[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 20 april 2023, over de Landbouw- en Visserijraad 24/25 april

Landbouw- en Visserijraad

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2023D18037, datum: 2023-05-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-32-1538).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1538 Landbouw- en Visserijraad.

Onderdeel van zaak 2023Z06710:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-32 Landbouw- en Visserijraad

Nr. 1538 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 26 mei 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 20 april 2023 overleg gevoerd met de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, over:

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 13 april 2023 inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 25 april 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1522);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 28 maart 2023 inzake verslag Landbouw- en Visserijraad 20 maart 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1519);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 maart 2023 inzake impactanalyse RIE: impact assessment voor de veehouderijsector (Kamerstuk 28 973, nr. 251);

de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 maart 2023 inzake fiche: Mededeling Herziening van het EU-initiatief inzake bestuivers (Kamerstuk 22 112, nr. 3630);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 21 maart 2023 inzake SCoPAFF gewasbescherming 22 en 23 maart 2023 en een terugkoppeling van de bespreking in de Raadswerkgroep over de conceptverordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen (Kamerstuk 27 858, nr. 608);

de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 april 2023 inzake fiche: Visserijpakket (Kamerstuk 22 112, nr. 3651);

de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 14 april 2023 inzake reactie op de motie van de leden Van der Plas en Grinwis over een krachtig nee tegen het Europese actieplan voor bescherming en herstel van mariene ecosystemen (Kamerstuk 32 627, nr. 49) en op de motie van het lid Grinwis c.s. over het vormen van een meerderheid tegen het voorstel van de Europese Commissie voor aanscherping van de regels voor bodemberoerende visserij (Kamerstuk 32 627, nr. 59) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1523).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Amhaouch

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Bromet

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Jansma

Voorzitter: Bisschop

Griffier: Dekker

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Bisschop, Boswijk, Van der Plas, Thijssen, Valstar en Wassenberg,

en de heer Adema, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Aanvang 9.47 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Het is mij een genoegen u als voorzitter bij dit commissiedebat te mogen dienen. Ik open deze vergadering en ik heet u allen van harte welkom bij deze commissievergadering over de Landbouw- en Visserijraad op, Deo volente, 24 en 25 april. Allereerst heet ik de bewindspersoon en zijn ondersteuning uiteraard welkom, en ook de collega's van de commissie. Ik heet ook onze gasten op de tribune, de pers en allen die verder dit debat volgen welkom.

Vooraf een paar huishoudelijke punten. Wij zijn vandaag een beetje een proefkonijn. Tijdens de strategische procedurevergadering is afgesproken om te zoeken naar het beheersbaar houden van interrupties. De behoefte daaraan is groot en er is afgesproken om te werken met een totaalaantal interrupties, zowel op de collega's als op de bewindspersoon. We gaan proberen of dat werkt. Achteraf mag u mopperen wat u wilt, maar tijdens de proefperiode niet. Ik stel voor om het aantal interrupties op acht te stellen en, wat nog veel venijniger is – maar goed, dat is ook in de strategische procedurevergadering afgesproken – op niet meer dan 30 seconden. Wordt het 31 seconden, dan telt die ene seconde als de volgende interruptie. Dus dan bent u twee interrupties kwijt. We hebben een griffier die er echt bovenop zit. Ze werkt met twee schermen. We hebben drie uur in totaal voor deze vergadering. We kijken of dit helpt en of dit een goed functionerende vergadering zou kunnen bevorderen. Dat even vooraf. De heer Valstar en de heer Boswijk hebben aangegeven rond 10.45 uur de vergadering even te moeten verlaten. Misschien loopt het allemaal zo soepel dat we dat in de schorsing kunnen laten vallen, maar dat wachten we af. U gaat akkoord met deze proef die we gaan houden en met acht vragen à raison van 30 seconden maximaal? Dan gaan we daarmee van start. De heer Thijssen heeft verzocht als eerste het woord te mogen voeren. Dat heeft brede instemming van heel de Kamer ondervonden, dus ik geef als eerste het woord aan de heer Thijssen. Hij spreekt namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik moet dus helaas naar een ander debat. Betekent dat dat ik die acht keer 30 seconden er nu bij krijg? Of hebben ze dat niet besloten in de strategische procedurevergadering?

De voorzitter:

Nee, niet op krediet, nee.

De heer Thijssen (PvdA):

Dat is jammer! Dank aan de collega's dat ik eerst mag. Ik wil graag vooral één punt inbrengen. Mijn medewerkers, en ikzelf uiteraard ook, zullen dan kijken naar de antwoorden van de Minister, waar ik dus niet bij kan zijn. Het gaat over het Noordzeeakkoord en de bescherming van de Noordzee, ook aangaande deze Landbouw- en Visserijraad. Ik ben zelf nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord. Volgens mij is dat een knap stukje werk van de polder, waarin we de bescherming van de Noordzee van een heel klein stukje, veel minder dan 1%, verhogen naar 15%. Dat is een enorme stap voorwaarts.

Op een gegeven moment zijn er wel beperkingen voor de visserij. Bodemberoerende visserij mag niet meer op allerlei plaatsen. Nu zie je – daar hebben we het ook al over gehad bij het Noordzeeakkoord – dat er nog een stap verder gezet moet worden. Nederland heeft dat afgesproken in Montreal bij de VN, waar het ging over wereldwijde biodiversiteit. Die biodiversiteit gaat achteruit en daarom moet eigenlijk 30% van het aardoppervlak worden beschermd, zowel op land als op zee. Dat betekent dat het Noordzeeakkoord een mooie eerste stap is, maar eigenlijk moet het nog verder gaan, van 15% naar 30%. Dat zien we ook terug in de voorstellen van de Commissie, die zegt: we – Nederland, maar ook andere lidstaten – moeten meer gebieden aanwijzen om de bodemberoerende visserij, die het meest schadelijk is voor de biodiversiteit op de bodem van de zee, verder in te perken. Op die manier kunnen op die bodem het ecosysteem en de visstand zich herstellen. Het gaat erom dat we voldoen aan de afspraken die we in Montreal hebben gemaakt en aan de afspraken die we in Europa hebben gemaakt, maar ook dat we gewoon zorgen voor een gezonde Noordzee en voor een gezonde visstand, want dat is natuurlijk wat we willen.

Er is in deze Kamer een motie aangenomen die zegt: dat is allemaal leuk, maar we willen wel dat de belangen van onze vissers en vooral van onze garnalenvissers hierin worden geborgd. Dat is ook de insteek die het kabinet heeft gekozen. Dat hebben we kunnen lezen in de kranten. Daar heb ik wel een vraag over. Als ik het BNC-fiche goed lees, dan erkent de Minister dat er meer natuurbescherming nodig is. Hij erkent ook dat bodemberoerende visserij belangrijke gevolgen heeft voor het mariene milieu. Vervolgens zegt hij: oké, ik heb ook een motie uit te voeren en ik wil de belangen van de garnalenvissers goed borgen, dus ik ben toch tegen dit BNC-fiche. Mijn vraag aan de Minister is eigenlijk: hoe rijmt hij dat nou met de afspraken die we in Europa hebben gemaakt, maar ook met het biodiversiteitsverdrag dat Nederland in Canada heeft getekend? Die biodiversiteit is zo verschrikkelijk hard nodig om deze wereld leefbaar te houden, ons van drinkwater te voorzien en ons van voedsel te voorzien. Hoe wil hij nou én opkomen voor de garnalenvissers én zorgen dat we die afspraken nakomen? Dat is mijn eerste vraag.

Mijn tweede vraag is als volgt. Er wordt nu heel erg gefocust op de Natura 2000-gebieden. Ik bedoel dat dat de plekken zouden moeten zijn waar de bodemberoerende visserij moet stoppen. Dat lijkt logisch, want dat zijn natuurlijk de meest waardevolle natuurgebieden. Ziet de Minister dat ook zo? Of is hier misschien een oplossing mogelijk? Ik bedoel dat de garnalenvissers op bepaalde stukken kunnen blijven vissen en dat andere gebieden worden uitgesloten van bodemberoerende visserij. Ik vraag dit omdat uit het BNC-fiche duidelijk wordt dat de Europese Commissie overweegt om met wetgeving te komen als dit niet met goede afspraken gaat. Het zal nog wel heel lang duren voordat die er is en voordat het niet meer goed gaat, maar dan zien we wel een traject dat we ook bij stikstof en de andere natuurgebieden hebben gezien. Daar willen we natuurlijk niet komen. Dat is dus ook een vraag aan de Minister: kan hij, om wetgeving en problemen daarin te voorkomen, inzetten op het uitvoeren van deze afspraken en daarbij oog hebben voor de garnalenvisserij?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Prachtig binnen de afgesproken vier minuten. Ik had het nog niet vermeld, maar dat is de spreektijd. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, die spreekt namens BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik wil beginnen met een klein puntje van orde, waarop ik graag antwoord wil hebben van de Minister. Heb ik goed begrepen dat de Minister komende week niet afreist naar de Landbouw- en Visserijraad in Europa? Wat is daar de reden van? Hoe zorgen wij ervoor dat de inbreng van deze Kamer goed op de bureaus van de EU terechtkomt? Kan de Minister daar eerst even wat over zeggen?

De voorzitter:

Ik laat dat aan de Minister over. Dat mag nu, maar dat mag straks ook als eerst bij de reactie op de vragen die dan gesteld zijn.

Minister Adema:

Ik wil daar wel wat over zeggen. De Kamer heeft nog inbreng. Als ik zeg «die mening wordt niet meegenomen», dan heeft uw inbreng ook niet zo veel zin, denk ik. Het is dus wel een relevante vraag. Ik ben inderdaad afwezig. Tot nu toe heb ik geprobeerd om bij alle Landbouw- en Visserijraden aanwezig te zijn. Ik heb inmiddels heel veel bilaterale contacten opgebouwd in Europa. Er zitten inmiddels veel Ministers van andere Europese landen in mijn telefoonboek. We appen en we bellen. Dat is buitengewoon belangrijk, omdat Europa een belangrijk speelveld is voor de Minister van Landbouw. Dat gaat over visserij, over de landbouw enzovoort. Het is belangrijk om goede netwerken te hebben. Die heb ik het afgelopen halfjaar met mijn collega's opgebouwd. Dat helpt enorm om de belangen van Nederland, gesteund door andere landen, goed voor het voetlicht te krijgen. Dit is de tweede keer dat ik afwezig ben. De eerste keer was ik er niet door ziekte. Voor de rest ben ik steeds aanwezig geweest. Ik moet nu helaas afwezig zijn vanwege een ander belangrijk dossier dat op mijn bord ligt, namelijk het landbouwakkoord. Ook daarbij gaat het om de belangen van de boeren. Ik zag in de krant staan dat het belangrijk is voor de boeren en de vissers dat de aanwezigheid in Europa gezien wordt. Dat is ook zo; daar ben ik het zeer mee eens. Maar het is op dit moment misschien nog belangrijker voor de Nederlandse boeren dat er een landbouwakkoord komt. Daar investeer ik heel graag in. Dat kost mij heel veel tijd, inmiddels bijna dag en nacht, zoals u begrijpt. Ik doe dat graag en met veel motivatie.

Op het moment dat ik er niet ben, moet de inbreng van Nederland natuurlijk wel goed voor het voetlicht worden gebracht. Ik word hoogambtelijk vertegenwoordigd in Europa, door de PV, die de belangen van Nederland en de inbreng van Nederland op een goede manier voor het voetlicht brengt. Als u in dit debat goede inbreng heeft die belangwekkend is om mee te nemen als inbreng van Nederland, zullen we die vanzelfsprekend meenemen. Daarom voeren we dit debat ook. U kunt er dus van verzekerd zijn dat de inbreng van de Kamerleden ook bij de komende Landbouw- en Visserijraad goed voor het voetlicht zal worden gebracht.

De voorzitter:

Ik stel voor om hier niet verder over door te discussiëren – dat kan eventueel op een ander moment – en dat mevrouw Van der Plas begint aan haar inbreng. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Inwoners van Nederland, boeren, vissers, telers en tuinders. We spreken hier over de aankomende Landbouw- en Visserijraad. Het is goed om in het verslag te lezen dat het kabinet kritisch is op verschillende voornemens van de Raad. Die kritische noot hebben we in het verleden te vaak gemist. Nederland is een land dat koploper wil zijn op allerlei terreinen, dat dat actief uitdraagt en dat daarom door collega-lidstaten daaraan gehouden wordt. Het enige waar we als koploper echt boven uitsteken, zijn regeltjes. Die lijken in theorie vaak een goed plan, maar aansluiting bij de praktijk wordt daarbij vergeten, omdat die regeltjes vanachter bureaus bedacht worden. De Minister stipt in de Raad zeer terecht de puls aan als goede insteek tegen vermindering van bodemberoering; complimenten daarvoor. Maar los van de Raad moet de Minister ook zelf ervoor zorgen dat regelingen werkbaar zijn voor de visserij. Nadat er in Nederland twee jaar lang geen brandstofsteun is geregeld voor de visserij, in tegenstelling tot andere lidstaten, is de overbruggingsregeling die recent is vastgesteld niet per schip maar per bedrijf toegekend. Dat kan toch niet waar zijn? Een bv die één schip heeft, krijgt dus hetzelfde als een bv die er drie heeft, waar ook een equivalent aan mensen van afhankelijk zijn en werken. Waarom is hiervoor gekozen? Kan de Minister beamen dat dit niet hoeft van de EU en dat er gewoon per schip kan worden uitgekeerd? Het is mooi dat er eindelijk, na zo'n lange tijd, een regeling is, maar dit is een absurde invulling, als ik het zo zie. Graag de onderbouwing van de Minister.

Dan het volgende punt waarbij praktijk en theorie elkaar volledig mislopen. Er moet ingezet worden op een bioeconomie. Maar realiseert de Minister zich dat de vezelhennepteelt om zeep geholpen wordt als het vanggewas voor 1 oktober gezaaid moet worden? Het gewas kan weliswaar vaak in augustus geoogst worden, maar het moet eerst roten op het land om de vezels los te krijgen. Daarvoor zijn, net zoals het inzaaien en het kunnen oogsten van gewassen, specifieke weersomstandigheden nodig, qua temperatuur maar ook qua vocht. Er kan niet gegarandeerd worden dat het op tijd van het land is. Welke boer gaat straks dat risico lopen? Kalenderlandbouw is funest en onmogelijk. Ik vraag de Minister of hij de winterteelten wil herzien en de sector daar nauwer bij betrekt.

Voor consumptieaardappelen geldt hetzelfde. Wie heeft de Minister vanuit de sector betrokken bij de opvattingen over consumptieaardappelen? Wat gesteld wordt, strookt totaal niet bij de landbouwpraktijk. Het is bizar dat boeren aan allerlei data gehouden worden op straffe van kortingen, terwijl dit ministerie zelf steeds op het allerlaatste moment communiceert en het voor boeren onmogelijk maakt om met goede landbouwpraktijken op de regels te kunnen anticiperen.

Het is fijn dat de gecombineerde opgave nu is uitgesteld, maar dit is een doekje voor het bloeden. Ziet de Minister zelf ook dat hij met zijn ministerie niet levert wat van de landbouwers gevraagd wordt? Wij horen dat bij de EU geëist werd dat de consumptieaardappelen niet, ook niet met voorwaarden, op de wintergewassenlijst kwam. Klopt dat, zo vraag ik de Minister. Heeft de EU dat specifiek gezegd en, zo ja, in welk overleg, in welke context en vooral met welke onderbouwing? Wat gaat de Minister doen met boeren die door het late communiceren al hebben gezaaid en nu erachter komen dat hun gewas niet op de lijst staat? Is op dat punt coulance mogelijk vanwege het nalatige communiceren door de Minister zelf?

Daar laat ik het bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Valstar, die spreekt namens de VVD.

De heer Valstar (VVD):

Dank, voorzitter. Als je als visserman dacht alles wel over je heen gestort te hebben gekregen de afgelopen tijd, dan heeft de Europese Commissie altijd wel weer een nieuwe verrassing in petto. Dit keer is dat het verbod op alle bodemberoerende visserij. We hebben inmiddels allemaal kennis kunnen nemen van het gepresenteerde pakket voor duurzame visserij. We hopen maar dat het in dit specifieke geval bij een vlaag van verstandsverbijstering blijft. Dit gaat niet alleen de VVD te ver, maar ook een meerderheid van de Tweede Kamer, en ook een meerderheid van de lidstaten, zo lezen wij. Het is dan ook goed dat de Minister stelling neemt tegen deze plannen. We hebben in de EU-signalering van onze ambtelijke ondersteuning – die kunnen we overigens niet vaak genoeg bedanken voor de bergen werk die zij verzetten en ons meegeven voor de debatten; dus bij dezen nog een groot woord van dank – kunnen lezen dat landen als Polen, Frankrijk en Duitsland zich verzet hebben tegen die plannen.

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Valstar zegt dat de VVD grote bezwaren heeft tegen het verbod op bodemberoerende visserij, maar kent de heer Valstar de Minister voor Natuur en Stikstof, die op 27 december een brief naar de Kamer heeft gestuurd, waarin ze zelf schrijft dat uitsluiting van bodemberoerende visserij voor een betere kans op natuurherstel zorgt? Kennelijk zijn er ook grote voordelen aan dat uitsluiten van die bodemberoerende visserij. Weet de heer Valstar dat?

De voorzitter:

Gelukt, binnen 30 seconden. De heer Valstar.

De heer Valstar (VVD):

De heer Valstar weet dat er ook nog een onderzoek loopt naar bodemberoerende visserij in de Waddenzee. Laten we dat eerst afwachten. Dit allesomvattende plan zou een streep door alle bodemberoerende visserij zetten. Het zou betekenen dat we de laatste kotters ook nog tegen de kant kunnen leggen. Dat is niet iets waar mijn fractie voor te porren is.

De heer Wassenberg (PvdD):

Laat ik het dan iets anders stellen. De heer Valstar doet alsof zo'n verbod alleen maar een negatief effect heeft, maar het is dus ingesteld vanwege de positieve effecten. Dus ik begrijp het negatieve verhaal niet helemaal.

De heer Valstar (VVD):

Het negatieve verhaal is dat we de volledige visserijsector zo ongeveer kunnen opdoeken. Dat is het negatieve verhaal.

De voorzitter:

Voldoende? Ja? De heer Valstar vervolgt zijn betoog.

De heer Valstar (VVD):

In de stukken van de ambtelijke ondersteuning hebben we kunnen lezen dat landen als Polen, Frankrijk en Duitsland zich inmiddels ook tegen de plannen hebben gekeerd. We hebben uit de media ook kunnen vernemen dat landen als België en Spanje er ook niet voor te porren zijn. Kan de Minister ons een completer beeld geven van hoe groot het verzet is tegen de plannen? Wanneer kunnen wij de Raadsconclusies verwachten over dit pakket?

Voorzitter. Zoals bekend, zorgt pulsvisserij voor minder bijvangst en voor halvering van het brandstofverbruik en natuurlijk voor minder bodemberoering. Ook wij zien de pulsvisserij natuurlijk liever gister dan vandaag terugkeren in de Nederlandse en Europese wateren. De Minister schrijft dat hij het onderwerp opnieuw onder de aandacht heeft gebracht, samen met de gebiedsgerichte aanpak. Mag ik de Minister vragen hoe de politieke verhoudingen inmiddels liggen en hoe er gereageerd is op zijn pleidooi voor pulsvissen? Klopt het dat er inmiddels een kleine verschuiving in opvattingen begint plaats te vinden? Als dat zo is, is dat natuurlijk positief, maar tegelijkertijd geeft het ook een gevoel van een opkomende buikpijn. Hoe wrang is het dat diezelfde kotters die ooit met puls visten, nu gesloopt worden in Kampen? Over een paar jaar moeten we misschien concluderen dat de ogen in Brussel zijn geopend. Acht de Minister dat dit scenario aannemelijk is? Op welke wijze bereidt hij zich daarop voor? Toch een ietwat rare vraag misschien, want we zitten hier niet op een paranormale beurs: als dat scenario werkelijkheid wordt, hoe kijkt de Minister dan terug op de periode waar we nu in zitten? Deze vraag hoeft de Minister niet te beantwoorden, maar ik vind in ieder geval dat hijzelf zich die moet stellen. Wat zouden wij dan anders hebben gedaan? Doen wij al het mogelijke om ons op dat scenario voor te bereiden?

Dan van het verslag naar de agenda. Bij de komende Raad komen ook de genomische technieken voor planten ter sprake. Ik kan mij vergissen, maar in de geannoteerde agenda kon ik het in ieder geval niet terugvinden. Zo zouden er twee discussiepunten ter tafel komen. Het eerste is hoe nieuwe genomische technieken kunnen bijdragen aan een duurzaam en robuust voedselsysteem en wat eraan gedaan moet worden om dat mogelijk te maken. Die vraag zou je misschien al kunnen beantwoorden: het wetgevende EU-voorstel dat we nog voor deze zomer kunnen verwachten.

Het tweede discussiepunt is hoe we het concurrentievermogen van de EU op de wereldmarkt bewaken, nu de rest van de wereld er al volop mee aan de slag is en wij er nog even over gaan praten tijdens de lunch. Aangezien ik het niet terugzag in de geannoteerde agenda, zou ik graag willen weten hoe de Minister hiertegen aankijkt en wat zijn inzet, of die van zijn ambtenaren, wordt op dit punt tijdens de komende Raad. Kan de Minister al een preview geven van wat wij kunnen verwachten van het ophanden zijnde EU-voorstel?

Daar ga ik het bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Boswijk. Hij spreekt namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Dank, voorzitter. Ik sluit mij gemakshalve en met het oog op de tijd even aan bij de vragen die eerder zijn gesteld door collega Van der Plas en collega Valstar over de visserij. Ik zal mijn inbreng alleen richten op de natuurherstelwet. Die is op dit moment het gesprek van de dag in Brussel, en terecht. De gevolgen die deze verordening voor Nederland gaat hebben, zijn nog niet te overzien. Ik zeg bewust «Nederland», en niet alleen de landbouw. De natuurherstelwet zal grote gevolgen hebben voor een heel groot deel van Nederland, ook voor het stedelijk gebied, of misschien juist voor het stedelijk gebied. Dat is tenminste mijn inschatting, want we weten er eigenlijk nog heel weinig vanaf. Laat helder zijn: ik ben niet tegen natuurherstel, integendeel. Ik vind zelfs dat er juist ook in het stedelijk gebied aandacht moet zijn voor biodiversiteit, maar mijn terughoudendheid komt voort uit de huidige stikstofproblematiek en de juridische manier waarop dit allemaal is vastgelopen. Zo vastgelopen zelfs, dat zelfs het verduurzamen – denk aan de energietransitie – nu op losse schroeven komt te staan door de huidige stikstofproblematiek, terwijl dit juist moet helpen bij het beschermen van onze aarde. Die angst is denk ik niet ongegrond. De verordening stelt namelijk voor om niet alleen voor de Natura 2000-gebieden een verslechteringsverbod in te stellen, maar voor heel Nederland. Daarbij moeten de natuur, de kust en de zoetwaterecosystemen zelfs in goede staat hersteld worden. Hoe gaan we dit in Nederland doen? Nogmaals, per saldo vind ik dat we overal de natuur moeten versterken en beschermen, maar soms moet je ook pragmatisch zijn en kijken welk groter doel er gediend kan worden. Met een groter doel bedoel ik overigens niet economische groei, want daar is het in het verleden inderdaad wel fout gegaan. Maar we moeten ook niet doen alsof natuur iets statisch is, iets wat we eeuwigdurend ongewijzigd moeten laten en wat we volledig juridisch moeten dichtregelen, terwijl klimaatverandering bijvoorbeeld ook ervoor zorgt dat natuur verandert.

In de kabinetsbrief van 6 december 2022 wordt gesteld dat het kabinet zich kritisch opstelt tegenover de ambities in de verordening van 60% in 2040 en 90% in 2050. Op dat punt zijn we het met elkaar eens. Ik hoor graag exact wat de Minister wanneer heeft gedaan en wat hij gaat doen om dit punt in Brussel aan te kaarten, omdat het voor Nederland echt heel erg desastreus kan uitvallen. Ik ben ook benieuwd of er misschien een reflectie is op of contact over de manier waarop andere landen hiernaar kijken. De Minister zei net al dat zijn contact met andere Ministers goed is. Samen met collega Vestering ben ik rapporteur. Wij hebben een reactie gevraagd van collega's in België en Duitsland. Wij hebben daar al iets van gezien, maar ik ben breder benieuwd hoe andere landen hiernaar kijken.

Ik las een ander nieuwsartikel dat een beetje in het verlengde hiervan ligt. Het was gekopt: honger naar agrarische grond groter dan ooit. Ik vond dat wel een goede kop. Je kunt natuurlijk ook lezen: meer honger door gebrek aan agrarische grond. Ik realiseer me dat het natuurlijk is platgeslagen, maar er is in Nederland en in Europa niet meteen een risico op een uitbraak van honger. We hebben meer dan genoeg voedsel en er zijn andere manieren om honger tegen te gaan, bijvoorbeeld door het tegengaan van voedselverspilling. Het is natuurlijk wel zo dat de druk op landbouwgronden heel erg toeneemt door verstedelijking, maar ook door klimaatverandering. We zien in delen van Europa dat gronden verloren gaan. Mijn vraag aan de Minister is: is er in Brussel iemand die het overzicht heeft, die alle opgaves langs elkaar legt en die in ieder geval nog kan verzekeren dat we ook een generatie of twee, drie verder nog steeds voldoende landbouwgronden hebben om in ieder geval het Europese continent van voedsel te voorzien? Ik ben benieuwd of daar een overzicht van is en of iemand de hele puzzel in de gaten heeft.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik hoop dat mijn interruptie binnen 30 seconden kan. Ik heb geluisterd naar het verhaal van de heer Boswijk. Vindt de heer Boswijk dat wij, als we die landbouwgronden moeten beschermen – ik parafraseer het even – ook goed moeten kijken naar bijvoorbeeld de eiwittransitie? Voor plantaardige teelt en voor plantaardig voedsel, ook voor mensen, heb je veel minder landbouwgrond nodig dan voor de productie van dierlijke eiwitten.

De heer Boswijk (CDA):

Dit is een hele terechte vraag. Ik vind inderdaad dat wij ons voedselsysteem veel efficiënter moeten maken. Ik denk dat wij er iets anders in zitten. Als je kringlooplandbouw heel dogmatisch invult, zeg je: er mag nooit meer een gram mais in een varken. Zo dogmatisch zit ik er niet in, maar ik ben het wel met collega Wassenberg eens dat we dat veel minder moeten doen. We moeten bijvoorbeeld veel efficiënter reststromen gebruiken voor veevoer. We moeten minder soja hebben van andere continenten, wat ons ook geopolitiek afhankelijk maakt. Ik vind dat we daar inderdaad veel meer op moeten sturen en ook dat we als consument ons dieet moeten aanpassen en veel plantaardig moeten eten. Niet dat vlees slecht is; vlees is gezond, maar te veel vlees is niet gezond. Dus ik heb daar een wat genuanceerder beeld bij. Daar doelde ik ook op toen ik zei: werken wij aan voedselzekerheid? Ik vind dat wij landbouwgronden heel hard moeten beschermen, omdat het een schaars goed is. Maar het is niet de enige knop waar wij aan moeten draaien. We moeten ons voedselsysteem efficiënter maken en voedselverspilling tegengaan. Het is een wat langer antwoord. Het paste niet in 30 seconden, voorzitter.

De voorzitter:

Mijn complimenten voor de heer Wassenberg, want zijn interruptie is uitstekend binnen die 30 seconden gelukt. Over de antwoorden zijn geen bindende afspraken gemaakt, geloof ik.

De heer Boswijk (CDA):

Dan heeft u aan mij een verkeerde.

De voorzitter:

Ja, maar ik kan als voorzitter altijd nog krachtig ingrijpen op een bepaald moment, mocht dat nodig blijken te zijn. U was klaar met uw betoog? Nee? Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

In het verlengde van het laatste stuk heb ik nog het volgende. Er is anderhalf jaar gelden een motie aangenomen van het CDA die oproept om landbouwgronden beter te beschermen, juist met de achterliggende gedachte dat het een schaars goed is. Dat weten we gewoon. Als wij alle opgaves en de verdeling van de ruimte onder elkaar hebben, denk ik dat we anderhalf en misschien wel twee keer Nederland nodig hebben. Uiteindelijk moeten we keuzes maken. Ik ben benieuwd of de Minister ons iets meer kan vertellen over hoe het staat met de uitvoering van onze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Prachtig binnen de vier minuten, op de seconde af. Er is een interruptie van mevrouw Van der Plas. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een vraag aan de heer Boswijk, over het natuurverslechteringsverbod. Ik ben het daar hartgrondig mee eens. Althans, ik ben het natuurlijk niet eens met het verbod, maar met het pleidooi van de heer Boswijk. Als het hier straks ook ter sprake komt in de Kamer, gaat het CDA zich daar dan blijvend tegen verzetten? Of zijn er nog mitsen en maren waardoor het CDA er misschien toch wel mee akkoord gaat?

De heer Boswijk (CDA):

Wij zijn altijd voor goede voorstellen en tegen slechte voorstellen. Zoals het voorstel er nu ligt, met de grote mate van onduidelijkheid, zullen wij daartegen zijn. Als de Minister, of in ieder geval de hoogambtelijke vertegenwoordiging, onze punten en zorgen meeneemt, terugkomt met allemaal antwoorden en Eurocommissaris Sinkevičius zegt «die Boswijk heeft eigenlijk best goede punten; ik neem die allemaal integraal over», dan zullen wij voor zijn. Maar zoals het nu voorligt, zal het onze steun niet krijgen.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Kan de heer Boswijk dat nog één keer verduidelijken? Ik begrijp dat het oké is als de heer Sinkevičius het allemaal meeneemt. Maar als hij één of twee dingen niet meeneemt, is het niet oké. Kan de heer Boswijk verduidelijken welke exacte voorwaarden en regels, of geen regels, het CDA wil hebben?

De heer Boswijk (CDA):

Het is geen onuitputtelijke lijst. Ik kan daar niet helemaal een inschatting van geven, gewoon vanwege het feit dat ik heel veel nog niet weet, zelfs niet als rapporteur. Ik zal een voorbeeld noemen. Deze wet kan tot gevolg hebben dat je zo meteen binnenstedelijk geen woningen meer kunt bouwen. Dat zou in theorie een risico kunnen zijn. Dat lijkt mij niet de bedoeling. We hebben namelijk ook een grote woonopgave. Ik vind dat we ook een natuuropgave hebben. Denk aan hittestress. Maar ik vind dat we daar de juiste balans in moeten vinden. Ik zie die balans op dit moment niet. Dan kijk ik naar wat ik wel weet en dan zie ik hoe het stikstofprobleem bijvoorbeeld het plaatsen van windmolens, het verzwaren van infrastructuur voor de energietransitie en allemaal dingen die we nodig hebben om de biodiversiteit te beschermen, ons nu in de voet schiet. Daarom ben ik zo achterdochtig. Omdat we nog zo weinig weten, hou ik op dit moment mijn kaarten tegen de borst en zeg ik: als het voorstel die duidelijkheid niet geeft, die belangenafweging niet goed maakt, zullen wij daartegen zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we even de vergaderbel afwachten. Daarna heeft mevrouw Van der Plas een vervolgvraag.

Wij gaan verder met de vergadering. Het woord is aan mevrouw Van der Plas, voor haar derde interruptie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wat de heer Boswijk zegt, namelijk dat er geen woningen meer gebouwd kunnen worden, is een van de enorm grote risico's. Maar dat is het niet alleen. Denk ook aan het risico dat bedrijven zich niet meer kunnen ontwikkelen. We staan al op slot, maar dan is het echt klaar en uit. De heer Boswijk zegt: de juiste balans mist. Welke balans zou er dan wel moeten zijn volgens de heer Boswijk, volgens het CDA? En ten koste van wat mag dat gaan?

De voorzitter:

Precies binnen de 30 seconden.

De heer Boswijk (CDA):

Ik hou van deze vragen, want hier gaat het in essentie over. Daarom maakte ik net een klein voorbehoud. Natuur en biodiversiteit zijn ontzettend belangrijk, want die vormen de basis van ons leven. Ik las gisteren ergens dat we 50% van ons DNA delen met een banaan. Dat wist ik niet, maar toen ik dat las, dacht ik: dat geeft maar aan hoe nauw wij verweven zijn met de natuur. Het is dus van groot belang. Ik vind wel dat wij in het verleden die balans vaak gemist hebben. Daarom maak ik bijvoorbeeld een uitzondering voor economische groei. Ik vind «economische groei» geen vieze term, maar we moeten ons op deze postzegel genaamd Nederland wel afvragen of wij alle economische groei nog wel willen. Dan moet je kijken wat Nederland uniek maakt. Ik kijk specifiek naar landbouw. Wij hebben hier veel veenweidegebieden met veel grasland. Dan moeten wij ons in Nederland misschien meer richten op de melkproductie. Dan moeten we andere productie misschien niet meer doen omdat het gewoon niet meer kan en omdat we moeten delen in schaarste. Daar moeten wij de balans in gaan vinden. Dat mis ik in dit voorstel. Er wordt puur naar één doel gekeken, een belangrijk doel, namelijk natuurherstel en biodiversiteit, maar ik vind dat je ook alle andere doelen in kaart moet hebben. Voor het CDA zullen een aantal punten afvallen die we vroeger misschien wel zouden doen, met de gevolgen van dien, want daarom zitten we nu in de stikstofdiscussie.

De voorzitter:

Over dit thema zullen we ongetwijfeld nog komen te spreken. Afrondend, mevrouw Van der Plas. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil even kijken of ik het goed heb begrepen. Hoor ik de heer Boswijk nu zeggen: misschien moeten we kijken of melkproductie nog wel kan, maar andere productie niet meer? Betekent dit dat het CDA dan af wil van bijvoorbeeld de varkenshouderij, de pluimveehouderij, de geitenhouderij, de konijnenhouderij of de schapenhouderij? Gaat het CDA dan kiezen tussen sectoren?

De heer Boswijk (CDA):

Ik ga het niet platslaan en één sector eruit trekken. Laten we het specifiek over voedsel hebben. Het voedselsysteem is een systeem. De varkenshouderij hebben wij heel hard nodig voor bijvoorbeeld de reststromen uit de menselijke kant. Alles wat wij niet eten, kunnen we in een verbrandingsoven gooien, maar we zouden het ook aan varkens kunnen geven, die dat kunnen verwaarden naar varkensvlees. Ik denk dat het te kort door de bocht is om te zeggen «we moeten de varkenshouderij niet meer doen». Laat ik een specifiek voorbeeld noemen van een paar jaar geleden, waar ik me echt over heb verbaasd. Dat gaat niet over landbouw. Toen ik nog in de provinciale staten van Utrecht zat, werd bekend dat het Europees Geneesmiddelenbureau naar Amsterdam kwam. Iedereen stond op de banken te springen: hoe geweldig was dat. Ik weet nog dat mijn inbreng in het debat was dat ik dat helemaal niet zo geweldig vond, want het gevolg was 3.000 medewerkers erbij en 100.000 hotelovernachtingen erbij, in de Randstad, waar al een woningtekort is en waar er al een gigantische druk op de ruimte is. Heel praktisch: in Kockengen zie ik dat een heel groot deel van alle woningen die daar vrijkomen wordt opgekocht door mensen uit Amsterdam die daar al niet meer terechtkunnen omdat hun huizen worden opgekocht door expats. Dan zeg ik: dit is er dus een uitwas van dat wij als Nederland te veel hebben gestuurd op het bruto binnenlands product en te weinig hebben gekeken naar de effecten daarachter. Daarom zeg ik bij dit wetsvoorstel: we zitten ook weer te focussen op één ding. We moeten veel integraler kijken. Die integraliteit mis ik in dit verhaal.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we dit punt nu afronden, want dit is niet direct een punt van overleg.

De heer Boswijk (CDA):

Het is wel interessant.

De voorzitter:

Het is uitermate interessant en daarom komen we er in de toekomst nog uitvoerig over te spreken. Tegen mevrouw Van der Plas zeg ik: de acht interrupties zijn inclusief die voor de Minister. De heer Wassenberg heeft een interruptie. Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik wil nog even ingaan op wat de heer Boswijk net zei. Hij had het over reststromen en zei dat we die varkens nodig hebben om die reststromen van humane consumptie niet de verbrandingsoven in te sturen. Weet de heer Boswijk dat we die varkens echt niet nodig hebben om compost te maken en dat we die reststromen ook via gisten, bacteriën en schimmels kunnen verwerken tot compost? Je moet niet zeggen dat we dieren nodig hebben om daar compost van te maken. Er zijn echt betere manieren.

De voorzitter:

Ook dit lijkt mij strikt genomen een thema dat vreemd is aan de orde van de vergadering, maar gaat uw gang, reageert u erop.

De heer Boswijk (CDA):

Collega Wassenberg duidt op het fermenteren, als ik het goed heb. Ik heb daar pasgeleden een interessant stuk over gelezen en er een college over gehad van een collega hier uit de Kamer. Dus ik weet dat, maar dat neemt niet weg dat varkens niet alleen worden gebruikt voor varkensvlees, maar voor heel veel dingen, ook in de medische industrie en – dat is een heel gek detail – in de remmen van treinen. Dus ook varkens worden ontzettend goed gebruikt. Die hebben we niet alleen nodig voor voedsel. Ik snap vanuit uw perspectief dat u zegt: we moeten dit gewoon niet meer doen. We moeten allemaal over op plantaardig. Daarin verschillen wij gewoon van mening.

De voorzitter:

Oké, dank. Dan is nu het woord aan de heer Wassenberg voor zijn bijdrage. Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik begin met een simpele vraag aan de Minister. Drie weken geleden nam de Kamer een motie van de Partij voor de Dieren aan om binnen Europa actief te pleiten tegen octopuskwekerijen. De Minister kon zich daar ook in vinden, want hij gaf de motie oordeel Kamer. De motie is dus aangenomen en ik hoor graag van de Minister hoe hij dit in Europa onder de aandacht gaat brengen.

Een andere motie van de Partij voor de Dieren, die met steun van de volledige oppositie en ook met steun van de ChristenUnie – de Minister kent die partij – is aangenomen, gaat over Mercosur. Die motie roept de regering op om steun te zoeken bij EU-lidstaten tegen het splitsen van het Mercosur-verdrag. Dat is om te voorkomen dat nationale parlementen buitenspel komen te staan. Mijn vraag: is de Minister bereid om binnen de Raad steun te zoeken bij andere landen tegen die splitsing van dat verdrag?

De Partij voor de Dieren plaatst ook grote vraagtekens bij de aangenomen motie-Van der Plas/Grinwis om nee te zeggen tegen de plannen van de EU om bodemberoerende visserij uit natuurgebieden te weren. Die wens staat in schril contrast met de brief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 27 december. Ik had daar net een interruptiedebatje over met de heer Valstar. Daarin schrijft de Minister dat uitsluiting van bodemberoerende visserij zorgt voor een betere kans op natuurherstel. Dus ik hoor graag van deze Minister hoe hij het uitdragen van die boodschap uit de motie in lijn brengt met en in relatie ziet tot de brief van zijn collega.

Dan wil ik het hebben over een groot gevaar voor vissen, voor de diepzeebodem, maar ook voor de visserijsector, namelijk diepzeemijnbouw. Dat is mijnbouw op vier tot zes kilometer diepte om mangaanknollen van de bodem op te zuigen. Dat is een vorm van mijnbouw die heel veel stof doet opwaaien, zowel letterlijk als figuurlijk. Die vorm van mijnbouw heeft hele negatieve gevolgen voor vissen, maar ook voor vissers. Natuurorganisaties zijn tegen. Ook de visserijsector heeft zich ertegen uitgesproken. Die eensgezindheid zie je niet vaak. Kent de Minister de negatieve gevolgen van die diepzeemijnbouw? Hoe kijkt hij daar zelf tegen aan, en vooral: is hij bereid om proactief tegen die diepzeemijnbouw te pleiten in de Landbouw- en Visserijraad? Graag krijg ik een toezegging van de Minister om steun te zoeken bij andere landen tegen die diepzeemijnbouw.

Iets wat uiteindelijk ook nadelig is voor zowel vis als vissers, is het voorstel om het aantal gevangen vissen minder precies te rapporteren, door een hogere foutmarge toe te staan. Uit een recente inventarisatie van de Europese Commissie blijkt dat het hanteren van hogere foutmarges in de Oostzee heeft geleid tot forse onderrapportage van vangsten. Die onderrapportage van vangsten werkt overbevissing in de hand, zet vispopulaties verder onder druk en is daarom zeer onwenselijk. Het levert op korte termijn misschien een voordeeltje op voor de vissers, maar uiteindelijk schiet je jezelf echt in de voet. Het is in ieders belang om vangsten secuur te rapporteren. De inventarisatie wil ik graag via de bode aan de Minister geven. Ik vraag de Minister om de toezegging om binnen de Raad actief te pleiten voor handhaving van de huidige foutmarges en rapportagestandaarden en om niet akkoord te gaan met de voorstellen om die rapportagestandaarden te verzwakken.

Ik sluit af met een vreemde eend in de bijt. Die vreemde eend is de grutto. Spanje is van plan om illegale waterputten van aardbeiboeren te legaliseren rond een zeer belangrijk leefgebied van de grutto, de Doñana. Daardoor verdroogt het gebied nog verder. Dat gaat ten koste van de grutto. We hebben een motie aangenomen die vraagt om de trekroute van de grutto te beschermen en te herstellen, dus ook in Spanje. Mijn vraag is: wat gaat de Minister doen om de grutto te beschermen en hoe kan hij zijn invloed aanwenden om ervoor te zorgen dat de grutto ook in Spanje beter wordt beschermd?

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Twee seconden voor de tijd, volgens onze registratie. Keurig, dank. Dan vraag ik nu aan mevrouw Van der Plas om het voorzitterschap een wijle over te nemen. Dan kan ik mijn inbreng plegen.

Voorzitter: Van der Plas

De voorzitter:

Dat zal ik doen. Dan is nu het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik hoop mijn bijdrage binnen vier minuten af te ronden.

De gecombineerde opgave: hoofdbrekens op hoofdbrekens. Waar normaal twee uur voor nodig was, zijn nu twee dagen nodig. Het aantal percelen is door alle landschapselementen en bufferstroken meer dan vertienvoudigd. De Minister geeft een maand uitstel. Mijn complimenten daarvoor, maar ik roep er wel toe op om uitstel van uitbetaling zo veel mogelijk te voorkomen. Kom tot souplesse door in het komende halfjaar de gelegenheid te geven voor kleine correcties en opgave van ecoactiviteiten die niet eerder zijn aangemeld, bijvoorbeeld omdat ze over het hoofd zijn gezien, zijn vergeten of wat dan ook. Dat is een concrete vraag.

Maar er is meer nodig dan alleen uitstel. Hoe kan het dat na een uitgebreide check van de perceelsgrenzen in het afgelopen jaar, naar aanleiding van de nieuwe topografische kaart, veel ondernemers constateren dat de grenzen toch weer verkeerd verlegd zijn? De sectorpartijen zeggen dat het lang duurt voordat systeemfouten of verkeerde informatie aangepast wordt. Als boeren de perceelsgrenzen aanpassen, worden de grenzen regelmatig weer teruggezet als ze doorgaan met de gecombineerde opgave. Samenvattend: hoe zorgt de Minister ervoor dat dit soort zaken per direct wordt opgepakt en opgelost?

De ingetekende bufferstroken kloppen vaak niet. Dat betekent dat de mestplaatsingsruimte vaak ook niet klopt. Boeren mogen uitgaan van de feitelijke situatie, zolang zij aan het einde van de rit maar niet aan het kortste eind trekken. Kan de Minister garanderen dat boeren niet op onverhoopte fouten worden afgerekend, ook niet op fouten in de mestboekhouding die het gevolg zijn van een falend programma?

Voorzitter. Ik heb nog een punt over wintergewassen, maar daar heeft mevrouw Van der Plas al vragen over gesteld in haar bijdrage. Daar sluit ik me graag bij aan. Dat geldt ook voor de consumptie van aardappelen, vezel en hennep.

We zien de stapeling van EU-beleid keer op keer toenemen, met name voor het buitengebied. De nationale speelruimte wordt steeds kleiner en de besluitvorming wordt steeds ondoorzichtiger, met alle risico's van dien. De papierlast voor boeren stijgt exponentieel. Waarom heeft het kabinet dan toch vaak een positieve houding op dit punt? Ik zou hier graag een reflectie op willen.

Ik kom op de Richtlijn industriële emissies en de impactanalyse. De bewindslieden voelen zich gesterkt in hun positieve houding ten opzichte van de vele extra veehouderijbedrijven die onder die richtlijn vallen. Heeft het kabinet weleens nagedacht over de extra rompslomp voor honderden kleinere gezinsbedrijven en voor de omgevingsdiensten? Ziet het kabinet het risico dat innovaties vastlopen op Brusselse bureaucratie? Is de Minister bereid om op enig moment te zeggen: «Ik trek hier een rode streep. Het is genoeg. We gaan er op een andere manier mee om. We gaan het op onze Nederlandse wijze doen»?

Wat betreft de natuurherstelverordening sluit ik me kortheidshalve aan bij de punten die het CDA heeft genoemd.

Ik geef een waarschuwing ten aanzien van de verordening certificering koolstofverwijdering. Het kabinet zet in op credits voor maatregelen in plaats van voor gemeten resultaat, en op borging van additionaliteit ten opzichte van overheidsbeleid. Die lijn is niet zonder risico's. Dit ondergraaft de betrouwbaarheid en de waarde van credits. De additionaliteit is namelijk nauwelijks of niet te bepalen. Mijn pleidooi is: zet in op transparantie, op de gemeten resultaten, en zorg ervoor dat de markt gewoon goed zijn werk kan doen. Ik zou daar graag een reactie van de Minister op willen.

Voorzitter. Ik heb nog een puntje over de visserij, maar ook die is al voldoende aan de orde geweest. Ik sluit me kortheidshalve aan bij de vragen van de heer Valstar.

Ik ben hiermee binnen de vier minuten gereed. Dank.

De voorzitter:

3 minuten en 50 seconden, om exact te zijn.

Voorzitter: Bisschop

De voorzitter:

Dank voor uw voortvarende leiding. Ik denk dat de Minister een moment van reflectie nodig heeft, waarop hij bijgepraat en geïnstrueerd kan worden. Hoelang denkt u nodig te hebben? Zullen we het op een halfuur houden?

Minister Adema:

Ja, dat is prima. Ik heb begrepen dat er ook nog een paar leden naar de stemmingen of naar een procedurevergadering moeten.

De voorzitter:

Dat valt er dan precies binnen.

Minister Adema:

U weet dat ik de Tweede Kamer buitengewoon graag ter wille ben.

De voorzitter:

Zeker. Ik schors deze vergadering tot 11.00 uur.

De vergadering wordt van 10.32 uur tot 11.02 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen deze vergadering van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 24/25 april. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef gaarne het woord aan de heer Adema, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Gaat uw gang.

Minister Adema:

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik heb geen algemene inleidende spreektekst, om de doodeenvoudige reden dat de onderwerpen heel divers zijn. Het gaat hier niet over één bepaald onderwerp, maar over de brede agenda voor de Landbouw- en Visserijraad. Zoals ik al eerder heb gezegd, is het buitengewoon belangrijk om ook in Europa de belangen van Nederland en de Nederlandse boeren en vissers goed onder de aandacht te brengen. Dat geldt natuurlijk ook voor de belangen van de natuur; laat dat helder zijn. Dat doen we ook zeer regelmatig, in de bilaterale contacten, in de een-op-eencontacten en in de Landbouw- en Visserijraad.

Er zijn vandaag erg belangrijke thema's voorbijgekomen. Ik heb ze verdeeld in verschillende onderwerpen. Ik begin met de visserij. Daarna zou ik het met u willen hebben over de teelten en wintergewassen, over de gecombineerde opgave, over het natuurherstel en over de genomische technieken. Tot slot heb ik nog een klein pakketje overig.

Voorzitter. Ik begin wat mij betreft met de beantwoording van de vragen die betrekking hebben op de visserij. Nederland heeft een rijke traditie als het gaat om de visserijsector. De visserijsector probeert mee te bewegen met nieuwe ontwikkelingen, zoals verduurzaming, en wil daar ook in investeren. We zijn bezig met een nieuwe voedselvisie op de Noordzee. We kijken daarbij ook naar een duurzame toekomst voor de visserijsector in Nederland, want de visserij hoort bij Nederland en zal ook bij Nederland blijven horen. Ze moet robuust genoeg zijn om een toekomstperspectief te hebben. We werken daar samen aan met de verschillende sectoren in de visserijsector om te komen tot een voedselstrategie. Desalniettemin zijn er grote opgaven voor de visserij, die bijvoorbeeld betrekking hebben op natuurherstel en op andere activiteiten die als een zekere bedreiging worden gezien door de visserij.

Wij hebben een BNC-fiche over de actieplannen van de Europese Commissie het licht laten zien. We hebben gezien dat de Europese Commissie ervoor kiest om de bodemberoerende visserij uit te faseren. Er wordt op die manier eigenlijk een einde gemaakt aan de bodemberoerende visserij. Wij zijn daartegen. Wij vinden de onderbouwing van de keuzes die de Europese Commissie maakt, niet goed en niet wetenschappelijk. We vinden dat er ook een impactanalyse zou moeten plaatsvinden, want de voorstellen hebben een enorme impact op de visserij. Dit kan gewoon niet. Dat betekent dat Nederland zich zeer kritisch opstelt ten opzichte van de plannen, alhoewel we wel onderstrepen dat biodiversiteit, natuur en natuurherstel ook een groot belang kennen, waarop we moeten inzetten. Maar we moeten altijd kijken naar de weging van de verschillende belangen van de verschillende sectoren, bijvoorbeeld de belangen van de natuur en de economische belangen. In dit geval zijn de effecten veel te groot. Er is überhaupt geen onderzoek gedaan naar de effecten. Dat vinden we echt slecht.

Ik kom op de concrete vragen hierover. De heer Thijssen vroeg: hoe rijmt de Minister zijn inzet op de bodemberoerende visserij met de biodiversiteitstrategie? Natuurlijk onderstrepen wij de biodiversiteitsstrategie. Er moet sprake zijn van een toename van de biodiversiteit. Er is een afspraak gemaakt om 30% te beschermen in het kader van de biodiversiteit. Dat geldt ook voor de wateren. Daar waren wij ook al goed mee bezig. We hebben namelijk het Noordzeeakkoord. Dat hebben we niet voor niks. In het Noordzeeakkoord komen de verschillende belangen bij elkaar en hebben we afgesproken dat we 15% van de gebieden zullen beschermen tegen de bodemberoerende visserij. Die afspraken zijn gemaakt met de natuurorganisaties en de visserijsectoren, en daar gaan we mee door. Tot 2030 is het 15%. Daar werken we met elkaar aan. Dat betekent dus dat we het principe onderschrijven, maar het moet wel in balans zijn en de effecten voor de verschillende sectoren moeten ook in balans zijn.

Dan kom ik op de bodemberoerende visserij in Natura 2000-gebieden. Het uitgangspunt is om in Natura 2000-gebieden te minderen met de bodemberoerende visserij. Meneer Thijssen vraagt of er een oplossing mogelijk is waardoor vissers in bepaalde gebieden wel kunnen vissen. Zoals ik al eerder heb aangegeven, is het kabinet echt tegen een generiek verbod op bodemberoerende visserij. Dat lijdt geen twijfel. In het voorstel van de Europese Commissie ontbreekt, naast wat ik al genoemd heb, ook de nuancering voor de verschillende zeebekkens en -bodems. Ik wil ook perspectief hebben voor de garnalenvisserij. Als de heer Thijssen dus hiermee aangeeft dat dit een oplossing kan zijn om in bepaalde gebieden wel te vissen, dan ben ik dat met hem eens. Daar kijken wij ook heel specifiek naar.

De heer Valstar vraagt over het visserijpakket van de Commissie of ik een completer beeld kan geven van hoe groot het verzet is tegen deze plannen. Het merendeel van de lidstaten heeft een zeer kritische houding ten opzichte van deze plannen. Dat kunt u ook zien in het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van maart. Mijn zorgen over de toekomst van bodemberoerende visserij worden met name en nog veel steviger gedeeld door de kustlanden. Dat is niet onbelangrijk, omdat bijvoorbeeld landen als Duitsland zich daar robuust over uitspreken. Frankrijk en Spanje spreken zich ook uit. Dat zijn hele belangrijke landen in Europa. Ik heb daar ook contact over met mijn collega's en we trekken daarin samen op om te komen tot een goede inzet bij de Europese Commissie. En de sector heeft zich natuurlijk ook uitgesproken; Franse vissers hebben al gedemonstreerd. Er is dus heel veel verzet tegen de plannen in deze vorm.

Dan kom ik op de vraag van de heer Valstar over de verhouding van puls. Het is inderdaad zo dat wij bezig zijn, overigens ook op verzoek van de Kamer, maar ik ben zelf ook buitengewoon intrinsiek gemotiveerd, om overal waar dat kan pulsvisserij op de agenda te plaatsen en onder de aandacht te brengen van de Europese Commissie. Dat is een opdracht die ik heb meegekregen en dat doe ik ook: op alle bijeenkomsten waar het gaat over visserij breng ik de puls onder de aandacht. Zeker in deze discussie zou je je wat meer moeten richten op pulsvisserij. Dat is misschien een gemodificeerde pulsvisserij. We zijn recentelijk op bijeenkomsten geweest waar werd gezegd: je zou het een beetje moeten modificeren. Dat kan ook. Pulsvisserij heeft gewoon veel minder bodemberoering en levert 40% brandstofbesparing op, wat in deze tijd ook van belang is. Het is dus gewoon een fantastische oplossing voor duurzame visserij. Zo denken alleen veel mensen in Europa er niet over. Het is heel kwetsbaar en fragiel. We brengen het onder de aandacht, maar ik kan u niet zeggen of onze inzet daarop gaat lukken. De weerstand in Europa is nog steeds heel groot.

Meneer Valstar gaf aan dat die weerstand wat aan het verschuiven is, maar die signalen zijn maar heel beperkt. Het valt mij tegen. Aan de andere kant is juist de fase van de actieplannen een goed moment om het onder de aandacht te brengen, omdat het nu juist weer gaat over de uitfasering van de bodemberoerende visserij, waar wij dus een goed alternatief voor hebben. Als er een moment is om het weer op de agenda van de Europese Commissie te plaatsen, dan is het nu. Nogmaals, ik ben niet heel erg optimistisch over de resultaten. Daar ben ik eerlijk in. Dat betekent niet dat mijn inzet daardoor minder is; die is misschien juist nog wel groter. Ik zoek ook steun bij andere landen en Europarlementariërs om dit onder de aandacht te brengen. Daarmee heb ik de vragen over puls gehad.

Dan ga ik door naar de overbruggingsregeling voor de visserij.

De voorzitter:

Er is eerst een vraag van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Die gaat over puls. De Minister zegt dat pulsvisserij duurzaam is, omdat die minder brandstof gebruikt. De Minister weet net zo goed als ik dat de zeeën sowieso al erg overbevist zijn. Met pulsvisserij kun je in gebieden komen waar je nu met traditionele kotters niet kunt komen. Is de Minister het met me eens dat een veel efficiëntere manier van vissen betekent dat je de zee nog effectiever leegvist, je overbevissing juist in de hand werkt en dat het dus niet duurzaam is? Dat is dus een reden om te zeggen dat pulsvisserij helemaal niet zo duurzaam is; die is hooguit effectiever en efficiënter. Dat is echt iets anders dan duurzaam.

De voorzitter:

U overschrijdt de 30 seconden.

Minister Adema:

Het gebeurt niet vaak, maar ik ben het zeer met u oneens, meneer Wassenberg. Ik heb net al gezegd dat de bodemberoering veel minder is dan bij de traditionele boomkor. Het bespaart enorm veel energie. Dat is duurzaam. Ik ben het met u eens dat we de zeeën niet moeten leegvissen, maar daar hebben we allemaal beleid voor. Denk aan de quoteringen. Wij hebben dus plafonds voor wat er opgehaald kan worden en wat niet meer opgehaald kan worden. Die quoteringen hebben heel erg te maken met het in stand houden van visserijsoorten, voldoende visserijsoorten. Via die lijnen wordt goed gekeken naar de instandhouding en de visserijstanden. Daar wordt ook wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Die wetenschappelijke onderzoeken zijn elk jaar de basis voor de quoteringsonderhandelingen, zodat we de laatste wetenschappelijke inzichten daarin meegeven. Langs dat spoor zorgen we er dus voor dat de zeeën niet worden leeggevist. Dat moet natuurlijk ook niet; daar ben ik het zeer mee eens. Maar het pulstuig is op zich een duurzaam visserijmiddel.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Voorzitter. Mevrouw Van der Plas stelde een vraag over de overbruggingsregeling. In principe is de overbruggingsregeling zoals die er nu ligt een regeling waarmee staatssteun wordt gegeven. U refereert daaraan en zegt: het gaat niet om het schip; er moet per bedrijf steun worden gegeven. Wat wij doen, is normaal gesproken niet toegestaan, maar onder de de-minimisverordening voor de visserij kunnen we wel wat staatssteun geven. Dat is de basis van deze regeling. Daarmee kunnen bedrijven € 30.000 steun krijgen. Maar het is een overbruggingsregeling. Er worden andere regelingen opengesteld. Ik noem de liquiditeitsregeling en de stilligregeling. Dat zijn allemaal regelingen die erachteraan komen, dus het is niet zo dat de overbruggingsregeling de enige steun is die wij aan de visserij geven.

Dan de motie over octopuskwekerijen. Op dit punt zijn wij het wel weer heel erg eens, meneer Wassenberg. Dat weet u ook, want dat heb ik eerder in de Kamer uitgesproken. Ook wij willen deze vorm van kwekerij niet. De Europese Commissie komt dit jaar met een herziening van de dierenwelzijnswetgeving van productiedieren. Er is nog weinig bekend over de welzijnsbehoefte van octopussen in kwekerijen. Bij het proces van die herziening zal ik in de Commissie aangeven dat Nederland tegen het kweken van octopussen is. Dat zal naar verwachting ongeveer in kwartaal vier van 2023 zijn. Ik zal u daar nader over informeren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank aan de Minister. Ik heb toch nog één vraag. De Minister zegt: er komt nog een document over het welzijn van de productiedieren. Alleen, die octopussen zijn op dit moment nog helemaal geen productiedieren. Ik weet dus niet of ze daarin worden meegenomen. Die welzijnsproblemen van de octopussen, waar al breed over is geschreven in de wetenschappelijke wereld, zullen dus niet in het document over de productiedieren staan, want dat zijn ze op dit moment nog niet.

Minister Adema:

Ik geef aan dat Nederland tegen het kweken van octopussen is; dat heb ik duidelijk gezegd. Op het moment dat dat in de herziene dierenwelzijnswetgeving van productiedieren voorbijkomt, zullen we daar vanzelfsprekend tegen ageren. Ze horen daar niet in te staan.

Dan het punt van de heer Wassenberg over de foutmarges van vangsten. Dit punt is vaker aan de orde geweest in de Kamer, voor mijn periode. Dit is besproken met mijn ambtsvoorganger, de heer Staghouwer, die heeft gezegd dat de huidige foutmarges die wij hanteren, gehanteerd blijven worden. In tegenstelling tot veel andere landen is bij ons het quotummanagement gebaseerd op de werkelijke vangst in gewicht dat wordt gemeten. Als je internationaal kijkt, zie je dat er veel meer situaties zijn waarbij met logboeken wordt gewerkt en waarbij de foutmarge gewoon veel groter is. Wij hebben nu een rapport gekregen. Dat heb ik inmiddels doorgegeven aan mijn collega's van visserij. Die gaan dat vanzelfsprekend bestuderen. Die logboeken zijn echt een systematiek van andere lidstaten en niet van ons. Daar kunnen wij ons dus ook niet toe verhouden. Ons systeem is wat dat betreft beter, vind ik.

Er zijn vragen gesteld door de Partij voor de Dieren over de diepzeemijnbouw. Die zullen binnenkort worden beantwoord. U kunt die antwoorden verwachten, maar ik ga daar nu inhoudelijk niet op in. Ik ben er natuurlijk mee bekend dat diepzeemijnbouw negatieve gevolgen kan hebben voor de mariene ecologie en de visserij. Er is nog wel veel onbekend over de effecten ervan. Wij financieren mede internationaal onderzoek hiernaar.

Dan een vraag van de heer Wassenberg over de motie-Van der Plas/Grinwis in relatie tot de Kamerbrief over hetzelfde onderwerp. Ik heb daar al wat over aangegeven. Natuurlijk ondersteunen wij de ambities om te komen tot natuurbehoud en de versterking van natuur. Maar we moeten er wel voor zorgen dat ontwikkelingen daaromtrent in evenwicht plaatsvinden. Dan gaat het om een evenwichtige afweging tussen natuurherstel, economische activiteiten en de positie van sectoren. Daarom kijken we kritisch naar de actieplannen van de Europese Commissie ten aanzien van de bodemberoerende visserij. We vinden dat er echt meer onderbouwing voor nodig is. Er is bijvoorbeeld ook niet gekeken naar de impact van de visserij.

Dan heb ik een setje vragen over teelten en wintergewassen.

De voorzitter:

Eerst nog een vraag van de heer Valstar. Gaat uw gang.

De heer Valstar (VVD):

Omdat hier een einde gekomen is aan het pakketje duurzame visserij maar in Europa nog niet, had ik gevraagd wat de Minister verwacht over het verloop van het hele traject. Wanneer kunnen wij eventuele Raadsconclusies verwachten?

Minister Adema:

De Raadsconclusies zullen eind juni plaatsvinden. We zetten ons er de komende periode natuurlijk voor in om de besluitvorming te beïnvloeden, maar dat heb ik u al verteld.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording. Neen, dat doet hij nog niet, want mevrouw Van der Plas heeft nog een vraag. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb een verduidelijkende vraag over de steun per schip of per bedrijf. Kan de Minister daar iets meer over vertellen? Volgens mijn informatie hoeft dat van Europa niet op deze manier. Wij hebben dat zelf zo bepaald. Daar zou ik graag wat duidelijkheid over willen. Hoe zit dat precies?

Minister Adema:

De staatssteunregels gelden wat ons betreft per bedrijf. Dat betekent dat wij per bedrijf € 30.000 afrekenen. Staatssteunregels gelden altijd per bedrijf. Anders zou je een heel groot onderscheid kunnen maken in bedrijven die veel meer staatssteun krijgen en andere die veel minder krijgen. De staatssteun heeft bepaalde plafonds. Dat is hier ook het geval. Dat zou betekenen dat een bedrijf veel meer staatssteun krijgt. Dan kom je boven het staatssteunplafond uit.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het is mij dan nog niet helemaal duidelijk. Zegt de EU: dit mag u niet doen, beste Minister in Nederland? Of zegt de Minister: wij doen dit niet?

Minister Adema:

Ik heb al gezegd dat het gaat om de de-minimisregeling voor de visserij. Daarbinnen past het. Er zijn afspraken over gemaakt. Het valt binnen de Europese staatssteunkaders. Op het moment dat je per bedrijf een groter bedrag verstrekt, val je buiten de staatssteunkaders.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Ik kom op een vraag van mevrouw Van der Plas – ik ben nu toch bezig met de beantwoording van uw vragen, mevrouw Van der Plas – over vezelhennep. U vroeg naar de betrokkenheid: hoe is het tot stand gekomen en wat is de betrokkenheid geweest van de sectoren bij de totstandkoming van de winterteeltenlijst? De sector is meermaals betrokken geweest bij de totstandkoming van de winterteeltenlijst. Allereerst gebeurde dat tijdens het opstellen van de adviezen van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet. Ook tijdens de internetconsultatie konden zij het een en ander inbrengen. Die inbreng van de sector, maar ook de wetenschappelijke adviezen, zijn goed bekeken. Op basis daarvan heb ik een afweging gemaakt. Die afweging is aan de Minister van Landbouw. In het zevende actieprogramma en mijn Kamerbrief is aangegeven wanneer een gewas als winterteelt geldt en daarmee is uitgezonderd van de stimuleringsmaatregel voor vanggewas. Naast meerjarige teelten kunnen gewassen die vrijwel uitsluitend na 1 november worden geoogst – dat is niet het geval bij consumptieaardappelen – of die in oktober evenveel stikstof opnemen, worden aangemerkt als winterteelt. Maar consumptieaardappelen en vezelhennep voldoen niet aan deze criteria. Er zijn drie criteria en deze gewassen voldoen aan geen van deze drie criteria.

Het klopt – daar hebt u gelijk in – dat met name in bepaalde regio's consumptieaardappelen later dan de maanden juli en augustus worden gerooid, soms deels nog in oktober. Maar het gehanteerde criterium is vrijwel uitsluitend na 1 november. Dat is voor consumptieaardappelen niet het geval. Ook nemen consumptieaardappelen niet evenveel stikstof op als een vanggewas. Aardappelsoorten die dat wel doen, zoals zetmeelaardappelen, zijn wel op de lijst van winterteelten opgenomen. Voor de vezelhennep geldt dat ook deze niet vrijwel uitsluitend na 1 november wordt geoogst, ook niet als je de periode voor roten meerekent. Ook neemt vezelhennep niet evenveel stikstof op als een vanggewas. Er is voorzien in een oplopende korting, zoals u wellicht weet, waardoor het gevolg van het niet van het land afhalen begin oktober relatief beperkt is. De korting op het stikstofgebruik is dan 5 kilogram per hectare in de periode 2 oktober tot en met 14 oktober.

Dan de betrokkenheid van de EU bij de gewaslijsten.

De voorzitter:

Moment. Mevrouw Van der Plas, voor haar een-na-laatste vraag.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ook hier wordt gezegd dat Brussel nee zegt. Wij hebben vorige week van de heer Timmermans begrepen dat Brussel niet nee zegt, althans niet altijd. Kan de Minister ons bewijs – zo noem ik het maar even – geven dat Brussel hier nee op heeft gezegd? Welke onderbouwing is er, welke brieven zijn er? Hoe weten we dat Brussel heeft gezegd: dit mag niet?

Minister Adema:

Mevrouw Van der Plas, u hebt mij niet horen uitspreken dat dit niet mag van de EU. Ik heb net gezegd dat het een bevoegdheid is van de Minister van Landbouw. Daarin kijkt de EU wel mee. De invulling van de vanggewassen is Europese regelgeving, maar hoe we die invullen is echt aan de Minister van Landbouw. Maar we moeten dat wel doen op basis van wetenschappelijke adviezen, om daarmee ook een gelijk speelveld te krijgen. Ook hier geldt dus dat wij een afweging hebben gemaakt op basis van de wetenschappelijke adviezen en de inbreng van de sectoren. In dit geval is de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet het wetenschappelijke kader waarbinnen we kijken en dat ons adviseert. Zij hebben hierin geadviseerd. Ik ben ook nog weer een aantal keren met de sector hierover in gesprek geweest, vooral over de consumptieaardappelen. Wij zijn hier dus ook nauw over in contact met de sector, alleen is dit de lijn die we moeten kiezen, juist vanwege de drie argumenten waaronder deze teelten niet vallen. Wij zeggen dus niet dat dit precies zo moet worden uitgevoerd van de EU. Dat heb ik net ook niet gezegd.

De voorzitter:

Om mevrouw Van der Plas de gelegenheid te geven om op een later moment misschien de laatste vraag te stellen: mijn vragen gingen hier ook een beetje over en als u het goedvindt, pak ik dit punt even over. Als ik het goed beluister, wil mevrouw Van der Plas graag het stuk hebben op basis waarvan dat besluit genomen is. Kan dat?

Minister Adema:

Ja, maar dan wil ik ’m even scherp maken. Mevrouw Van der Plas vraagt mij waar het staat dat dit niet mag van de EU. Ik geef u aan hoe deze lijst tot stand komt. Er is EU-regelgeving, waaronder het zevende actieprogramma valt. De invulling is aan de lidstaten. De invulling is aan de Minister van Landbouw. Dat betekent dat de Minister van Landbouw verantwoordelijk is voor de daadwerkelijke invulling van de winterteeltenlijst. Het is niet zo dat de EU zegt: u zult consumptieaardappelen hiervan uitsluiten. Dat is een uitsluiting die wij doen op basis van wetenschappelijke adviezen die ons door de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet worden aangereikt, en in overleg met de sector, zoals ik heb aangegeven.

De voorzitter:

Maar dan is de vraag van mevrouw Van der Plas of dat stuk van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet ter beschikking van de Kamer kan komen.

Minister Adema:

O, het advies van de CDM? Ja, dat is geen probleem. Dat komt, ja.

De voorzitter:

Dat noteren we als toezegging.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil toch mijn laatste vraag stellen.

De voorzitter:

De laatste vraag wordt er nog aan toegevoegd.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, ik wil toch graag mijn laatste vraag hieraan besteden. Vanuit de sector krijgen wij te horen dat hen is verteld dat het niet mag van Brussel, dus ik wil daar gewoon duidelijkheid over hebben. Wat is nou precies het advies? U hebt het over wetenschappelijke publicaties en over het overleg met de sector. De sector weet het allerbest hoe het zit met zaaien en oogsten en wanneer wel en wanneer niet. Welke wetenschappelijke publicaties en wie uit de praktijk hebben nou een advies gegeven? En welk advies heeft dan zwaarder gewogen, dat uit een wetenschappelijke publicatie of dat van de mensen die elk jaar met de poten in de klei staan?

Minister Adema:

Beide. Ten eerste kan ik u direct al tevredenstellen, want het rapport van de CDM ligt al bij de Kamer. U hebt dus al kennis kunnen nemen van het rapport van de CDM op basis waarvan deze winterteeltenlijst is samengesteld. Dat is ook de manier waarop het werkt in het mestbeleid. We vragen de CDM altijd om een advies en op basis van die adviezen voeren we het mestbeleid uit. Dat geldt hier ook voor. Voorafgaand aan het CDM-advies hebben we natuurlijk ook gesprekken gevoerd met de sector. We hebben een internetconsultatie gehad waar de sector ook op heeft gereageerd. Die hebben we tegen elkaar afgewogen en vervolgens hebben we deze keuze gemaakt. Het rapport van de CDM ligt bij u. Het advies ligt bij u.

De voorzitter:

Oké. Dan zullen we daar nog naar moeten kijken. De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Dan heb ik nog een vraag liggen van mevrouw Van der Plas over coulance vanwege de late bekendmaking van de winterteelten. Wat gaat de Minister doen voor boeren die al hebben gezaaid met de gewassen die toch niet op de lijst komen? Ik ben eerder al voornemens geweest een overgangsjaar te bieden voor deze maatregel. Dat bleek de Europese Commissie niet te accepteren. Nou ja, dat heb ik moeten terugtrekken. Volgens mij hebben we daar in januari een buitengewoon uitgebreid debat met elkaar over gehad. Ik heb dus geprobeerd om aan te sluiten bij de agrarische praktijk. Die ruimte biedt de Europese Commissie helaas niet. Ik vind het nog steeds belangrijk om dat wel te doen. Die maatregel moet ik dus onverkort doorvoeren. Ik begrijp best dat dat voor heel veel telers erg vervelend is en dat zij wellicht ook andere keuzes hadden gemaakt als zij dit eerder hadden geweten. Dat realiseer ik mij heel goed. Toch is de maatregel wel praktisch uitvoerbaar, omdat er geen verplichting zal gelden om de gewassen voor 1 oktober van het land te halen. Ik zal dus ook geen overgangsregeling hiervoor treffen. Zoals gezegd is er voorzien in een oplopende korting, waardoor het gevolg van het niet van het land halen begin oktober relatief beperkt is. Dat waren de vragen over winterteelt.

Meneer de voorzitter. Dan gaan we naar de gecombineerde opgave. U zult zich realiseren dat ik de afgelopen periode heel veel bezig ben geweest met de gecombineerde opgave. Bij de gecombineerde opgave is gebleken dat er in de systemen en de kaarten veel doublures zitten. Het ICT-systeem werkt af en toe ook traag. Wij zijn wekelijks in gesprek met de agrarische partijen om de voortgang te monitoren en te kijken wat er nodig is om de gecombineerde opgave op een goede manier in te vullen. In een eerder stadium heb ik al gezegd dat voor deze Minister en dus ook voor de handhaving de feitelijke situatie leidend is en niet de digitale situatie, zeg maar. Uiteindelijk zijn er een aantal partijen die moeten zorgen dat de BGT en de kaarten goed zijn: waterschappen, gemeentes, provincies, maar ook het Rijk. Dat blijkt in de praktijk lastig te zijn, dus er is op dit moment heel veel afstemming met de diverse overheidslagen. De RVO probeert het systeem zo goed mogelijk te optimaliseren. Zoals ik in andere debatten al heb aangegeven, is ten aanzien van het GLB het eerste jaar een overgangsjaar en zullen er alleen waarschuwingen worden gegeven. We hebben aangegeven dat de gecombineerde opgave ook een maand later kan worden ingevuld, om de boeren en de adviseurs die hen ondersteunen en die ook capaciteit moeten hebben, ook ruimte te geven om het op tijd in te dienen.

Daarbij past ook de beantwoording van de vraag van de heer Bisschop over het nog toevoegen van ecoactiviteiten. De aanvraagperiode wordt nu verlengd, dus er is nu tot 15 juni gelegenheid om eventuele fouten in het systeem aan te passen. De ecoregeling past natuurlijk in het totaal van de bedrijfsvoering. Het na 15 juni toevoegen van ecoactiviteiten is niet mogelijk, want dan voldoe je niet meer aan de gestelde voorwaarden en controles. Mochten er administratieve fouten in de aanvraag zitten, dan kunnen die tot eind november zonder sanctie worden hersteld. Mocht iets niet lukken, dan kunnen aanvragers de onderdelen wel terugtrekken.

In het kader van de gecombineerde opgave vroeg de heer Bisschop ook of de Minister uitstel van betaling zo veel mogelijk kan voorkomen. Ik vind tijdige betaling heel erg belangrijk. Het is mijn inzet dat uitstel van betaling wordt voorkomen. Sterker nog, ik doe onderzoek naar de mogelijkheden om een voorschotbasisbetaling te doen. Dat wordt onderzocht, om te kijken of we daar iets mee kunnen om de boeren te helpen. Dat was wat mij betreft het kopje gecombineerde opgave.

Dan ga ik naar de vragen van de heer Boswijk over de natuurherstelwet. Natuurherstel en natuurversterking vinden wij buitengewoon belangrijk. Daar zet het kabinet ook op in. Maar de natuurherstelwetgeving, zeg maar de natuurherstelverordening die Europa heeft aangekondigd, zou wel enorme gevolgen hebben voor een land als Nederland. Het betekent in feite dat zelfs activiteiten die bedoeld zijn om de verduurzaming in Nederland te versterken, en dan niet alleen voor het aanleggen van ondergrondse infra in de energievoorziening die zo nodig is voor de glastuinbouw ... Daar werk ik ook hard aan, zoals u begrijpt, omdat ook de glastuinbouw gaat verduurzamen. Ik ben in gesprek met de heer Jetten om ervoor te zorgen dat er geld komt om de verduurzamingsslag in de glastuinbouw te maken. De glastuinbouw wil overigens in 2040 energieneutraal zijn. Dat is een fantastische ambitie, waarmee ze wat mij betreft ook vooroplopen. Ook andere activiteiten, zoals zonnepanelen en windmolens, kunnen allemaal niet door de natuurherstelwetverordening.

Het hele kabinet heeft hier dus grote problemen mee. De afgelopen periode hebben wij onze bezwaren overgebracht. Dat zullen wij ook blijven doen de komende periode. Wij staan voluit achter de uitgangspunten om natuur en biodiversiteit te versterken, maar wij zullen de impact van deze verordening voor Nederland, de gevolgen ervan en onze bezwaren steeds weer zeer indringend op tafel leggen, op alle plekken waar dat kan. We doen dat in de gesprekken met de Europese Commissie, met Commissarissen zoals Sinkevičius. We hebben gesprekken hierover gevoerd met Timmermans. Ik breng dit punt onder de aandacht bij elke Landbouw- en Visserijraad waar ik ben. Dat geldt ook voor mijn collega's in hun raden. We brengen het natuurlijk ook ambtelijk onder de aandacht in alle gremia. Ik ben het zeer eens met de heer Boswijk en met de SGP, die dezelfde vragen heeft gesteld, dat dit desastreuze gevolgen heeft voor de ontwikkeling van het complexe land dat Nederland is. Ook in bijvoorbeeld de Raadswerkgroepen is dit al zeer indringend onder de aandacht gebracht. Wij doen er dus alles aan om draagvlaak te krijgen voor onze bezwaren.

Overigens tekenen meer landen hier bezwaar tegen aan, maar in tegenstelling tot bij de bodemberoerende visserij is hier wel veel meer nuancering tussen de verschillende lidstaten. Dat komt ook wel een beetje doordat de gevolgen voor minder dichtbevolkte landen echt anders zijn dan voor een dichtbevolkt land als Nederland, waar zo veel druk is op de ruimte en waar zo veel moet gebeuren. België heeft dat natuurlijk ook, in Vlaanderen bijvoorbeeld, maar er zijn natuurlijk landen die dat veel minder hebben. Die hebben een hele andere inzet op de natuurherstelverordening. Dat maakt het ook wel lastig. Dat zeg ik er ook maar eerlijk bij.

U wilt graag een brief waarin staat wat de natuurherstelwet gaat betekenen voor Nederland als de verordening ondanks de inzet in Brussel wel doorgaat. Ik heb verzuimd om te zeggen dat het onderwerp natuurherstelwet en natuurherstelverordening natuurlijk bij mijn collega ligt, mevrouw Van der Wal, de Minister voor Natuur en Stikstof. Zij zal de Tweede Kamer hier binnenkort over informeren. De ambtelijke verkenning naar de gevolgen van een verslechteringsverbod buiten Natura 2000-gebieden is een bijlage bij die brief. U wordt dan dus op uw wenken bediend wat dat betreft. Dat was het ten aanzien van de natuurherstelverordening.

Voorzitter, wat mij betreft gaan we dan door naar de genomische technieken.

De voorzitter:

Wat mij betreft nog even niet, want de heer Boswijk heeft nog een vraag. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Fijn om te merken dat het kabinet over dit onderwerp op één lijn zit met het CDA. Kan in de brief worden meegenomen – misschien is dat meer een tipje van de sluier – welke landen op dezelfde lijn zitten als wij en welke landen misschien via andere kanalen, misschien ook op parlementair niveau, belobbyd moeten worden? Ik denk namelijk dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid op kabinetsniveau is. Aangezien wij nu allemaal in de stikstofklem zitten, moeten we onze eigen contacten ook gebruiken. Het is dan wel handig om als parlement te weten op welke landen en parlementen wij ons moeten gaan richten.

De voorzitter:

Dat was een overschrijding van de 30 seconden.

Minister Adema:

Het voordeel van de Minister is dat hij niet die 30 seconden heeft. Ik wil dat doen. U moet zich wel realiseren dat we dat natuurlijk ook al doen. We praten bijvoorbeeld met Europarlementariërs over dit punt, want uiteindelijk zullen zij ook een rol gaan spelen. We hebben daar met elkaar een inzet op te plegen. Ik wil u daar een overzicht van geven.

De voorzitter:

Dank. De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Dan de vraag van de heer Valstar over de nieuwe genomische technieken. CRISPR-Cas is daarvan een voorbeeld. Als dat binnen de soort gebeurt, heeft dat hele grote kansen om weerbare teelten te ontwikkelen. Dat zorgt voor een duurzamer en robuuster voedselsysteem. Het voordeel van CRISPR-Cas en nieuwe genomische technieken is dat je veel minder afhankelijk bent van gewasbeschermingsmiddelen. U weet dat onze inzet is om juist van chemische gewasbeschermingsmiddelen af te komen. We zoeken naar groene alternatieven. Dat kunnen groene gewasbeschermingsmiddelen zijn, maar vooral ook dit soort technieken kunnen daar een rol in spelen. Wat dat betreft ondersteunen we dit. De Europese Commissie heeft nog niet aangegeven hoe zij hiermee wil omgaan. De heer Valstar had ook de vraag wanneer we hier duidelijkheid over kunnen verwachten. Die duidelijkheid is er op dit moment nog niet. Wij weten dus nog niet precies wat de positie van de Europese Commissie hierin zal zijn. Wij zijn er voorstander van, maar nogmaals, dan wel binnen de soort, omdat daar ook wel discussie over bestaat. Maar binnen de soort zijn wij hier voorstander van. We kunnen geen preview geven op wat de Europese Commissie gaat doen. Helaas. Wel krijgt u in mei een brief van mij over de voortgang en onze inzet daarbij.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Boswijk. Gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Dat is goed om te horen, want dit is een onderwerp waar de Kamer en het kabinet al langer op hameren. Een tijd geleden hebben collega Van der Plas en ik een rondetafel georganiseerd over CRISPR-Cas. Toen viel mij heel erg op dat het bezwaar niet zozeer CRISPR-Cas als techniek is – dit bleek ook uit een Zembla-aflevering van twee weken geleden – maar dat dit meer is van: joh, komen de patenten niet bij grote bedrijven en krijgen grote bedrijven dan niet nog meer macht? Het is eigenlijk een meer sociaal-economisch dilemma dan puur technisch.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Boswijk (CDA):

Ja, die 30 seconden. Ik ben daar heel slecht in! Maar dat maakt niet uit. Ik hoor ook nog wat buiten de microfoon, maar sorry, voorzitter, dat telt niet mee!

De voorzitter:

U bent er al overheen, dus gaat u rustig verder.

De heer Boswijk (CDA):

Ja, ik zal de vraag nu stellen. Is de Minister bekend met deze bezwaren? Als we die bezwaren weg kunnen halen, zouden dan de maatschappelijke bezwaren bij de Europese Commissie ook weggehaald kunnen worden?

Minister Adema:

Ik ken de bezwaren, maar ik zal daar ook in de brief in mei uitgebreid op terugkomen en zal dat op een goede manier meenemen. Ik denk toch dat u Minister moet worden, meneer Boswijk, want dan heeft u veel meer tijd. U haalde zelf al de bananen erbij. Ik herken overigens wel dat daarmee veel overeenkomsten zijn, want hoe ouder mensen worden, hoe krommer ze gaan lopen.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

De heer Valstar zei: we moeten het concurrentievermogen in de EU en op de wereldmarkt bewaken. Daarmee bedoelde hij dat in andere landen dit soort nieuwe genomische technieken al toegepast worden. Wat betekent dat voor de concurrentiepositie van onze bedrijven? Dat is een belangrijk punt. Het is ook buitengewoon belangrijk dat we volop blijven inzetten om de GMO's ook zo snel mogelijk toegepast te krijgen in Europa, om daarmee juist de concurrentiepositie te versterken. Dat wordt ook wel gedeeld met andere landen. Bijvoorbeeld Zweden heeft als voorzitter dit onderwerp geagendeerd. Er is dus aandacht voor.

Dat is in ieder geval wat mij betreft de beantwoording van de vragen over de genomische techniek. Volgens mij werkt het wel, die 30 seconden, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Nou ja, we gaan straks de balans opmaken. Dan de overige vragen.

Minister Adema:

Ja, de overige vragen. De eerste vraag gaat over de Richtlijn industriële emissies. Ik kan u eerlijk zeggen dat toen ik daarmee werd geconfronteerd, ik zorgen had over de uitwerking van deze richtlijn. Ik heb mijn departement gevraagd om een impactanalyse uit te voeren naar de effecten van deze richtlijn. Uit die impactanalyse blijkt dat de stakeholders verwachten dat de herziening van de RIE niet of nauwelijks tot extra eisen leidt voor Nederlandse veehouders. Dat komt doordat het Nederlandse beleid voor stikstof en klimaat al stuurt op emissiereductie. Dus eigenlijk heeft het voor onze veehouders niet direct effect. Je zou het ook om kunnen draaien: dat de RIE in Europa wordt toegepast, betekent dat er een gelijker speelveld ontstaat voor bijvoorbeeld onze veehouders, want ook in andere landen hebben veehouderijen zich daardoor te houden aan de RIE.

Het klopt wel dat de omgevingsdiensten eenmalig de vergunningen moeten checken: zijn deze nog wel in lijn met de richtlijn? Er is overigens ook een overgangstermijn van meerdere jaren voorgesteld voor het actualiseren van de vergunningen. Daardoor is het de verwachting dat de omgevingsdiensten op de RIE zijn voorbereid. Daar komt bij dat de drempelwaarde van de livestock units vrij hoog is gekozen. Een gemolken rund heeft bijvoorbeeld een livestock unit, een LSU, van 1. Voor de veehouderijsectoren geldt verder 350 LSU en dat betekent dat een bedrijf met maximaal 350 runderen niet onder die richtlijn valt. En dat betekent weer dat vooral kleine bedrijven hier geen extra administratieve lastendruk van zullen krijgen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de betreffende bedrijven in de Nederlandse context wel moeten voldoen aan de stikstof- en klimaatopgave. Maar de RIE is dus op hen niet van toepassing. De impact is dus beperkt.

De voorzitter:

Mag ik een verhelderingsvraag stellen? Waar ligt dan precies de grens voor de veehouderijbedrijven? Is dat die 350?

Minister Adema:

Dat is bij rundveehouderijen 350. Bij pluimveebedrijven is het 280, maar daar geldt dus weer een multiplier, een vermeerdering, voor. Bij een pluimveehouderij kom je daardoor uit op zo'n 40.000 kippen. U kunt dit ook op de website vinden, want daar staan tabellen over hoe de LSU zich verhoudt tot de diverse sectoren. U kunt daar ook zien wat de verdeelsleutel is. Bij varkens is dat volgens mij 0,5. In die zin is dat goed na te gaan.

Dan de vraag van de heer Boswijk over de bescherming van landbouwgrond. Ik kan hem zeggen dat ik ongelofelijk druk ben met het sluiten van een landbouwakkoord. Hij zal dat ook begrijpen. Dat landbouwakkoord is buitengewoon belangrijk voor de agrarische sector en voor de toekomst van de agrarische sector. We zijn goed met elkaar in gesprek. Ik zeg dat, ondanks de berichten van van de week die ons tot ons aller schrik meldden dat het geklapt zou zijn. Niets is minder waar. Er wordt gesproken. Er wordt stevig met elkaar gesproken, want er liggen best wel grote thema's op tafel, die nog moeten worden doorgesproken. Máár er wordt gesproken en ik heb er vertrouwen in dat we tot een landbouwakkoord gaan komen. Er moet nog echt veel water door de rivier stromen om dat voor elkaar te krijgen, maar iedereen ziet het belang van een landbouwakkoord. Dat zien de agrarische partijen. Dat zien de provincies. Dat zien de landschaps- en de natuurorganisaties. En dat ziet ook het kabinet.

Een van de belangrijke punten die daarbij voorliggen, is de bescherming van landbouwgrond. We hadden het net al even over de druk in Nederland op de openbare ruimte. Dus de bescherming van de landbouwgrond is daarbij een belangrijk thema. Ik ben met mijn collega De Jonge bezig om te komen tot een goed afwegingskader, want zoals Remkes zei: de landbouwgrond mag niet aan de laatste mem hangen. We hebben gesprekken met de agrarische partijen om te kijken hoe we een goed afwegingskader op een hele goede manier kunnen borgen. Het moet daadwerkelijk niet leiden tot willekeur bij de ruimtelijke keuzes die gemaakt worden.

Er is onderscheid tussen landbouwgrond. Zo heb je zeer vruchtbare landbouwgronden. Ook dat soort elementen worden daarin meegenomen, zodat de landbouw toekomst heeft. Want grond is een buitengewoon belangrijke basis voor die toekomst, zeker als je kijkt naar de opgaven die er liggen. We weten allemaal dat er voor een deel ook geëxtensiveerd moet worden. Dan is er dus eigenlijk meer grond nodig. Gelukkig wil een deel van de veehouderijen stoppen, want dat geeft de blijvers de ruimte om te extensiveren. Maar landbouwgrond is daarvoor nog steeds heel belangrijk en ook de regie op de landbouwgrond is daarom belangrijk. Het mag dus niet het sluitstuk zijn in de discussie over de ruimte.

Ik ben er met mijn collega De Jonge en met de agrarische partijen over in gesprek. De komende weken zijn er ook weer vervolggesprekken om te zorgen dat er een oplossing komt met voldoende borging. Maar nogmaals, we moeten ons ook realiseren dat er andere opgaven zijn. Er wordt nu ook grond verkocht voor woningbouw en dat levert boeren overigens zes of zeven keer de agrarische waarde op. Die boeren zijn daar, zeg maar, op zich ook niet ontevreden over. Maar we moeten dit wel op een goede manier doen, want dit is ook een belangrijk punt voor de agrarische sector. Er wordt veel over gesproken!

De heer Boswijk (CDA):

Het is niet alleen belangrijk, maar ook essentieel, want zonder grond hebben we überhaupt geen landbouw. Ik erken natuurlijk dat er ook andere opgaves zijn, alleen zien we nu wel dat die prijsspeculaties ervoor zorgen... Dat is misschien voor de individuele boer die misschien toch al gaat stoppen een mooi pensioen. Maar het gevolg is dat de prijs zo hoog wordt opgedreven dat het voor volgende generaties boeren eigenlijk niet meer mogelijk is om te boeren en te produceren. Daarom nogmaals het pleidooi om echt met iets te komen. Dat is niet alleen voor het landbouwakkoord belangrijk, maar ook voor ons als CDA. Het is voor ons echt een heel belangrijk punt.

Minister Adema:

Ik ben er, zoals u weet, met uw CDA-Minister over in gesprek. Dus...

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Overigens word ik er ook weleens op aangesproken dat ik een meer dan gemiddelde binding heb met een bepaalde partij, maar vooralsnog ben ik vooral kabinetslid.

Is er een overzicht in Brussel van alle landbouwgrond en, zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de voedselzekerheid voor de komende generaties? Als je kijkt naar de voedselzekerheid en naar alle opgaven die in Europa op de landbouw afkomen... Het gebeurt echt niet alleen in Nederland, want het gebeurt, zoals u weet, ook in andere landen; kijk daarvoor alleen maar naar België en Duitsland. Hoe verhoudt zich de beschikbaarheid van landbouwareaal tot de voedselzekerheid? Dat is op dit moment niet volledig duidelijk. Ik zie uw vraag als een aanmoediging om hier met de Europese Commissie over in gesprek te gaan, want we moeten dit in de komende periode wel goed in kaart brengen.

De heer Boswijk (CDA):

Dit is wel een essentieel punt. Wij kunnen het ons niet veroorloven dat we er over een aantal generaties achter komen dat we de verkeerde afweging hebben gemaakt. Dan kunnen we er namelijk nog maar heel moeilijk op terugkomen en we zijn dan wellicht ook heel erg afhankelijk van andere continenten. Ik ben blij met een soort van toezegging, maar ik zou ’m eigenlijk steviger willen. Zou er bijvoorbeeld een opdracht aan de Wageningen Universiteit kunnen worden gegeven om dit zelf al uit te gaan zoeken? Kan Wageningen dit bijvoorbeeld met partneruniversiteiten in andere Europese landen in kaart brengen? Is het een mogelijkheid om dat op de kortere termijn te doen?

Minister Adema:

Dit gesprek zou ik ook met de Europese Commissie kunnen voeren, want ik vind het belangrijk dat een dergelijke analyse juist op Europees niveau wordt gedaan. Zeker sinds de oorlog in Oekraïne praten we meer dan gemiddeld over voedselzekerheid in Europa. Dat is echt wel weer een thema op de Europese agenda. Ik ben daar ook wel blij mee, want het gaat natuurlijk om voedselzekerheid, en overigens ook om voedselkwaliteit. Dat is buitengewoon belangrijk. Dat het duurzaam voedsel is, is ook buitengewoon belangrijk. Nou ja, daarover praten we dus ook met onze landbouwpartijen, want we willen daarover afspraken maken in het landbouwakkoord. Zij vragen daar ook naar: hoe zit het nou eigenlijk met het Europese speelveld als het gaat om duurzaam voedsel? Maar ik zou toch via de weg van de Europese Commissie willen gaan. Ik wil het daar onder de aandacht brengen en ik wil daarom ook daar best een voorstel doen over hoe we dat zouden kunnen doen. Ik kan daar ook aangeven dat wij de WU daar de ruimte voor willen geven, maar ik zou tegelijkertijd graag willen dat de Europese Commissie in haar beleid gebruikmaakt van die analyse. Ik zou ’m dus graag via de Europese lijn willen hebben, want dan praat je echt over een Europese analyse die ook Europees ingezet kan worden bij het verdere beleid. Dat geeft het volgens mij meer kracht in Europa.

De voorzitter:

De Minister vervolgt de beantwoording.

Minister Adema:

Dan een vraag van de heer Wassenberg over Mercosur: kan de Minister bij de LVR duidelijk maken dat de Nederlandse regering het standpunt heeft ingenomen dat het EU/Mercosur-verdrag niet gesplitst zou moeten worden? Bij de vorige LVR stond het op initiatief van Oostenrijk op de agenda. Wij hebben toen een terughoudend standpunt ingenomen. Dat terughoudende standpunt had er ook mee te maken dat er in het kabinet nog een discussie moest plaatsvinden. Er is een motie aangenomen in de Kamer die uitspreekt dat het integraal behandeld moet worden en dat het geen gesplitste behandeling mag zijn. En er is een motie aangenomen dat de landbouw buiten de verdragsteksten moet worden gehouden. Inmiddels is er een brief van mijn collega, mevrouw Schreinemacher, van BHOS naar de Kamer gestuurd. Daarin schrijft zij dat zij er ook in Europa voor pleit om het niet gesplitst te behandelen en om er dus een integrale behandeling van te maken.

De voorzitter:

Meneer Wassenberg, de op een-na-laatste vraag.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, mijn op een-na-laatste vraag. Een fijn antwoord. Ik had dat zelf nog even niet gezien, want ik zit eigenlijk in een andere commissie. Maar ik heb nog wel heel expliciet de vraag of de Minister of zijn collega daar ook actíef voor gaat pleiten binnen de Europese gremia. Dat is nu eigenlijk nog mijn vraag.

Minister Adema:

Wij sturen ongelofelijk veel informatie naar de Kamer en ik begrijp best dat u niet kennis kunt nemen van elke regel in elke brief. Maar in de brief van mevrouw Schreinemacher staat expliciet dat zij zich actief in Europa zal inzetten om dit te bevorderen.

Dan de vraag van de heer Bisschop over de verordening certificering koolstofverwijdering. Hij zegt: zet in op transparantie en zorg dat de markt goed zijn werk kan doen. Ik ben het zeer met hem eens dat de betrouwbaarheid van koolstofcertificaten van groot belang is voor het vertrouwen in de markt. Als je dat op een goede manier regelt en de kwaliteit en de betrouwbaarheid zijn goed, dan gaat het ook echt werking hebben, ook voor de agrarische sector. Dan kan het ook bijdragen aan een verdienmodel voor de agrarische sector.

Ik ben het echter niet met u, meneer Bisschop, eens dat de additionaliteit van de te certificeren activiteiten niet bepaald kan worden. In Nederland wordt dit vastgesteld op basis van de Klimaat- en Energieverkenning. Verder klopt het dat de verordening voorziet in het certificeren van koolstofverwijderingsactiviteiten, maar het voorziet door middel van metingen ook in de verificatie van gerealiseerde koolstofverwijdering.

Dan kom ik bij de laatste vraag in mijn verzamelmapje, namelijk de vraag van de heer Wassenberg over de «kening fan ’e greide». Hebt u dat begrip weleens gehoord?

De heer Wassenberg (PvdD):

Als de Minister het in het Limburgs kan zeggen, versta ik het.

Minister Adema:

Nee, ik hou het toch op het Fries. In Friesland wordt de grutto de «kening fan ’e greide genoemd», de Koning van de veenweide, van de weide.

De voorzitter:

Hoe zeg je dat dan in het Limburgs?

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar denk ik heel even over na.

De voorzitter:

Dan kunt u het de Minister niet kwalijk nemen dat hij dat ook niet kon.

Minister Adema:

Wat u mij ook zou vragen: in het Limburgs zou dat sowieso een probleem worden, kan ik u zeggen. Maar ik denk dat het omgekeerde voor de heer Wassenberg geldt. En dat is misschien wel precies wat ons bindt.

De grutto. Ik zet mij natuurlijk internationaal in voor de grutto. In opdracht van LNV coördineert Sovon Vogelonderzoek Nederland een internationale werkgroep voor de grutto, vallend onder het Agreement on the Conservation of African-Eurasian Migratory Waterbirds, het AEWA. Wij zijn ook lid van dat verdrag, net als overigens Spanje. In deze werkgroep worden kennis en ervaringen uitgewisseld en wordt uitvoering gegeven aan een internationaal actieplan dat als kader dient voor de nationale beschermingsactiviteiten voor de grutto. Dus daar neemt zowel Spanje als Nederland aan deel.

Meneer de voorzitter, dat was de beantwoording in eerste termijn van de vragen.

De voorzitter:

Dank aan de Minister voor de beantwoording. Dank ook aan de collega's voor de plezierige manier waarop er doorgevraagd werd. Ik kom straks na de sluiting van dit debat nog even terug op de vraag hoe het bevalt te werken met de strakke regels, die ik bewust geprobeerd heb een beetje strak te handhaven. Maar eerst hebben wij nog een tweede termijn. Wij gaan een ronde met nieuwe kansen in.

Mevrouw Van der Plas, aan u als eerste het woord. Gezien de tijd hebt u maximaal twee minuten voor uw tweede termijn.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik weet niet of ik twee minuten nodig heb.

De voorzitter:

Het hoeft niet.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil wel bij dezen een tweeminutendebat aanvragen, te houden vanmiddag. Over de stemmingen heb ik al een vooraankondiging gedaan, dus die bevestig ik bij dezen.

Ik wil toch nog wel een wat duidelijker antwoord van de Minister op het onderwerp van de consumptieaardappelen. De sector geeft bij ons heel duidelijk aan dat er tegen de sector is gezegd dat het niet mag van Europa. Ik vind wel dat de beantwoording van de Minister daar toch een beetje vaag over blijft, dus ik wil ook vragen of daar verslagen van zijn, of dat letterlijk zo is gezegd en waar dan eventueel die ruis op de buis zit. Dat wil ik heel graag van de Minister weten.

En ik zou ook nog wel wat meer duidelijkheid willen hebben over of het toch niet op de een of andere manier mogelijk is om die compensatie voor de vissers per bedrijf te doen in plaats van per schip, want ook daarover krijgen wij tegengestelde geluiden uit de sector. Wij weten niet hoe er exact is gecommuniceerd. Wij kunnen hier het verhaal van de Minister voor waar aannemen, maar wij kunnen aan de andere kant het verhaal van de sector voor waar aannemen. Maar als er niks duidelijk over is ... Vandaar ook mijn vraag om een brief of een gespreksverslag of notulen, zodat we de discussie daarover zuiver kunnen voeren.

Die extra vragen zijn bij mij wel geboren uit het gesprek dat wij vorige week met de heer Timmermans hebben gehad. Wij horen hier heel erg vaak: kan niet, mag niet, kan niet, mag niet van Brussel. Daar hebben wij het uitgebreid over gehad met de heer Timmermans. Uit dat gesprek is mij gebleken dat dit heel vaak niet het geval is. Ik zeg niet dat er hier bewust wordt voorgelogen, maar ergens is er dan misschien dan toch een miscommunicatie.

De voorzitter:

Dank. De heer Valstar.

De heer Valstar (VVD):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor zijn inzet om het pulsvisserijdossier onder de aandacht te blijven brengen in Brussel. Ik weet dat dat een zeer precair proces is, maar komt tijd, komt raad, hopen wij dan maar. In dit geval is dit nog niet bij de Europese Raad van aanstaande maandag, want daar gaat de Minister niet naartoe. Hij heeft net duidelijk aangegeven waarom. Hij geeft de voorkeur aan de gesprekken over het landbouwakkoord en ik denk dat het zeer belangrijk is dat hij daar de voorkeur aan geeft. Normaal gesproken wensen wij hem een goede reis en een behouden thuiskomst, maar we wensen hem in dit geval alle succes, maandag, met de onderhandelingen over het landbouwakkoord.

De voorzitter:

Dank. De heer Boswijk.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Ik sluit me daarbij aan.

De voorzitter:

Dank. De heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Ik kan het ook heel kort houden. Ik dank de Minister voor de antwoorden. Als het gaat om Mercosur en de octopuskwekerijen ben ik content met het antwoord, op een aantal andere gebieden ben ik iets minder content. Ik zal straks ook deelnemen aan het tweeminutendebat. Ik denk dat ik dan een motie zal indienen over de diepzeemijnbouw en de grutto, die wij in het Limburgs «de keuninge vaan de weie» zouden noemen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Ik vraag mevrouw Van der Plas om even als voorzitter te fungeren.

Voorzitter: Van der Plas

De voorzitter:

Bij dezen geef ik het woord aan de heer Bisschop van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Dank, voorzitter. Ik zou dat niet gevraagd hebben, als ik mij aangesloten zou hebben bij de uitlatingen van de heer Boswijk en de heer Valstar, maar ik heb inhoudelijk nog een paar kleine dingen. Ik heb het punt stapeling van EU-beleid aan de orde gesteld, met daarbij als voorbeeld de Richtlijn industriële emissies. De Minister heeft geschetst wat voor consequenties die heeft. Ik zou de Minister willen vragen om daar toch nog even kritisch naar te kijken. Als voorbeeld is genoemd een pluimveehouderij met legkippen. 40.000 is de grens. Maar de gemiddelde bedrijfsgrootte van die bedrijven is iets van 45.000. Dus het heeft wel een grote impact. Bovendien gaat het in dit geval niet zozeer om regelgeving, maar wel om de papieren rompslomp die ermee samenhangt.

Ik zou er nog een voorbeeld aan toe willen voegen, en daar beperk ik het dan toe. Het beleid vanuit Europese regelgeving is ook tegenstrijdig. Ik noem een voorbeeld uit het zevende actieplan: het rooien van suikerbieten op zand in oktober levert straf op volgens het zevende actieplan, maar volgens de ecoregeling van het GLB leidt het tot een beloning. Ik zou de Minister willen vragen om uiterst kritisch te zijn op dat soort zaken, want het is een brij van regels en die maakt het voor de sector geleidelijk aan onwerkbaar; je weet totaal niet meer waar je aan toe bent. Ik zou de Minister willen vragen om daar ook nog even kritisch of instemmend op te reflecteren.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een interruptie van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Als ik met uw welnemen een heel klein puntje van orde mag inbrengen: als de Dienst Verslag en Redactie moeite heeft met wat ik in het Mestreechs zei, kan ik wel even helpen om dat in Algemeen Beschaafd Limburgs, ABL, neer te zetten. Dan krijg ik wel even een mailtje van de Dienst Verslag en Redactie.

Dank, voorzitter.

Voorzitter: Bisschop

De voorzitter:

Dat is toch een bijzonder sympathiek aanbod. Ik mag het voorzitterschap weer claimen. Dank daarvoor.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

O, dat wordt al geclaimd, dus dat hoef ik niet meer te geven. Bij dezen heeft de heer Bisschop het voorzitterschap teruggeclaimd.

De voorzitter:

Dank u wel. De Minister kan gelijk reageren of is er enig moment van reflectie nodig?

Minister Adema:

Nee, volgens mij kom ik een heel end, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Oké, dan aan u het woord.

Minister Adema:

Overigens verleidt wat de heer Wassenberg net zei mij bijna ... Niet om een poging te doen, daar begin ik absoluut niet aan, zeker niet met de heer Wassenberg in ons midden, die zo diep geworteld is in de Limburgse cultuur en taal; daar begin ik niet aan. Het verleidt mij bijna tot een uitspraak over het verschil tussen het Fries en het Limburgs, als het gaat om het rijksniveau, maar goed.

De voorzitter:

Laten we dat uit de notulen doen.

Minister Adema:

Als Minister mag je ook een beetje trots zijn, dat begrijpt u. Maar we gaan naar de beantwoording van de vragen. Ik ben het met mevrouw Van der Plas eens dat, als iets echt niet mag van Europa, dat ook een argument kan zijn en is, maar dat het niet in alle gevallen opgaat dat iets niet mag van Europa. Ik heb dit volgens mij ook duidelijk gemaakt bij de lijst winterteelten in het gemeenschappelijk landbouwbeleid en in het zevende actieprogramma. Dat zijn afspraken die we maken, maar de invulling van die afspraken is de invulling die we zelf organiseren, onder andere op basis van wetenschappelijke onderzoeken, zoals die van de CDM.

We hebben gemerkt dat Europa wel degelijk ook meekijkt in hoeverre er van verordeningen wordt afgeweken, bijvoorbeeld bij het zevende actieprogramma. Daar kunnen we niet van afwijken. Dat hebben we gemerkt, begin dit jaar, eind vorig jaar. Misschien is daarover ook wel een stukje verwarring ontstaan, maar van het zevende actieprogramma kunnen we niet afwijken. Daar is geen ruimte, en dat geldt ook voor de lijst winterteelten. De exacte invulling is aan de Minister van Landbouw en die neemt er ook de verantwoordelijkheid voor. Ik verwijs in die zin ook niet naar Europa, als het gaat om de concrete invulling. Ik zeg dat wij dat met de CDM invullen op basis van wetenschappelijke inzichten en op basis van het overleg met de sector. Ik heb van de week nog contact hierover gehad met de sector, onder andere met BO Akkerbouw, en die begrijpen dat voor een deel ook wel. Ze zijn het er misschien niet altijd helemaal mee eens, en dat begrijp ik ook wel weer, maar dit is wel de manier zoals het gaat.

Het kan zijn dat er ergens een suggestie gewekt is. Er zal ongetwijfeld in de gesprekken gezegd zijn dat wij niet kunnen afwijken van het zevende actieprogramma en dat het zo moet van Europa. Volgens mij heeft heel Nederland kennis kunnen nemen van de discussies die we in januari hebben gehad. Dat neemt niet weg dat ik over de concrete invulling, bijvoorbeeld als het gaat om de lijst winterteelten, heb gezegd dat het de verantwoordelijkheid is van de Minister. En daarbij kijkt Europa overigens wel mee.

Ik ben het ook met u eens in die zin dat we ons altijd moeten afvragen, als we met iets bezig zijn, of het echt niet mag van Europa. U stelt die vraag. Die hebt u blijkbaar in het gesprek met de heer Timmermans aan de orde gehad. Ik vind dat ook een belangrijke vraag. Dat is ook een vraag die ik regelmatig stel op het ministerie. Ik denk dat dat ook aan de Minister van Landbouw moet zijn. Het gaat erom dat we hier zelf verantwoordelijk zijn voor de dingen die we doen, binnen de Europese kaders die ons meegegeven worden. Soms is daar ruimte en soms is er geen ruimte. Dat ten aanzien van de regelgeving rondom de winterteelten.

Dan de vraag van mevrouw Van der Plas over de visserij. Zoals ik al zei, ik kan het niet anders invullen. Voor elke regeling die we geven voor steun aan bedrijven, is ook de staatssteungoedkeuring nodig, en de uitzondering daarop is de de-minimisverordening. Daarvoor geldt € 30.000 per bedrijf. Dat gaat echt per bedrijf. Dat ligt vast in die de-minimisverordening. Dat staat ook in de regeling die naar de Tweede Kamer is gegaan. Nogmaals, ik wijs erop dat de focus nu heel erg ligt op die overbruggingsregeling, maar dat er meer regelingen zijn, zoals de stillegregeling en de liquiditeitsregeling, dus wij ondersteunen de visserij breder dan alleen met deze overgangsregeling.

De heer Valstar ondersteunde de inzet van de Minister en vroeg om voorzichtig aan de gang te gaan met de pulsvisserij. Nu weet heel Nederland wel dat we dat voorzichtig doen. Wij gaan met de puls bezig, dat is ons geheim.

De voorzitter:

En dat publiceren we in de pers.

Minister Adema:

Dan heb ik nog een vraag van de heer Wassenberg. We hebben het al even gehad over de kening fan ’e greide en ik zie de motie tegemoet.

De heer Bisschop sprak over tegenstrijdig beleid. Er kan soms een tegenstrijdigheid in beleid zitten – dat realiseren wij ons ook – en dat is soms ook lastig. Er lopen veel programma's naast elkaar en dan heb je af en toe een klein beetje tegenstrijdigheid. U kent de regeling rondom suikerbieten op zand en de winterteelten in combinatie met de ecoregeling en de beloning daarvan beter dan ik, vanzelfsprekend, maar uw cri de coeur is deze Minister niet ontgaan. Wij zullen proberen om dat zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen, maar dat lukt niet altijd, moet ik erbij zeggen.

Volgens mij heb ik daarmee de beantwoording gehad, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Dank aan de Minister voor de beantwoording. Dan komen wij ruimschoots binnen de tijd tot een afronding van dit commissiedebat.

Ik kom met een paar toezeggingen; twee stuks. Deze toezeggingen luiden als volgt.

– De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal in mei 2023 de Kamer een brief doen toekomen over de voortgang van het Europese voorstel over genomische technieken. In deze brief zal ook ingegaan worden op de bezwaren met betrekking tot deze technieken. Een toezegging aan de heer Boswijk, CDA.

– De Kamer wordt binnenkort geïnformeerd door de Minister voor Natuur en Stikstof over de natuurherstelverordening. In deze brief zal een ambtelijke verkenning over de gevolgen van het verslechteringsverbod buiten Natura 2000-gebieden als bijlage worden toegevoegd. In deze verkenning wordt een overzicht meegenomen van de landen die dezelfde lijn volgen als Nederland en landen waar Nederland zich op moet richten. Eveneens een toezegging aan de heer Boswijk, CDA.

Dat waren de twee toezeggingen die wij genoteerd hebben. Kan er een nadere duiding gegeven worden van «binnenkort wordt de Kamer geïnformeerd»? Is dat voor het zomerreces?

Minister Adema:

Ja, hoor ik aan mijn rechterkant.

De voorzitter:

Er is een tweeminutendebat. Dat zal nog in de voormiddag plaatsvinden. Dat is inmiddels doorgegeven. Dan is eenieder van u in de gelegenheid om daar nog een laatste hartenkreet te slaken op dit dossier.

Dat was het voor dit commissiedebat. Ik sluit de vergadering, onder dankzegging aan de Minister, zijn ondersteuning, hier en niet zichtbaar, het publiek, de pers en de collega's niet te vergeten, en onze onvolprezen griffieondersteuning.

Sluiting 12.14 uur.