Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda OJCS Raad - Onderdeel Jeugd – 15 mei 2023
Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D19376, datum: 2023-05-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D19376).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z07507:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-05-10 14:00: OJCS-raad van 15 en 16 mei 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-05-17 10:45: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-05-17 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-15 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-06 11:30: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-13 10:00: Informele OJCS Raad (onderwijs en jeugd) d.d. 18 en 19 september 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D19376 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de:
– brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 april 2023 inzake geannoteerde agenda OJCS-raad van 15 mei 2023 (Jeugd) (Parlisnr. 2023Z07507);
– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 april 2023 inzake geannoteerde agenda OJCS-raad van 15 en 16 mei 2023 (Onderwijs en Cultuur/AV) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 397);
– brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 18 april 2023 inzake geannoteerde agenda OJCS-raad van 15 mei 2023 (Sport) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 395);
– Brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 22 maart 2023 Consultatie: Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren – evaluatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3633)
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de OJCS-raad van 15 en 16 mei 2023. De leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland het belang van gebalanceerde studentenmobiliteit zal uitdragen in Europa. De leden onderschrijven dit belang en zijn verheugd dat de Minister de toezegging aan deze leden om in Europa in gesprek te gaan hiermee nakomt. Zij vragen de Minister om de Kamer te informeren op dit onderwerp na afloop van de OJCS-raad. De leden verzoeken de Minister ook om in Europa specifiek in te gaan op het ontvangen van cumulatieve studiefinanciering. De leden vragen hoe andere landen daarmee omgaan, en of in Europees verband al afspraken zijn gemaakt of gemaakt kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie vernemen dat tijdens de OJCS-raad gesproken wordt over de Europese Media Vrijheid Verordening. Alhoewel de leden zich kunnen vinden in het doel van de Europese Media Vrijheid Verordening, namelijk het tegengaan van politieke inmenging in journalistiek, maken zij zich zorgen over de manier waarop de verordening dit wil bereiken.
Zo constateren de leden dat nationale bevoegdheden worden overgedragen aan de Europese Unie, die daarmee veel te zeggen krijgt over de Nederlandse vrije pers zonder dat daar voldoende waarborgen tegenover lijken te staan. De gedachtewisseling zoals deze tijdens de zeer informatieve technische briefing op 17 november jl. plaatsvond, hebben deze zorgen niet geheel weggenomen. Ook de ogenschijnlijk milde inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van dit punt in de geannoteerde agenda, stemt de leden van de VVD-fractie niet gerust. De persvrijheid en pluriformiteit van het Nederlandse medialandschap en de redactionele onafhankelijkheid is wat deze leden betreft een zeer kostbaar bezit dat kritisch en assertief bewaakt moet worden. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze zij apprecieert dat de Europese Media Vrijheid Verordening zoals deze nu voorligt concreet de mediavrijheid, pluriformiteit van de media en redactionele onafhankelijkheid in Nederland gaat verbeteren? Kan zij daarin ook specifiek en expliciet de introductie van nieuw mediatoezicht op de onafhankelijke geschreven journalistiek beschouwen, die voorheen niet was onderworpen aan mediatoezicht van overheidswege?
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de tweede afdeling van de verordening, waarmee een Europese Raad voor mediadiensten wordt opgericht die naleving van de verordening controleert. Omdat alle EU-lidstaten een lid afvaardigen voor deze raad, heeft dit ook tot gevolg dat afgevaardigden van landen waar de persvrijheid niet gerespecteerd wordt straks de persvrijheid in Nederland controleren. Dit lijkt de leden van de VVD-fractie een onwenselijke situatie. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Hoe waardeert zij het dat afgevaardigden van bijvoorbeeld Hongarije en Polen straks zich uitlaten over mediavrijheid in Nederland? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat de onafhankelijkheid van deze raad voldoende gewaarborgd wordt? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk dat andere landen een rol krijgen in het beoordelen en veroordelen van de Nederlandse mediavrijheid? Zo nee: hoe gaat zij hiertegen teweerstellen?
Daarnaast lezen de leden dat ook de Europese Commissie zelf een rol krijgt in deze raad. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de Europese Commissie op geen enkele manier toezicht mag houden op de onafhankelijkheid van journalistieke organisaties? Welke aanpassingen aan de verordening staat de Staatssecretaris voor om de invloed van de Europese Commissie op de Europese Raad voor mediadiensten te verkleinen?
Ook in de technische briefing is door de leden van de VVD-fractie ingebracht dat er nog veel onduidelijkheden zijn in de verordening waar het onder andere definities en de wijze van toezicht betreft. Begrippen en definities in dit soort verstrekkende verordeningen dienen glashelder te zijn en niet multi-interpretabel, temeer daar de verordening straks boven onze Grondwet gaat. Zo is in hoofdstuk 2 van de verordening geregeld dat Europese burgers recht hebben op «een verscheidenheid aan inhoud op het gebied van nieuws en actualiteit ten behoeve van het openbaar debat». Wat houden volgens de Staatssecretaris deze termen in, wie houdt volgens haar toezicht op deze vereisten uit hoofdstuk 2 (artikelen 3 t/m 6) uit de verordening en wie is daarop aanspreekbaar?
De leden hebben daarnaast nog enkele vragen over het begrip «pluriformiteit van de media» in artikel 21 en artikel 22 van de verordening. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat deze artikelen nooit mogen leiden tot toetsing van journalistieke inhoud? En dat dus niet getoetst mag worden of er voldoende «competing views» zijn, zoals gesteld in Overweging 40 van de verordening? Hoe verhoudt daarnaast de interpretatie van het woord «pluralism» door de Staatssecretaris zich tot de interpretatie van de Europese Commissie? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de beoordeling van «reduction of competing views» nooit zal leiden tot toetsing van journalistieke inhoud? Dat het hier dus niet gaat om diversiteit van media-aanbod, maar enkel om diversiteit van mediadiensten? Is zij bereid deze duidelijkheid ook op Europees niveau vast te leggen? Hoe kan op dit punt zekerheid worden geboden?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de OJCS-raad en hebben daarover nog de volgende vragen.
Jeugd
De leden van de D66-fractie merken op dat de Raadsconclusies inzake de sociale dimensie van een duurzaam Europa voor jongeren niet bindend zijn en de aanbevelingen gezien kunnen worden als uitnodigingen aan lidstaten, de Europese Commissie, jongerenorganisaties en het jongerenwerk. Daarnaast merken de leden op dat Nederland belang hecht aan het deelnemen van jongeren aan beslissingen over zaken die hen aangaan. Kan de Staatssecretaris aangeven per conclusie/aanbeveling of het kabinet daar gevolg aan zal geven in het beleid en zo ja, op welke manier? Kan de Staatssecretaris tevens ingaan op wat het kabinet concreet bedoelt met het pleidooi dat de Raadsconclusies rekening moeten houden met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten?
De leden van de D66-fractie vinden het van belang dat de belangen van jongeren goed betrokken zijn bij beleidskeuzes die hen aangaan. Vindt het kabinet dat er voldoende verbinding bestaat tussen deze stukken, waarin het belang van jongerenparticipatie wordt benadrukt, en de inhoudelijke beleidsterreinen zelf, waarin de participatie zou moeten plaatsvinden? Met andere woorden: hebben jongeren echt een rol in Europese besluitvorming rondom het Fit-for-55-pakket of andere grote Europese besluitvormingstrajecten en op welke manier zou dat concreet versterkt kunnen worden? Vindt het kabinet dat er op Europees niveau een goed equivalent bestaat van de Nationale Jeugdraad en zou het effectief kunnen zijn zoiets te ontwikkelen, zodat jongeren een meer formele betrokkenheid krijgen bij beleidsvorming?
Sport
De leden van de D66-fractie vragen of de huidige Wet uitvoering antidopingbeleid in lijn is met de herziening van de WADA-resolutie of dat er mogelijk wijzigingen nodig zullen zijn om daaraan te voldoen. Graag ontvangen deze leden een volledig overzicht met alle mogelijke wijzigingen.
De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van aandacht voor mensenrechten bij de toewijzing van sportevenementen en steunen de oproep die het kabinet voornemens is te gaan doen bij deze vergadering van de OJCS-raad. Wel vragen zij welke concrete acties deze oproep tot gevolg zal hebben, mede gelet op de vele oproepen die Nederland op dit vlak al gedaan heeft. Vindt het kabinet dat dit agendapunt ook aanleiding vormt om ter discussie te stellen in hoeverre landen zoals Rusland en Belarus kunnen deelnemen aan internationale sportevenementen? Kan de Minister een overzicht geven van mogelijke sancties op Europees niveau ten aanzien van deelname aan sportevenementen, op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 215 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie? Is de Minister bereid sancties op Europees niveau tegen deelname van Rusland en Belarus op internationale sportevenementen te agenderen?
Onderwijs
De leden ondersteunen de positie van de Minister op het gebied van automatische wederzijdse erkenning. Wederzijdse erkenning van leerperioden moet gelijk opgaan met de ontwikkeling van kwaliteitszorg in de verschillende landen. Een aanmoediging aan de lidstaten is daarvoor een goed middel.
De leden van de D66-fractie vinden verdere ontwikkeling van de Europese Onderwijsruimte belangrijk. Zij roepen de Minister op dat expliciet te benoemen. De leden onderschrijven ook dat een strategische dialoog over de Europese Onderwijsruimte nodig is en zien de high-level group on education and training daarvoor als een logische plek. De leden vragen de Minister welke rol hij ziet voor de Raad bij de doorontwikkeling van de Europese Onderwijsruimte. Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie dat de inzet van Nederland is om te komen tot gebalanceerde studentmobiliteit. De leden vragen de Minister wat hij bedoelt met gebalanceerde mobiliteit en welke concrete afspraken of voorstellen hij hierbij voor ogen heeft.
Media
De leden van de fractie van D66 zijn net als het kabinet positief over het voorstel voor een Europese Media Vrijheid Verordening en zij onderschrijven het doel van het voorstel om de interne markt zodanig te reguleren op het gebied van media dat de fundamentele vrijheden van persvrijheid en het recht van de burger op een goede en pluriforme nieuwsvoorziening ondersteund worden. Zij hebben nog enkele vragen over de uitvoering van het voorstel.
De leden van de fractie van D66 vinden, in lijn met het voorstel, dat naast marktbescherming het van belang is om rekening te houden met pluriformiteit en redactionele onafhankelijkheid in het oordeel over een voorgenomen fusie in de mediasector. Marktconcentratie kan een negatief effect hebben op het recht van de burger op een kwalitatieve, pluriforme nieuws- en actualiteitenvoorziening en daarnaast ook op de rechtspositie van journalisten en medewerkers. In het BNC-fiche over het voorstel heeft het kabinet aangegeven deze standpunten eveneens te onderschrijven, maar nog te bezien op welk niveau pluriformiteit bezien moet worden bij een fusietoets. Is hierover reeds advies ingewonnen van het Commissariaat voor de Media en kan het kabinet haar standpunt hierover inmiddels verder toelichten?
De leden van de fractie van D66 onderschrijven de stelling van het kabinet dat bij de bescherming van vrijheden ook verantwoordelijkheden horen. Het kabinet geeft aan ingebracht te hebben dat het belangrijk is dat adresgegevens, die misbruikt kunnen worden voor doxing, afgeschermd kunnen worden. De leden van de fractie van D66 benadrukken dat het van belang is dat anderszins strafbare content, zoals bijvoorbeeld content met een opruiende, bedreigende of racistische aard, door implementatie van het voorstel geen bijzondere bescherming dient te genieten als deze afkomstig is van mediadiensten. In het kader daarvan vragen de leden van D66 welke definitie in de praktijk zal worden gehanteerd voor mediadiensten, voor wie online platformen middels dit voorstel mogen afwijken van de regels van de Digital Services Act met betrekking tot het verwijderen van online content. De leden zijn het met het kabinet eens dat de content van mediadiensten online bijzondere bescherming verdient vanwege hun rol in het publieke debat, maar stellen dat dat niet geldt voor zover het strafbare content betreft.
Cultuur
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inzet van de Raad om bedreigde en ontheemde kunstenaars opvang te bieden. De leden onderstrepen dat artistieke vrijheid van ongekend belang is voor de democratie. Kunstenaars kunnen kwetsbaarheden in de democratie blootleggen en kunnen ons uitdagen over de randen van ons eigen wereldbeeld heen te kijken. De leden steunen dan ook de inzet van het kabinet om hier in de Raadsconclusies aandacht aan te besteden.
De leden vragen wel waarom Nederland er niet voor heeft gekozen zich aan te sluiten bij Polen, die expliciet gevraagd heeft om een verwijzing naar het Europees solidariteitsplan ter ondersteuning van de bescherming en het herstel van de culturele en creatieve sectoren in Oekraïne. De leden weten dat verschillende Nederlandse instellingen, zoals bijvoorbeeld het nationaal ballet, al een bijdrage leveren aan het opvangen van gevluchte kunstenaars (dansers in dit geval), maar zijn van mening dat de EU nog verder zou kunnen gaan in het beschermen en opvangen van Oekraïense ontheemde en bedreigde kunstenaars. Is de Minister bereid om hier alsnog steun voor uit te spreken? Hoe wordt de Oekraïense creatieve en culturele sector betrokken bij het herstel en wederopbouw van Oekraïne? Worden ontheemde kunstenaars die zich elders in Europa gevestigd hebben hier ook bij betrokken?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de OJCS-raad. Zij hebben nog enkele vragen.
Hoe ver moet redactionele vrijheid volgens de Staatssecretaris gaan in het licht dat er steeds meer sprake is van desinformatie? Wat is daarbij haar inzet?
Hebben alle landen binnen de EU een journalistieke code? Welke rol speelt deze code bij de Europese Media Vrijheid Verordening?
Wat is de reikwijdte van het beoordelen van de impact van marktconcentraties op pluriformiteit en onafhankelijkheid? Gaat dit enkel over de publieke omroep of ook over commerciële organisaties?
Wat is de inzet van de Staatssecretaris als het gaat om het beschermen van de nationale veiligheid en het voorkomen dat er een Europese definitie wordt opgesteld aan de ene kant en tevens het beschermen van journalisten, zodat zij niet ongewenst afgeluisterd worden?
Wat wordt er volgens de Europese Commissie als ook de Staatssecretaris precies verstaan onder het begrip «pluriformiteit van de media»? Hoe wordt voorkomen dat hiermee de journalistieke inhoud beoordeeld gaat worden?
Klopt het dat de verordening nu dusdanig geformuleerd is, dat ambtenaren van de Europese Commissie straks aan kunnen kloppen bij een Nederlandse redactie om te toetsen op welke manier een redactie de onafhankelijkheid heeft gewaarborgd? Zo ja, wat vindt u ervan dat nieuwsorganisaties onder rechtstreeks toezicht van een politiek orgaan als de Europese Commissie zouden komen te vallen? Is hierbij potentieel sprake van overheidsinmenging?
Welke beperkingen kent de gekozen rechtsgrondslag van de verordening (interne markt, artikel 114 VWEU) en wat is de reden dat uiteindelijk toch voor deze rechtsgrondslag gekozen is?
Hoe kijkt de Minister, gelet op de voor Nederland belangrijke aandachtspunten zoals een gebalanceerde mobiliteit (in het kader van een hoge instroom van internationale studenten) aan tegen de tekst die tijdens de komende OJCS-raad ter instemming zal worden voorgelegd met betrekking tot de Europese Onderwijsruimte en de automatische wederzijdse erkenning in het onderwijs? Is de Minister voornemens om met beiden in te stemmen?
Hoe is de kwaliteitszorg in het hoger onderwijs geborgd in Europees verband?