Appreciatie aangehouden motie van het lid Van der Lee c.s. over de vergewisplicht zo marginaal mogelijk invullen en een wetswijziging voorbereiden voor afschaffing van deze plicht (Kamerstuk 31066-1191)
Belastingdienst
Brief regering
Nummer: 2023D20948, datum: 2023-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1226).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1226 Belastingdienst.
Onderdeel van zaak 2023Z08749:
- Indiener: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-25 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2023-05-30 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-04 12:15: Aanvang middagvergadering Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 066 Belastingdienst
Nr. 1226 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
De aangehouden motie van het lid Van der Lee c.s. (Kamerstuk 31 066, nr. 1191) uit het debat van 7 maart jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 58, item 20) beoogt de hersteloperatie toeslagen te versimpelen door de wettelijke vergewisplicht van de Uitvoeringsorganisatie Hersteloperatie Toeslagen (hierna: UHT) ten aanzien van de adviezen van Commissie Werkelijke Schade (hierna CWS) zo marginaal mogelijk in te vullen en daarnaast een wetswijziging voor te bereiden tot het volledig afschaffen ervan.
Marginale invulling
Het kabinet steunt het eerste gedeelte van de motie over een meer marginale invulling van de vergewisplicht. Momenteel is het tijdsverloop tussen het advies van de CWS en het besluit van UHT gemiddeld 40 dagen, inclusief de tijd die CWS nodig heeft voor de beantwoording van vragen in het kader van de vergewisplicht. Voor ingewikkelde zaken, zoals bij medische adviezen, is meer tijd nodig, terwijl eenvoudige zaken in kortere tijd kunnen worden beschikt. Gemiddeld gesproken worden in het kader van de vergewisplicht steeds minder vragen gesteld en wordt er door UHT steeds minder afgeweken van het advies van CWS. Tot en met het derde kwartaal van 2022 is UHT in 15% van de gevallen afgeweken van het CWS-advies; in het vierde kwartaal was dat nog 7%. Daarbij verdient vermelding dat – na uitoefening van de vergewisplicht door UHT – de adviezen tot op heden veelal in het voordeel van de ouder worden bijgesteld, bijvoorbeeld door toekenning van de wettelijke rente voor ouders. Genoemde daling hangt samen met de opgedane ervaring en de inmiddels opgestelde beoordelingskaders die een positief effect hebben op de rechtseenheid en de kwaliteit van de adviezen. De vergewisplicht neemt binnen een vaste en gestroomlijnde adviesrelatie steeds minder tijd in beslag en het gevolg hiervan is dat deze marginaler kan worden ingevuld, waarmee de tijd tussen advies en beschikking zo kort mogelijk is. De inzet van het kabinet is daar op gericht, in lijn met het eerste gedeelte van het dictum van deze motie.
Belang van de vergewisplicht
De vergewisplicht vloeit voort uit het algemene zorgvuldigheidsbeginsel en is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gaat om een wettelijke verplichting die geldt voor alle bestuursorganen in Nederland wanneer bij het nemen van besluiten gebruik wordt gemaakt van onderzoek dat door een adviseur is verricht. De vergewisplicht waarborgt de volledigheid van deze adviezen en zorgt voor een deugdelijke motivering van besluiten die op deze adviezen gegrond zijn. Het draagt op die manier bij aan de kwaliteit van de besluitvorming en aan het inzicht van de burger hoe een besluit tot stand komt. Dat is in het belang van de gedupeerde ouders.
Daarbij komt dat het zorgvuldigheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur van toepassing blijft, ook als UHT bij wet zou worden uitgezonderd van de werking van de vergewisplicht van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht. Zolang er sprake is van een relatie adviseur (CWS) – beslisser (UHT) zal het bestuursorgaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel invulling moeten geven. Daardoor is de «opbrengst» van het volledig afschaffen gering ten opzichte van de reeds ingezette marginalisering.
Weegmoment
Het kabinet zet momenteel in op oplossingen en verbeteringen binnen het huidige wettelijke kader. Dit richt zich op het voldoende equiperen van CWS in termen van personeel, budget en andere basisvoorzieningen, alsmede om de beoordelingscriteria up-to-date te houden en te publiceren, e.e.a. in lijn met de aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 61, item 7) gewijzigde motie van het lid Azarkan c.s.1 Daarover vindt overleg plaats met de CWS. Via de voortgangsrapportages wordt u hierover geïnformeerd.
Het kabinet stelt voor om een weegmoment in te bouwen bij de voortgangsrapportage over de laatste maanden van 2023, die begin volgend jaar verschijnt, om te bezien of de ingezette koers van marginalisering van de vergewisplicht voldoende is. Mocht dit niet of onvoldoende het geval blijken te zijn, dan wordt ambtelijk gestart met het voorbereiden van een wetswijziging over de toepassing van de vergewisplicht in het kader van advisering door de CWS.
Als de motie als bovenstaand kan worden gelezen, kan het kabinet deze aan het oordeel van uw Kamer laten.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Kamerstuk 31 066, nr. 1198.↩︎