Antwoord op vragen van de leden Dassen en Koekkoek over het artikel ‘Landbouwlobby liet maatregelen uit nieuw waterbeleid van het Rijk afzwakken’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D18551, datum: 2023-05-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-2461).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Ooit CDA kamerlid)
- Schriftelijke reactie van LTO, ontvangen op 17 november
- Beslisnota bij antwoord op vragen van de leden Dassen en Koekkoek over het artikel ‘Landbouwlobby liet maatregelen uit nieuw waterbeleid van het Rijk afzwakken’
- Analyse LTO Water en Bodem Sturend versie 2 november 2022
- Analyse LTO Water en Bodem Sturend versie 7 november 2022
- Schriftelijke reactie van NAJK, ontvangen op 17 november
Onderdeel van zaak 2023Z04182:
- Gericht aan: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Gericht aan: H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Indiener: L.A.J.M. Dassen, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: M. Koekkoek, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2461
Vragen van de leden Dassen en Koekkoek (beiden Volt) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het artikel «Landbouwlobby liet maatregelen uit nieuw waterbeleid van het Rijk afzwakken» (ingezonden 10 maart 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 4 mei 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2034.
Vraag 1, 2 en 3
Uit de bovengenoemde publicatie blijkt dat er geen «formeel bestuurlijk overleg» is geweest tussen Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) en u, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over het nieuwe waterbeleid, terwijl uit de beslisnota blijkt dat onder andere op 2 november 2022 wel «overleg» heeft plaatsgevonden; hoe kwalificeert u dit overleg?1, 2
Heeft u of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op andere momenten (informeel) contact gehad met LTO of andere belangenbehartigers? Zo ja, met wie en waar gingen die gesprekken over?
Kunt u de gespreksverslagen met de Kamer delen?
Antwoord 1, 2 en 3
In de aanloop naar de brief «Water en bodem sturend» heeft 2 november een eerste gesprek plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van LTO en het NAJK en ambtenaren van IenW en LNV. Daarnaast heeft LTO schriftelijk een analyse aangeleverd over de structurerende keuzes op basis van een concept van de brief. Er is geen gespreksverslag gemaakt, wel een afspraak voor een vervolggesprek.
Dat vond plaats op 7 november. Vertegenwoordigers van LTO en het NAJK hebben wederom gesproken met ambtenaren van IenW in aanwezigheid van LNV. Daarvoor is een deel van de tekst van de brief met de aanwezigen gedeeld. Het betrof een deel van een concept van de brief, die parallel met verschillende departementen en andere betrokken stakeholders werd gedeeld. Naast de bespreking is wederom een schriftelijke analyse van LTO ontvangen. Er is geen gespreksverslag opgesteld.
Beide overleggen waren geen «formeel bestuurlijk overleg», maar een vorm van afstemming die hoort bij een dergelijke beleidsbrief. Nu er vergaande uitspraken werden gedaan over de ontwikkeling van het landelijk gebied, is het logisch dat de agrarische sector wordt gehoord. Maar ook andere maatschappelijke organisaties, naast de betrokken departementen en koepels van de andere overheden, zijn betrokken geweest.
Op 16 november is er een gesprek geweest met de voorzitter van LTO en de Minister van IenW, ook hiervan is geen vastgesteld verslag beschikbaar. Op 17 november zijn nog schriftelijke reacties ontvangen van LTO en van het NAJK.
Op 22 november is er een informatief gesprek geweest tussen de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, voor Natuur en Stikstof en diverse vertegenwoordigers van de agrarische sector.
Vraag 4 en 5
Welke concrete suggesties zijn door LTO aan u gedaan in het kader van het nieuwe waterbeleid?
Kunt u de suggesties die door LTO en andere belangenbehartigers zijn gedaan in het kader van het nieuwe waterbeleid aan de Kamer toezenden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4 en 5
Voor de suggesties die zijn gedaan door de vertegenwoordigers van de agrarische sector wordt verwezen naar de bijlagen met de analyses van LTO van 2 en 7 november 2022, en de schriftelijke reacties van LTO en het NAJK van 17 november 2022, zoals beschreven in de antwoorden op de vragen 1, 2 en 3.
Vraag 6
Welke suggesties hebben geleid tot een verandering in de eerste conceptbrief ten opzichte van de uiteindelijk verzonden Kamerbrief?
Antwoord 6
LTO heeft terecht opgemerkt dat de ambitie om water te besparen verhelderd moest worden. Waar stond «20% reductie van het watergebruik», was al bedoeld dat het ging om drinkwater en dat is ook zo opgenomen.
Er is niet ingegaan op het verzoek om de streefwaarden achterwege te laten bij het peil in veengebieden. Er is aangegeven dat wordt toegewerkt naar een grondwaterstand van 20 cm tot 40 cm onder maaiveld, maar wel is toegevoegd dat niet overal die 20 cm beneden maaiveld gehaald hoeft te worden. Daar is maatwerk mogelijk, temeer omdat bij een peil van nabij 20 cm het risico op verhoogde emissie van methaan sterk toeneemt.
Bij de problematiek van verziltende kustgebieden is verduidelijkt dat waterbeheerders zich zoveel mogelijk blijven inzetten op het terugdringen of beperken van verzilting om bestaande functies te bedienen. Maar de kern is ook hier blijven staan, namelijk dat er niet onder alle omstandigheden nieuwe maatregelen kunnen worden gegarandeerd om verziltende gebieden te voorzien van zoetwater van elders en dat afwentelen moet worden voorkomen.
In een concept van de brief stond de inzet om alle grondwateronttrekkingen vergunningplichtig te maken. Voor grote grondwateronttrekkingen (Waterwet) en grondwateronttrekkingen met negatieve invloed op Natura 2000-gebieden (Wet natuurbescherming) is en blijft er een vergunningplicht bestaan. Tijdens de bespreking van een concept van de brief in het Bestuurlijk Overleg (BO) Water en BO Bodem heeft met name de Unie van Waterschappen aangegeven dat een vergunningplicht voor kleine onttrekkingen een grote inspanning zou vragen, terwijl inzicht in de omvang van de onttrekkingen ook op andere wijze verkregen kan worden. Later wees ook de agrarische sector op de uitvoeringslasten. Bij de structurerende keuze om de omvang van alle grondwateronttrekkingen in beeld te brengen, is daarom het middel achterwege gelaten. In plaats daarvan is in de toelichting voor alle grondwateronttrekkingen een meet- en registratieplicht opgenomen, waarmee er zicht komt op de omvang van alle onttrekkingen. Dit is een aanscherping ten opzichte van het huidige beleid en de huidige praktijk, waar soms alleen een melding van een onttrekking nodig is die bij kleine onttrekkingen zelfs achterwege kan worden gelaten. Partijen kunnen zelf de keuze maken voor het middel waarmee ze onttrekkingen willen regelen, indien er geen sprake is van evenwicht tussen toevoer en onttrekking van water.
De tekst van de structurerende keuze over grondwateronttrekkingen rond Natura 2000-gebieden is aangepast. Daar is geen harde zone van 1 km meer opgenomen. In de toelichting is de afstand wel richtinggevend genoemd, maar uitwerking is aan de gebiedsprocessen overgelaten. Hetzelfde verzoek kwam overigens ook van waterbeheerders, die aangeven dat lokale omstandigheden sterk verschillen en dat de zone zowel groter als kleiner dan 1 km kan zijn. Daarnaast maken hebben ook diverse drinkwaterbedrijven onttrekkingen onder Natura 2000-gebieden. Instelling van een harde zone zou dus ook de beschikbaarheid van voldoende drinkwater kunnen belemmeren.
Veel suggesties vanuit de agrarische sector gaven steun aan de beleidsinzet of hebben geleid tot nadere concretisering daarvan en niet tot afzwakking. Diverse suggesties hebben niet geleid tot verandering van de uiteindelijk verzonden Kamerbrief. Zo is het verzoek om aan te geven dat het land- en tuinbouwareaal in stand gehouden zal worden niet overgenomen. Ook is niet ingegaan op het verzoek van zowel LTO als NAJK om het adagium «functie volgt peil» te wijzigen naar «peil volgt functie».
Vraag 7
Met welke partijen is «formeel bestuurlijk overleg» geweest bij de totstandkoming van het nieuwe waterbeleid en met welke partijen is informeel contact geweest over het nieuwe waterbeleid?
Antwoord 7
Er is formeel bestuurlijk overleg geweest met de betrokken departementen en de andere overheden: IPO, VNG en UvW; de Deltacommissaris en de VEWIN, onder meer via het BO Water en BO Bodem. Daarnaast is er informeel contact geweest met diverse belangenorganisaties, voor en met name ook na het verschijnen van de brief.
Vraag 8
Hoe verhouden de contacten tussen belangenvertegenwoordigers/lobbyisten bij de totstandkoming van het nieuwe waterbeleid zich tot de ambities van dit kabinet onder aanvoering van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om lobby transparanter te maken?
Antwoord 8
In de gedragscode integriteit bewindspersonen zijn regels opgenomen over de omgang tussen lobbyisten en bewindspersonen. Daarin staat bijvoorbeeld dat een bewindspersoon transparantie nastreeft in zijn contacten met derden, privécontacten en dat bewindspersonen inzicht geven in hun agenda-afspraken door die agenda op rijksoverheid.nl te publiceren. Deze regels zijn niet nieuw, zo is in 2017 de uitvoeringsrichtlijn Openbare agenda’s bewindslieden opgesteld3.
Recent heeft de Minister van BZK een onderzoek laten uitvoeren naar de mogelijkheden voor de invoering van een lobbyregister4. De Minister van BZK stuurt een dezer dagen een brief waarin een reactie gegeven wordt op dat onderzoek.
Voor rijksambtenaren is in de Gedragscode Integriteit Rijk een paragraaf opgenomen over de omgang tussen rijksambtenaren en lobbyisten. In deze gedragscode staat onder meer in dat rijksambtenaren zich bewust moeten zijn van belangen van lobbyisten en de mogelijkheden van beïnvloeding.
Zoals in de antwoorden wordt aangegeven, is de omgang van bewindspersonen en ambtenaren van IenW bij de totstandkoming van de brief hier niet strijdig mee. Contacten met derden, zoals lobbyisten en vertegenwoordigers van belangenorganisaties of – groepen, dragen bij aan het vormgeven van een zo goed mogelijk afgewogen en uitvoerbaar beleid.
Vraag 9 en 10
Bent u van mening dat duidelijk te herleiden is uit de aan de Kamer toegezonden stukken welke belanghebbenden op welke momenten welke specifieke invloed hebben gehad op de totstandkoming van het nieuwe waterbeleid? Zo ja, hoe onderbouwt u dat? Zo nee, hoe onderbouwt u dat en hoe gaat u dat in de toekomst verbeteren?
Hoe heeft u de belangenafweging gemaakt om te kiezen voor bepaalde belangen uit de sector, ten koste van het halen van de eigen gestelde doelen op water?
Antwoord 9 en 10
Het doel van de brief was om de Kamer te informeren over de visie van het kabinet over hoe water en bodem sturend kan worden bij alle ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij heeft het kabinet in de aanloop naar besluitvorming de input van de verschillende organisaties meegenomen om tot keuzes te komen, zie ook het antwoord op de vragen 6 en 7. De uiteindelijk gepubliceerde brief «Water en bodem sturend» is het eindresultaat van de door het kabinet verrichtte integrale belangenafweging.
De brief had niet tot doel om aan te geven welke belanghebbenden op welke momenten welke specifieke invloed hebben gehad op de totstandkoming van het nieuwe waterbeleid.
Trouw, 9 maart 2023, Landbouwlobby liet maatregelen uit nieuw waterbeleid van het Rijk afzwakken↩︎
Kamerstuk 27 625, nr. 592, bijlage: Beslisnota’s inzake Water en Bodem sturend p. 2–5.↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-1e600ab0–37f6–4489-b12e-47ce3c57dbb5/pdf↩︎
Kamerstukken 36 101, nr. 15↩︎