[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Masterplan basisvaardigheden voor het funderend onderwijs: doelen en voortgang

Primair Onderwijs

Brief regering

Nummer: 2023D20327, datum: 2023-05-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-670).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -670 Primair Onderwijs.

Onderdeel van zaak 2023Z08526:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 293 Primair Onderwijs

Nr. 670 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2023

Goed kunnen lezen, schrijven, rekenen en een goede beheersing van digitale geletterdheid en burgerschap zijn voorwaarden om volwaardig mee te kunnen doen. Kinderen en jongeren hebben deze basisvaardigheden nodig om andere schoolvakken succesvol te kunnen volgen, om klaar te zijn voor het vervolgonderwijs en de samenleving. De beheersing van de basisvaardigheden is voor veel leerlingen momenteel onvoldoende en bovendien de afgelopen jaren achteruit gegaan.1 Daarom heb ik in het voorjaar van 2022 het Masterplan basisvaardigheden gepresenteerd. Dit is een breed en ambitieus programma, waarmee ik in deze brief aangeef dat het doel is dat over vijf jaar alle leerlingen de basis beheersen om goed mee te kunnen doen in de samenleving. En voor leerlingen die meer aankunnen, leggen we deze lat hoger. Ik ben doordrongen van de beweging die we bij scholen in gang hebben gezet om gerichter te werken aan de basisvaardigheden. De urgentie en het belang voor leerlingen is groot. Het is zaak om dit de komende jaren vol te houden en verder uit te bouwen. Voor een duurzame verbetering van basisvaardigheden is een langjarige aanpak noodzakelijk, zoals ook de Staat van het Onderwijs recent schetste (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 221).

Deze brief is tweeledig. Allereerst presenteer ik uw Kamer de uitwerking van de doelen en streefwaarden voor het Masterplan basisvaardigheden. Hiermee voldoe ik aan de eerdere toezeggingen over heldere doelen voor het Masterplan. In het tweede deel van de brief zal ik ingaan op de voortgang en de uitvoering van het Masterplan.

Deel 1 – Beleidsdoelen Masterplan basisvaardigheden

Mijn ambitie en die van het kabinet is steeds helder geweest: we streven naar een zichtbare verbetering van de basisvaardigheden. Om goed te sturen op de voortgang en de juiste maatregelen te nemen, is het echter nodig om preciezer te zijn over wat ik wil bereiken. Door uw Kamer en de Algemene Rekenkamer is ook gevraagd om die concretisering, en dat is terecht.2

Dit sluit bovendien aan op de recente constatering in het IBO3 dat het in het funderend onderwijs te lang heeft ontbroken aan heldere beleidsdoelen. Hierdoor kan de Kamer onvoldoende controleren of doelen worden bereikt. Dit is onwenselijk. Ik heb daarom toegezegd de beleidsdoelen voor het Masterplan verder uit te werken.4

De afgelopen periode heb ik gesproken met wetenschappers, veldpartijen en leraren over beleidsdoelen en streefwaarden voor het Masterplan. Die gesprekken bevestigen hoe belangrijk het is om duidelijk te zijn over onze doelen en het tijdpad dat we hieraan verbinden. Zorg voor een duidelijk beeld waar je over vijf jaar wilt staan, is een van de gedeelde conclusies uit deze gesprekken. In deze gesprekken was ook veel consensus om ten aanzien van de doelen te beginnen met een focus op taal en rekenen.5 Ook over het gebruik van meerdere bronnen en indicatoren over de gehele leerloopbaan, waaronder de referentieniveaus aan het einde van het basisonderwijs, is consensus.6 Mede op basis van deze gesprekken heb ik de doelen voor het Masterplan geconcretiseerd. Daarmee zijn we er niet, maar er ligt zo wel een stevig bouwwerk waar we de komende periode verder aan kunnen bouwen.

In deze brief zet ik eerst uiteen waar ik over vijf jaar met het Masterplan wil staan. We kunnen de uitdagingen die we via het Masterplan aanpakken namelijk niet binnen één of twee jaar oplossen. Ik zeg daar direct bij: de geformuleerde doelen zijn zeer ambitieus. Dit is ingegeven door de grote urgentie van het vraagstuk en het grote belang voor leerlingen om uiteindelijk goed mee te kunnen doen in de maatschappij en het vervolgonderwijs. Ik vind het echter ook belangrijk om realistisch te zijn. Binnen de tijdshorizon van vijf jaar heb ik daarom passende tussendoelen geformuleerd (zie figuur). Aan de hand van de tussendoelen zal ik steeds kritisch kijken of we op koers liggen en in hoeverre bijsturing in de plannen, de doelen of het tijdpad nodig is.

Over vijf jaar: basis en aansluiting op het vervolgonderwijs op orde

De basis op orde

Veel leerlingen in de onderbouw van het vo halen de fundamentele niveaus7 voor taal en rekenen niet. Dit zie ik aan het einde van het tweede leerjaar vooral op het vmbo: zes op de tien vmbo-gt leerlingen haalt bijvoorbeeld nog niet het niveau waarmee zij uiteindelijk voldoende geletterd zijn voor deelname aan de maatschappij. Voldoende gecijferd is slechts zo’n 15% van deze leerlingen. Ik kan niet toekijken hoe een deel van deze leerlingen uiteindelijk het onderwijs zonder beheersing van deze vaardigheden verlaat. Zij hebben namelijk grote moeite met het invullen van formulieren, met solliciteren, het begrijpen van bijsluiters van medicijnen of met het omgaan met geld, tijd en maten. Ook de Inspectie van het Onderwijs schetste in de Staat van het Onderwijs onlangs hoe belangrijk deze vaardigheden voor leerlingen zijn. Als we de kinderen in Nederland dit fundament niet meegeven, werkt dit hun hele leven door.

Ik streef er met het Masterplan daarom naar dat over vijf jaar – aan het einde van schooljaar 2027/2028 – de basis bij alle leerlingen op orde is. Wat de basis op orde is, hangt af van de fase in de leerloopbaan van een leerling (zie figuur). Aan het eind van het basisonderwijs is dit voor alle leerlingen minimaal het fundamentele niveau 1F. Voor leerlingen die doorstromen naar het vmbo-t, havo of vwo ligt deze lat hoger. Dit licht ik later in de volgende paragraaf toe. Niveau 1F is een logische tussenstap naar het fundamentele niveau 2F dat leerlingen uiteindelijk moeten beheersen om voldoende geletterd en gecijferd te zijn voor deelname aan de maatschappij. Op sommige vlakken is het gat dat hiervoor moet worden gedicht groot, maar ik vind dat we in het belang van leerlingen niet met minder genoegen mogen nemen.

Bij alle leerlingen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs is aan het einde van het schooljaar 2027/2028 de basis op orde.

Aansluiting op orde

Voor veel leerlingen is de basis op orde niet voldoende. Zij kunnen meer aan. Voor deze leerlingen leg ik de lat daarom hoger. Ik streef er met het Masterplan daarom ook naar dat over vijf jaar – aan het einde van schooljaar 2027/2028 – de aansluiting op het vervolgonderwijs voor deze groep leerlingen op orde is (zie figuur).

De stap die gezet moet worden om deze aansluiting op orde te krijgen, varieert per schooltype. Voor een goede aansluiting op het vervolgonderwijs is het belangrijk dat basisschoolleerlingen die doorstromen naar vmbo-t, havo of vwo minimaal het streefniveau 2F/1S beheersen.8 Inmiddels gaat zo’n driekwart van de leerlingen naar één van deze drie schooltypen. Het aandeel leerlingen dat het hiervoor nodige niveau beheerst, blijft echter achter. Dit zie ik vooral bij rekenen: vier op de tien basisschoolleerlingen beheerst aan het einde van groep 8 het streefniveau. Hetzelfde zie ik bij taalverzorging, waar nu zes op de tien leerlingen het streefniveau beheerst.

Ook leerlingen die na het vo doorstromen naar het hoger onderwijs hebben niet voldoende aan de basis op orde: voor een goede aansluiting op het vervolgonderwijs is meer nodig dan het fundamentele niveau 2F.9 Hoe groot het gat is dat deze groep leerlingen moet dichten om tot de aansluiting op orde te komen, is op dit moment niet duidelijk. Er is onvoldoende zicht op het niveau waarop leerlingen aan het einde van het vo uitstromen.10 Ik werk daarom aan beter zicht hierop. Wel zie ik nu al dat veel leerlingen aan het einde van het tweede leerjaar nog grote stappen moeten zetten om aan het einde van het vo op de gewenste niveaus uit te stromen. Ook hier is dus een gat te dichten.

Bij alle leerlingen in het basisonderwijs die doorstromen naar vmbo-t, havo of vwo is aan het einde van het schooljaar 2027/2028 de aansluiting op orde. Dit geldt ook voor alle vo-leerlingen die doorstromen naar het hoger onderwijs.

Tussendoelen na één jaar en na drie jaar

Voor leerlingen, ouders en scholen is het belangrijk dat we ons niet blind staren op een doel dat ver in de toekomst ligt. Ook tussentijds moeten we kritisch volgen hoe het gaat met het Masterplan en met de prestaties van leerlingen. Dat doe ik niet alleen door de intensieve monitoring en evaluatie rond het Masterplan, maar ook door tussentijdse doelen te stellen. Dat doe ik na één jaar en na drie jaar. Zo is voor iedereen duidelijk wat we wanneer verwachten en kunnen we de voortgang van het Masterplan intensief en op passende momenten volgen. De tussendoelen bieden ook ruimte om tussentijds bij te sturen, om ons instrumentarium aan te passen of de doelen bij te stellen.

Over één jaar is er een trendbreuk bij scholen die subsidie krijgen

Met de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden» ondersteun ik scholen bij het verbeteren van de basisvaardigheden. Scholen zetten bewezen effectieve interventies in, zoals extra instructie en onderwijstijd voor leerlingen of werken aan professionalisering van personeel. Ook is er voor een deel van de scholen ondersteuning door een basisteam. Ik verwacht dat dit op korte termijn al de eerste successen oplevert op de deelnemende scholen.

Op de circa 650 scholen die gebruik maken van de eerste tranche11 van de subsidieregeling verwacht ik daarom aan het einde van het schooljaar 2023/2024 – wanneer zij het subsidiebedrag hebben besteed – een trendbreuk te zien. Dit betekent concreet dat op al deze scholen sprake is van een verbetering van de prestaties op taal en rekenen ten opzichte van de prestaties voor de start van de subsidieregeling. Hoe groot die verbetering is, hangt af van het vertrekpunt van de school. Ik streef daarom niet naar een concreet percentage, maar naar een verbetering op alle deelnemende scholen. Ook bij de scholen die gebruik maken van de tweede tranche van de subsidieregeling verwacht ik dit te zien.

Op alle scholen die gebruik maken van de eerste tranche van de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden» zien we aan het einde van het schooljaar 2023/2024 een verbetering van de prestaties op taal en rekenen ten opzichte van de prestaties voor (het gebruik van) de subsidieregeling.

Over drie jaar is er een stevige basis gelegd

Duurzame verbetering kost tijd. Het kost namelijk enige tijd voor het effect van beleid zichtbaar wordt. Volgens wetenschappers waarmee ik gesproken heb, zul je daarbij in de regel eerst weinig effect zien en in latere jaren meer. Met deze redenering in gedachten wil ik de ambitie neerleggen dat we over drie jaar – aan het einde van het schooljaar 2025/2026 – het gat dat er is voordat de basis op orde is, voor de helft kunnen dichten. Dit zal niet voor elke onderwijssector en voor elke basisvaardigheid hetzelfde betekenen: zoals we eerder zagen, lopen de stappen die gezet moeten worden tot de basis op orde is, uiteen.

Aan de hand van dit tussenmoment zal ik kritisch bekijken in hoeverre bijsturing van het Masterplan nodig is, maar ook of bijstelling van de doelen of het tijdpad noodzakelijk is. Ik wil namelijk in het belang van de leerling ambitieus zijn. Maar ik wil ook, aan de hand van de ontwikkelingen die we zien, realistisch zijn over wat we de komende vijf jaar met het Masterplan kunnen bereiken.

In het basisonderwijs is de basis voor taal nu al grotendeels als op orde. Het gat dat gedicht moet worden in vijf jaar is beperkt. Alle leerlingen beheersen over drie jaar daarom minimaal de basis voor taal (1F). Voor rekenen is het gat dat gedicht moet worden groter: zo’n 7% beheerst de basis nu niet. Daarom streef ik ernaar dat 95% van de leerlingen over drie jaar de basis voor rekenen (1F) beheerst.

Alle leerlingen op het vmbo-t, havo en vwo halen aan het einde van het vo het basisniveau voor taal en rekenen-wiskunde (2F). Voor vmbo bb/kb is het gat dat gedicht moet worden groter: daar beheerst einde leerjaar 2 circa 15% van de leerlingen het niveau 2F voor leesvaardigheid, voor rekenen-wiskunde is dit minder dan 5%. Daarom streef ik ernaar dat over drie jaar de helft van de vmbo bb/kb-leerlingen aan het einde van het vo het basisniveau haalt.

Wat betekenen deze beleidsdoelen wel en niet?

In de gesprekken met wetenschappers, veldpartijen en leraren kwam naar voren dat het formuleren van doelen niet eenvoudig is. Hoe bepaal je bijvoorbeeld wat een realistisch doel is? Ik ben mij bewust van deze complexiteit, maar het is voor mij geen excuus om niet concreet te worden of om af te wachten tot het stof is neergedaald. Wel geef ik graag enkele belangrijke boodschappen mee, die helpen bij de interpretatie en vertaling van de beleidsdoelen door uw Kamer en voor scholen, ouders en leerlingen.

Verminderen van toetsdruk voor leerlingen

Het is niet de bedoeling dat leerlingen van de ene toets naar de andere toets gaan, enkel om ons inzicht te bieden in de voortgang op onze doelen. Ik maak voor de doelen en streefwaarden van het Masterplan daarom gebruik van bestaande toetsen, zoals de doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan een leerlingvolgsysteem in het primair onderwijs. Ook de extra peilingsonderzoeken en de verplichting van een leerlingvolgsysteem in de onderbouw van het voortgezet onderwijs, maatregelen die ik eerder heb aangekondigd, dragen hieraan bij. Ik ben momenteel in gesprek met het onderwijsveld, toetsaanbieders en het CvtE over het verminderen van toetsdruk bij leerlingen en zal hier in de vierde voortgangsrapportage van het NP Onderwijs nader op ingaan. Ik wil hierbij alvast benadrukken dat ik ook van scholen wil vragen om heel nadrukkelijk stil te staan bij het feit dat toetsen altijd een middel moeten zijn en geen doel op zich.

Beleidsdoelen gelden niet voor individuele scholen

Op sommige vlakken ligt er beslist een grote uitdaging om de doelen te halen. Ze vragen dan ook om een collectieve inspanning van OCW, scholen, leraren en andere partijen in het onderwijs. Ik ben mij bewust van deze uitdaging, maar ik heb ook grote verwachtingen van wat er met een gerichte inzet op de basisvaardigheden bereikt kan worden. Wel wil ik opmerken dat beleidsdoelen geen doelen zijn voor individuele scholen. Scholen zijn zelf aan zet om te bepalen wat realistische doelen zijn in hun situatie.12 De inspectie beoordeelt uiteindelijk de kwaliteit van het onderwijs op scholen. In het tweede deel van deze brief ga ik hier verder op in. De beleidsdoelen helpen uw Kamer en mij om het goede gesprek te voeren over beleidsmaatregelen – het Masterplan – en het effect hiervan. Hoe ik de komende periode de voortgang op de beleidsdoelen volg, licht ik in het tweede deel van deze brief toe.

Basis ook zoveel mogelijk op orde in het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs

De beleidsdoelen die ik in deze brief toelicht, gelden voor het basisonderwijs, vmbo, havo en vwo. Dit betekent niet dat ik geen ambities heb voor het speciaal basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en praktijkonderwijs. Die heb ik zeker wel. Er gelden voor deze scholen duidelijke doelen op school- en leerlingniveau. Zo geldt in het praktijkonderwijs een inspanningsverplichting om leerlingen het referentieniveau 1F te laten bereiken. Voor leerlingen die kunnen doorstromen naar het vervolgonderwijs is het zinvol als ook niveau 2F op onderdelen wordt behaald.13 Ik vind het belangrijk dat ook voor deze leerlingen de komende periode de basis zoveel mogelijk op orde komt. En dat de lat zo hoog ligt als past bij een individuele leerling. Ik volg de voortgang van de basisvaardigheden in deze sectoren via het uitgebreide monitorings- en evaluatieprogramma van het Masterplan. Dat geldt ook voor de implementatie van maatregelen uit het Masterplan op deze scholen. Zo volg ik of voor deze leerlingen de basisvaardigheden de komende periode aantoonbaar verbeteren.

Verhouding tot internationale peilingen

Iedereen kent de berichten dat Nederland slechter scoort op de internationale ranglijst van PISA. De dalende positie van Nederland op deze ranglijst houd ik in de gaten, want het is een teken dat Nederlandse leerlingen mogelijk niet de juiste kennis en vaardigheden krijgen aangeleerd. Ik vind het belangrijk dat alle leerlingen goed beslagen ten ijs komen. Wat zij daarvoor nodig hebben, wat zij moeten kennen en kunnen, is onderdeel van huidige bijstelling van het curriculum voor leerlingen. Daarbij helpen de inzichten uit internationale vergelijkingen. PISA-2018 laat bijvoorbeeld duidelijk zien dat Nederlandse leerlingen slecht presteren op het leesonderdeel reflecteren en evalueren. De vraag of deze vaardigheden wel voldoende en op het juiste moment in ons curriculum aan bod komen, is onderdeel van het curriculumtraject. Mijn verwachting is dat de bijstelling van het curriculum er voor zal zorgen dat we ook beter aansluiten op de getoetste onderdelen in PISA. Dit kan betekenen dat we over enkele jaren, als bijvangst, ook beter scoren op de PISA-ranglijst; hoog scoren op internationale rankings is geen doel op zich: beter lezen en rekenen wel.

Deel 2 – Voortgang uitvoering Masterplan basisvaardigheden

Scholen, leraren, veldpartijen en OCW hebben de afgelopen periode niet stilgezeten. Het Masterplan is volop in uitvoering. In dit tweede deel van de brief schets ik een beeld van de inspanningen die scholen – o.a. met hulp van de basisteams – leveren. Daarna geef ik een korte toelichting op de stand van zaken van de pijlers van het programma:

A. Duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs

B. Basisblik, door monitoring en onderzoek

C. Extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren

D. Breder gebruik van bewezen aanpakken

E. Aansluiting school en omgeving via het versterken van de taalomgeving

F. De overheid biedt scholen financiële ondersteuning gericht op het verbeteren van de basisvaardigheden en biedt rechtstreekse hulp op scholen met de basisteams.

Scholen zijn aan de slag!

Het Masterplan wordt niet van achter een bureau uitgevoerd, maar vindt daadwerkelijk plaats in de klas. Daar zien we nu al de eerste resultaten van:

• Per jaar kunnen ongeveer 250.000 leraren in het primair en voortgezet onderwijs gebruik maken van 16 uur extra professionalisering op de basisvaardigheden;

• Vanaf september 2022 zijn door de subsidieregeling basisvaardigheden veel scholen aan de slag met bewezen effectieve interventies en alle scholen kunnen gebruik maken van de interventiekaart om hun onderwijs te verbeteren;

• De bestedingstermijn is verlengd naar twee jaar zodat de subsidie nog effectiever ingezet kan worden;

• Met de nieuwe ronde van deze subsidieregeling bereiken we in totaal 2.200 scholen en ruim 650.000 leerlingen (25 tot 30% van het totaal).

• Momenteel zijn basisteams – met hulp vanuit OCW – aan de slag op 120 scholen. We streven er naar om in 2023 250 scholen te helpen;

• Met een uitgebreid monitoringsplan breng ik in kaart welke keuzes scholen maken en welke voortgang het collectief van de scholen boekt.

• Er zijn wetsvoorstellen in de maak om:

– de deugdelijkheidseisen aan te scherpen, zodat scholen precies weten aan welke aangescherpte eisen vanuit het toezicht op basisvaardigheden zij moeten voldoen;

– strategisch personeelsbeleid aan te scherpen, waarbij professionalisering van docenten centraler staat;

– peilingsonderzoeken te verplichten in het funderend onderwijs en het gebruik van leerlingvolgsystemen in het voortgezet onderwijs te verplichten.

• Leraren, lerarenopleiders, vakdidactici en curriculumdeskundigen hebben de eerste conceptkerndoelen voor taal en rekenen opgeleverd om een duidelijkere opdracht voor scholen te kunnen geven.14

Dit is een voortvarende start, maar we zijn er nog lang niet. Het Masterplan geeft scholen vanwege de hoge nood al op korte termijn focus, urgentie en extra mogelijkheden, maar is nadrukkelijk een meerjarenprogramma met structurele financiering voor het onderwijsveld. Daarbij is het doel om scholen zo concreet mogelijk te helpen.

Basisteams geven concrete hulp aan scholen

Voor die concrete hulp zorgen de basisteams, zij helpen scholen met het verbeteren van de basisvaardigheden.

Dit werpt zijn vruchten af. Het afgelopen half jaar zijn door OCW scholen – die om hulp gevraagd hadden – bezocht en is geïnventariseerd welke hulp zij nodig hebben om de basisvaardigheden te verbeteren. Met de scholen is er eerst een intake en daarna volgt een schoolbezoek. Tijdens die bezoeken werden de vragen en wensen van de scholen aangescherpt. Daarna wordt per school een basisteam, van partijen die concrete hulp kunnen bieden op school, op maat samengesteld met zoveel mogelijk publieke partijen.

Zo zien we dat veel scholen aan de gang zijn met taalbeleid en het verbeteren van het rekenonderwijs. Andere scholen vragen hulp op het ontwikkelen van een doorlopende leerlijn burgerschap die past bij de visie van de school. Ook willen veel scholen aan de slag met digitale geletterdheid maar weten ze nog niet zo goed hoe. De basisteams helpen scholen deze thema’s op te pakken. Daarbij is vooral de hulp van publieke partijen als het Freudenthal Instituut, Kennisnet en het Expertisepunt Burgerschap van groot belang. Zo kunnen de basisteams de scholen helpen met betrouwbare informatie, concrete hulp en ondersteuning zodat de docenten en schoolleiders ontlast kunnen worden en hun primaire taak beter uit kunnen voeren.

De basisteams zijn inmiddels bij 120 scholen aan de slag, waarbij bij elke school wordt besproken wat de behoefte is en welke hulp de meeste impact kan maken. Zo gingen de onderwijscoördinatoren op bezoek bij een bassischool in Utrecht. Tijdens het overleg waren naast de directeur en de intern begeleider (IB’er) ook de onder- en bovenbouwcoördinator, de adjunct-directeur en de hoogbegaafdheidsspecialist aanwezig. De school had behoefte aan ondersteuning bij NT2, de wens om themagericht te werken in het taalonderwijs, wilde zich oriënteren op nieuwe methodes voor taal (technisch lezen, begrijpend lezen, spelling, schrijfonderwijs), de wens voor een bibliotheek op school, en behoefte aan professionalisering van leerkrachten. Ook rees de vraag of de school wel genoeg digitaal onderwijs aanbood en hoe ze daar het beste mee om konden gaan.

De onderwijscoördinator kon de school helpen door onder andere de Bibliotheek op School en het Expertisepunt Burgerschap in te schakelen. Daarnaast adviseerde de onderwijscoördinator om de IB-er en een leerkracht een nieuwkomersopleiding te laten volgen en een taalcoördinator op te leiden. Ook werd voor de hoogbegaafdheidsspecialist een opleiding gezocht voor het begeleiden van hoogbegaafde kinderen.

In het voortgezet onderwijs worden soortgelijke acties ondernomen. Een onderwijscoördinator bezocht een school waar ze praktijkonderwijs tot vwo aanbieden. De school wil de begeleiding van leerlingen met taal- en/of rekenachterstanden verbeteren per instroomniveau, een stimulerende leesomgeving creëren en focus aanbrengen op de basisvaardigheid burgerschap. Het docententeam is enthousiast: de gewenste interventies worden uitgevoerd door betrokken en gedreven docenten die zich samen verantwoordelijk voelen voor het succes en verbeteren van de school. Voor het basisteam van deze school heeft de onderwijscoördinator voor de leesvraagstukken Stichting Lezen en De Bibliotheek op School geadviseerd. Daarnaast gaat de school, voor professionalisering, een aantal docenten de ruimte bieden om de master Leren & Innoveren te volgen, die in samenwerking met de Hogeschool van Amsterdam is ontwikkeld.

Rekenen en wiskunde is ook een basisvaardigheid die bij veel scholen hulpvragen oproept. Veel scholen gaan, in het kader van professionalisering, deelnemen aan een conferentie over vakoverstijgend rekenen. Deze conferentie is, mede op initiatief van de onderwijscoördinatoren, georganiseerd door het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht. Leraren van verschillende vakgebieden waar rekenen een rol speelt zijn uitgedaagd en gestimuleerd om rekenvraagstukken vakoverstijgend en eenduidig te onderwijzen.

Op een andere school kon tijd vrijgespeeld worden om in kaart te brengen welke leerlingen vertragingen in het rekenonderwijs hebben. Er is in deze school per leerling ongeveer een uur extra tijd genomen om te diagnosticeren wat er aan de hand is en wat er aan gedaan kan worden. Op dezelfde school waren de NP Onderwijsgelden al besteed en zorgde de subsidie «Verbetering basisvaardigheden» voor een continuering in de financiering om klassen voor het rekenonderwijs te verkleinen.

Bij een school in het speciaal onderwijs was er behoefte aan ontwikkeling op burgerschap. We hebben gezien bij een van de scholen dat er ingezet kon worden op het pedagogisch klimaat om vanuit daar te werken aan burgerschap. Deze school heeft de subsidie ook ingezet om binnen de stichting meer de samenwerking op te zoeken op het ontwikkelen van de basisvaardigheden.

Over het algemeen is de systematiek van werken met de basisteams een opbrengst op zichzelf. Het legt de verantwoordelijkheid bij de school om te om een gericht plan te ontwikkelen binnen de school, te verantwoorden over wat ze doen en het zet daarom aan tot actieve bewustwording over hoe het geld ingezet wordt en verbetert daarmee de kwaliteit van de verandering.

Kortom, ik merk dat er ontzettend veel enthousiasme is bij scholen. Ik wil er alles aan doen om dit enthousiasme vast te houden. Hieronder schets ik per pijler welke beweging er op scholen heeft plaatsgevonden en welke vervolgstappen ik daarbij zet.

Pijlers van het Masterplan

A) Duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs

Alles begint met heldere doelen voor het onderwijs; voor leerlingen, voor scholen en voor onszelf om de voortgang te monitoren en gericht bij te sturen, waar nodig. Op de concretisering en uitwerking van de beleidsdoelen ben ik in het eerste deel van deze brief uitgebreid ingegaan. Zij bieden ons inzicht in de resultaten van het Masterplan op stelselniveau en helpen uw Kamer en mijzelf om het gesprek hierover te voeren. De opdracht voor leerlingen ligt vast in onze kerndoelen, en die van scholen in de toezichteisen van de Inspectie. Hieronder schets ik de belangrijkste vorderingen met betrekking tot de ontwikkeling van de doelen en eisen die gaan gelden voor leerlingen en scholen.

De eerste heldere, ambitieuze doelen zijn opgeleverd

Op dit moment wordt het curriculum voor de basisvaardigheden geconcretiseerd en bijgesteld.15 Dat betekent het volgende tijdpad:

○ In de zomer van 2023 zullen de conceptkerndoelen Nederlands en rekenen/wiskunde worden opgeleverd.

○ In 2024 worden de conceptexamenprogramma’s Nederlands en wiskunde (havo/vwo) opgeleverd. Na oplevering start het testen van de wijzigingen op scholen. Dat begint met wiskunde vmbo in de zomer van 2023. De rest volgt op volgorde van oplevering.

○ Bij positieve ervaringen worden de kerndoelen en examenprogramma’s definitief in wet- en regelgeving verankerd. Parallel aan het juridische traject wordt het implementatieproces voor scholen in werking gezet, zodat zo snel mogelijk alle scholen met hun leerlingen toewerken naar de nieuwe doelen en er dus een nieuwe generatie ontstaat met goede basisvaardigheden. Details over het testen en implementeren van het bijgestelde curriculum volgen in de voortgangsrapportage curriculum na de zomer van 2023.

Specifiek voor wiskunde vmbo ligt er al een examenprogramma. Eind 2022 heeft de door OCW ingestelde vakvernieuwingscommissie wiskunde vmbo conceptexamenprogramma’s opgeleverd voor twee wiskundevakken in het vmbo: wiskunde 1,2 voor de vmbo-leerlingen die nu het vak wiskunde in hun examenpakket hebben, en wiskunde 1 dat volgens de commissie door alle andere vmbo-leerlingen gevolgd zou moeten worden. Wiskunde 1,2 is in feite een actualisatie van het huidige vak wiskunde, terwijl wiskunde 1 een geheel nieuw vak zou zijn.

Aangezien de vakvernieuwingscommissie wiskunde vmbo heeft voorgesteld om ook wiskunde 1 centraal te examineren (evenals wiskunde 1,2), is het nodig om voor beide vakken syllabi op te stellen. Met de specificaties in deze syllabi biedt het College voor Toetsen en Examens (CvTE) docenten een wettelijke leidraad waarmee zij hun kandidaten op het centraal examen kunnen voorbereiden. Daarom heeft OCW aan het CvTE de opdracht gegeven om medio 2023 te starten met de ontwikkeling van syllabi voor wiskunde 1 en wiskunde 1,2, zodat in schooljaar 2024/2025 gestart kan worden met het beproeven van de examenprogramma’s in de praktijk.

Aanscherping op basisvaardigheden

Op dit moment doet de inspectie aanpassingen aan haar onderzoekskaders, waaronder het toevoegen van een aparte standaard voor basisvaardigheden, besproken met veldpartijen (de Ringen). Dit is een stevige aanscherping in het toezicht op het terrein van de basisvaardigheden. De onderzoekskaders worden begin juli aangeboden aan de Tweede Kamer zodat deze al volgend schooljaar van toepassing zijn op de scholen.

Parallel hieraan werk ik aan een bredere herziening van de wettelijke eisen aan scholen, zodat – conform mijn ambitie uit de brief «Samen voor beter onderwijs, duidelijk over kwaliteit»16 – de belangrijkste wettelijke eisen aan onderwijskwaliteit over vijf jaar met behulp van leraren, onderwijsveld en inspectie duidelijker zijn geformuleerd. Deze concretisering geeft richting en biedt houvast aan onderwijsprofessionals en draagt bij aan goed onderwijs. Op dit moment verken ik daarom welke wettelijke eisen duidelijker moeten en welke geschrapt kunnen worden, om ook te borgen dat scholen juist meer focus krijgen en geen stapeling van extra eisen. Dit geeft scholen ook de ruimte om het aantal onnodige toetsen te verminderen. Ik doe dit op basis van kennis en ervaring uit zowel de wetenschap, het toezicht en het onderwijsveld. Daarbij geef ik leraren, ouders, schoolleiders en besturen ook de gelegenheid om mee te denken vanuit de dagelijkse schoolpraktijk. Ter versterking van de basisvaardigheden, is het bijvoorbeeld een optie om scholen te verplichten om de keuzes die zijn gemaakt voor het taal- en rekenbeleid te onderbouwen op basis van de samenstelling en achtergrond van de leerlingen. Over de voortgang van de verschillende maatregelen die in gang zijn gezet voor de versterking van het toezicht, wordt uw Kamer dit najaar geïnformeerd.

B) Basisblik, door monitoring en onderzoek

Het Masterplan kan niet bestaan zonder goed zicht op de prestaties van leerlingen, zowel op stelsel-, als op school- en leerlingniveau. Daarom werk ik via verschillende trajecten aan het verbeteren en verstevigen van dit inzicht.

Plan van aanpak monitoring en evaluatie Masterplan

In het eerste deel van deze Kamerbrief informeerde ik u over de beleidsdoelen van het Masterplan. Wanneer we deze doelen behalen, betekent dat niet automatisch dat de maatregelen uit het Masterplan effectief zijn en de implementatie op scholen goed verloopt. Deze doelen gaan immers alleen over de prestaties van leerlingen op taal en rekenen. De indicatoren die daaraan verbonden zijn, bieden ons houvast, maar: ze vertellen ons niet het hele verhaal. Ik vind het belangrijk om zicht te hebben op de hele beweging die we met het Masterplan in gang zetten: met kwantitatieve data over prestaties en effecten, maar ook met andere cijfers en praktijkverhalen over wat wel en niet werkt. Ik heb daarom de afgelopen periode gewerkt aan een plan van aanpak voor de monitoring en evaluatie van het Masterplan. Het plan van aanpak omvat veel meer dan de bronnen en indicatoren die horen bij de doelen en streefwaarden, en biedt ons inzicht in de voortgang en resultaten van het Masterplan. Het plan van aanpak heb ik als bijlage bij deze brief toegevoegd.

De onderzoeken die in dit verband worden uitgezet en de data die dit oplevert, helpen mij om tijdig bij te sturen en om de belemmeringen die scholen ervaren weg te kunnen nemen. In het plan van aanpak besteed ik ook aandacht aan de wijze waarop ik deze kennis toegankelijk en inzichtelijk maak voor onderwijsprofessionals. Zo zetten we ook een stap naar meer evidence informed werken in het onderwijs. Daarnaast voorziet een wetenschappelijke expertgroep OCW van kritische reflectie op het plan van aanpak, met het aanwijzen van blinde vlekken en helpen met het duiden van onderzoeksresultaten. Dit helpt mij om de juiste keuzes te maken.

Het plan van aanpak bestaat uit vijf onderdelen:

1. We volgen tijdens de looptijd van de subsidieregeling een tiental scholen intensief. Dit geeft op korte termijn inzicht in de keuzes van scholen, de succesfactoren en belemmeringen die scholen ervaren en de opbrengsten die zij zien. Dit geldt in ieder geval voor de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden, maar kan ook gaan over opbrengsten bij bijvoorbeeld het personeel.

2. We volgen alle scholen die gebruik maken van de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden» met een implementatiemonitor en een evaluatieonderzoek. Dit biedt inzicht in de implementatie van de subsidieregeling op scholen: wordt het geld doelmatig besteed? Het evaluatieonderzoek kijkt naar de effecten van de subsidieregeling. Worden de doelen van de subsidieregeling gehaald (doeltreffendheid)?

3. Het Masterplan bestaat uit verschillende pijlers. De activiteiten in deze pijlers volgen we via implementatieonderzoek en, waar passend, met evaluatieonderzoek. Dit geeft ons meer kennis over de implementatie van deze maatregelen, zoals de Bibliotheek op School of het breder gebruik van bewezen aanpakken.

4. Ook los van de activiteiten uit het Masterplan vind ik het belangrijk om zicht te hebben op de ontwikkeling van de basisvaardigheden. Dit krijg ik via de monitor basisvaardigheden. Deze monitor brengt jaarlijks de ontwikkeling van de basisvaardigheden in beeld. Halen leerlingen een hoger vaardigheidsniveau? En zien we verschillen in de ontwikkeling tussen groepen leerlingen of scholen?

5. Eén van de bouwstenen van het Masterplan is de inzet op evidence informed werken. Daarvoor is actuele kennis uit onderzoek nodig. Daarom faciliteert het Masterplan onderzoeken die bijdragen aan de verdere kennisopbouw over wat werkt en niet werkt bij (het verbeteren van) de basisvaardigheden.

Samen bieden deze onderdelen uw Kamer, scholen, andere betrokkenen in het onderwijs en mijzelf zicht op de implementatie en de effecten van (maatregelen uit) het Masterplan. Ook bieden zij ons meer en beter zicht op de ontwikkeling van de basisvaardigheden van leerlingen op stelselniveau.

Het plan van aanpak laat zien waar we dagelijks met scholen hard aan werken. En met welke resultaten we dit doen. Hier wil ik uw Kamer, scholen en andere betrokken graag regelmatig over informeren. Dit doe ik twee keer per jaar. De onderzoeken in het plan van aanpak hebben alleen niet altijd een ritme dat samenvalt met deze brief. Dit merk ik bijvoorbeeld bij de monitor basisvaardigheden: de eerste inzichten krijg ik in oktober, maar bijvoorbeeld ook in het voorjaar van 2024. Dit geldt ook voor de implementatiemonitor over de subsidieregeling. Daar volg ik per tranche twee keer – halverwege en na afloop van de subsidieperiode – hoe het gaat met de uitvoering van de regeling. Per onderzoek bekijk ik daarom hoe ik de resultaten het beste kan delen, zodat iedereen tijdig gebruik kan maken van de opgedane inzichten. Deze onderdelen zijn gedekt vanuit de Coalitieakkoordmiddelen uit de pijler kwaliteit.

Tijdens de uitvoering van het Masterplan zal ongetwijfeld blijken dat er blinde vlekken zijn waarvoor aanvullend onderzoek nodig is. Andersom zal misschien blijken dat bepaalde onderzoeken anders ingestoken moeten worden. Het plan van aanpak vormt ons vertrekpunt, maar de praktijk en actualiteit zijn op het moment zelf uiteindelijk steeds bepalend voor onze vraag. Zo zorg ik ervoor dat onderzoeken daadwerkelijk tegemoet komen aan onze kennisbehoefte.

Voorbereiding begonnen voor wetsvoorstel verplichting leerlingvolgsystemen en deelname peilingsonderzoeken

Ik vind het essentieel dat scholen goed zicht hebben op de prestaties van hun leerlingen. Door mee te doen met de peilingsonderzoeken kunnen scholen dit zicht vergroten, ook in relatie tot leerlingen op andere scholen. Scholen worden daarom verplicht om aan deze peilingsonderzoeken mee te gaan doen. Samen met de inspectie en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) verken ik hoe wij het inzicht dat scholen hiermee krijgen, kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld door scholen betere schoolrapportages aan te bieden.

Momenteel is het gebruik van een leerlingvolgsysteem in het primair onderwijs wettelijk verplicht: het bevoegd gezag moet een leerling- en onderwijsvolgsysteem gebruiken waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem zijn, behoudens voor de eerste twee schooljaren, in elk geval door het CvTE erkende toetsen verbonden. Eenzelfde systematiek wil ik ook voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs creëren, zodat ook hier het zicht op school- en leerlingniveau toeneemt. Hierover ga ik de komende jaren in gesprek met het CvTE, het onderwijsveld en de toetsaanbieders. Dit is een langjarig proces gezien de complexiteit van de opgave en de impact die dat zal hebben in het voortgezet onderwijs.

Doel: Leerlingen halen een hoger vaardigheidsniveau voor rekenen-wiskunde.

• Medio 2023 zullen de eerste concept-kerndoelen voor (onder meer) taal en rekenen worden opgeleverd, en eind 2022 zijn nieuwe conceptexamenprogramma’s opgeleverd voor wiskunde in het vmbo waarin ook rekenen een belangrijke plek heeft. Deze examenprogramma’s zullen vanaf schooljaar 2023/2024 in de praktijk worden beproefd.

C) Extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren

Goede leraren en schoolleiders zijn essentieel om de doelen van het Masterplan te realiseren. In het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs» is daarom afgesproken om extra te investeren in de ontwikkeling van leraren en schoolleiders.17 De focus ligt daarbij in eerste instantie op de kwaliteit van het onderwijs in de basisvaardigheden en curriculumbekwaamheid.

Deze afspraken zijn onderdeel van de lerarenstrategie. Centraal daarin staat dat we alles op alles zetten om te zorgen voor voldoende leraren en schoolleiders, die met plezier werken in het onderwijs, goed opgeleid zijn en hun vak bijhouden. We zetten onder andere in op meer samenwerking tussen schoolbesturen, leraren en lerarenopleidingen. Zo wordt er een curriculumberaad ingericht waarin lerarenopleidingen, scholen en leraren bespreken wat er in de opleiding en wat tijdens de beroepsuitoefening moet worden geleerd, hoe gezorgd kan worden voor goed afgestemde kaders (bijvoorbeeld kerndoelen en kennisbases) en processen. Zo sluiten opleiding en scholing optimaal aan op wat in de school nodig is.

In het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid is opgenomen dat het strategisch personeelsbeleid moet zijn afgestemd op interne en externe ontwikkelingen, zoals het niveau van de basisvaardigheden. Met het feit dat de schoolbesturen hier nu zicht op hebben, kunnen zij betere strategische keuzes maken voor hun personeelsbeleid. In de toelichting op het wetsvoorstel staat vermeld dat er beleid moet zijn voor professionalisering en ontwikkelperspectieven van het personeel op individueel en collectief niveau. Dit wetsvoorstel is nu in internetconsultatie. Ook moet het personeel kunnen doorgroeien naar andere, aanvullende of hogere rollen en functies.

D) Breder gebruik van bewezen aanpakken

Het is essentieel dat scholen meer evidence informed gaan werken aan basisvaardigheden. Dit houdt in dat leraren beter geholpen worden door kennis en kunde uit de wetenschap en praktijk, zodat de schaarse tijd en ruimte van leraren effectief benut wordt voor een verbetering van de basisvaardigheden van leerlingen. Hiervoor stellen we in de loop van de tijd steeds meer en betere hulpmiddelen voor beschikbaar. De interventiekaart basisvaardigheden is doorontwikkeld en wordt momenteel in ieder geval gebruikt op 645 scholen. Met de nieuwe ronde van deze subsidieregeling bereiken we in totaal 2.200 scholen en ruim 650.000 leerlingen (25% tot 30% van het totaal). De interventiekaart is vanzelfsprekend ook voor andere scholen beschikbaar.

Daarnaast bied ik ondersteuning vanuit de onderwijscoördinatoren en de basisteams. Samen met de betreffende scholen bekijken de onderwijscoördinatoren welke ondersteuningswensen de scholen hebben en welke vorm een basisteam voor die school kan krijgen. De nadruk van die ondersteuning ligt op een evidence-informed werkwijze.

Doel: Leerlingen halen een hoger vaardigheidsniveau op burgerschap.

• Het NRO is gestart met meerjarig onderzoek naar de ontwikkeling van monitoringsinstrumenten en het onderzoeken van bruikbare methoden op het gebied van burgerschap in po, vo en mbo.

• Het Expertisepunt Burgerschap is gestart met de inzet van burgerschapsexperts, die scholen en besturen kortdurig ondersteunen bij het in beeld krijgen van de ondersteuningsbehoefte.

Vanaf aankomend schooljaar breidt de ondersteuning aan scholen en besturen die structureel achterblijven verder uit, dit is reeds gedekt in de begroting. Dit wordt voor het voortgezet onderwijs vormgegeven via het programma Leren Verbeteren, waarvan de effectiviteit bewezen is. Omdat het op basis van het huidige contract niet mogelijk was om de ondersteuning uit te breiden, is de aanbesteding in gang gezet. We richten dit zodanig in dat deze (nieuwe) partij rond begin november start, tot die tijd loopt de huidige ondersteuning door. Het programma Goed Worden, Goed Blijven wordt uitgevoerd door de PO-Raad, dit blijft de komende twee jaar het geval. De ondersteuning functioneert goed en wordt in het veld gewaardeerd. Ook is er voor alle scholen ondersteuning in het kader van het NP Onderwijs. Zoals ik ook in mijn reactie op het IBO-rapport «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» heb aangegeven, streef ik een betrokken overheid na. Ik wil naast de scholen en onderwijsprofessionals staan, en ondersteuning bieden wanneer dat nodig is.18 Ik zorg ervoor dat deze verschillende vormen van ondersteuning goed op elkaar aansluiten en ben bezig om dit om te vormen tot een meer toekomstbestendige ondersteuningsstructuur.

Expertisecentra zijn een vindplek voor vragen van scholen

Scholen moeten laagdrempelig gebruik kunnen maken van hulp en antwoord krijgen op hun vragen. Het Expertisecentrum Burgerschap biedt deze vindplek voor burgerschap. In aanloop naar de kerndoelen voor digitale geletterdheid zijn wij aan de slag om in 2023 een Expertisepunt Digitale Geletterdheid op te richten als centraal online informatiepunt en digitaal loket om scholen wegwijs te maken in het bestaande aanbod en om scholen te inspireren. Daarnaast is het streven om een duurzame ondersteuningsstructuur op te zetten waar leraren, schoolleiders en bestuurders terecht kunnen voor hulp en informatie over digitale geletterdheid. Hierover zijn we op dit moment in gesprek.

Het streven is om zeer binnenkort ook een landelijk Expertisepunt Rekenen- Wiskunde in te richten. Dit Expertisepunt heeft ten doel de kwaliteit van het reken-wiskundeonderwijs in Nederland te bevorderen. Het Expertisepunt kan het onderwijsveld via drie pijlers (kennismakelaar, kennisdisseminatie en opleiding, kennisontwikkeling) ondersteunen bij het implementeren van nieuwe ontwikkelingen in reken-wiskundeonderwijs. Bijvoorbeeld rond de basisvaardigheden, kerndoelen en curriculumvernieuwingen.

Doel: leerlingen halen een hoger vaardigheidsniveau op het gebied van lezen en schrijven.

• Afspraak voor stevige inzet leesbevordering in en om de school met o.a. NRO, inspectie, PO & VO-raden, AVS, AOB;

• Duidelijk vindbare goede voorbeelden en consistentie op alle vlakken: aansluiting lerarenopleidingen en bibliotheken;

• De garantieaantallen van de drie regelingen uit de Impulsgelden van 12,9 mln. (2022) voor Boekstart kinderopvang, de Bibliotheek op School po en vmbo zijn ruimschoots gehaald;

• Bibliotheek op school:

○ 780 scholen in het PO kunnen starten

○ 112 VMBO-afdelingen kunnen starten;

○ In Caribisch Nederland worden de afgesproken aantallen de komende anderhalf jaar ook gehaald.

Voor de basisvaardigheid taal constateer ik dat er talloze goede initiatieven zijn die bijdragen aan effectief taalonderwijs en een stimulerende taalomgeving: niet alleen op school, maar ook thuis, op de kinderopvang, en natuurlijk in de bibliotheek. De initiatieven zijn erg versnipperd. Het risico hiervan is dat leraren, ouders, pedagogisch medewerkers en andere betrokkenen door de bomen het bos niet zien en kansen missen. Ik heb daarom met onder meer de NRO, inspectie, AVS, AOB, AVS, Stichting Lezen, PO-Raad en VO-raad afgesproken om steviger samen te gaan werken om effectief leesonderwijs te bevorderen, in en om de school. We willen zo zorgen voor, duidelijker vindbare goede voorbeelden en consistentie op alle vlakken: zodat datgene wat leraren op de lerarenopleidingen leren, aansluit bij wat er vanuit de bibliotheken aan ondersteuning kan worden geleverd. We willen niet iets nieuws oprichten, maar de bestaande structuur optimaliseren. Aandachtspunt daarbij is hoe we zorgen dat we ons niet alleen richten op leesvaardigheid, maar ook op de andere onderdelen van de basisvaardigheid taal, zoals schrijven en spreken.

Ook op het gebied van schrijfvaardigheid zien we dat er werk aan de winkel is: in de kerndoelen, in de lesmethoden en in de klas. Schrijfvaardigheid en leesvaardigheid zijn twee vormen van geletterdheid en deze zie ik dan ook in samenhang: bij de actualisatie van de kerndoelen en bij de diverse initiatieven voor taalontwikkeling van kinderen, die hierboven genoemd staan. Daarnaast vind ik het belangrijk dat schrijfvaardigheid voldoende aandacht krijgt in toetsing en examinering: in het verlengde van de motie van het lid Bisschop19 informeer ik uw Kamer, op het moment dat de kerndoelen en examenprogramma’s gereed zijn, hoe ik hier zorg voor draag.

Tot slot noem ik hier dat we bij taal natuurlijk in de eerste plaats aandacht hebben voor de Nederlandse taalontwikkeling, maar de ogen niet sluiten voor leerlingen die in een meertalige context opgroeien. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de scholen in Caribisch Nederland en Friesland. De actualisatie van de kerndoelen wordt voor deze gebieden apart opgepakt om aan te sluiten bij die context, en we investeren in aanbod van jeugdliteratuur in het Papiaments en Engels respectievelijk het Fries.

E) Aansluiting school en omgeving versterken van taalomgeving

Voor het verbeteren van de basisvaardigheden is meer nodig dan alleen het verbeteren van de omstandigheden binnen de school. De taalomgeving van leerlingen wordt versterkt door meer samenwerking met de omgeving van de school, zoals de thuissituatie, de kinderopvang en bibliotheken. De samenwerking tussen scholen, buitenschoolse omgeving van leerlingen en partners rond scholen heeft op diverse plekken een impuls gekregen door de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden», en hulp van de onderwijscoördinatoren van de basisteams.

Doel: Leerlingen halen een hoger vaardigheidsniveau voor digitale geletterdheid

• De ondersteuningsstructuur digitale geletterdheid gaat in 2023 van start;

• De kerndoelen voor digitale geletterdheid worden in 2023 in concept opgeleverd;

• Parallel aan de actualisatie van de kerndoelen worden de kennisbases van de lerarenopleidingen onder meer voor digitale geletterdheid herijkt door 10voordeleraar. De nu beoogde implementatiedatum van de herijkte kennisbases is voorzien in het schooljaar 2025/2026.

Lezen en schrijven zijn misschien wel de «basis van de basis». Dat begint al vroeg, als kinderen woordjes leren door voorgelezen te worden door hun (groot)ouders of andere opvoeders. Specifiek op het gebied van leesvaardigheid richt ik mij, naast het klaslokaal, ook op de omgeving van de school.

De Staatssecretaris voor Cultuur en Media en ik investeren opnieuw in bewezen effectieve aanpakken voor leesbevordering om de school heen. Het gaat dan onder meer om Boekstart in de kinderopvang en de Bibliotheek op School. Ik wil dat we deze ondersteuning meer gaan richten op scholen die dat het meest nodig hebben en hen daarbij zoveel mogelijk ontzorgen. Ik ben daarvoor een meer gerichte en verbeterende aanpak aan het ontwikkelen die in de loop van volgend schooljaar scholen nog beter zal helpen en die scholen een perspectief biedt voor meerdere jaren. Dit gaat zowel om nieuwe locaties van de Bibliotheek op School als om een verbetering van de hulp op bestaande locaties. In het verlengde van de gewijzigde motie van het lid Mohandis c.s.20 loopt daarnaast momenteel het onderzoek naar wat er nodig is om de Bibliotheek op School verder te verduurzamen op de lange termijn. Het plan voor duurzame borging op de lange termijn dat gebaseerd is op dit onderzoek presenteer ik dit najaar.

Kennis voor professionals wordt gedeeld via de website van de Bibliotheek op School. Daarnaast wordt kennis over succesvolle voorbeelden gedeeld via de leesmonitor van Stichting Lezen, op conferenties zoals lezen Centraal, via de kernteams van Stichting Samenwerkende PIO’s Nederland (SPN), in publicaties vanuit Kunst van Lezen en magazines zoals Lees Lezer Leest!

F) De overheid biedt scholen financiële ondersteuning gericht op het verbeteren van de basisvaardigheden en biedt rechtstreekse hulp op scholen met de basisteams.

Het is belangrijk dat scholen structureel bekostigd worden om te werken aan basisvaardigheden. Scholen ontvangen het grootste deel van hun bekostiging via de lumpsum en hebben alle ruimte om hun middelen hiervoor stevig in te zetten. Ik heb het voornemen de extra middelen voor basisvaardigheden uit het Coalitieakkoord ook structureel aan scholen toe te kennen. Vanaf 202621 worden alle scholen via deze bekostiging extra gefinancierd, in plaats van via losse subsidies voor de basisvaardigheden. Scholen waar de prestaties daartoe aanleiding geven, ontvangen daarnaast een aanvullend bedrag. Momenteel ontwikkel ik daarvoor een indicator om op basis van prestaties van scholen op basisvaardigheden de structurele financiering toe te bedelen aan de scholen die het het hardst nodig hebben

Zoals aangegeven in de kabinetsreactie IBO22 zal ik voor het gesprek over de lumpsum in kaart brengen welke alternatieven dan wel verbeteringen mogelijk zijn in de manier waarop we de middelen nu verdelen. Ik werk voorstellen uit waarmee ik beoog dat middelen meer gericht worden verdeeld en beter in de klas landen. Ik wil er daarbij ook voor zorgen dat de verdeling van de bekostiging goed aansluit bij de financieringsbehoefte van scholen en de onderwijsbehoeften van hun leerlingen. In de eerste helft van 2024 kom ik met concrete maatregelen om samen met uw Kamer stappen te zetten op deze terreinen. Ik streef ernaar om op dat moment ook helderheid te geven over hoeveel geld beschikbaar is voor scholen vanuit het Masterplan basisvaardigheden.

Met dit financiële instrument kunnen voorwaarden worden gesteld om een goede besteding van de middelen te waarborgen. Daarnaast biedt het instrument het voordeel dat scholen geen aanvraag hoeven in te dienen om de middelen te ontvangen, al betekent dit wel extra verantwoordingslasten. Op dit moment werk ik aan een wetswijziging om dit financieringsinstrument mogelijk te maken. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in het voorjaar van 2024 aan uw Kamer aangeboden. Per 2026 is dit instrument daarmee beschikbaar om de middelen structureel aan scholen toe te kennen.

Tot die tijd krijgen scholen extra middelen en hulp voor basisvaardigheden via de subsidieregeling «Verbetering basisvaardigheden». Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd over de verbeteringen in deze regeling, zoals een verlenging van de termijn van 1 naar 2 jaar, een steviger verantwoordingsregime en het selecteren van scholen op basis van een objectieve CBS-indicator die aangeeft welke scholen de hulp het meeste nodig hebben. Er is grote belangstelling geweest voor de twee subsidieregelingen verbetering basisvaardigheden 2023 die van medio maart tot en met medio april hebben open gestaan. Er zijn in totaal 5.416 aanvragen geweest, waarvan 88 van de 95 prioriteitsscholen (scholen die als onvoldoende of zeer zwak beoordeeld zijn op 1 september 2022 en 1 februari 2023 door de inspectie) en 5.328 van alle overige scholen. In totaal is er subsidie toegekend aan 2.203 overige scholen, waarmee 590.000 leerlingen worden bereikt en 88 prioriteitsscholen waarmee bijna 28.000 leerlingen worden bereikt. Met een wijzigingsregeling ga ik de (beperkte) resterende middelen uit het eerste aanvraagtijdvak voor prioriteitsscholen toevoegen aan het tweede aanvraagtijdvak van 1 september tot en met 15 september.

Op 21 april hebben we alle aanvragers geïnformeerd over de uitkomt van hun subsidieaanvraag. Er was aanvankelijk bij Dus-I iets misgegaan in de uitvoering van de rankingssystematiek op basis van de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden en CUMI-scores. In plaats van de CBS-indicator te berekenen per leerling en het aandeel CUMI-leerlingen per vestiging, is gekeken naar de CBS-indicator en CUMI-leerlingen per vestiging. Hierdoor was de uitkomst voor een klein gedeelte van de aanvragen niet kloppend. Voor 213 aanvragers betekende dit dat het positieve besluit is omgezet naar een negatief besluit en konden 889 aanvragers – veelal kleinere scholen – toch nog worden toegekend. De aanvragers zijn op 26 april allemaal opnieuw geïnformeerd over de uitkomst van hun subsidieaanvraag. Ik vind het vervelend dat dit is gebeurd, maar het is goed dat scholen na de eerste melding aan scholen op vrijdag 21 april al op woensdag 26 april duidelijkheid hebben gekregen over wel of geen toekenning.

Tussen 1 september en 15 september 2023 start het tweede aanvraagtijdvak voor prioriteitsscholen (scholen die als onvoldoende of zeer zwak beoordeeld zijn op 1 augustus 2023). Daarbij heb ik eerder de ambitie uitgesproken om al deze scholen van financiële middelen en hulp van basisteams te voorzien. Zo helpen we scholen gerichter om de basisvaardigheden te verbeteren.

Ik zal voor de overige scholen in 2024 een nieuwe subsidieregeling publiceren waar scholen een beroep op kunnen doen om in de jaren 2024 en 2025 te werken aan het verbeteren van de basisvaardigheden van leerlingen. Wanneer meer scholen een aanvraag doen dan er budget is, zal ik de CBS-indicator en CUMI-indicator benutten om deze middelen gericht te verdelen. Alle scholen die in 2024 of 2025 het oordeel onvoldoende of zeer zwak ontvangen van de inspectie komen in aanmerking voor extra financiële middelen door gerichte subsidieregelingen.

Tot slot

Een goede beheersing van de basisvaardigheden geeft je een solide basis om je weg te vinden in het vervolgonderwijs, in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Het Masterplan basisvaardigheden bevat daarom verschillende maatregelen die scholen helpen de basisvaardigheden van hun leerlingen te verbeteren. De energie waarmee scholen deze uitdaging oppakken, vervult mij met trots. Ik hoop dat de ambities uit deze Kamerbrief leraren, schoolleiders en bestuurders inspireren en hen helpen om de basisvaardigheden van hun leerlingen de komende periode aantoonbaar te verbeteren. Ik wil alle leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals, die dagelijks hard werken aan het verbeteren van het onderwijs, hartelijk danken voor hun inzet en succes wensen in het restant van dit schooljaar. Alleen met hun inspanningen kunnen we de basisvaardigheden van alle leerlingen in het funderend onderwijs aantoonbaar verbeteren.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,
A.D. Wiersma


  1. Kamerstukken 31 293 en 31 322, nr. 620.↩︎

  2. Zie bijvoorbeeld: Motie De Hoop d.d. 1 feb. 2023, Kamerstuk 31 293, nr. 657.↩︎

  3. Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid, IBO Sturing op Onderwijskwaliteit, op: https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2022/12/12/bijlage-rapport-koersen-op-kwaliteit-en-kansengelijkheid-ibo-sturing-op-kwaliteit-van-onderwijs/bijlage-rapport-koersen-op-kwaliteit-en-kansengelijkheid-ibo-sturing-op-kwaliteit-van-onderwijs.pdf.↩︎

  4. Kamerbrief voortgang Masterplan, d.d. 21 november 2022, Kamerstuk 31 293, nr. 655.↩︎

  5. Eind 2023 zal SLO de conceptkerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid opleveren. Vervolgens kunnen we bepalen waar leerlingen staan en welk beleidsdoel we nastreven. Dit betekent niet dat ik in de tussentijd op mijn handen zit. Daarover kunt u lezen in het tweede deel van deze brief. Het zicht op de prestaties van leerlingen op beide vaardigheden wordt in ieder geval stevig uitgebreid, bijvoorbeeld via nationale en internationale peilingsonderzoeken.↩︎

  6. Er is niet één enkele bron die dat inzicht biedt. Daarom gebruik ik meerdere bronnen. Samen bieden zij zicht op de ontwikkeling van de basisvaardigheden op meerdere momenten tijdens de schoolloopbaan van leerlingen.↩︎

  7. De referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen schrijven voor wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Alle referentieniveaus samen vormen het referentiekader voor taal en rekenen. Om voldoende geletterd en gecijferd deel te kunnen nemen aan de samenleving is minimaal de beheersing van het referentieniveau 2F nodig (fundamentele niveau/basis op orde). De volgende niveaus gelden per onderwijstype: po (1F), vmbo en mbo 1/2/3 (2F), havo en mbo-4 (3F) en vwo (rekenen: 3F en Nederlandse taal: 4F). Meer informatie over de referentieniveaus vindt u op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/taal-en-rekenen/referentiekader-taal-en-rekenen.↩︎

  8. Over de drempels met taal en rekenen, Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen, 2008.↩︎

  9. Aan het eind van het vo moeten leerlingen op het vmbo het referentieniveau 2F behalen, op de havo 3F en op het vwo 3F (rekenen) en 4F (taal). Voor aansluiting met het hoger onderwijs is daardoor minimaal 3F gewenst.↩︎

  10. De eindexamens geven daar onvoldoende houvast voor. Wel beschik ik over lvs-gegevens, waarmee we zicht hebben op de vaardigheidsniveaus van leerlingen in de onderbouw. Deze gegevens gebruik ik om te herleiden hoe leerlingen aan het einde van het vo er voor staan, maar ik ben ook met onderzoekers en onderzoekspartijen in gesprek over een beter manier van meten.↩︎

  11. Deze scholen ontvangen subsidie voor het schooljaar 2022/2023 en een deel van het schooljaar 2023/2024, tot en met 31 januari 2024.↩︎

  12. Zie daarvoor bijvoorbeeld deze handreiking van de PO-Raad: https://www.poraad.nl/kind-onderwijs/onderwijskwaliteit/stap-voor-stap-naar-schooleigen-doelen.↩︎

  13. Zie bijvoorbeeld https://www.slo.nl/@4462/passende-7/.↩︎

  14. Kamerstuk 31 293 en 31 289, nr. 658.↩︎

  15. Kamerstuk 31 293 en 31 289, nr. 658.↩︎

  16. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 652.↩︎

  17. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 615.↩︎

  18. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 669.↩︎

  19. Kamerstuk 31 293, nr. 629.↩︎

  20. Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 43.↩︎

  21. Dit wijkt af van het jaartal dat ik eerder met u heb gecommuniceerd in mijn Kamerbrief van 21 november 2022 (Kamerstuk 31 293, nr. 655). In het po kan deze vorm van bekostiging niet in 2025 starten, maar net als vo in 2026.↩︎

  22. Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 669↩︎