[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het rapport van Regioplan 'Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt' (Kamerstuk 32824-384)

Integratiebeleid

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D19441, datum: 2023-05-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D19441).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z06469:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D19441 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 12 april 2023 ontvangen brief Rapport van Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» (Kamerstuk 32 824, nr. 384)

De voorzitter van de commissie,

Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

II Antwoord/Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend rapport en wensen hierbij enkele opmerkingen te maken en vragen te stellen.

De leden van de VVD-fractie wensen enkele vragen te stellen betreffende de gemaakte methodologische keuzes binnen dit onderzoek. Deze leden zijn zich er terdege van bewust dat het onderzoek is uitgevoerd door een externe partij en dat derhalve methodologische keuzes grotendeels zijn belegd bij deze derde partij. Echter, is het kabinet als opdrachtgever van het onderzoek wel dermate betrokken dat deze leden van mening zijn dat het kabinet zich wel rekenschap dient te geven van de methodologische overwegingen in voorliggend onderzoek. Kan het kabinet nader reflecteren op onderstaande methodologische aspecten van voorliggend onderzoek? Waarom is er gekozen voor vier asielzoekerscentra van de 180 en waarom specifiek voor deze vier? Was hier sprake van een aselecte of selecte steekproef? Daarnaast lezen deze leden dat 33 asielzoekers de enquête binnen het onderzoek hebben ingevuld. Kan het kabinet nader ingaan op dit lage respondentenaantal? Ten slotte, waarom is er gekozen om tien statushouders in te zetten voor de vignettenstudie? Waar wonen deze statushouders op dit moment? Waarom zijn alleen mannen opgenomen als deelnemer bij deze vignettenstudie? Is de Minister het met deze leden eens dat alleen mannelijke deelnemers een mogelijk te eenzijdig beeld kan geven van de situatie? Hoe beoordeelt het kabinet bovenstaande keuzes en overwegingen en in het verlengde daarvan de algehele representativiteit van voorliggend onderzoek?

Tevens lezen de leden van de VVD-fractie dat als onderdeel van het onderzoek met 19 sleutelrespondenten is gesproken over toetreding van asielzoekers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Deze leden zijn benieuwd waarom er gekozen is voor het aantal van 19 sleutelrespondenten Voorts lezen deze leden dat uit iedere beroepsgroep slechts één persoon ondervraagd is. Hoe beoordeelt het kabinet bovenstaand methodologisch aspect van voorliggend onderzoek en hoe representatief acht het kabinet de uitkomsten van deze gesprekken gelet op het totale aantal respondenten en het beperkte aantal respondenten per beroepsgroep?

Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat binnen het onderzoek ook aandacht wordt gegeven aan het verkrijgen van een Burgerservicenummer (BSN). In het onderzoek wordt, terecht, gesteld dat een BSN vereist is voor het hebben van betaald werk en dat de lange wachttijden bij de Basisregistratie Personen (BRP-)straten een belemmerende factor zijn voor statushouders in het toetreden tot de arbeidsmarkt. Herinnert het kabinet zich het verzoek van het lid Becker tijdens het commissiedebat inburgering en integratie van 13 april jl. om statushouders van een voorrangsprocedure te voorzien ten opzichte van asielzoekers in het verkrijgen van een BSN-nummer? Herinnert het kabinet zich de toezegging bovenstaand verzoek uit te zoeken? Hoe staat het hiermee? Welke stappen zijn tot nu toe gezet om een voorrangsprocedure binnen de BRP-straten voor statushouders in werking te stellen om statushouders sneller aan het werk te krijgen? Binnen welke termijn verwacht de Minister de Kamer hierover te informeren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat voorliggend rapport beoogt bij te dragen aan het beantwoorden van de vraag of de 24-weken-eis de toegang tot de arbeidsmarkt niet zodanig bemoeilijkt dat er van effectieve toegang geen sprake kan zijn. Hoe beoordeelt het kabinet deze geformuleerde onderzoeksvraag? Is het kabinet het met deze leden eens dat deze onderzoeksvraag als enigszins suggestief beschouwd kan worden gelet op de veronderstelling dat de 24-weken-eis de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt bemoeilijkt? Hoe reflecteert het kabinet hierop?

De leden van de VVD-fractie wensen nader stil te staan bij aan het aantal tewerkstellingsvergunningen (TWV’s) dat wordt aangevraagd door asielzoekers. Deze leden constateren dat gemiddeld genomen ongeveer vijf procent van de asielzoekers die langer dan zes maanden in de asielprocedure zitten een TWV aanvraagt. Hoe beoordeelt het kabinet dit percentage in het kader van de geboden mogelijkheden die asielzoekers hebben om in Nederland te werken? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit percentage tamelijk laag ligt kijkend naar het aantal asielzoekers dat in ons land verblijft tijdens hun asielprocedure? Is het kabinet bekend met de oorzaken achter het in beperkte mate gebruik maken van de TWV? Is het kabinet bereid om stappen te zetten om onder asielzoekers het aanvraagpercentage van TWV’s binnen de bestaande juridische kaders te verhogen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

In het verlengde hiervan constateren de leden van de VVD-fractie dat slechts tien procent van de asielzoekers met een TWV in de periode 2017–2021 vrouw is. Hoe reflecteert het kabinet op dit percentage? Is het kabinet het met deze leden eens dat dit lage percentage onder vrouwelijke asielzoekers niet bevorderlijk is voor het duurzaam toetreden tot de Nederlandse arbeidsmarkt bij eventuele toekenning van een verblijfsstatus en dat het problematisch is dat maar zo beperkt gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om aan het werk te gaan tijdens de asielprocedure? Zo nee, waarom niet?

Tevens constateren de leden van de VVD-fractie dat in de afgelopen jaren 179 van de 1.514 verleende TWV’s ingetrokken werd door asielzoekers voor de officiële einddatum. Zijn de redenen of achterliggende oorzaken hiervan bekend bij het kabinet? Zo ja, kan het kabinet deze redenen/oorzaken delen met de Kamer? Zo ja, binnen welke termijn? Zo nee, waarom niet?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het loslaten van de 24-weken-eis, asielzoekers recht kunnen krijgen op uitbetaling van een werkloosheidsuitkering wanneer zij tenminste 26 weken betaald werk verrichten in Nederland en zolang zij rechtmatig verblijven in Nederland. Deze leden lezen dat de uitbetaling van de uitkering wordt stopgezet wanneer er geen sprake meer is van een rechtmatig verblijf in Nederland. Betekent dit dat een asielzoeker die 26 weken of langer betaald werk verricht in Nederland en plots besluit te stoppen met werken, gedurende de rest van de asielprocedure recht zou hebben op een werkloosheidsuitkering? Zo ja, hoe beoordeelt de Minister dit? Hoe beoordeelt de Minister dit in het geval van asielzoekers die uiteindelijk een status krijgen en die daarmee hun inburgeringstraject zouden starten met een werkloosheidsuitkering? Is de Minister het met deze leden eens dat dit haaks staat op de uitgangspunten van de nieuwe inburgeringswet en dat dit derhalve niet bevorderlijk is voor de integratie en inburgering van statushouders? Zo ja, hoe reflecteert de Minister hierop?

Daarnaast wensen de leden van de VVD-fractie nader stil te staan bij de geschetste consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers bij uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis. Zo lezen voornoemde leden in het rapport de algemene conclusie dat consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers niet te verwachten zijn bij uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis. Op basis van welke concrete argumenten wordt deze conclusie gesteld? Kan het kabinet dit ophelderen? Hoe beoordeelt het kabinet de conclusie dat bovenstaande consequenties niet te «verwachten» zijn in het kader van het accuraat te kunnen beantwoorden van de hoofdvraag van het onderzoek?

Voornoemde leden lezen dat volgens het onderzoeksrapport de uitbreiding van de 24-weken-eis niet zou leiden tot een sterkere aanspraak op een verblijfsvergunning voor asielzoekers. Hoe reflecteert het kabinet op deze conclusie gelet op eerdere constateringen in het onderzoek die stellen dat uitbreiding/afschaffing van de 24-weken-eis op basis van Europese wetgeving juist ook meer mogelijkheden kan scheppen tot juridische afdwingbaarheid van een verblijfsstatus? Is het kabinet het eens met deze leden dat deze algemene conclusie niet zonder meer gesteld kan worden gelet op deze constateringen? Zo wordt in voorliggend rapport gesteld dat wanneer privéleven en dus werk is opgebouwd tijdens onrechtmatig of onzeker verblijf in Nederland, er alleen onder bijzondere omstandigheden een juridische grond kan bestaan krachtens het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) voor de verplichting tot het laten voortzetten van het privéleven en daarmee tot het af geven van een verblijfsvergunning. Welke factoren en omstandigheden worden verstaan onder «bijzondere omstandigheden»? Gelet op het bovenstaande, is de Minister het met leden van de VVD-fractie eens dat bovenstaande constateringen die worden gedaan in het onderzoek meer toelichting behoeven alvorens een conclusie te kunnen stellen over de effecten van het loslaten van de 24-weken-eis op de juridische afdwingbaarheid van een verblijfsstatus? Zo ja, is de Minister bereid dit verder toe te lichten en uit te werken? Zo nee, waarom niet?

In het verlengde hiervan willen de leden van de VVD-fractie tevens nader stilstaan bij de juridische implicaties van uitbreiding van de 24-weken-eis voor de terugstuurprocedure van afgewezen asielzoekers die langer dan 26 weken hebben gewerkt in Nederland. Zo lezen deze leden dat wanneer de asielaanvraag definitief wordt afgewezen en de asielzoeker vertrekplichtig is, geen uitkering meer zal worden uitbetaald. Ondanks dat voornoemde leden dit positief achten, is hieruit niet op te maken voor deze leden of in de praktijk het terugstuurproces van uitgeprocedeerde asielzoekers beïnvloed/bemoeilijkt kan worden door het recht dat ontstaat op bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering bij het loslaten van de 24-weken-eis. Kan het kabinet verduidelijken en toelichten in hoeverre opgebouwde sociale zekerheidsrechten van afgewezen asielzoekers van invloed kunnen zijn op het proces van terugkeer naar het land van herkomst?

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast kennisgenomen van de getrokken conclusies ten aanzien van de bereidwilligheid voor terugkeer van asielzoekers en de aantrekkelijkheid van Nederland als bestemming voor asielzoekers bij het verruimen/loslaten van de 24-weken-eis. Deze leden hechten er waarde aan hier nader op in te gaan gezien de kanttekeningen die hierbij te plaatsen zijn. Zo wordt in het onderzoek geconcludeerd dat, op basis van gesprekken met sleutelrespondenten, de bereidwilligheid voor terugkeer kan toenemen bij asielzoekers wanneer de 24-weken-eis wordt afgeschaft of uitgebreid. Hoe beoordeelt het kabinet de representativiteit van deze conclusie gelet op de methodologische beperkingen zoals het kleine aantal sleutelrespondenten (19) dat hiervoor geconsulteerd is en de beperkte interne validiteit van het onderzoek (inzichten sleutelrespondenten als voorspeller voor gedrag/keuzes asielzoekers)? Is de Minister het met deze leden eens dat de representativiteit van deze conclusie beperkt is en er daarmee niet zonder meer betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de terugkeerbereidheid van afgewezen asielzoekers bij het loslaten van de 24-weken-eis? Zo ja, kan de Minister hierop reflecteren? Zo nee, waarom niet?

Los van de methodologische beperkingen van bovenstaande conclusie, willen de leden van de VVD-fractie nader ingaan op de inhoudelijke redenering achter de conclusie. Zo stellen de onderzoekers dat het loslaten van de 24-weken-eis een positief effect kan hebben op de terugkeerbereidheid van afgewezen asielzoekers vanwege het feit dat asielzoekers die meer geactiveerd zouden worden (door te werken), beter kunnen nadenken over zijn of haar toekomst, en dus ook over de eventuele terugkeer. Hoe reflecteert het kabinet op deze inhoudelijk discutabele redenering? Is het kabinet het met deze leden eens dat het juist aannemelijk is om te stellen dat afgewezen asielzoekers minder bereid zijn om terug te keren naar het land van herkomst wanneer zij langer mogen werken omdat zij meer geworteld kunnen zijn in Nederland en meer sociale banden kunnen hebben opgebouwd in Nederland? Kan het kabinet hier nader op in gaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse kennisgenomen van het onderzoek over belemmeringen voor asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt. Deze leden onderschrijven de conclusies van het onderzoek, onder andere over de belemmeringen maar ook over de voordelen van het snel en effectief mee kunnen doen in Nederland voor bijvoorbeeld integratie. Deze leden hebben nog enkele vragen naar aanleiding van het onderzoek.

De leden van de D66-fractie constateren dat een belangrijke aanbeveling uit het rapport van regioplan «Belemmeringen bij asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» is om de 24-weken-eis af te schaffen of aan te passen. Tevens heeft de rechtbank in Arnhem onlangs de uitspraak gedaan dat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) de aanvragen voor een werkvergunning niet had mogen afwijzen op basis van de 24-weken-eis. Deze is volgens de rechtbank namelijk in strijd met Europese wet- en regelgeving waarin staat dat asielzoekers toegang moeten hebben tot de arbeidsmarkt. Daarbij is onderscheid maken op basis van land van afkomst door voor Oekraïense ontheemden een uitzondering te maken in strijd met gelijke behandeling. Deze leden lezen dit als een politiek signaal om de 24-weken-eis los te laten. Is de Minister bekend met deze uitspraak? Hoe leest de Minister deze uitspraak en is zij bereid om een uitgebreide reactie te delen ten minste voor het nota-overleg over de initatiefnota Podt over meedoen vanaf dag één (Kamerstuk 36 139).

De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan toelichten wanneer de termijn van zes maanden start, zeker in het licht van de huidige achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). In de praktijk zien deze leden dat asielzoekers – met name in nood- of crisisnoodopvang – soms lang moeten wachten totdat zij geregistreerd worden en hun aanvraag start, waardoor zij al veel langer dan zes maanden in Nederland zijn totdat zij kunnen werken. Welke kansen ziet de Minister om asielzoekers tijdig kunnen starten met werken en niet onnodig lang hoeven te laten wachten? Hoe beziet de Minister de optie om het moment van aankomst in Nederland als startmoment te gebruiken, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie lezen dat onbekendheid met procedures rondom de TWV bij werkgevers een groot obstakel is voor het aannemen van asielzoekers in procedure. Voor Oekraïense ontheemden volstaat een melding van het in dienst nemen van een ontheemde en is een aanvraag voor een TWV niet nodig. Erkent de Minister dat het afschaffen van de TWV en het overgaan naar een meldplicht voor werkgevers een belangrijke stap zou zijn in het versimpelen van het in dienst nemen van asielzoekers, zo vragen deze leden. Kan de Minister aangeven op welke wijze zij in samenspraak met bijvoorbeeld werkgeversorganisaties, zorg draagt voor meer voorlichting en bekendheid bij werkgevers rondom de geldende procedures?

De leden van de D66-fractie lezen dat het gebrek aan kennis van de procedures niet alleen bij werkgevers een belemmering is, maar ook voor werkzoekende asielzoekers. Zij vragen daarom aan de Minister welke mogelijkheden zij ziet om voorlichting en ondersteuning in de asielopvang te verbeteren. Hiermee wijzen deze leden op de regels rondom het werk zelf, maar ook op de Regeling eigen bijdrage.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de Minister om te bevestigen dat het nooit mogelijk is om een werkloosheidsuitkering te exporteren naar landen buiten de Europese Unie (EU), Europese Economische Ruimte (EER) en Zwitserland en dat de angst dat dergelijke uitkeringen worden betaald aan «het buitenland» daarmee ongegrond zijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Rapport van Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» (32 824, nr. 384) en maken van de gelegenheid gebruik tot het leveren van een inbreng om zo een aantal vragen te kunnen stellen.

In hoofdstuk 2.2 lezen de leden van de CDA-fractie dat het onderzoek spreekt van twee knelpunten waaronder de mogelijkheid om te werken voor Dublinclaimanten. Wat is de juridische situatie van Dublinclaimanten in relatie tot de arbeidsmarkt in Duitsland, België en Frankrijk? Is daar sprake van een vergelijkbaar verbod als in Nederland?

De leden van de CDA-fractie hebben een vraag over hoofdstuk 4.3. Wat is naar verwachting het effect op de uitvoering binnen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) als er een ondersteuningsstructuur moet worden opgezet voor het begeleiden van asielzoekers naar werk? En is dit een verantwoordelijkheid voor het COA of ligt die bij de individuele asielzoeker dan wel de werkgever? Hoeveel extra fte vraagt dit als een volwaardige ondersteuningsstructuur moet worden opgezet?

De leden van de CDA-fractie lezen dat in hoofdstuk 4.4 de onderzoekers schrijven dat uit het onderzoek meerdere belemmeringen naar voren komen die een rol spelen bij de toetreding van asielzoekers tot de Nederlandse arbeidsmarkt. Zoals in hoofdstuk 2 uitgebreid beschreven, heeft een asielzoeker die wil werken via de werkgever een TWV nodig van het UWV. Kan de Minister zo uitvoerig mogelijk beschrijven hoe het proces van aanvragen van een TWV verloopt? Is de asielzoeker hiervan de aanvrager of is dat de werkgever voor de asielzoeker en wie neemt daarin dan het initiatief?

Zijn in de onderzochte casussen het de werkgevers die zich melden bij het COA of zijn het asielzoekers die zich melden bij een werkgever?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het rapport en hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie zien werken als een belangrijke manier voor asielzoekers om voorafgaand aan een verblijfsstatus onderdeel te worden van de maatschappij en de taal te leren. Deze leden lezen ook weer in het rapport van Regioplan over de grote wettelijke en maatschappelijke obstakels die ertoe leiden dat slechts vier procent van de asielzoekers een tewerkstellingsvergunning heeft en roepen de Minister op om aan de slag te gaan om obstakels weg te nemen. Is de Minister het eens dat obstakels weggenomen moeten worden? Zo ja, welke obstakels is zij voornemens om weg te halen?

De leden van de PvdA-fractie vragen welke conclusies de Minister trekt uit de bevinding in het rapport dat afschaffing van de 24-weken-eis of een aanzienlijke verruiming van het aantal weken dat asielzoekers mogen werken, een stap van zeer groot belang zou zijn in het verbeteren van de toegang van deze groep potentiële werknemers tot de arbeidsmarkt en dat er bovendien geen consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers zijn te verwachten? Voorts vragen deze leden wat de recente uitspraak van de rechtbank van Arnhem betekent voor de houdbaarheid van de 24-weken-eis. Is de Minister bereid om de 24-weken-eis te schrappen of aan te passen?

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de inning achteraf (vaak pas maanden later) van de eigen bijdrage tot schulden kan leiden en dat dit belemmerend kan zijn voor asielzoekers om te gaan werken. Welke mogelijkheden ziet de Minister om schulden in dit verband te voorkomen? Is het mogelijk om een termijn te stellen (bijvoorbeeld één maand) waarbinnen de vordering van de eigen bijdrage moet plaatsvinden? Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister om een reflectie op de hoogte van de eigen bijdrage, dat bij grote gezinnen flink kan oplopen (het rapport noemt het voorbeeld van één werkende ouder van een gezin met twee ouders en twee minderjaren kinderen, waarbij de eigen bijdrage 1.178 euro bijdraagt bij een minimumloon van 1.750 euro). Is de Minister het eens dat een lagere eigen bijdrage maatschappelijk te verdedigen is indien dit tot een hogere instroom in de arbeidsmarkt leidt, waarvan zowel de asielzoekers in kwestie als de maatschappij profiteert? Is de Minister bijvoorbeeld bereid om de eigen bijdrage voor kinderen te schrappen bij een werkende ouder?

De leden van de PvdA-fractie lezen in het rapport dat het verlopen van W-documenten een obstakel vormt voor toetreding tot de arbeidsmarkt. Deze zijn slechts een jaar geldig, terwijl het twee tot drie maanden duurt om de documenten te vernieuwen. Is de Minister bereid om te onderzoeken of het verstandig is om de geldigheidsduur van W-documenten te verlengen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van het rapport «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» dat door Regioplan is opgesteld. Deze leden zijn in het bijzonder geïnteresseerd in de constateringen inzake de onverenigbaarheid van de 24-weken-eis met de Europese opvangrichtlijn en de gevolgen van een afschaffing. De leden van de GroenLinks-fractie hebben eerder gewezen op de belemmering die de 24-weken-eis vormt bij de toegang tot de arbeidsmarkt. Derhalve hebben deze leden enkele vragen over de gevolgen van de constateringen in het rapport.

Allereerst hebben de leden van de GroenLinks-fractie vragen over de recente uitspraak gedaan door de rechtbank in Arnhem. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet langer een werkvergunning mag weigeren als dat met de reden is dat de asielzoeker anders meer dan 24 weken per jaar arbeid verricht. Wat betekent deze uitspraak voor het voornemen van het kabinet om tegen de zomer met een reactie te komen op het rapport? Wat betekent deze uitspraak inhoudelijk voor de kabinetsreactie? Kan de Minister uitleggen wat deze uitspraak betekent voor asielzoekers die na de uitspraak van de rechtbank en voor de kabinetsreactie meer dan 24 weken willen werken? Wat betekent deze uitspraak voor de werkwijze van de UWV? Kan de UWV nu een TWV afgeven, waarbij de 24-weken-eis is losgelaten? Zo nee, waarom niet?

Is de Minister voornemens om (op termijn) de TWV helemaal af te schaffen, zoals nu het geval is in België, of slechts de 24-weken-eis bij de aanvraag van de TWV los te laten? Kan de Minister deze keuze uitleggen? Heeft de afschaffing van de TWV niet de voorkeur, aangezien de wachttijden, de administratieve drempel voor werkgevers, de onbekendheid met de procedures en de informatievoorziening een belemmering zullen blijven vormen bij enkel een afschaffing van de 24-weken-eis? Ziet de Minister dat deze belemmeringen groter kunnen worden bij de afschaffing van alleen de 24-weken-eis, bijvoorbeeld in de vorm van langere wachttijden? Zo nee, waarom niet? Welke aanvullende maatregelen kan de Minister nemen om de huidige knelpunten bij de TWV weg te nemen indien enkel de 24-weken-eis wordt losgelaten bij de aanvraag van de TWV?

Juridisch kader

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat hoewel een BSN niet noodzakelijk is voor de aanvraag van een TWV, een BSN wel vereist is om een Nederlandse bankrekening te kunnen aanvragen. Dat laatste is weer noodzakelijk om het minimumloon te ontvangen. Aangezien asielzoekers pas na zes maanden verblijf in Nederland zich in kunnen schrijven in de Basisregistratie personen en daarmee een BSN kunnen verkrijgen, betekent dat dus weer een belemmering bij de toegang tot de arbeidsmarkt. Hoe ziet de Minister dit? Welke mogelijkheden ziet de Minister om de deze termijn te verkorten of een van deze eisen te versoepelen?

Volgens het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 mogen asielzoekers als artiest, musicus, filmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus maximaal 14 weken werken. Klopt het dat er voor dit onderscheid geen rechtvaardiging meer is, aangezien dit onderscheid ook in de werkloosheidwet is vervallen? Waarom wordt dit onderscheid nog gehandhaafd? Hoeveel asielzoeker hebben een TWV met een 14-weken-eis? Is de Minister voornemens om dit onderscheid loslaten, gezien de uitspraak van de rechter?

Wat is de appreciatie van de Minister van de constatering dat de uitsluiting van Dublinclaimanten op artikel 6.2 van de Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2022 in strijd is met de Opvangrichtlijn? Is de Minister voornemens dit onderscheid te schrappen? Zo ja, op welk termijn? Zo nee, waarom niet?

De regeling eigen bijdrage asielzoekers met inkomen en vermogen (Reba)

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de asielzoekers het bedrag van de Reba te hoog vinden. Voornamelijk bij grote gezinnen kan de hoogte van de afdracht behoorlijk oplopen, wat werken financieel niet aantrekkelijk maakt. Hoe kijkt de Minister daarnaar? Erkent zij dat vooral voor grote gezinnen de Reba een te hoge afdracht kan opleveren? Welke alternatieve berekenwijzen zijn mogelijk specifiek voor grote gezinnen? Is het mogelijk om de Reba zo vorm te geven dat de afdracht gevormd wordt naar rato van diegene die werkt in het gezin, ongeacht de grootte van het gezin?

Hoe vaak komt het voor dat het COA door middel van een naheffing de Reba int van asielzoekers die statushouder worden? Om welk bedrag gaat dit gemiddeld? Is de Minister het met deze leden eens dat het voor statushouders ontmoedigend is om met schulden te beginnen aan de inburgering? Op welke manier kan de Minister het COA hierbij ondersteunen?

Inrichtingskrediet

Wanneer asielzoekers werken, verliezen zij bepaalde rechten wanneer ze hun verblijfsvergunning asiel verwerven, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Een voorbeeld daarvan is het inrichtingskrediet in het kader van de Participatiewet. Kan de Minister aangeven op basis van welke wet en welk wetsartikel deze rechten vervallen als een asielzoeker gaat werken? Welke andere rechten verliezen deze groep asielzoekers? En wat is de achterliggende reden?

Overige belemmeringen

Aanvullend constateren de onderzoekers dat asielzoekers zonder ondersteuning moeilijk werk zullen kunnen vinden, lezen de leden van de GroenLinks-fractie. Op welke wijze kan de Minister deze ondersteuning vormgeven? Hoe kunnen de gemeenten daarbij een rol spelen? Hoe wil de Minister de informatievoorziening zowel aan asielzoekers als aan de werkgevers verbeteren om de onwetendheid rondom de mogelijkheid om te werken te verkleinen? Neemt de Minister aanvullende stappen inzake de informatievoorziening nu de rechtbank de Nederlandse wet onverbindend heeft verklaard ten aanzien van de 24-weken-eis?

Hoe kijkt de Minister aan tegen de conclusie dat enkel de afschaffing van de 24-weken-eis onvoldoende is en dat andere belemmeringen, bijvoorbeeld de wachttijden bij het aanvragen van een BSN, ook aangepakt dienen te worden? Welke aanvullende maatregelen is zij bereid daartoe te nemen?

De 24-weken-eis

De leden van de GroenLinks-fractie lezen enkele belangrijke constateringen ten aanzien van de 24-weken-eis, waarbij zij graag een appreciatie van de Minister willen. Wat is de appreciatie van de Minister inzake de constatering in het onderzoek dat de arbeidsmarkt, laat staan de 24-weken-eis, geen rol speelt in de aantrekkelijkheid van Nederland als bestemming voor asielzoekers? Wat is de appreciatie van de Minister dat met de afschaffing van de 24-weken-eis Nederland niet aantrekkelijker wordt in vergelijking met de buurlanden België, Duitsland en Frankrijk, die geen beperkingen opleggen wat betreft de periode dat asielzoekers mogen werken? Deelt de Minister de conclusie dat met de afschaffing dus geen aanzuigende werking zal ontstaan? Zo nee, waarom niet?

Wat is de appreciatie van de Minister van de constatering dat er geen consequenties zijn te verwachten voor de verblijfsrechtelijke positie van asielzoekers door de verruiming van toegang tot de arbeidsmarkt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoeksrapport. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat eventuele afschaffing of aanpassing van de 24-wekeneis pas werkelijk voor verschil kan zorgen als daarbij ook andere belemmerende factoren worden aangepakt. Hoe reageert het kabinet op deze conclusie? Op welke belemmerende factoren zou de Minister zich willen richten, en welke mogelijkheden ziet de Minister hiervoor?

De leden van de SGP-fractie vragen nader in te gaan op het feit dat asielzoekers bij afschaffing of aanpassing van de 24-wekeneis recht krijgen op sociale zekerheid. Hoe beoordeelt de Minister deze consequentie? Kan de Minister inzichtelijk maken welke rechten er in het eerste, tweede, derde, vierde jaar en zo verder zouden ontstaan voor een asielzoeker?

II Antwoord/Reactie van de Minister