De investeringsruimte bedroeg in de begroting van het Deltafonds 2022 € 1.057 miljoen tot en met 2035, waarbinnen risicoreserveringen waren opgenomen van in totaal € 730 miljoen. Het kabinet heeft besloten tot een jaarlijkse verlenging van zowel het Infrastructuurfonds als het Deltafonds. In de begroting van het Deltafonds 2023 betekent dit een verlenging van de looptijd tot en met 2036. De investeringsruimte bedraagt € 1.405 miljoen tot en met 2036, waarvan risicoreserveringen van in totaal circa € 417 miljoen zijn opgenomen. Het grootste deel van deze investeringsruimte is beschikbaar in de laatste jaren van de looptijd van het fonds.

5.04 Reserveringen

Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. In de begroting van het Deltafonds 2022 was tot en met 2035 € 2.066 miljoen gereserveerd, waarvan € 15 miljoen in het jaar 2022. De reserveringen zijn in 2022 in de begroting 2023 overgeheveld naar de uitvoeringsartikelen 1, 2 en 7 van het Deltafonds.

Jaarlijks vindt een actualisatie plaats van de reserveringen. De meest actuele stand van de verschillende reserveringen is opgenomen in de begroting van het Deltafonds 2023, waar de reserveringen afzonderlijk zijn toegelicht.

4.6 Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenW komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van beleid

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
6.09 Ten laste van begroting IenW 875.276 877.365 834.392 1.252.398 1.114.300 1.161.419 ‒ 47.119
6.09.01 Ten last van begroting IenW 875.276 877.365 834.392 1.252.398 1.114.300 1.161.419 ‒ 47.119 1

C. Financiele toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De per saldo lagere realisatie van € -47,1 miljoen is veroorzaakt door:
  1. Als gevolg van het geactualiseerde programma en om de overprogrammering op een verantwoord niveau te brengen is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en is over de gehele looptijd van het Deltafonds budgettair neutraal. De kasschuif betreft een verlaging met € -141,2 miljoen in 2022;
  2. een verlaging van € -14,2 miljoen voor afdracht BTW aan het BTW Compensatie Fonds voor met name de verstrekking van Specifieke Uitkeringen (SPUK's) inzake de impulsregeling Ruimtelijke Adaptie, voor de verstrekking van de Specifieke Uitkering (SPUK) omtrent het perceel N307/Roggebotsluis van het project IJsseldelta fase 2 aan de provincie Flevoland en de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie;
  3. de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2022 ad € 63,5 miljoen die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds;
  4. een bijdragen ad € 13,9 miljoen van EZK voor het uitvoeren van de opdracht Wind op zee uit en Wind op zee ecologisch programma. Dit betreft een vergoeding voor de in- en externe kosten in 2022;
  5. en toevoeging van € 8,1 miljoen aan het Deltafonds in verband met extra kosten die in 2022 zijn gemaakt naar aanleiding van het hoogwater in Limburg;
  6. een toevoeging van € 20 miljoen aan het Deltafonds in 2022 in het kader van het Coalitieakkoord Instandhouding;
  7. Diverse kleinere mutaties per saldo een verhoging van € 2,8 miljoen.

4.7 Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Met uitvoering van de KRW-maatregelen komen de doelen van de richtlijn in beeld voor het hoofdwatersysteem. Voor het behalen van Natura 2000-doelen is meer nodig. Door klimaatverandering en toenemend maatschappelijk gebruik staan de natuur en ecologische waterkwaliteit en daarmee de biodiversiteit van de grote wateren onder druk. Er zijn daarom aanvullende systeemingrepen en een transitie naar duurzaam beheer nodig om een duurzame verbetering te realiseren. Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) wordt invulling gegeven aan deze ambitie. Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit wordt een extra impuls gegeven aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en nieuwe uitdagingen om ons water chemisch schoon en ecologisch gezond te krijgen en te houden voor duurzaam gebruik. De prioriteiten daarbij zijn nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, opkomende stoffen en medicijnresten in water. Maatregelen voor de Delta-aanpak worden verantwoord op artikel 7.03.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van beleid

2018 2019 2020 2021 2022 2022 2022
Verplichtingen 36.514 30.520 116.294 65.770 79.486 74.384 5.102 1
Uitgaven 19.795 28.408 52.556 44.711 68.667 103.475 ‒ 34.808
7.01 Ontwikkeling Kaderrichtlijn Water 16.161 19.877 19.778 29.061 49.628 73.258 ‒ 23.630
7.01.01 Real.progr.Kaderrichtlijn Water 16.161 19.877 19.778 29.061 49.628 73.258 ‒ 23.630 2
7.02 Ontwikkeling Waterkwaliteit 1.172 3.049 25.674 7.832 9.734 21.767 ‒ 12.033
7.02.01 Aanleg waterkwaliteit 787 805 22.291 189 2.784 16.042 ‒ 13.258 3
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 787 805 22.291 0 0 0
7.02.02 Planning waterkwaliteit 385 2.244 3.383 7.643 6.950 5.725 1.225
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 385 2.244 3.383 7.643 6.950 2.385 4.565 4
7.03 Studiekosten waterkwaliteit 2.462 5.482 7.104 7.818 9.305 8.450 855
7.03.01 Studiekosten waterkwaliteit 2.462 5.482 7.104 7.818 9.305 8.450 855
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 4.140
7.09 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 89 452 389 729 630 602 28
7.09.01 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 0 452 389 729 630 602 28

C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel en de verplichtingen een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. Op artikel Investeren in waterkwaliteit is per saldo meer verplicht (€ 5,1 miljoen) als gevolg van:

    1. Middelen voor uitvoering van het programma Monitoring Onderzoek Natuurversterking Soortenbescherming (MONS) (€ 4,1 miljoen) Dit programma heeft als doel de centrale vraag te beantwoorden of en hoe het veranderende gebruik van de Noordzee past binnen de ecologische draagkracht van de Noordzee;
    2. Hogere realisatie op de bijdrageregeling Medicijnresten als gevolg van werkzaamheden die voor 2021 gepland stonden maar in 2022 zijn gerealiseerd ( € 3,9 miljoen);
    3. Hogere realisatie (€ 3,6 miljoen) op MIRT onderzoek Nutrienten en Gewasbeschermingsmiddelen;
    4. Lagere realisatie op het project Grote wateren als gevolg van vertraging in diverse aanbestedingen (€ -7,7 miljoen);
    5. Lagere realisatie (€ -1,5 miljoen) op het project Grevelingen doordat de uitkomst van de taskforce later uitkwam waardoor er geen aanvullende uitgaven in 2022 hebben plaatsvinden;
    6. Diverse kleinere mutaties per saldo een verhoging van (€ 2,7 miljoen).
  2. De per saldo lagere realisatie op het realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water (€ 23,6 miljoen) is met name het gevolg van:

    1. de stikfstof problematiek en COVID-19 (€ -30,6 miljoen) waardoor vertraging is opgetreden bij de projecten Elsterbuitenwaarden, Cortenoever en vertraging bij de aanbesteding van project Hoeckelingsdam omdat de samenwerkingsovereenkomst met de alliantie Markermeer nog niet is gesloten;
    2. een lagere realisatie KRW (€ -5,8 miljoen), omdat de financiële afhandeling van declaraties niet in 2022 plaats kon vinden. De declaraties van de projecten Vispassages, Zeegrasherstel, Ruimbaan voor vissen, Mondingen Geleenbeek, Campagnebeek, Tielbeek en Tochtsloot zijn niet of niet tijdig ontvangen’
    3. een hogere realisatie op investeren in waterkwaliteit (€ 9 miljoen), doordat grondaankopen en planuitwerkingen eerder dan verwacht zijn afgerond;
    4. toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 2,2 miljoen)
    5. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ 1,6 miljoen).
  3. De per salo lagere realisatie op Aanleg waterkwaliteit (€ -13,3 miljoen betreft:

    1. het project Grote wateren met name als gevolg van vertraging in diverse aanbestedingen (€ -10,4 miljoen)
    2. Bijdrageregeling medicijnresten, van de geplande 10 aanvullende zuiveringen zijn er 4 gerealiseerd waarvan er 1 in 2022 functioneel in bedrijf is gegaan. Vertraging is het gevolg van de coronacrisis, een tekort aan bouwmaterialen en capaciteitstekorten bij uitvoerders. In 2022 is minder gerealiseerd dan begroot (€ -4,7 miljoen).
    3. Diverse kleinere mutaties per saldo een verhoging van € 1,8 miljoen.
  4. De hogere realisatie voor Planning waterkwaliteit (€ 4,6 miljoen) is het gevolg van:

    1. Middelen voor de inzet van de Taskforce Getij Grevelingen (€ 1,8 miljoen);
    2. Overheveling van budget grote wateren (€ 1,6 miljoen) betreffende Oostvaardersoevers, Wieringerhoek, Dijkverlegging Paddenpol, Slibsedimentatie, Lauwersmeer en Zandsuppletie Galgeplaat.
    3. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ 1,2 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

7.01 Ontwikkeling Kaderrichtlijn water

Motivering

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland schoon (drink)water heeft.

Producten

Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water

Het Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water bestaat uit maatregelen in de Rijkswateren die zijn geclusterd tot projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet en zout en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd-en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit moet bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Kaderrichtlijn Water vraagt. Tevens draagt dit bij aan de doelen voor Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Meetbare gegevens

De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. De tranches zijn zoveel mogelijk gekoppeld aan de planperiodes van de Kaderrichtlijn Water. Eind 2021 is de tweede KRW planperiode afgesloten. 60 maatregelen uit de tweede tranche, die niet volledig zijn afgerond, zijn gefaseerd naar de derde tranche en worden uitgevoerd in de periode 2022-2027.

In maart 2022 zijn de geactualiseerde Stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’s) vastgesteld. Het maatregelpakket voor de derde tranche bestaat uit de 60 gefaseerde maatregelen uit de tweede tranche en 74 maatregelen, waarin het volledige basispakket uit het voorkeursalternatief is opgenomen. Daarnaast is een aanvullend pakket samengesteld met 9 aanvullende maatregelen. Op 8 juni 2022  heeft de Minister besloten dat van het aanvullend pakket alleen de planuitwerking wordt gedaan. De realisatie van de maatregelen van het aanvullend pakket maakt geen onderdeel meer uit van de het Verbeterprogramma.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die worden uitgevoerd door de waterschappen en andere partijen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2020–2021, 27 625 nr. 523). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het volgende moment voor een volledige beschrijving van de toestand zijn de stroomgebiedbeheerplannen die in 2021 worden vastgesteld. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Projecten Nationaal
KRW 1e tranche 0 30 30
KRW 2e en 3e tranche 73 50 ‒ 24 639 666 2027 2027 1
Programma realisatie 73 50 ‒ 24 669 696
begroting (DF 7.01.01) 73 50 ‒ 24

Toelichting

1. De lagere realisatie (€ 23,6 miljoen) is met name het gevolg van:

  1. de stikstof problematiek en COVID-19 (-€ 30,6 miljoen) waardoor vertraging is opgetreden bij de projecten Elsterbuitenwaarden, Cortenoever en vertraging bij de aanbesteding van project Hoeckelingsdam omdat de samenwerkingsovereenkomst met de alliantie Markermeer nog niet is gesloten;
  2. lagere realisatie KRW (-€ 5,8 miljoen), omdat de financiële afhandeling van declaraties niet in 2022 plaats kon vinden. De declaraties van de projecten Vispassages, Zeegrasherstel, Ruimbaan voor vissen, Mondingen Geleenbeek, Campagnebeek, Tielbeek en Tochtsloot zijn niet of niet tijdig ontvangen;
  3. een hogere realisatie op investeren in waterkwaliteit (€ 9 miljoen), doordat grondaankopen en planuitwerkingen eerder dan verwacht zijn afgerond;
  4. toevoeging van de loon- en prijsbijstelling 2022 (€ 2,2 miljoen)
  5. Diverse kleinere mutaties per saldo (€ 1,6 miljoen).

    De toename van het projectbudget (€ 27 miljoen) is het gevolg van de prijstbijstelling 2022.

7.02 Ontwikkeling Waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

Aanleg waterkwaliteit

Projecten Nationaal
Bijdrageregeling medicijnresten 6 1 ‒ 5 61 65 1
Verruiming vaargeul Westerschelde 26 26
DAW Projecten (subsidies aan o.a. Kadaster, LTO) 2 2 28 2
Grote Wateren 10 0 ‒ 10 194 198 2032 2032 3
afrondingen 0
Programma realisatie 16 3 ‒ 13 281 317
begroting (DF 7.02.01) 16 3 ‒ 13

Toelichting

  1. Van de geplande 10 aanvullende zuiveringen zijn er 4 gerealiseerd waarvan er 1 in 2022 functioneel in bedrijf is gegaan. Vertraging is het gevolg van de coronacrisis, een tekort aan bouwmaterialen en capaciteitstekorten bij uitvoerders. In 2022 is € 5 miljoen minder gerealiseerd dan begroot.
  2. In 2022 is budget beschikbaar gesteld voor het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (€ 28 miljoen).
  3. Als gevolg van vertraging met diverse aanbestedingen is de realisatie € -10 miljoen lager dan was begroot.

Grote wateren

In 2017 is een verkenning uitgevoerd naar de opgaven voor natuur en waterkwaliteit in de grote wateren. De verkenning grote wateren laat zien dat er goede mogelijkheden zijn om de waterkwaliteit te verbeteren en de natuur te versterken.

Op grond hiervan is de ambitie ontwikkeld om tot 2050 diverse maatregelen te treffen die gericht zijn op het voorkomen van achteruitgang van ecologische kwaliteit van de grote wateren, het bevorderen van een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk en het creëren van ruimte voor ruimtelijk-economische ontwikkeling.

In 2020 hebben IenW en LNV, in de vorm van de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) de resterende middelen voor de tweede tranche gereserveerd voor specifieke projecten, waarmee duidelijk is welke maatregelen tot en met 2032 worden uitgevoerd (Kamerstuk 27 625, nr. 523).

In 2022 is een MIRT-beslissing genomen voor het PAGW-projecten, een voorkeursbeslissing voor het project Oostvaardersoevers (zie Kamerstuk 36200 A, nr. 9). Ten algemene kan geconstateerd worden dat de voortgang in de planvorming van de PAGW-projecten uit de eerste en tweede tranche is vertraagd, waardoor uitputting van beschikbare middelen langzamer verloopt dan eerder verwacht. De projecten en het stadium waarin deze zich bevinden is beschreven in het MIRT-overzicht 2023 (Kamerstuk 36200 A, nr. 4). Over de voortgang van het project Getij Grevelingen is de Tweede Kamer laatstelijk per brief van 11 november 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 27625 nr. 590).

Op 8 maart 2022 hebben de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Natuur en Stikstof aangekondigd in 2022 een selectie te willen maken van projecten voor de 3e tranche PAGW (Kamerstuk 27625, nr. 565). Over de uitkomst hiervan is de Tweede Kamer in december 2022 geïnformeerd

Grondwater

Eind 2022 heeft de ambtelijke Studiegroep Grondwater haar advies ‘Grondwater: onzichtbaar en onmisbaar’, voor het duurzaam behoud van de grondwatervoorraden, overhandigt aan het Bestuurlijk Overleg (BO) Water. Uit de analyse van de Studiegroep Grondwater blijkt dat grondwater een onzichtbare bron is, die veelal als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Hierdoor staat het in de lijst van opgaven vaak onderaan. In delen van het land wordt het grondwater echter zouter, wordt het grondwater elke dag een klein beetje viezer door verontreiniging met chemische stoffen en wordt op sommige plekken meer grondwater gebruikt dan er wordt aangevuld, waardoor de grondwaterstand daalt. Dat is een probleem, omdat grondwater belangrijk is, of eigenlijk zelfs onmisbaar. De Studiegroep benoemd in haar advies 10 punten om deze problematiek aan te pakken, die zich zowel richten op de grondwaterkwantiteit (o.a. ‘houdt grondwater vast’) als de grondwaterkwaliteit (o.a. ‘voorkom verdere achteruitgang grondwaterkwaliteit door bronaanpak’). In opdracht van het BO Water worden deze adviezen uitgewerkt tot een uitvoeringsstrategie, waarbij zo veel mogelijk synergie wordt gezocht met de uitvoeringsstrategie van Water en Bodem Sturend. Via deze uitvoeringsstrategie kan vervolgens de voortgang worden gemonitord.

Daarnaast is eind 2022 het eerste deel van het onderzoekstraject voor het bepalen van de Nationale Grondwater Reserves (NGR) afgerond. NGR zijn de diepe, schone, zoete grondwatervoorraden. Dit is natuurlijk kapitaal, dat we ook voor de toekomst schoon willen houden voor toekomstige generaties. Daarbij houden we er rekening mee dat (een deel van) deze voorraden ooit gebruikt worden. In de Structuurvisie Ondergrond is afgesproken dat het Rijk NGR’s aanwijst en beschermt.

In het eerste deel van het onderzoek is een gedetailleerde 3D kartering van de NGR’s gemaakt. Vervolgens wordt onderzocht welke reserves geschikt zijn als nationale reserve, rekening houdend met ander gebruik, winbaarheid, effecten van winning en lange termijn trends. Tenslotte wordt aan de hand van deze informatie een beleidsadvies opgesteld voor de begrenzing en bescherming van de NGR’s.

Bijdrageregeling Zuivering

Voorzien was dat er in 2022 vier rioolwaterzuiveringen zouden worden uitgerust met een verwijderingsinstallatie voor medicijnresten en deze ook functioneel in bedrijf zouden zijn. De vier verwijderingsinstallaties (Leiden Noord, Houten, Wervershoof en Ooijen) zijn allen gebouwd maar alleen Leiden-Noord is ook daadwerkelijk functioneel in bedrijf (en komt hierdoor in aanmerking komend voor een financiële bijdrage). De vertraging in het functioneel in bedrijf gaan van de overige verwijderingsinstallaties komt door opstartproblemen. De realisatie in 2022 is hierdoor lager en verschuift in de tijd.

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

In 2022 is in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) verder gewerkt aan het verminderen van de agrarische wateropgaven (verschil huidige situatie van het agrarisch waterbeheer en vereiste situatie). Hiermee wordt invulling gegeven aan het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water, de doelen voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, het Deltaprogramma en het voorkomen van schade door droogte en wateroverlast. In dit kader zijn bijdragen verstrekt aan het Kadaster en LTO voor de bemensing van het DAW programma. Er is verder gewerkt aan het opstellen van een subsidieregeling die in 2023 in werking treedt. Met deze subsidieregeling worden waterschappen in staat gesteld om in samenwerking met agrariërs verder te werken aan het verminderen van de agrarische wateropgaven. Via verschillende communicatiekanalen is kennisverspreiding over proefprojecten en praktijkmaatregelen mogelijk gemaakt.
De verplichtingen zijn maar ten dele gerealiseerd mede door capaciteitekorten.

Waterkwaliteit in glastuinbouwgebieden

Om de waterkwaliteit in glastuinbouwgebieden te verbeteren is in 2022 gewerkt aan verbetering van de kwaliteit van de lozingsgegevens in de database van de uitvoeringsorganisatie glastuinbouw. Ook is een ambitieplan opgesteld om toezicht en handhaving vanuit waterschappen en omgevingsdiensten een kwaliteitsimpuls te geven. Verder is onderzoek in gang gezet om resterende emissieroutes vanuit kassen naar grond- en oppervlaktewater beter te kunnen kwantificeren en op te kunnen sporen.

Planning waterkwaliteit

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Projecten Nationaal
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterkwaliteit 13 14
Projecten Zuid-Nederland
Getij Grevelingen 102 105 2028-2029 2028-2029
Totaal programma planuitwerking en verkenning 115 119
budget DF 7.02.02 115 119

7.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

KRW

In maart jl. zijn de Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 (SGBP’s) voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgesteld en aan de Europese Commissie gerapporteerd. Er is een start gemaakt met werkzaamheden voor de komende planperiode, waaronder monitoren van de voortgang van de uitvoering van maatregelen en de Evaluatie 2024. Deze zomer zijn de resultaten van de Kennisimpuls Waterkwaliteit opgeleverd. In 10 projecten is onderzocht welke factoren de waterkwaliteit beïnvloeden

Microplastics

De voorbereidingen zijn getroffen voor een onderzoek naar het effect van microplastic op gezondheid van de mens (inclusief voorstel voor organisatie en coördinatie) van het onderzoek. Na budgetgoedkeuring van de 1e kamer wordt het onderzoek gestart. Als gevolg van corona is er vertraging opgetreden in de validering van de microplastic monitoring.

Met de gebiedersbeheerders, zoals gemeenten en waterschappen, is een gebiedsanalyse uitgevoerd naar de bronnen van plastic zwerfafval in de rivier. Vervolgstap is het opstellen van maatregelen. Tevens is een ketenonderzoek uitgevoerd naar waar plastic pellets in de keten van productie – transport ¬ gebruik vrijkomen en is er met de branchevereniging van cruiseboten gesproken over maatregelen voor het voorkomen van plastic zwerfafval afkomstig van passagiers.

Bij de ontwikkeling van monitoring van macroplastic is onderzoek naar de meetmethoden voor oever en wateroppervlakte afgerond. De meetmethode voor oevers is gebaseerd op de OSPAR-methode voor stranden. Het oppervlakte water kan vanaf bruggen worden gemonitord. De meetmethoden vullen elkaar aan.

Gestart is met een verkenning voor een onderzoek naar macroplastic in de waterkolom.

Het onderzoek naar methode van bemonstering en analyse van microplastic in de Rijn en Maas is uitgevoerd. De eerste indicatieve resultaten worden nog bekend gemaakt.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Waterstaat (HXII) wordt gerapporteerd over het begrotingsbeheer, financieel en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering, over de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. Hieronder wordt gerapporteerd over de uitzonderingsrapportage rechtmatigheid en totstandkoming niet financiële verantwoordingsinformatie van het Deltafonds.

Rechtmatigheid

Bij de financiële verantwoording van het Deltafonds over 2022 is geen sprake van overschrijdingen van door de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven rapportagetoleranties vastgesteld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

De niet-financiële verantwoordingsinformatie betreft de indicatoren en kengetallen die beogen inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de beleidsuitvoering en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Uit de controle van de ADR zijn geen materiële bevindingen gebleken op het totstandkomingsproces van de niet-financiële informatie.

C. Jaarrekening

6. Verantwoordingsstaat Deltafonds

Art. Omschrijving Vastgestelde begroting Realisatie1 Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
1 Investeren in waterveiligheid 1.018.861 568.377 166.404 865.701 536.517 208.140 ‒ 153.160 ‒ 31.860 41.736
2 Investeren in zoetwatervoorziening 54.922 62.989 0 128.731 71.465 0 73.809 8.476 0
3 Beheer, onderhoud en vervanging 230.593 232.337 0 268.281 261.437 4.714 37.688 29.100 4.714
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet 23.791 21.842 0 162.223 72.605 0 138.432 50.763 0
52 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven 339.212 339.405 0 371.519 371.603 0 32.307 32.198 0
6 Bijdragen t.l.v. begroting Hoofdstuk XII 0 0 1.161.419 0 0 1.114.300 0 0 ‒ 47.119
7 Investeren in waterkwaliteit 74.384 103.475 602 79.486 68.667 630 5.102 ‒ 34.808 28
Subtotaal 1.741.763 1.328.425 1.328.425 1.875.941 1.382.294 1.327.784 134.178 53.869 ‒ 641
Voordelig eindsaldo (cumulatief) vorig jaar 286.037 286.037
Subtotaal 1.741.763 1.328.425 1.328.425 1.875.941 1.382.294 1.613.821 134.178 53.869 285.396
Voordelig eindsaldo (cumulatief) huidig jaar ‒ 231.527 ‒ 231.527
Totaal 1.741.763 1.328.425 1.328.425 1.875.941 1.382.294 1.382.294 134.178 53.869 53.869
  1. De gerealiseerde bedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1.000)
  2. Exclusief artikelonderdeel 5.10 Saldo van de afgesloten rekeningen

7. Saldibalans

Intra-comptabele posten Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 1.382.291 1.136.548 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 1.327.783 1.427.816
1a) Nadelig Saldo voorgaand jaar 0 5.232 2a Voordelig Saldo voorgaand jaar 286.037 0
3) Liquide middelen 0 0 0 0
4) Rekening-courant RHB (Rijkshoofdboekhouding) 231.529 286.037 4a) Rekening-courant RHB 0 1
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve 0 0 5a) Begrotingsreserves 0 0
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 0 0 7) Schulden buiten begrotingsverband 0 0
8) Kas-transverschillen 0 0 0 0
Afrondingsverschil 0 0 Afrondingsverschil 0 0
Subtotaal intra-comptabel 1.613.820 1.427.817 Subtotaal intra-comptabel 1.613.820 1.427.817
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 0 0 9a) Tegenrekening openstaande rechten 0 0
10) Vorderingen 683 1.821 10a) Tegenrekening vorderingen 683 1.821
11a) Tegenrekening schulden 0 0 11) Schulden 0 0
12) Voorschotten 1.371.023 1.049.859 12a) Tegenrekening voorschotten 1.371.023 1.049.859
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 0 0 13) Garantieverplichtingen 0 0
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 3.082.653 2.589.003 14) Andere verplichtingen 3.082.653 2.589.003
15) Deelnemingen 0 0 15a) Tegenrekening deelnemingen 0 0
Subtotaal extra-comptabele 4.454.359 3.640.683 Subtotaal extra comptabel 4.454.359 3.640.683
Totaal 6.068.179 5.068.500 Totaal 6.068.179 5.068.500

Toelichting samenstelling saldibalans

Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval Infrastructuur en Waterstaat (XII), het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, wordt per begroting een saldibalans opgesteld. Voor de begroting van Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds worden geen gescheiden administraties gevoerd waardoor posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Wat betreft de toelichtingen zijn de volgende uitgangspunten toegepast. Een post, welke in verhouding tot de totale omvang van de balansregel een grote omvang heeft of de grens van € 25 miljoen overschrijdt, is tekstueel toegelicht.

Alle bedragen in de Saldibalans zijn, conform de regelgeving, naar boven afgerond. Als gevolg hiervan kunnen kleine verschillen ontstaan met de overige tabellen waarbij de reguliere afrondingsregels zijn gebruikt.

4) Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding

Deze balansregel geeft de financiële verhouding met de Rijksschatkist weer.

10 en 10a) Vorderingen en Tegenrekening vorderingen

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting.

Totaal 683
Totaal 683

12 en 12a) Voorschotten en Tegenrekening voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Totaal 1.371.023
Artikel 02 Investeren in Zoetwatervoorziening 109.051
Artikel 04 Experimenteren cf. art. III Deltawet 46.960
Totaal 1.371.023

Toelichtingen

Artikel 01 Investeren in waterveiligheid

Om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de rijkswateren, staan vanuit onder andere het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en het programma Ruimte voor de Rivier voor circa € 1.215 miljoen aan voorschotten open. Zo ontvingen onder andere het Hoogheemraadschap (HHR) Hollands Noorderkwartier ruim € 269 miljoen, het waterschap Rivierenland circa € 405 miljoen, het Waterschap Limburg circa € 117 miljoen, het waterschap Groot Salland € 44 miljoen, het waterschap Scheldestromen €36 miljoen,het waterschap Drents Overijsselse Delta ruim € 34 miljoen het HHR van Rijnland € 28 miljoen, het waterschap Vallei en Veluwe € 34 miljoen het waterschap Rijn en IJsel ruim € 22 miljoen, voor het waterschap Aa en Maas € 27 miljoen en het waterschap Fryslân Waterketen ruim € 33 miljoen. Verder is aan de provincie Flevoland een voorschot van circa € 59 miljoen verstrekt voor de specifieke uitkering N307/Roggebotsluis.

Artikel 02 Investeren in zoetwatervoorziening

Aan diverse gemeenten en provincies zijn in het kader van specifieke uitkeringen voor de Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2021–2027 voorschotten verstrekt voor circa € 40 miljoen. Verder is aan het waterschap Hoogheemraadschap is een voorschot van € 16 miljoen verstrekt.

Artikel 04 Experimenteren cf. art. III Deltawet

De verstrekte voorschotten bestaand grotendeels uit de verstrekte verschotten aan Levvel B.V. van circa € 41 miljoen om de afsluitdijk te versterken.

In 2022 vastgelegde voorschotten 536.399
In 2022 afgerekende voorschotten ‒ 215.235
Verdeeld naar jaar van betalen:
‒ 2020 en verder ‒ 73.101
‒ 2021 ‒ 4.749
‒ 2022 ‒ 137.385
Openstaand per 31 december 2022 1.371.023

Toelichtingen

De garantstellingen zijn afgegeven ten behoeve ProRail. Er zijn in 2022 geen wijzigingen geweest.

14 en 14a) Andere verplichtingen en Tegenrekening andere verplichtingen

De post Andere verplichtingen vormt een saldo van de verplichtingen per 1 januari van het begrotingsjaar, de aangegane verplichtingen, de daarop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Correctie beginstand 1
Aangegaan in 2022 1.923.271
Tot betaling gekomen in 2022 ‒ 1.382.290
Negatieve bijstellingen in 2022 ‒ 47.332
Openstaand per 31 december 2022 3.082.653

Toelichting

Omvangrijke bijstellingen op de aangegane verplichtingen worden toegelicht bij de tabellen Budgettaire gevolgen van de uitvoering van het artikel waar de bijstelling betrekking op heeft. Dit conform de norm zoals opgenomen in de leeswijzer.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Inventarisatie van bestuurlijke afspraken voor zover al niet deel uitmakend van de juridische verplichtingen, zoals opgenomen in de financiële administratie (met name gesloten bestuursovereenkomsten of convenanten met decentrale overheden) heeft plaatsgevonden.

Ultimo 2022 is geen sprake van dergelijke bestuurlijke afspraken.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Instandhouding

In deze bijlage bij het jaarverslag van het Mobiliteitsfonds en van het Deltafonds wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen. In onderdeel A van deze bijlage wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die door Rijkswaterstaat worden beheerd. Dit betreft het Hoofdwegennet (HWN), het Hoofdvaarwegennet (HVWN) en het Hoofdwatersysteem (HWS). In onderdeel B wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de Hoofdspoorweginfrastructuur (HWSI) welke beheerd wordt door ProRail.

Bij instandhouding gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur. Hieronder vallen alle activiteiten op het vlak van exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de bestaande infrastructuur. Aan uw Kamer is toegezegd (Kamerstuk 2018-2019, 35 000A, nr. 98) om bij de begrippen voor instandhouding aan te sluiten bij de Europese begrippen voor activiteiten van een infrastructuurbeheerder uit de spoorrichtlijn 2012/34/EU. De begrippen die met ingang van de begroting 2022 in het Mobiliteitsfonds en Deltafonds gehanteerd worden zijn: exploitatie, onderhoud, vernieuwing (samen staan deze drie voor de instandhouding van de infrastructuur), verbetering en aanleg (samen staan deze twee voor de ontwikkeling van de infrastructuur):

  1. Tot het domein van de exploitatie (voorheen ‘beheer’) behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement;
  2. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren;
  3. Vernieuwing (voorheen ’vervanging’ en/of ‘renovatie’) is gericht op het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object of het verlengen van de levensduur van het bestaande object. Het gaat bij vernieuwing expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op toevoeging van functies of om aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur (ontwikkeling).

1 Onderdeel A - Instandhouding van de netwerken Rijkswaterstaat

Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn de prestaties – de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur – die de gebruikers directervaren. In de begroting 2022 is aangegeven de periode 2022-2023 als overbruggingsperiode te behandelen in afwachting van besluitvorming van een nieuw kabinet over de financiering van de instandhoudingsopgave. Er zijn geen prestatieafspraken gemaakt. Wel blijven we de prestatieindicatoren monitoren. 

Allereerst wordt een overzicht gegeven van de geleverde prestaties op de netwerken. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het areaal in beheer bij RWS, de gerealiseerde budgetten voor instandhouding, de ontwikkeling van de balanspost nog uit te voeren werkzaamheden en het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud toegelicht. Over duurzaamheidsprestaties wordt vooralsnog gerapporteerd via het IenW Duurzaamheidsverslag.

Prestaties

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing op en verantwoording over de gewenste prestaties waarvoor RWS budget heeft gekregen. Met RWS is een tweejarig Service Level Agreement gesloten (looptijd 2022-2023), waarin afspraken zijn gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden en prestaties.

Hoofdwegennet 1
Beschikbaarheid
Technische beschikbaarheid van de weg 90% 99% 99% 99% 98%
Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud in:
Voertuigverliesuren (vanaf 2018) 10% 3% 6% 7% 3%
Levering verkeersgegevens:
– Beschikbaarheid data voor derden 90% 93% 93% 94% 93%
– Actualiteit data voor derden 95% 97% 100% 96% 100%
Veiligheid
– Voldoen aan norm voor verhardingen 99,7% 99,8% 99,7% 99,8% 99,7%
– Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding 95% 97% Voldoende 99% 99%
Hoofdvaarwegennet 2
Beschikbaarheid / Betrouwbaarheid
Stremmingen gepland onderhoud 0,8% 0,3% 2,0% 0,9%
Stremmingen ongepland onderhoud 0,2% 0,4% 1,0% 2,4%
Tijdig melden ongeplande stremmingen 97% 98% 98% 98% 98%
Vaargeul op orde (% oppervlakte op orde)
– Toegangsgeulen 99% 100% 100% 100% 100%
– Hoofdtransportassen 90% 92% 92% 92% 93%
– Hoofdvaarwegen 85% 83% 80% 80% 82%
– Overige vaarwegen 85% 87% 83% 83% 83%
Veiligheid
Vaarwegmarkering op orde 95% 93% 91% 92% 89%
Hoofdwatersysteem 3
Waterveiligheid
Handhaving kustlijn 90% 92% 91% 90% 91%
Beschikbaarheid stormvloedkeringen 100% 83% 83% 83% 83%
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 100% 75% 50% 100% 75%
Betrouwbaarheid informatievoorziening 95% 99% 100% 96% 100%

1. Toelichting prestaties Hoofdwegennet

  1. Alle prestatie-indicatoren scoren voor 2022 binnen de norm. In 2022 was 3% van alle files het gevolg van aanleg en geplande onderhoudswerkzaamheden (werk in uitvoering). Deze score was ruim onder de streefwaarde van 10%. Dit is weliswaar een daling ten opzichte van 2020 en 2021, maar dat geeft een vertekend beeld. Door coronamaatregelen daalden de files in 2020 en 2021 ten opzichte van 2019 met ongeveer 66%, waardoor het percentage files door onderhoudswerkzaamheden ten opzichte van het totale aantal files in die jaren relatief hoger was. Het totale aantal files in 2022 stijgt uit boven het niveau van 2019. De totale hoeveelheid voertuigverliesuren (vvu) door files door werkzaamheden is gestegen naar 1120 vvu x 1000 in 2022 ten opzichte van 729 vvu x 1000 in 2021.

2. Toelichting prestaties Hoofdvaarwegennet

  1. De indicator voor het tijdig melden van ongeplande stremmingen voldoet aan de streefwaarde. Ook de indicatoren voor vaargeul op orde voor toegangsgeulen en hoofdtransportassen voldoen aan de streefwaarden. De overige indicatoren halen de streefwaarden niet.
  2. Stremmingen gepland onderhoud: Het aantal stremmingen door gepland onderhoud is fors lager dan in 2021, maar voldoet met 0.9% net niet aan de streefwaarde van 0.8%.
  3. Stremmingen ongepland onderhoud: Deze score is meer dan verdubbeld ten opzichte van vorig jaar. Het uitstellen van onderhoud en renovaties van de kunstwerken is een oorzaak van de scores.
  4. Vaargeul op orde voor hoofdvaarwegen en overige vaarwegen: Er is sprake van een achterstand in het baggeren. Ook geldt voor een aantal vaarwegen dat voor de berekening van de score een vaarwegklasse wordt gebruikt waar nu nog niet aan voldaan hoeft te worden (opwaardering CEMT-klasse).
  5. Vaarwegmarkering op orde: Deze scoort onder de streefwaarde en iets lager dan vorig jaar. Er worden korte termijn beheermaatregelen ingezet om het benodigde materieel aan te kopen en risicovolle situaties te controleren.

3. Toelichting prestaties Hoofdwatersystemen

  1. Voor de Ramspolkering kan op dit moment niet aantoonbaar gemaakt worden of de kering voldoet aan de afgesproken faalkanseis vanwege het niet voldoen aan de organisatorische randvoorwaarden voor goed probabilistisch beheer en onderhoud. Inmiddels zijn verbetermaatregelen genomen zoals het op peil brengen van de capaciteit en het kennis- en kwaliteitsniveau van de beheerorganisatie. De verwachting is dat de kering met ingang van het stormseizoen ’23-’24 weer voldoet.
  2. Waterhuishouding op Orde is opgebouwd uit vier indicatoren. In 2022 zijn de streefwaarden van de volgende indicatoren gehaald: ‘Peilhandhaving Kanalen en meren’, ‘Wateraanvoer bij droogte’ en ‘Verziltingsbestrijding’. De streefwaarde van de indicator ‘Hoogwaterbeheersing Kanalen’ is niet gehaald. De voornaamste verklaring hiervoor: Het is enkele keren voorgekomen dat het aflaatwerk bij Eefde bij een significante neerslagverwachting niet voldeed aan de afgesproken beschikbaarheidseis door de opstelling van de tijdelijke pompinstallatie . Dit heeft niet tot overlast geleid. Het oude gemaal en de sluiskolk boden ruim voldoende spuicapaciteit voor de tijd van het jaar.

    Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij Rijkswaterstaat per verantwoording 2022.

Hoofdwegennet 1
Rijbaanlengte
– Hoofdrijbaan km 5.843 5.842 5.842 5.846
– Verbindingswegen en op- en afritten km 1.745 1.766 1.794 1.612
Areaal asfalt
– Hoofdrijbaan km2 77 77 77 77
– Verbindingswegen en op- en afritten km2 15 15 15 14
Groen areaal km2 182 183 184 184
Verkeerssignalering op rijbanen km 2.839 2.890 2.914 2.931
Verkeerscentrales stuks 6 6 6 6
Bediende objecten
– Spitsstroken km 310 310 308 308
– Bruggen Beweegbaar stuks 55 55 54 50
– Tunnelcomplexen stuks 19 20 20 20
– Aanleginrichtingen (veren) stuks 15 14 14 14
Aquaducten stuks 17 17 17 17
Ecoducten stuks 56 55 56 56
Hoofdvaarwegennet 2
Vaarwegen km 7.082 7.071 7.071 7.071
– waarvan binnenvaart km 3.437 3.426 3.426 3.426
– waarvan zeevaart km 3.646 3.646 3.646 3.646
Begeleide vaarweg km 592 592 592 592
Verkeersposten stuks 12 12 12 12
Vuurtorens (incl. BES-eilanden) stuks 23 24 24 24
Bediende objecten
– Schutsluiskolken stuks 129 131 130 131
– Bruggen beweegbaar stuks 113 113 113 112
Hoofdwatersysteem 3
Watermanagement wateroppervlak km2 90.191 90.189 90.187 90.219
Kustlijn km 293 293 293 293
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
–  Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 198 195 201 201
–  Niet primaire waterkeringen/duinen km 646 625 623 604
–  Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.351 5.185 5.183 5.182
Binnenwateren km2 3.049 3.047 3.044 3.030
Bediende objecten:
–  Stormvloedkeringen stuks 6 6 6 6
–  Spui- en uitwateringssluiskolken stuks 86 85 86 86
–  Stuwcomplexen stuks 10 10 10 10
–  Gemalen stuks 20 20 20 19

1. Toelichting areaalgegevens Hoofdwegennet

Algemeen beeld 2018-2022:

  1. De rijbaanlengte hoofdrijbaan is in 2018 toegenomen door de aanleg van de nieuwe N18; in 2019 is de oude N18 grotendeels overgedragen aan de betreffende gemeenten, waardoor de rijbaanlengte weer afnam. De toename in 2022 betreft een administratieve verbetering.
  2. De omvang van het hoofdwegennet neemt toe door grote verbredingsprojecten, zoals de A1 Oost (2019-2021) en de A9 Gaasperdammerweg met de Gaasperdammertunnel (2020). Door deze projecten is ook de lengte van de signalering toegenomen.
  3. De op- en afritten en verbindingswegen zijn de laatste jaren toegenomen door de nieuwe parallelstructuur op de A44 ter hoogte van de toekomstige aansluiting van de Rijnlandroute. Ook zijn nieuwe aansluitingen aangelegd en bestaande aansluitingen verruimd. De afname in 2022 heeft een administratieve oorzaak.
  4. In een aantal verbredingsprojecten worden spitsstroken omgezet naar permanente rijstroken, waardoor de lengte spitsstroken afneemt.
  5. De afname van de beweegbare bruggen betreft voornamelijk bruggen die niet meer worden bediend en worden vervangen door vaste bruggen met een hogere doorvaarthoogte.

Specifiek 2022:

  1. In 2022 is de A20 verbreed ten behoeve van de nieuwe Blankenburgverbinding.
  2. Er zijn in 2022 geen verbindingswegen bijgekomen: de afname heeft een administratieve oorzaak. De verbeterde registratie van ventwegen langs N-wegen zorgde de afgelopen jaren voor een administratieve toename van de verbindingswegen, zoals gemeld in de Jaarverslagen 2020 en 2021. De definitie voor verbindingswegen is nu aangescherpt, waarbij ventwegen langs N-wegen niet meer als verbindingsweg tellen, maar in een aparte categorie vallen. De hier gerapporteerde verbindingswegen bevatten vanaf nu alleen nog de parallelbanen en de verbindingswegen op knooppunten.
  3. De toename van de verkeerssignalering betreft een administratieve verbetering: de signalering op de A73 ter hoogte de van de Roer- en Swalmentunnels bleek niet goed in de systemen te staan. Dit is in 2022 verbeterd in de data-administratie.
  4. Het aantal beweegbare bruggen is met 4 afgenomen: De Julianabrug in de N7 is gesloopt in het kader van het project A7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2 en wordt vervangen door een vaste brug met een hogere doorvaarthoogte. Verder worden de 3 Giessenbruggen in de A20 al langere tijd (2017) niet meer bediend wegens een veiligheidsrisico tijdens de bediening. Eind 2021 is besloten dat dit vaste bruggen worden met een hogere doorvaarthoogte.

2. Toelichting areaalgegevens Hoofdvaarwegennet

Algemeen beeld 2018-2022

  1. De omvang van het vaarwegennet is vrij stabiel. In 2020 is de lengte vaarwegen afgenomen als gevolg van de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta.
  2. Het aantal vuurtorens nam in 2020 toe door een overdracht naar Rijkswaterstaat van de vuurtoren Fort Oranje op St. Eustatius.
  3. Het aantal schutsluiskolken neemt geleidelijk toe. In 2019 is de derde kolk bij de Beatrixsluis in gebruik genomen, in 2020 zowel de Reevesluis als de tweede sluiskolk bij sluis Eefde. In 2021 is de Middensluis in Terneuzen buiten gebruik gesteld in verband met de vervanging door de Nieuwe Sluis in Terneuzen in 2023. In 2022 is de zeesluis bij IJmuiden in gebruik genomen.
  4. Het aantal bediende bruggen neemt geleidelijk af als gevolg van aanvaringen: de Paddepoelsterbrug in 2018 en de Gerrit Krolbrug in 2021.

Specifiek 2022:

  1. In 2022 is het aantal schutsluiskolken met 1 toegenomen, omdat de zeesluis bij IJmuiden in gebruik is genomen.
  2. In mei 2021 is de Gerrit Krolbrug in Groningen aangevaren door een schip. De brug bleek onherstelbaar beschadigd te zijn en moest worden verwijderd. In 2022 is het aantal beweegbare bruggen afgenomen met 1, omdat dit toen in de realisatiecijfers verwerkt is.

3. Toelichting areaalgegevens Hoofdwatersysteem

Algemeen beeld 2018-2022

  1. De omvang van het hoofdwatersysteem varieert. Dit komt onder andere door de overdrachten van het Oude Maasje en het Zuiderkanaal naar het Waterschap Brabantse Delta in 2020 en een verbeterde registratie in 2021 en 2022.
  2. De lengtes van de primaire en niet-primaire keringen variëren. In 2020 namen ze af door overdrachten naar andere partijen zoals een aantal voorhavendijken naar het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (primaire kering). In 2021 zorgde een hernieuwde inventarisatie van de dijken voor een aanpassing in de realisatiecijfers.
  3. De omvang van de uiterwaarden varieert. Dit komt door zowel aanleg en overdrachten als verbeterde registratie, zoals bijvoorbeeld de overdracht van de Reevediep uiterwaarden naar Staatsbosbeheer in 2020.
  4. Het aantal spui- en uitwateringssluiskolken varieert. In 2019 is het aantal met twee toegenomen door de registratie van een spuimiddel bij Sluis II en een spuimiddel bij Sluis IV. In 2020 is het aantal met één afgenomen doordat de classificatie van een kunstwerk is overgegaan van een spuisluis naar een waterreguleringswerk. In 2021 is het aantal met één toegenomen door de aanleg van een spuisluis bij de Reevesluis.
  5. Het aantal gemalen is in 2019 met één toegenomen door de registratie van een gemaal bij Sluis II.

Specifiek 2022

  1. In 2022 is de omvang van het water toegenomen, met name door verbeterde registratie van zowel het water voor de kust van het Haringvliet en de Maasvlakte als de water- en oeverlijn van de Westerschelde. De omvang van het binnenwater is in 2022 afgenomen door een verbeterde registratie van de water- en oeverlijn van het Grevelingenmeer, de Oosterschelde en het Veerse Meer.
  2. De lengte van de niet-primaire keringen is in 2022 verder afgenomen door een hernieuwde inventarisatie van de duinen.
  3. In 2022 is de netto omvang van de uiterwaarden iets afgenomen, onder andere door de verwerking van de Grensmaas projecten Itteren en Nattenhoven in het bronsysteem.
  4. Het aantal gemalen is in 2022 met één afgenomen, omdat de classificatie van een kunstwerk is overgegaan van een gemaal naar een waterreguleringswerk.

Budgetten exploitatie en onderhoud Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem

In onderstaande tabel zijn de begrote en gerealiseerde budgetten op exploitatie en onderhoud toegelicht.

Artikelonderdeel 2022 2022 2022 Toelichting
Hoofdwegen
MF 12.01 Exploitatie 9.298 3.959 5.339
MF 12.02.01 Onderhoud 1.021.510 905.185 116.325 1
MF 12.06.02 Overige netwerkgebonden kosten 251.992 108.115 143.877 2
Totaal realisatie Exploitatie en Onderhoud Hoofdwegen 1.282.800 1.017.259 265.541
Hoofdvaarwegen
MF 15.01 Exploitatie 10.972 10.433 539
MF 15.02.01 Onderhoud 461.832 368.020 93.812 3
MF 15.06.02 Overige netwerkgebonden kosten 58.964 30.782 28.182 4
Totaal realisatie Exploitatie en Onderhoud Hoofdvaarwegen 531.768 409.235 122.533
Hoofdwatersysteem
DF 3.01.01 Watermanagement 8.028 7.634 394
DF 3.02.01 Onderhoud Waterveiligheid 144.350 111.076 33.274 5
DF 3.02.02 Onderhoud Zoetwatervoorziening 99.251 97.102 2.149 6
DF 5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven 103.854 68.829 35.025 7
Totaal realisatie Watermanagement en Onderhoud Hoofdwatersysteem 355.483 284.641 70.842
Totaal realisatie exploitatie, watermanagement en Onderhoud RWS 2.170.051 1.711.135 458.916

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

Hoofdwegennet

1. De hogere realisatie op Onderhoud Hoofdwegennet van € 116,3 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Vanuit de afrekening van de SLA 2018-2021, is het budget verhoogd met € 140,7 miljoen. De afrekening betreft budgettoevoeging voor saldo mee en tegenvallers SLA en extra opgedragen (onderhouds)werkzaamheden.
  2. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 48,6 miljoen).
  3. Om de tekorten op beheer en onderhoud tot en met 2023 op te lossen is er in de begroting 2022 € 300 miljoen van de jaren 2031-2033 naar 2023 geschoven. Met een aanvullende schuif is dit in de 1e suppletoire 2022 verdeeld over de netwerken. Voor het hoofdwegennet gaat het om € 32,4 miljoen.
  4. Overboeking van budget naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken - € 115,2 miljoen).
  5. Tot slot leiden diversie kleine mutaties < 5 miljoen per saldo tot een hogere realisatie (€ 9,8 miljoen).

2. De hogere realisatie op de post overige netwerk gebonden uitgaven € 143,9 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Vanuit de afrekening van de SLA 2018-2021 is het budget verhoogd met € 16,7 miljoen. De afrekening betreft budgettoevoeging voor saldo mee en tegenvallers SLA en extra opgedragen (onderhouds)werkzaamheden.
  2. Overboeking van budget vanuit de post onderhoud naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken) (€ 115,2 miljoen).
  3. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 5,8 miljoen).
  4. Tot slot leiden diverse kleinere mutaties < € 5 miljoen tot een hogere realisatie van € 6,1 miljoen.

Hoofdvaarwegennet

3. De hogere realisatie op Onderhoud Hoofdvaarwegen van € 93,8 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Vanuit het de afrekening van de SLA 2018-2021 is het budget verhoogd met € 21 miljoen voor het uitvoeren van onderhoud.
  2. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 22,8 miljoen).
  3. Om de tekorten op beheer en onderhoud tot en met 2023 op te lossen is in de begroting 2022 € 300 miljoen van de jaren 2031-2033 naar 2023 geschoven. Met een aanvullende schuif is dit in de 1e suppletoire 2022 verdeeld over de netwerken. Voor het hoofdvaarwegennet gaat het om € 45,3 miljoen.
  4. Overboeking van budget naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken, - € 32,4 miljoen).
  5. Extra middelen voor de kosten door het hoogwater in Limburg in juli 2021 (€ 12 miljoen).
  6. Bijdrage vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het Maritiem Informatievoorziening Servicepunt (MIVSP) waarvoor in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijkswaterstaat data verzamelt over water, wind, neerslag en fauna bij diversie windparken op zee (bijdrage EZK, € 9,4 miljoen).
  7. Bijdrage van het ministerie van EZK ten behoeve van het Maritiem Informatievoorziening Servicepunt II (MIVSP II). RWS verzamelt data over water, wind, neerslag en fauna bij diverse windparken op zee, zogenoemde Maritieme IV-Servicepunten. MIVSP II is het vervolg en betreft de uitrol voor de windparken uit de routekaart Windenergie op zee 2030 en omvat zowel nautische sensoren als sensoren ten behoeve van het functioneren van het windpark (bijdrage EZK € 8,7 miljoen).
  8. Verlenging van de Search and Rescue (SAR) contract op de Noordzee (€ 6,0 miljoen). Voor het uitvoeren van de SAR-functie op de Noordzee huurt IenW een helikopter. De administratieve verantwoordelijkheid voor het contract ligt bij het ministerie van IenW (RWS). Het benodigde budget voor de verlenging is door het ministerie van Defensie overgemaakt.
  9. Tot slot leiden diverse kleine mutaties < € 5 miljoen per saldo tot een hogere realisatie (€ 1 miljoen).

4. De hogere realisatie op de post overige netwerk gebonden uitgaven van € 28,2 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Vanuit de afrekening van de SLA 2018- 2021 is het budget verlaagd met € - 5,3 miljoen.
  2. Overboeking van budget vanuit de post onderhoud naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken (€ 32,4 miljoen).
  3. Tot slot leiden diverse kleine mutaties <5 mln per saldo tot een hogere realisatie (€ 1 miljoen).

Hoofdwatersysteem

5. De hogere realisatie op Onderhoud Waterveiligheid van € 33,3 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 7,5 miljoen).
  2. Om de tekorten op beheer en onderhoud tot en met 2023 op te lossen is er in de begroting 2022 € 300 mln van de jaren 2031-2033 naar 2023 geschoven. Met een aanvullende schuif is dit in de 1e suppletoire 2022 verdeeld over de netwerken. Voor het hoofdwatersysteem gaat het om € 22,2 miljoen.
  3. Overboeking van budget naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken, - € 18,7 miljoen).
  4. Aanvullende opdrachten voor ondermeer groot onderhoud IJmuiden en Schellingwoude, klimaatadaptatie, bestuurlijke afspraken Wadden, zeer zorgwekkende stoffen en thermische energie (€ 9,9 miljoen)
  5. Extra middelen voor de kosten door het hoogwater in Limburg in juli 2021 (€ 12,8 miljoen).
  6. Tot slot leiden diverse kleine mutaties < 5 mln per saldo tot een lagere realisatie (- € 0.5 miljoen).

6. De hogere realisatie op Onderhoud Zoetwatervoorziening van € 2,2 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Bijdrage vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat aan het Maritiem Informatievoorziening Servicepunt (MIVSP) waarvoor in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijkswaterstaat data verzamelt over water, wind, neerslag en fauna bij diversie windparken op zee (bijdrage EZK, € 10,6 miljoen).
  2. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 5,0 miljoen).
  3. Overboeking van budget naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van de uitvoering van werkzaamheden die gecentraliseerd worden opgepakt (Landelijke Taken, - € 13,7 miljoen).
  4. Tot slot leiden diverse kleine mutaties < 5 mln per saldo tot een lagere realisatie (€ 0,2 miljoen).

7. De hogere realisatie op de post overige netwerk gebonden uitgaven van € 35 miljoen wordt veroorzaakt door:

  1. Overboeking van budget vanuit de post onderhoud naar de post overige netwerk gebonden uitgaven ten behoeve van uitvoering van de uitvoering van Landelijke Taken (€ 32,4 miljoen).
  2. Toevoegen van extra budget vanuit de jaarlijkse prijsbijstelling (IBOI) (€ 3,5 miljoen).
  3. Tot slot leiden diverse kleine mutaties < € 5 miljoen per saldo tot een lagere realisatie (€ - 0,9 miljoen).

Budgetten Vernieuwing Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem

In onderstaande tabel zijn de begrote en gerealiseerde budgetten op vernieuwing toegelicht.

2022 2022 2022 Toelichting
MF 12.02.04 Vernieuwing Hoofdwegen 166.793 286.981 ‒ 120.188 1
MF 15.02.04 Vernieuwing Hoofdvaarwegen 38.160 70.973 ‒ 32.813 2
DF 3.02.03 Vernieuwing Hoofdwatersysteem 9.807 16.525 ‒ 6.718 3
Totaal realisatie Vernieuwing Rijkswaterstaat 214.760 374.479 ‒ 159.719

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen tussen de begroting en de realisatie, zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

1. De per saldo lagere uitgaven op artikelonderdeel 12.02.04 Vernieuwing Hoofdwegennet (€ 120,2 miljoen) zijn met name veroorzaakt door:

  1. Programma Vervanging en Renovatie (€ 31 miljoen) door vertraging van projecten door contractuele wijzigingen bij o.a. de A12 IJsselbruggen en Haringvlietbrug;
  2. Uitstellen van de realisatiefase van de renovatie van de Haringvlietbrug en de vervanging van de tuien Galecopperbrug ( € 33 miljoen).
  3. Aanbestedingsmeevaller op het project A32 Heerenveen-Akkrum (€ 19 miljoen);
  4. Verwerking van de prijsbijstelling (€ 10 miljoen);
  5. Vertraging van de uitrol van de intelligente wegkantstations (€ 23 miljoen);
  6. Diverse kleinere mutaties (€ 4,2 miljoen).

2. De per saldo lagere uitgaven op artikelonderdeel 15.02.04 Vernieuwing Hoofdvaarwegennet van € 32,8 miljoen zijn veroorzaakt door:

  1. Verschuivingen vanuit 2021 naar 2022 (€ 24,5 miljoen): dit betreft voornamelijk de Waalbrug. Vanwege het ontbinden van het contract na fase 1 heeft de aannemer een claim ingediend en is de betaling tot realisatie gekomen in 2022 .
  2. Kasschuiven (- € 16,6 miljoen): Om binnen een modaliteit tot een sluitende programmering tekomen zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren noodzakelijk. De kasschuiven binnen het programma Vervanging en Renovatie worden met name veroorzaakt door de projecten: Damwanden Eemskanaal, Brug Itteren en Planuitwerking Maas vervanging van de bediening van de besturing.
  3. Vertraging programma Vervanging en Renovatie (- € 15,2 miljoen): met name veroorzaakt door de projecten Demkabocht en sluizen Weurt en Heumen.
  4. Reservering Vervanging en Renovatie (- € 29,9 miljoen): door actualisatie van het programma Vervanging en Renovatie projecten schuift de reservering door naar latere jaren.

Diverse kleinere mutaties leiden tot per saldo hogere uitgaven (€ 4,4 miljoen).

3. De lagere uitgaven op artikelonderdeel 3.02.03 Vernieuwing Hoofdwatersysteem (€ 6,7 miljoen) betreft het saldo van een kasschuif van € - 7,9 miljoen GVO Vervanging en Renovatie als gevolg van het aanpassen van het kasritme van het project Landelijk Meetnet Water. En € 1,2 miljoen aan diverse kleine mutaties.

Balanspost nog uit te voeren werkzaamheden

RWS is een agentschap met een baten lasten administratie. Bij de instelling van het agentschap is met het ministerie van Financiën afgesproken dat RWS geen resultaat (verlies of winst) mag behalen op de kosten die worden gemaakt voor activiteiten die door de markt worden verricht. De middelen die aan het einde van een boekjaar tekort of over zijn , worden op de balans van RWS verantwoord onder de post Nog Uit Te voeren Werkzaamheden (NUTW).

Via deze balanspost kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. Deze werkwijze is analoog aan de werkwijze die wordt gevolgd op het Deltafonds en het Mobiliteitsfonds. Daar wordt immers een saldo dat in enig jaar ontstaat meegenomen naar of verrekend met het volgende begrotingsjaar.

Deze post omvat overigens meer. Onder andere ook de mee- en tegenvallers op beheer- en onderhoudscontracten komen in deze balanspost. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan immers blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan bij het opstellen van de programmering en begroting was voorzien. Dit kan komen door:

  1. het moeten inpassen van maatregelen die niet waren voorzien;
  2. wijzigende marktomstandigheden, met kostprijzen die sneller stijgen dan eerder geraamd. Dit leidt tot aanbestedingstegenvallers;
  3. gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt.

De omvang van deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar bepaald door de kosten in dat jaar van de opbrengsten af te trekken. De balanspost wordt in een volgend jaar weer aan de opbrengsten toegevoegd.

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post NUTW per ultimo 2022 bepalen. Het overgrote deel van de post betreft de met RWS afgesloten SLA.

2020 2021 2022 Toelichting
Exploitatie en Onderhoud
1) Hoofdwatersysteem 216 205 265 1
2) Hoofdwegennet ‒ 9 ‒ 149 373 2
3) Hoofdvaarwegennet 125 51 164 3
Subtotaal exploitatie en onderhoud inclusief Landelijke Taken 333 107 802
Overig1
4) Hoofdwatersysteem 54 58 59 4
5) Hoofdwegennet 85 137 157 5
6) Hoofdvaarwegennet 9 27 29 6
7) Overig 37 43 63 7
Subtotaal Overig 185 265 308
Totaal 518 372 1110
  1. De post ‘Overig’ bestaat uit opgedragen maatregelen voor onder andere achterstallig onderhoud vaarwegen en uit opgedragen maatregelen voor kwaliteit leefomgeving. De kosten voor deze opgedragen maatregelen worden in 2021 en later gemaakt.

Toelichting

Exploitatie en onderhoud

1. Hoofdwatersysteem: Voor het Hoofdwatersysteem zijn er meer opbrengsten ontvangen dan er kosten zijn gemaakt. Het grootste deel van de € 265 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft betrekking op kustlijnzorg: € 125 miljoen. Vorig jaar was dit nog € 112 miljoen. De realisatie bleef achter doordat de opdrachtnemers binnen de hen gegeven vrijheid om de werkzaamheden uit te voeren de daadwerkelijke zandsuppleties naar achteren schuiven. Ook bevat het totaalsaldo middelen die specifiek zijn ontvangen voor aanvullende opdrachten die RWS uitvoert ( voor Hoogwater 2021, Wind op Zee en voor KCI (klimaatneutrale circulaire infrastructuurprojecten) heeft gekregen. Dit betreft circa € 25 miljoen die in 2022 is ontvangen. Het resterende saldo van € 115 miljoen wordt gebruikt voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen in 2023 en verder.

2. Hoofdwegennet: Het saldo op hoofdwegennet is fors gestegen ten opzichte van vorig jaardoor meer opbrengsten en lagere productie. Een bedrag van € 136 miljoen is bij Voorjaarnota 2021 toegevoegd in 2022 ter aanvulling van het tekort uit 2021. Hiermee is het negatieve saldo per eind 2021 grotendeels opgelost. Daarnaast heeft RWS in 2022 € 157,4 miljoen ontvangen bij de afrekening van de SLA 2017-2021 voor doorgeschoven werkzaamheden (waarvan 18,4 mln voor schades). En nog € 4 miljoen heeft te maken met budgetten die RWS heeft ontvangen voor de aanvullende opdrachten Urgenda en SEB (Schoon en Emissieloos Bouwen). De realisatie is achtergebleven vanwege onderbezetting bij een deel van de onderhoudsteams van Rijkswaterstaat vanwege de krapte op de arbeidsmarkt, marktonzekerheid door de situatie in OekraÏne. Van het totaal saldo op HWN van € 373 miljoen is nu € 360 miljoen voor werkzaamheden voor onderhoudsmaatregelen voor de SLA in 2023 en verder. En € 13 miljoen heeft betrekking op aanvullende opdrachten (zoals AIR/BIM en Cyber aanpak).

3. Hoofdvaarwegennet: Het saldo van het hoofdvaarwegennet is gestegen ten opzichte van vorig jaar. In 2022 zijn meer opbrengsten ontvangen en de productie was iets lager dan vorig jaar. Een bedrag van € 27,5 miljoen is bij Voorjaarnota 2021 toegevoegd in 2022. Daarnaast heeft RWS in 2022 circa € 16 miljoen ontvangen bij de afrekening van de SLA 2017-2021 voor doorgeschoven werkzaamheden. En is€ 23 miljoen ontvangen voor aanvullende opdrachten als Hoogwater 2021, MIVSP en scheepvaartmaatregelen Wind op Zee. Niet al het extra budget kon worden omgezet in opdrachten die tot uitvoering en betaling komen. De realisatie is achtergebleven vanwege door onderbezetting bij een deel van de onderhoudsteams van Rijkswaterstaat vanwege de krapte op de arbeidsmarkt, marktonzekerheid door de situatie in OekraÏne. Van het totaalsaldo op HVWN € 164 miljoen heeft € 115 miljoen betrekking op de SLA werkzaamheden en € 49 miljoen op aanvullende opdrachten.

Overig

De post ‘Overig’ bestaat uit opgedragen maatregelen voor onder andere planstudies, en opgedragen maatregelen voor kwaliteit leefomgeving. De kosten voor deze opgedragen maatregelen worden in 2023 en later gemaakt.

4. Hoofdwatersysteem: Van de € 59 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft € 32 miljoen betrekking op Kader Richtlijn Water (Herstel en Inrichting, natuurcompensatie), en € 27 miljoen op Planuitwerkingen. Het deel saldo voor planuitwerkingen is hoger dan vorig jaar ondermeer door lagere uitgaven aan het project MONS (Monitoring Onderzoek Natuurversterking Soortenbescherming), waarvan de opbrengst eind 2022 is gekregen en nog geen uitgaven zijn gedaan

5. Hoofdwegennet: Het saldo van € 157 miljoen voor Hoofdwegennet is € 95 miljoen bestemd voor servicepakketten, € 27 miljoen voor file-aanpak en € 34 miljoen voor planuitwerkingen. Ook bij dit netwerk is het saldo voor planuitwerkingen hoger dan vorig jaar, omdat er vanwege de stikstofmaatregelen projecten in de planuitwerkingsfase zijn stilgelegd.

6. Hoofdvaarwegennet: Het saldo van € 29 miljoen heeft voor € 19 miljoen betrekking op NoMo AOV en voor € 10 miljoen op Planuitwerkingen.

7. Overig: De post overig heeft voornamelijk betrekking op € 26 miljoen voor projecten die Rijkswaterstaat uitvoert in Caribisch Nederland en € 33 miljoen op vastgoed. Het saldo voor vastgoed is gestegen door een eenmalige verkoop van areaal. Het saldo dient als buffer voor toekomstige jaren waarin minder losse verkopen zijn dan afgesproken.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Bij het in stand houden van de infrastructuur, zoals beschreven bij de onderhoudsprogrammering, staat een veilig gebruik altijd voorop. Binnen dat kader wordt op basis van de technische staat bekeken wat een goed moment is voor onderhoud, renovatie of vervanging (LCC). Dit zorgt ervoor dat een deel van het onderhoud wordt uitgesteld naar latere jaren. Voor een deel gebeurt dit om werk-met-werk te combineren (ander onderhoudswerk of grotere renovatie-, vervangings- of aanlegprojecten) of de hinder voor de gebruikers te beperken. Voor een ander deel gebeurt dit omdat onvoorziene gebeurtenissen plaatsvinden en er maatregelen prioritair moeten worden ingepast die niet waren voorzien. De omvang van het uitgesteld onderhoud wordt jaarlijks gemonitord.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari van enig jaar op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden voor dat jaar. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud per modaliteit van eind 2017 tot eind 2022 weergegeven. De oploop van het uitgestelde onderhoud kent diverse oorzaken. Zo spelen bijvoorbeeld wijzigende marktomstandigheden een rol, doen zich onvoorziene gebeurtenissen voor, die met hoge prioriteit moeten worden opgepakt en kan gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt van invloed zijn.

De stijgende trend heeft zich in 2022 fors doorgezet. Ondanks dat het budget voor beheer en onderhoud in 2022 fors hoger was (ondermeer door kasschuif uit latere jaren en extra budget vanuit het coalitietakkoord) heeft het bijstellen van de onderhoudsprogrammering veel inspanning gekost van de RWS organisatie waardoor de uitvoering langzamer op gang kwam dan verwacht. Verschillende factoren spelen hierbij een rol, zoals onderbezetting bij een deel van de onderhoudsteams van Rijkswaterstaat vanwege krapte op de arbeidsmarkt en de marktonzekerheid door de situatie in Oekraine. Hierdoor schuiven veel onderhoudsmaatregelen met adviesjaar 2022 naar latere jaren. Waardoor de stand uitgesteld onderhoud 2022 verder is opgelopen.

In november 2022 (kst. 2021-2022 29385, nr.116) bent u geïnformeerd over het proces om te komen tot een nieuw basiskwaliteitsniveau voor de netwerken in beheer van Rijkswaterstaat. Hierbij werken we toe naar een balans in prestaties en beschikbaar budget (inclusief de coalitie akkoord middelen), rekening houdend met maakbaarheid qua capaciteit van Rijkswaterstaat, markt en grondstoffen. Wanneer de balans is gerealiseerd kan het uitgesteld onderhoud worden ingelopen. De gebruikers zullen dan in steeds mindere mate met verstoringen worden geconfronteerd.

Hoofdwegennet 353 1 552 7 544 12 649 19 905 14
Hoofdvaarwegen 414 37 493 3 487 9 494 3 686 7
Hoofdwatersysteem1 106 8 106 8 159 1 190 3 249 16
Totaal 873 46 1.151 18 1.190 22 1.333 25 1.840 37
  1. Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

2 Onderdeel B - Instandhouding netwerk ProRail (Hoodspoorweginfrastructuur)

De prestaties van de Hoofdspoorweginfrastructuur wordt gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de tienjarige beheerconcessie en de (twee)jaarlijkse beheerplannen. Onderstaand wordt ingegaan op de door ProRail geleverde prestaties, de areaalgegevens, de gerealiseerde budgetten instandhouding en op het uitgesteld en achterstallig onderhoud.

Prestaties ProRail

Per 1 januari 2008 wordt ProRail aangestuurd op output. Dat betekent dat de Minister van IenW afspraken maakt met ProRail over de te realiseren prestaties op basis van een resultaatverplichting. Met ingang van de Beheerconcessie 2015–2025 worden voor de kernprestatie-indicatoren (KPI’s) bodemwaarden afgesproken. Die prestaties worden (twee)jaarlijks opgenomen in het beheerplan van ProRail. De Minister van IenW moet instemmen met de prestaties waarvoor bodemwaarden gelden. De Tweede Kamer wordt jaarlijks in een separate brief over de jaarverantwoording van ProRail geïnformeerd.

Klantoordeel reizigersvervoerders 6 7 7
Klantoordeel goederenvervoerders 6 7 6
Reizigerspunctualiteit HRN 5 minuten (gezamenlijk met NS) 88,90% 91,50% 94,40%
Reizigerspunctualiteit HRN 15 minuten (gezamenlijk met NS) 96,70% 97,40% 98,10%
Reizigerspunctualiteit HSL 5 minuten (gezamenlijk met NS) 82,10% 84,20% 89,20%
Betrouwbaarheid regionale series 3 minuten2 90,70% 93,70% 93,70%
Impactvolle verstoringen 520 450 4063
  1. Toelichting bodemwaarde: Waarde voor het jaarlijks minimaal te realiseren prestatieniveau op een prestatie indicator. In het geval van de prestatie indicatoren ‘Impactvolle verstoringen’ geldt een maximum.
  2. In ontwerpbegroting 2022 was de indicator punctualiteit regionale series opgenomen. In de kamerbrief 29984 nr. 946 is aangekondigd dat deze wordt vervangen door betrouwbaarheid regionale series 3 minuten. Hierin is ook aangekondigd dat de indicatoren geleverde treinpaden reizigers en transitietijd goederen niet meer terugkomen in de jaarverantwoording 2022.
  3. In de ontwerpbegroting 2023 is 410 gerapporteerd. De realisatie 2021 was 406. Het verschil van 4 storingen bestaat uit dubbeltellingen en storingen met een andere reden (bijv. vervoerder)

Toelichting

Toelichting Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgesteld jaarverslag van ProRail over 2022 beschikbaar. Het vastgestelde jaarverslag wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2022 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de ontwerpbegroting 2024.

Ontwikkeling van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij ProRail.

Spoorlengte km 7.053
Wissels stuks 6.260
Overwegen stuks 2.394
Seinen stuks 11.602
Beweegbare bruggen stuks 68
Tunnels stuks 26
Stations stuks 398

Toelichting

Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgesteld jaarverslag van ProRail over 2022 beschikbaar. Het vastgestelde jaarverslag wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2022 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de ontwerpbegroting 2024.

Budgetten instandhouding ProRail

In onderstaand overzicht is het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie opgenomen. In bijlage 1 van dit jaarverslag is nadere informatie opgenomen over de betalingen door IenW aan ProRail.

Artikelonderdeel 2022 2022 2022
MF 13.02 1.599 1.946 347 1
Totaal realisatie instandhouding HSWI

Toelichting

  1. In 2022 is € 347 miljoen (inclusief btw) meer aan subsidie aan ProRail betaald dan oorspronkelijk was begroot. Dit wordt veroorzaakt door de prijsbijstelling 2022 (€ 80 miljoen), de onvermijdelijke tegenvallers in 2022 (€ 165 miljoen, Kamerstukken II 2021/22, 35925, nr. 14), de onvermijdelijke tegenvallers in 2021 (€ 66 miljoen, Kamerstukken II 2021/22, 29 984, nr. 980), uitgevoerd werk waarvoor het budget op andere artikelen was begroot (€ 4 miljoen) en een kasschuif (versnelling) van per saldo € 32 miljoen. Afrekening van de subsidie 2022 vindt plaats via de vaststelling van de subsidie na afloop van het jaar.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

In het onderzoek uit 2020 naar de instandhoudingskosten van ProRail door PwC/Rebel (Kamerstukken II 2019/20, 35570, nr. 46). blijkt dat er sprake is van enig uitgesteld onderhoud. De risico’s van het uitgesteld onderhoud lijken beperkt, omdat een groot deel van dit uitgesteld onderhoud weloverwogen en bewust ontstaat omdat dit past binnen de asset management strategie van ProRail. In incidentele gevallen is sprake van achterstallig onderhoud. Dit speelt in de Rotterdamse haven. Voor het oplossen hiervan is een verbeterprogramma ingericht (zie o.a. Kamerstukken II 2021/22, 29984, nr. 954). Het wegwerken daarvan zal nog enkele jaren in beslag nemen. Zoals in de Kamerbrief over de halfjaarrapportage van ProRail is gemeld wordt daarop goede voortgang geboekt (Kamerstukken II 2022/23, 29984, nr. 1055).

Waar ProRail vorig jaar nog concludeerde dat de staat van de Nederlandse spoorinfrastructuur gemiddeld gezien goed was, concludeert ProRail nu dat deze in 2021 ruim voldoende was (Kamerstukken II, 36200 A, nr. 56). Er zijn in 2021 ten opzichte van 2020 weinig veranderingen opgetreden in levensduur en het aantal techniek gerelateerde storingen is gedaald. De reden waarom ProRail de staat van de infrastructuur over 2021 anders beoordeelt dan over 2020 is dat het aantal veiligheidsincidenten is gestegen. Tegelijkertijd ziet ProRail dat er meer aandacht nodig is voor het op norm houden of verbeteren van de staat van de spoorinfrastructuur. Dat blijkt uit een stijging van het aantal overschrijdingen op de meest kritische normwaarde voor het doen van onderhoud aan het spoor.

In 2021 is de Kamer geïnformeerd over een tweetal veiligheidsincidenten; loszittende spoorstaafverbindingen en de ontsporing van een trein nabij station Groningen. In het rapport ‘Staat van de Infrastructuur’ is dit terug te zien in de toename aan Onmiddellijke ActieWaarde (OAW) overschrijdingen. De OAW is de meest kritische normwaarde die ProRail kent. Indien deze overschreden wordt, dienen er direct beheersmaatregelen genomen te worden. Naar aanleiding hiervan heeft ProRail de aandacht voor een aantoonbaar veilige berijdbaarheid geïntensiveerd. In het rapport is er dan ook specifieke aandacht voor het programma Aantoonbare Veilige Berijdbaarheid.

Balansposten ProRail

Tussen IenW en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

  1. Overschotten en tekorten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (prijsverschillen, zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail. De egalisatiereserve mag maximaal + of ‒ 5% van de (vijfjaars gemiddelde) subsidie bedragen.
  2. Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn (hoeveelheidsverschillen), worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenW en weer toegevoegd aan de middelen in het Mobiliteitsfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag zijn de gegevens van de balansposten van ProRail per eind 2022 nog niet beschikbaar. Volledigheidshalve is hieronder de meest recente informatie opgenomen ten aanzien van de balansposten ProRail.

Vooruit ontvangen bijdragen van derden (per saldo) 193 44 237
Vooruit ontvangen bijdragen van IenW (per saldo) ‒ 62 18 ‒ 44
Vooruit ontvangen bijdragen 131 62 193
Nog te egaliseren investeringsbijdragen 35 58 93
Nog te egaliseren exploitatiebijdragen ‒ 58 0 ‒ 58
Nog te egaliseren bijdragen ‒ 23 58 35
Getroffen voorzieningen en overige reserves 63
Saldo van nog te betalen kosten en vooruitbetaalde kosten ‒ 15
Nog te betalen kosten 48
Liquide middelen per 31-12-2021 276

Toelichting

Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgesteld jaarverslag van ProRail over 2022 beschikbaar. Het vastgestelde jaarverslag wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2022 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de ontwerpbegroting 2024.

Bijlage 2: Lijst van afkortingen

BOI Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium
BOV Beheer, Onderhoud en Vervanging
BPRW Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren
DBFM Design, Build, Finance and Maintain
DF Deltafonds
DP Deltaprogramma
EHS Ecologische Hoofdstructuur
HWBP Hoogwaterbeschermingsprogramma
HWBP-2 Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
IBOI Index Bruto Overheidsinvesteringen
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
KRW Kaderrichtlijn Water
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LRT3 Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen
MIRT Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
NCSA Nationale Cybersecuritystrategie Agenda
NKWK Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat
NURG Nadere Uitwerking Rivieren Gebied
NUTW Nog uit te voeren werkzaamheden
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
PKB Planologische Kernbeslissing
PPS Publiek-private samenwerking
RvdR Ruimte voor de Rivier
RWS Rijkswaterstaat
SCM Strategische Capaciteitsmanagement
TTW Toegepaste en Technische Wetenschappen
VenR Vervanging en Renovatie
VNAC Versterking van de Nationale aanpak Cybersecurity
WB21 Waterbeleid voor de 21e eeuw
WBI Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium