Kabinetsaanpak Strategische Afhankelijkheden
Nationale Veiligheid
Brief regering
Nummer: 2023D19847, datum: 2023-05-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30821-181).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Mede ondertekenaar: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Onderdeel van kamerstukdossier 30821 -181 Nationale Veiligheid.
Onderdeel van zaak 2023Z08368:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Medeindiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-05-31 14:14: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-08 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2023-06-15 12:00: Strategische Afhankelijkheden (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
30 821 Nationale Veiligheid
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 181 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT, VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2023
Met deze brief informeren wij, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister van Buitenlandse Zaken, en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, in nauwe afstemming met andere betrokken departementen, uw Kamer over de kabinetsaanpak ten aanzien van strategische afhankelijkheden. Dit gebeurt conform de toezegging van 23 november 2022.1
In lijn met bovengenoemde toezegging gaat deze brief in op de concrete uitwerking van de doelen en activiteiten van de Taskforce Strategische Afhankelijkheden (hierna: de taskforce). Over de oprichting van de taskforce is uw Kamer geïnformeerd in de brief over Open Strategische Autonomie (OSA) van 8 november 2022.2 In het RBZ-verslag van 31 januari 2023 werd uw Kamer geïnformeerd over de eerste planning van de taskforce.3 Tevens wordt met deze brief de motie van het lid Kuzu (DENK) afgedaan.4
Essentie
Het kabinet is doordrongen van de noodzaak de geopolitieke en geo-economische positie van de EU en Nederland in de wereld te verstevigen om nationale en Europese publieke belangen te kunnen blijven borgen. Het verminderen van risicovolle strategische afhankelijkheden maakt daarvan onderdeel uit, waarbij de EU het belangrijkste handelingsplatform is. Betrouwbare waardeketens zijn cruciaal voor zowel ons verdienvermogen als onze nationale veiligheid.
Een duidelijk voorbeeld van een risicovolle strategische afhankelijkheid – en het afbouwen ervan – heeft zich het afgelopen jaar voorgedaan: het kabinet schreef op 22 april 2022 dat het de afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen per eind 2022 wilde afbouwen – op 10 februari jl. heeft het kabinet aangegeven dat Nederland vrijwel geen Russische energie meer importeert.5Bedrijven zijn primair verantwoordelijk voor de mitigatie van risico’s in hun eigen waardeketens. Echter, daar waar dergelijk ingrijpend handelen om de risico’s van een strategische afhankelijkheid te mitigeren noodzakelijk is, is het kabinet bereid deze stappen te nemen. Dit was het geval bij de afbouw van afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen. Deze casus laat echter wel zien dat drastisch en/of acuut overheidsingrijpen hoge kosten met zich meebrengt. Niet alleen in de vorm van hogere private en publieke uitgaven, maar ook vanwege (in)directe impact op onder andere het investerings- en vestigingsklimaat. Het is daarom van belang om telkens een gedegen afweging te maken van de noodzaak en mate van overheidsingrijpen, waarbij vroegtijdig optreden met zo min mogelijk marktverstoring de voorkeur geniet en altijd ook de eigen verantwoordelijkheden voor het mitigeren van strategische afhankelijkheden van het bedrijfsleven worden meegenomen in de afweging. Dit vergt blijvend overleg met en consultatie van het bedrijfsleven. Daarbij geldt bovendien dat de mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden in complexere waardeketens vaak met meer onzekerheid gepaard gaat dan het voorbeeld van Russische fossiele brandstoffen. De veelheid aan indirecte (politieke en economische) consequenties bemoeilijkt de kosten-batenanalyse.
Strategische afhankelijkheden komen in veel verschillende waardeketens en sectoren voor en beslaan zodoende de beleidsterreinen van meerdere departementen. Uit de Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden, die op 3 april jl. met uw Kamer is gedeeld, komt naar voren dat op vier gebieden extra aandacht wenselijk is. Hierbij gaat het om: i) kritieke grondstoffen en (fossiele) energie; ii) digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen; iii) medische producten; en iv) voedselzekerheid.6 De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden is een complex en tijdrovend proces. Veel in gang gezette onderzoeken zijn nog niet afgerond. In deze brief wordt ingegaan op de voorlopige appreciatie van de in de geo-economische monitor geïdentificeerde strategische afhankelijkheden, inclusief mitigerende stappen die gezet worden. Daarbij moet worden opgemerkt dat vanwege strategische en nationale veiligheidsoverwegingen waakzaam omgegaan dient te worden met de wijze waarop we openlijk communiceren over de kwetsbaarheden van de Nederlandse en Europese economie.
Via de verschillende verantwoordelijke ministeries wordt u met regelmaat geïnformeerd over de wijze waarop met strategische afhankelijkheden wordt omgegaan.7 Het kabinet draagt reeds op verschillende manieren bij aan het verminderen van de Nederlandse risicovolle strategische afhankelijkheden. Dit gebeurt zowel op nationaal als op Europees niveau.8 Recente concrete voorbeelden hiervan zijn onder andere de nationale grondstoffenstrategie en de nog te verschijnen Nationale Technologiestrategie (NTS).
Gelet op de interdepartementale aspecten van deze thematiek is een kabinetsbrede aanpak noodzakelijk. Om deze aanpak en de rol van de interdepartementale taskforce strategische afhankelijkheden hierbinnen uiteen te zetten, gaat deze brief in op i) de definitie en identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden; ii) de uitgangspunten voor mitigatie van deze afhankelijkheden; iii) de kerntaken van de taskforce, complementair aan de verantwoordelijkheden van individuele departementen en iv) een planning van de activiteiten van de taskforce.
1. Definitie en identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
1.1 De definitie van risicovolle strategische afhankelijkheden
De kabinetsbrede aanpak ziet op het adresseren van risicovolle strategische afhankelijkheden tussen landen. Afhankelijkheden zijn niet per definitie problematisch: wederzijdse afhankelijkheden vormen de hoeksteen van het mondiale handelssysteem, waardoor specialisatie kan optreden, innovatie wordt gestimuleerd, producten toegankelijk blijven, wetenschappelijke kennis circuleert en onze welvaart en koopkracht toeneemt. We spreken onder meer van een afhankelijkheid voor Nederland als (i) we van een product, dienst of technologie relatief veel importeren ten opzichte van de binnenlandse productie en (ii) de invoer hiervan afkomstig is uit een beperkt aantal landen van buiten de EU. Hierbij zijn zowel directe afhankelijkheden als indirecte afhankelijkheden (handelsstromen die via andere landen lopen) relevant. Ook kunnen afhankelijkheden ontstaan op het terrein van de Nederlandse zeggenschap-, kennis-, innovatie- of investeringspositie. Een afhankelijkheid is strategisch wanneer het betreffende product, dienst of technologie cruciaal is voor het borgen van publieke belangen van Nederland en/of de EU, of de afhankelijkheid een risico vormt voor de continuïteit van vitale processen of de toegang tot gevoelige informatie voor derden. Om te bepalen of een strategische afhankelijkheid ook als risicovol kan worden bestempeld, zal het risico op leveringsonderbrekingen beoordeeld moeten worden. Dit hangt onder meer af van de mate van marktconcentratie en de mogelijkheid tot substitutie, de aard van de betrekkingen met het land waarvan we afhankelijk zijn en de mate van wederzijdse afhankelijkheid. Bij een hoog risico spreken we van een risicovolle strategische afhankelijkheid.
1.2 De identificatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
Om risicovolle strategische afhankelijkheden te kunnen mitigeren, is allereerst zorgvuldige identificatie van deze afhankelijkheden noodzakelijk. De afgelopen jaren hebben meerdere partijen getracht om op kwantitatieve wijze strategische afhankelijkheden in kaart te brengen. Dit gebeurt nationaal, maar ook internationaal en in EU-kader. Het is in het Nederlandse belang om zoveel mogelijk aan te sluiten bij Europese trajecten en daar ons voordeel mee te doen. Een nationaal voorbeeld is de geo-economische monitor9, welke reeds met uw Kamer is gedeeld.10. De geo-economische monitor identificeert 21 productgroepen waarvoor een strategische afhankelijkheid van een land buiten de EU bestaat, en elf productgroepen waarvoor een mogelijke strategische afhankelijkheid bestaat. Een Europees voorbeeld is het methodologisch paper dat DG GROW op 18 april 2023 publiceerde, waarin ingegaan wordt op bottom-up en data-gedreven methodologie voor het identificeren van strategische afhankelijkheden in de EU.11 Het onderzoek identificeert 204 producten in sensitieve industriële ecosystemen waar de EU een belangrijke mate van buitenlandse afhankelijkheid heeft. Met internationale partners buiten de EU blijft het kabinet eveneens inzetten op kennisuitwisseling en samenwerking. Daarbij zal bekeken worden hoe geleerde lessen door deze partners van toepassing kunnen zijn in de nationale of Europese context.
Kwantitatieve onderzoeken naar strategische afhankelijkheden, zoals de geo-economische monitor, vinden veelal plaats op basis van door de douane verzamelde handelsdata en geven daarmee een globaal overzicht van afhankelijkheden die mogelijk een probleem kunnen vormen voor Nederland en de EU. Voor deze onderzoeken geldt echter dat de gevolgde methodologie en de verkregen data de nodige beperkingen met zich meebrengen. Een eerste beperking betreft het detailniveau van deze data. De beschikbare data zijn van een dusdanig hoog aggregatieniveau dat deze kwantitatieve onderzoeken onvoldoende basis bieden om concreet beleid voor specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden te formuleren. Een tweede beperking is dat waardeketens dusdanig zijn geglobaliseerd dat op basis van (veelal bilaterale) handelsdata indirecte afhankelijkheden slechts zeer beperkt geïdentificeerd kunnen worden. Een derde beperking is dat kwantitatieve analyse beperkt zicht biedt op de relatie van een afhankelijkheid met een publiek belang, de mogelijkheid tot tijdige substitutie door een vergelijkbaar product, de mogelijkheid tot diversificatie van aanvoerlijnen of het op korte termijn opzetten van eigen productiecapaciteit.
De beperkingen van kwantitatieve analyses vragen daarom om aanvullende kwalitatieve analyse en oordeelsvorming. Departementen zijn reeds begonnen met het nader onderzoeken van de strategische afhankelijkheden die uit de geo-economische monitor op hun beleidsterreinen voortkwamen. Zo onderzoekt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Europese afhankelijkheid van onder meer China op het gebied van werkzame stoffen voor generieke geneesmiddelen (tekstbox 1), het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de afhankelijkheid van difosforpentaoxide, een hoofdbestanddeel van kunstmest (tekstbox 2), en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat de afhankelijkheden op het gebied van zonnepanelen (tekstbox 3). Tevens is TNO bezig met een verdiepend onderzoek naar de methodiek van de identificatie van strategische afhankelijkheden. Door kwantitatieve indicaties van strategische afhankelijkheden aan te vullen met kwalitatieve analyses het kabinet gerichter beleid te kunnen vormgeven.
Er zijn verschillende vragen en overwegingen die bij deze kwalitatieve analyse kunnen worden meegenomen door departementen en de taskforce in hun analyse, zoals hierboven in paragraaf 1.1 bij de definiëring van risicovolle strategische afhankelijkheden reeds is geschetst. Deze set vragen wordt door de departementen nu al gebruikt om afhankelijkheden te kunnen analyseren, maar in een speelveld dat voortdurend in ontwikkeling is, zal actualisering en aanscherping van deze set vragen wenselijk zijn. Hier kan de taskforce strategische afhankelijkheden een rol in spelen. Zie hiervoor ook paragraaf 3.
Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) herkent de in de geo-economische monitor genoemde afhankelijkheid van (onder meer) China voor productie van werkzame stoffen (active pharmaceutical ingredients, API’s) voor bepaalde categorieën antibiotica. Met name voor generieke geneesmiddelen, waaronder belangrijke antibiotica, zien we een grote directe en indirecte afhankelijkheid van Azië voor de productie van API’s, met name in China en India. Vanwege het evidente publieke belang van voldoende beschikbaarheid van generieke geneesmiddelen, waaronder antibiotica, lijkt hier sprake te zijn van een strategische afhankelijkheid. Om meer inzicht te krijgen voor welke API’s voor Europa de meest risicovollestrategische afhankelijkheden liggen voor de beschikbaarheid van (generieke) geneesmiddelen, wordt momenteel door de Europese Commissie, o.a. via de Europese Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA), gewerkt aan nadere analyse. VWS inventariseert daarnaast welke geneesmiddelen voor Nederland essentieel en kwetsbaar zijn zodat dit kan worden ingebracht in deze Europese trajecten. Zoals onder andere toegelicht in de Kamerbrief over de leveringszekerheid van medische producten (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 794) dringt Nederland aan bij de Europese Commissie op het heel gericht afbouwen van de meest risicovolle strategische afhankelijkheden. In Europa gezamenlijk optrekken als lidstaten is nodig, omdat productieketens complex en mondiaal verweven zijn, en EU-regelgeving een belangrijke rol speelt in het terughalen van productie naar de EU. Op nationaal niveau wordt in de context van deze mondiale afhankelijkheden al ingezet op maatregelen om plotselinge schaarste aan geneesmiddelen door eventuele disrupties in de keten zoveel mogelijk op te kunnen vangen, zoals het aanhouden van een veiligheidsvoorraad en het tijdig melden en handelen op (dreigende) tekorten (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 806). |
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een eerste appreciatie gedaan van een strategische afhankelijkheid die in de geo-economische monitor naar voren komt. De geo-economische monitor rapporteert een strategische afhankelijkheid voor difosforpentaoxide, waarbij 59% van de totale Nederlandse import afkomstig is uit China. Difosforpentaoxide is een grondstof voor de productie van fosfaatkunstmest, en raakt daarom aan het publieke belang voedselzekerheid. Nader onderzoek door het ministerie wijst uit dat de werkelijke afhankelijkheid van China voor de beschikbaarheid van kunstmest genuanceerder ligt dan de monitor schetst. De monitor houdt er geen rekening mee dat voor kunstmestproductie meerdere fosforzuurvarianten gebruikt kunnen worden als input, en er dus substitutiemogelijkheden bestaan in geval van leveringsproblemen vanuit China. Analyse wijst uit dat grondstoffen voor fosfaatkunstmestproductie met name uit Israël (77%) en Marokko (11,7%) komen. Slechts 1,6% van de import van fosfaatkunstmestproducten komt uit China. De praktijk laat bovendien zien dat er toenemend alternatieve grondstoffen beschikbaar komen door middel van recycling processen. Voorbeelden van alternatieve fosfaatstromen zijn verbrandingsassen uit rioolslib, mest en beendermeel, en terugwinning van struviet op inmiddels tien rioolzuiveringsinstallaties. De EU-Meststoffenverordening maakt het sinds medio 2022 mogelijk om dergelijke producten als grondstof voor EU-bemestingsproducten te gebruiken. Deze analyse voor difosforpentaoxide laat zien dat de kwantitatieve onderzoeksbevindingen van de geo-economische monitor niet altijd toereikend zijn bij de identificatie van strategische afhankelijkheden. LNV is momenteel bezig met het opzetten van verder onderzoek naar risicovolle strategische afhankelijkheden binnen het agrocomplex die kunnen raken aan de voedselvoorziening. |
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft een eerste appreciatie gedaan van de bevindingen van de geo-economische monitor, en concludeert dat mogelijk niet alle bestaande strategische afhankelijkheden naar voren komen. Het ministerie stelt namelijk vast dat, ondanks de bevindingen van de geo-economische monitor, een afhankelijkheid op zonne-energie wel degelijk bestaat. Zonne-energie, opgewekt met zonnepanelen (zon-PV), is een essentieel onderdeel van de energietransitie. Om aan de gestelde ambities (42,5% hernieuwbare energie in 2030 conform Renewable Energy Directive) te kunnen voldoen zou de komende jaren een verviervoudiging van de capaciteit aan zon-PV moeten plaatsvinden. Hiervoor is Nederland sterk afhankelijk van China: de waardeketen van zon-PV is van grondstof tot eindproduct sterk geconcentreerd in China, waarbij China’s aandeel in bijvoorbeeld de siliciumproductie afgelopen jaar gegroeid is tot 88%. Op nationaal en Europees vlak zijn verschillende stappen gezet om de Europese en nationale zon-PV maakindustrie een impuls te geven, zoals het nationale consortium SolarNL, het voorstel voor het Nationaal Groeifonds op gebied van maakindustrie circulaire zonnepanelen, en Europese initiatieven (bv. IPCEI Solar, de opgerichte EU Solar PV Industry Alliance en European Solar Manufacturing Council en de bredere Net Zero Industry Act). Verdere analyses van de afhankelijkheden in deze keten, afgezet tegen de te behalen ambities, zijn echter noodzakelijk voordat bepaald kan worden of het publiek belang dusdanig strategisch is dat extra overheidsingrijpen op dit moment opportuun is. |
2. Mitigatie van risicovolle strategische afhankelijkheden
Als een afhankelijkheid op basis van bovengenoemde overwegingen wordt gekwalificeerd als een risicovolle strategische afhankelijkheid, is het van belang om vast te stellen hoe, op proportionele en kosteneffectieve basis, de risico’s gemitigeerd kunnen worden. Hierbij zal gelden dat, gelet op onder meer de onderlinge verbondenheid van de economieën op de interne markt en de slagkracht van de EU, bij het gros van de risicovolle strategische afhankelijkheden de EU het belangrijkste handelingsniveau is om deze risico’s te adresseren.12 Uitgangspunt hierbij is dat er bij een product, dienst of technologie die volledig binnen de interne markt wordt geproduceerd geen sprake is van een risicovolle strategische afhankelijkheid vanwege het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de EU.
Waar zich risicovolle strategische afhankelijkheden voordoen zijn er verschillende beleidsopties, variërend van – niet limitatief – het opzetten én in stand houden van opslag- of productiefaciliteiten, substitutie van de afhankelijkheid, tot het faciliteren van diversificatie middels handelsakkoorden en het aanjagen van innovatie en transitieprocessen, waarbij ook bestaande financieringsinstrumenten aangewend kunnen worden.13 In de brief van 1 april 2022 is uw Kamer hierover geïnformeerd. In beginsel worden risicovolle strategische afhankelijkheden door de marktpartijen zelf geadresseerd, waarbij de overheid een faciliterende rol speelt. Bestaande gremia voor consultatie van het bedrijfsleven, evenals de stakeholderconsultatie waarvan de taskforce gebruikmaakt, kunnen hier een rol in spelen.
Een meer invasieve overheidsinterventie is onder meer te overwegen als: i) het risico op schade aan een of meer publieke belangen groot is; ii) het bedrijfsleven zelf (nog) niet voldoende acteert om de risico’s van de strategische afhankelijkheid te mitigeren en de verwachting niet is dat dit op korte termijn verandert; en/of iii) als de verwachte baten van overheidsingrijpen groter zijn dan de verwachte kosten, of de kosten in verhouding staan tot het te beschermen publieke belang. Uiteindelijk is het een politiek besluit of en wat voor overheidsinterventie nodig geacht wordt en welke middelen daarvoor beschikbaar worden gesteld.
Bij het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden treedt in de meeste gevallen een wisselwerking tussen snelheid en betaalbaarheid op. Het hangt van geval tot geval af welke mitigatiestrategie de voorkeur geniet. Voorraadvorming van goederen kan in veel gevallen relatief snel gebeuren, maar kan tegelijk leiden tot (zeer) hoge kosten. Mitigatie door het faciliteren van diversificatie kan een lang proces zijn zonder gegarandeerde uitkomst. Hierbij worden tegen relatief lage kosten aantrekkelijke(re) randvoorwaarden gecreëerd voor bedrijven om hun aanvoerkanalen te verbreden. Reshoring, het naar eigen land verplaatsen van productie, is een langdurig proces dat gepaard gaat met hoge kosten. Ter illustratie: Boston Consulting Group kwam tot de conclusie dat het opzetten van een gelokaliseerde en volledig zelfvoorzienende chipindustrie een investering van minstens één biljoen (duizend miljard) dollar zou vergen en tot incrementele en jaarlijkse operationele kosten van 45 tot 125 miljard dollar zou leiden. Chips zouden 35–65% duurder worden.14Voor alle oplossingsrichtingen geldt daarnaast dat het afbouwen van risicovolle strategische afhankelijkheden gepaard kan gaan met een verhoogd risico dat (nog) bestaande afhankelijkheden door statelijke actoren worden geïnstrumentaliseerd. Het is daarom belangrijk om kabinetsbreed ervaringen met het mitigeren van de risico’s in de verschillende beleidsterreinen te delen en van elkaar te leren. De taskforce, waarop in paragraaf drie zal worden ingegaan, heeft hierin een belangrijke rol.
Er zijn op nationaal niveau reeds verschillende beleidsmaatregelen van kracht of in ontwikkeling die indirect of direct bijdragen aan het mitigeren van de risico’s van strategische afhankelijkheden en zo onderdeel zijn van de kabinetsaanpak. Denk aan de nationale grondstoffenstrategie; de ontwikkeling van het kennisveiligheidsbeleid conform de brief «Voortgang aanpak kennisveiligheid hoger onderwijs en wetenschap»15; de totstandkoming van de Wet Vifo om ongewenste investeringen, fusies en overnames tegen te gaan. Via exportcontrole wordt tevens bijgedragen aan het voorkomen van ongewenste kennisdeling. Om technologisch leiderschap op specifieke technologieën te stimuleren wordt gewerkt aan de eerdergenoemde NTS, die na de zomer wordt verwacht. Ook wordt uw Kamer naar verwachting dit najaar geïnformeerd over de verdere invulling van Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA). Deze invulling is een specifieke uitwerking van de kabinetsaanpak OSA voor het digitale domein. Het verkrijgen van zicht op afhankelijkheden en de mogelijke cascade-effecten daarvan is tevens een belangrijk onderdeel in de aanpak van de bescherming van de vitale infrastructuur. Uw Kamer wordt later dit jaar geïnformeerd over deze zogenaamde Aanpak Vitaal.
Daarnaast zet Nederland op EU-niveau zich actief in om de eigen concurrentiepositie, een competitieve maakindustrie en strategische sectoren te verstevigen.16 Door de economische fundamenten van de EU te verstevigen, conform de Kamerbrief Open Strategische Autonomie, kunnen ook de risico’s van strategische afhankelijkheden worden gemitigeerd. Bijvoorbeeld via de EU Chips Act, de IPCEI’s voor halfgeleiders, waterstof en cloud-infrastructuur en voor geneesmiddelen en de nog op te zetten IPCEI voor medische technologie; en een actieve rol bij de Commissievoorstellen die onder de EU Green Deal Industrial Plan vallen, met name de Net-Zero Industry Act en de Critical Raw Materials Act. In brede zin geldt dat een actief handelsbeleid, waarbinnen handelsakkoorden een belangrijk instrument zijn, bijdraagt aan het faciliteren van diversificatie van handelspartners. Wat betreft defensiecapaciteiten is de Europese Commissie bezig om de bottlenecks voor het opschroeven van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie te onderzoeken, en om daarvoor oplossingen aan te dragen. De in maart verschenen EU Space Strategy for Security and Defence onderstreept bijvoorbeeld het strategische belang van vrije toegang en gebruik van de ruimte voor veiligheid en defensie. Nederland steunt de politieke aandacht hiervoor en kijkt uit naar de concrete voorstellen die de Commissie binnenkort zal presenteren.
3. Taskforce Strategische Afhankelijkheden
In sommige gevallen is extra inzet vereist of moet de onderlinge samenhang tussen bestaande initiatieven worden gezocht om de kabinetsaanpak te laten slagen. Dit is waar de interdepartementale Taskforce Strategische Afhankelijkheden in beeld komt. Het werk van de taskforce is nadrukkelijk complementair aan dat van de departementen. EZK en BZ delen het co-voorzitterschap van de taskforce, waarbij deelname voor alle departementen open staat. De verschillende departementen blijven zelf verantwoordelijk voor de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden binnen de sectoren waar zij verantwoordelijkheid voor dragen. De taskforce beoogt de samenwerking tussen departementen in de aanpak van risicovolle strategische afhankelijkheden te bevorderen en een aanjagende rol te spelen bij de aanpak hiervan. De taskforce rapporteert aan de Hoogambtelijke Commissie EU (HCEU). Daarbij heeft de taskforce twee kerntaken waarop hieronder nader wordt ingegaan.
1. Inzicht vergroten in risicovolle strategische afhankelijkheden en de identificatie en prioritering van risicovolle strategische afhankelijkheden.
Aan deze kerntaak wordt onder meer invulling gegeven op de volgende manieren.
• Verder ontwikkelen en uitwerken van een kwantitatieve en kwalitatieve methodiek om de afhankelijkheden in kaart te brengen.
• Afbakening van gebieden waar extra aandacht wenselijk is, en prioritering van risicovolle strategische afhankelijkheden.
Ten aanzien van afbakening van risicovolle strategische afhankelijkheden is het volgende reeds door de taskforce vastgesteld. In verschillende strategieën, onderzoeken en analyses, waaronder in de bovengenoemde Veiligheidsstrategie voor het Koninkrijk der Nederlanden, komt naar voren dat op vier gebieden extra aandacht wenselijk is. Hierbij gaat het om: i) grondstoffen en (fossiele) energie; ii) digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen; iii) medische producten; en iv) voedselzekerheid. Met deze gebieden gaat de taskforce nu als eerste aan de slag om hierbinnen prioritaire risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren. Om concrete voorbeelden te geven van hoe de kabinetsaanpak en taskforce in de praktijk uitwerken, schetsen bovenstaande tekstboxen hoe het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met behulp van deze aanpak momenteel de strategische afhankelijkheden in respectievelijk de antibioticaketen, de zonne-energieketen en het agrocomplex opnieuw gaan beoordelen. De hierboven genoemde aandachtsgebieden nemen echter niet weg dat de taskforce ook, conform de eerste kerntaak, oog blijft houden voor risicovolle strategische afhankelijkheden in andere domeinen, zoals die bijvoorbeeld uit de geo-economische monitor naar voren komen, evenals mogelijk toekomstige risicovolle strategische afhankelijkheden. Zo kan de taskforce waar nodig en in aanvulling op de rol die de departementen hierop spelen beleidsontwikkeling aanjagen door afwegingen en dilemma’s te verduidelijken en te adviseren over te maken keuzes.
2. Aanjagen van de aanpak van specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden en de daarbij betrokken economische, diplomatieke, maatschappelijke en veiligheidsbelangen.
Aan deze kerntaak wordt invulling gegeven langs onder andere de volgende punten.
• Geopolitieke risico-inschatting evenals advisering over de positiebepaling van Nederland in de EU en andere relevante gremia op dit terrein en de mogelijkheden voor samenwerking met gelijkgezinde landen, binnen en buiten de EU.
• Bevorderen van de beleidssamenhang tussen de departementen.
• Delen van geleerde lessen, ervaringen en bespreken van dilemma’s met het mitigeren van de risico’s van risicovolle strategische afhankelijkheden. Departementen kunnen hiervoor casuïstiek aandragen.
• Advisering over moment waarop overheidsingrijpen noodzakelijk is in aanvulling op de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
• Betrekken van het bedrijfsleven bij de bewustwording over de aanpak van strategische afhankelijkheden, daarbij onder andere gebruikmakend van instrumenten zoals Invest-NL, Invest International, Atradius en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) die bieden.
Een goed voorbeeld van versterking van de positiebepaling van Nederland in de EU op deze thematiek is de gemeenschappelijke kabinetsinzet ter voorbereiding van het voorzitterschap van Spanje van de Raad van de Europese Unie, waarbinnen open strategische autonomie een van de speerpunten is. Het kabinet ondersteunt dit, en is actief betrokken bij de voorbereiding. Dit gebeurt onder andere via deelname aan het Spaanse onderzoeksproject waarin gekeken wordt hoe voor de sectoren digitaal/technologie, volksgezondheid, voedselzekerheid en energie tussen de deelnemende EU-Lidstaten gemeenschappelijke inzichten kunnen worden vastgesteld.17 Via de taskforce worden alle departementen bij dit proces betrokken.
Stakeholderconsultatie
Voor het verzamelen van kennis en ontwikkelen van adviezen zal de taskforce gebruik maken van externe stakeholders. Hieronder vallen denktanks en kennisinstellingen, maar ook consultaties met het bedrijfsleven en best-practices van gelijkgezinde landen. Het bedrijfsleven beschikt over de informatie om inzicht in en kennis over waardeketens te verkrijgen om afhankelijkheden beter in kaart te brengen. Waar strategische afhankelijkheden gericht zouden worden ingezet als drukmiddel, kunnen bovendien niet alleen landen maar juist ook de in de betreffende waardeketen betrokken bedrijven directe negatieve gevolgen ondervinden. Betrokkenheid van het bedrijfsleven is ook om die reden van groot belang. Consultaties bieden gelegenheid om gezamenlijk met het bedrijfsleven de bewustwording over de geopolitieke risico’s voor hun waardeketens te vergroten, waarbij het bedrijfsleven primair zelf verantwoordelijk blijft voor de economische weerbaarheid van hun waardeketens. Tegelijkertijd ligt er een gezamenlijke opgave voor overheid en bedrijfsleven om publieke belangen te beschermen. De consultaties zullen het gesprek omvatten met het brede bedrijfsleven waarbij de vraag centraal staat of zij zich herkennen in de gestelde sectorale afbakening; daarna zal in gesprekken met specifieke sectoren verder worden ingezoomd op waar het bedrijfsleven tegenaan loopt, wat hun zorgen zijn en gezamenlijk naar geëigende oplossingsrichtingen gekeken worden. Daarbij wordt ook gekeken naar de rol die onderzoek en innovatie speelt ten opzichte van de specifieke waardeketens. Voor het toevoegen van de internationale kennis en stakeholder consultatie kunnen de posten (o.a. in de vorm van het Innovatie Attachee netwerk, het Onderwijs en Wetenschap Attachee netwerk en zgn. «economische veiligheidsstoelen») een rol vervullen. Uit consultaties met het bedrijfsleven tot dusverre blijkt dat het bedrijfsleven in toenemende mate geconfronteerd wordt met geopolitieke risico’s en kwetsbaarheden in hun waardeketens, maar dat de mate waarin hierop geacteerd wordt nog verschilt.
4. Tijdslijn activiteiten taskforce
Q2 2023
• Inventarisatie stand van zaken (waar staan we met identificatie, prioritering, instrumenten en handelingsopties) binnen de deelterreinen i) Grondstoffen en Energie; ii) Digitale en (hoogwaardige) technologische toepassingen; iii) Medische producten en iv) Voedselzekerheid), om te bepalen waar de rol van de taskforce van meerwaarde kan zijn.
• Het verder beoordelen en verdiepen van de bevindingen van de geo-economische monitor om op basis hiervan risicovolle strategische afhankelijkheden te identificeren.
• Bespreken van methodologische vraagstukken in kwantitatieve analyse, o.a. met gebruikmaking van de expertise van de OESO en Europese Commissie.
• Actualisering van de set vragen om kwalitatieve analyse toe te passen.
• (Verdere) consultaties met bedrijfsleven, kenniscentra, EU-lidstaten, de Europese Commissie, etc. in het kader van identificatie en prioritering binnen de geïdentificeerde deelterreinen.
• Organiseren van interne kennissessies (bv. over grondstoffen) om geleerde lessen bij identificatie en mitigatie van risico’s uit te wisselen.
Q3 2023
• Daar waar wenselijk verdere consultaties, incl. op politiek niveau, met bedrijfsleven, kenniscentra, EU-lidstaten, de EU Commissie etc. in het kader van instrumenten en handelingsopties binnen de geïdentificeerde deelterreinen.
• Organiseren van interne kennissessies om geleerde lessen bij mitigatie van risico’s uit te wisselen en om via simulaties de aanpak van specifieke risicovolle strategische afhankelijkheden te toetsen.
• Advisering aan de interdepartementale stuurgroep OSA en de HCEU hoe het identificeren en mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden kan worden meegegeven als aandachtspunt aan de Europese Commissie voor de periode 2024–2029.
• Lessen uit inventarisatie gebruiken voor het verder uitwerken van kwantitatieve en kwalitatieve methodiek om de afhankelijkheden in kaart te brengen.
Q4 2023
• Voortgangsrapportage aan uw Kamer over de voortgang van de kabinetsaanpak (onder andere vanuit de verantwoordelijke departementen) en activiteiten van de taskforce.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
M.A.M. Adriaansens
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. Hoekstra
De Minister voor Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Handelingen II 2022/23, nr. 26, item 10↩︎
Kamerstuk 35 982, nr. 9.↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2602.↩︎
Kamerstuk 36 200 V, nr. 50.↩︎
Nederland niet meer afhankelijk van energie uit Rusland | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstuk 30 821, nr. 178. In de Veiligheidsstrategie wordt ook nog kennis genoemd als prioritair onderwerp.↩︎
Niet limitatief: Kamerbrief onderzoeken leveringszekerheid van medische producten en beleidsacties 2023 (Kamerstukken 29 477 en 32 805, nr. 794); Kamerbrief Afhankelijkheden en Mensenrechten (Kamerstukken 32 735 en 35 207, nr. 339), Kamerbrief stappenplan mondiale voedselzekerheid (Kamerstuk 33 625, nr. 341), Kamerbrief over strategische afhankelijkheden energie-domein (Kamerstuk 21 501-33, nr. 845).↩︎
Zie o.a. de bijlage «Nationale en Europese initiatieven ter versterking van de OSA-agenda» bij de Kamerbrief Open Strategische Autonomie d.d. 8 november 2022.↩︎
Geo-economische monitor 2023; Updated indepth review of Europe’s strategic dependencies 23 februari 2022; Kamerbrief Kwetsbaarheden Nederlands bedrijfsleven verstoringen mondiale waardeketens, Kamerstuk 34 952, nr. 126; Strategic Raw Materials for Defence, HCSS 2023.↩︎
Kamerstuk 36 180, nr. 31.↩︎
DG GROW, An enhanced methodology to monitor the EU’s strategic dependencies and vulnerabilities↩︎
Zie voor nadere toelichting Kamerbrief OSA Kamerstuk 35 982, nr. 9.↩︎
Kamerbrief reactie op moties over afhankelijkheden en mensenrechten China (Kamerstuk 32 735, nr. 339).↩︎
Boston Consulting Group, Strengthening the Global Semiconductor Supply Chain in an Uncertain Era | BCG↩︎
Kamerstuk 31 288, nr. 948↩︎
Kamerbrief strategisch en groen industriebeleid, Kamerstuk 29 826, nr. 147.↩︎
La Moncloa. 06/02/2023. Pedro Sánchez: «Promoting open strategic autonomy will be one of the priorities of the Spanish Presidency of the European Union» [President/News]↩︎