Uitvoering van de motie van het lid Omtzigt over binnen twee maanden een reflectie op de voortgang op alle beloftes aan de Kamer sturen en daarin aangeven hoe ouders en kinderen volledig en tijdig recht wordt gedaan (Kamerstuk 29279-762)
Belastingdienst
Brief regering
Nummer: 2023D21013, datum: 2023-05-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1225).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Rutte, minister-president (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1225 Belastingdienst.
Onderdeel van zaak 2023Z08777:
- Indiener: M. Rutte, minister-president
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-05-23 16:45: Debat over de opvolging van het rapport 'Ongekend onrecht' (Plenair debat (debat)), TK
- 2023-05-24 14:04: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-01 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2023-06-22 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 066 Belastingdienst
Nr. 1225 BRIEF VAN DE MINISTER-PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2023
Met dit schrijven geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 29 279, nr. 762), waarin wordt gevraagd om «een reflectie op de voortgang op de beloftes en daarin tevens aan te geven hoe ouders en kinderen tijdig en volledig recht gedaan zal worden».
Door de kinderopvangtoeslagaffaire is gedupeerde ouders en hun kinderen groot onrecht aangedaan met ernstige gevolgen op vele gebieden van hun leven. Wij realiseren ons dat het leed en de schade nooit ten volle gecompenseerd kunnen worden. Dat de pijn nooit weggenomen kan worden. Wij kunnen niet ongedaan maken wat er is gebeurd, hoe graag wij dat ook zouden willen.
Wel kunnen wij gedupeerde ouders en hun kinderen helpen bij het maken van een nieuwe start. Alles is erop gericht om via erkenning van het leed, financieel herstel, brede ondersteuning door gemeenten, het aanpakken van schuldproblemen, en een steun in de rug voor kinderen te zorgen dat ouders en kinderen hun leven weer kunnen oppakken en een goede toekomst op kunnen bouwen. Daar wordt elke dag door veel partijen hard aan gewerkt.
Er is nog veel werk te doen om ouders en kinderen verder te helpen. Tegelijkertijd is er ook veel werk verzet en wordt er voortgang geboekt met de hersteloperatie.
Reflectie op de voortgang van de hersteloperatie
De basis van de hersteloperatie wordt gevormd door het bieden van financieel herstel aan ouders die te maken hebben gehad met de problemen die zijn ontstaan door de kinderopvangtoeslag. Met een eerste toets binnen zes maanden, die voor ruim 94% van de ca 62.000 aanmeldingen is afgerond1, biedt Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) direct eerste steun aan gedupeerde ouders.
Het kabinet biedt aan ieder van deze ouders excuses aan en zij ontvangen een forfaitair bedrag van € 30.000. Ook is de schuldenregeling van kracht, waardoor bij ouders die zich melden schulden gepauzeerd zijn en bij gedupeerde ouders een snelle kwijtschelding plaatsvindt van publieke schulden en afhandeling van betalingsachterstanden op private schulden. Circa 90% van deze publieke en private schulden zijn inmiddels afgehandeld. Ouders die aangeven hier behoefte aan te hebben, krijgen brede ondersteuning op de vijf leefgebieden financiën, wonen, zorg, gezin en werk.
Alle ouders die zich hebben aangemeld hebben recht op een integrale beoordeling. Bij circa 35% is de integrale beoordeling afgerond. Het kabinet is zich ervan bewust dat er veel ouders zijn bij wie de integrale beoordeling nog moet plaatsvinden en dat het lang duurt voordat zij aan de beurt zijn. Dit vraagt veel van gedupeerde ouders en hun kinderen. Daarom wil het kabinet het financieel herstel verbeteren en versnellen. In de meest recente voortgangsrapportage2 is al een aantal maatregelen aangekondigd waarmee versnelling wordt bereikt, zodat bij 90% van de huidige aangemelde ouders de integrale beoordelingen in het eerste kwartaal van 2025 kan zijn afgerond. De laatste 10% volgt in het half jaar daarna. Zonder deze versnelling zou dit medio 2027 zijn geweest.
Wij realiseren ons dat iedere dag dat ouders het traject eerder kunnen afronden, helpt om hun leven weer op te kunnen pakken. Wij willen zorgen dat ouders zo snel als mogelijk, en binnen een zorgvuldig proces, krijgen waar zij recht op hebben. Daarom verkent het kabinet, mede op verzoek van de Tweede Kamer (in lijn met de moties van het lid Inge van Dijk c.s. en van het lid Paul c.s.3), verdere maatregelen om tot versnelling en ook tot meer regie van ouders zelf te komen. Daarbij kijken we nogmaals of er mogelijkheden zijn om ouders versneld duidelijkheid te bieden en richten we ons op een snellere en betere afhandeling van bezwaarzaken en van verzoeken om aanvullende compensatie van werkelijke schade, bijvoorbeeld via een vaststellingsovereenkomst. Dit zijn voor ouders nu vaak langdurig slepende trajecten waardoor het veel tijd kost voordat zij hun financieel herstel kunnen afronden.
Hierbij is het belangrijk om te noemen dat er helaas geen gouden oplossing is die zorgt dat álle gedupeerde ouders op korte termijn hun herstel kunnen afronden, hoe graag wij dat ook zouden willen. De keuze voor het een heeft gevolgen voor het ander, dit vraagt om het wegen van dilemma’s, zoals de afweging tussen snelheid en zorgvuldigheid in de behandeling. Het raakt onder meer ook aan samenhang tussen causaliteit en bewijslast, de precisie waarmee naar de hoogte van schade wordt gekeken en de mate waarin we ouders regie en meer persoonlijke gesprekken willen gunnen in het proces. Dit kost capaciteit en kan effect hebben op het tempo van de gehele hersteloperatie. Tot slot speelt de vraag in welke volgorde we ouders helpen; de grotere groep die versneld duidelijkheid kan krijgen of juist de ouders in een complexe situaties die meer behandeltijd vragen.
Toetssteen voor het kabinet bij alles is dat het proces voor de ouders ook echt sneller verloopt, het aansluit bij de uiteenlopende wensen van ouders en hen waar mogelijk meer regie geeft over het proces. Daarnaast is ook de uitvoerbaarheid van nieuwe maatregelen van belang. Doordat er een breed scala aan opties is geïnventariseerd is het belangrijk dat de samenhang tussen die opties realistisch blijft. Maatregelen worden nu op basis van de dilemma’s, uitvoering en de versnellingstoetssteen doorgerekend en beoordeeld. Hier wordt hard aan gewerkt en dit vergt tijd. De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zal u op twee momenten informeren over de mogelijkheden om ouders versneld duidelijkheid te bieden; begin juni via de voortgangsrapportage en eind juni kort voor het commissiedebat.
Overige acties uit de kabinetsreactie en reflectie op de voortgang
De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» bevat niet alleen maatregelen om de gedupeerde ouders en hun kinderen verder te helpen, maar bevat ook een fors pakket maatregelen om te voorkomen dat zo’n groot onrecht nog eens kan gebeuren.
De kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk 35 510, nr. 4) en het daaropvolgende debat hebben geleid tot bijna negentig acties gericht op een duurzame verbetering van het overheidshandelen in de volle breedte. Signalen vanuit de uitvoering of vanuit burgers moeten meer gestructureerd en meer dwingend op het bordje van beleidsmakers en de politiek terechtkomen. De overheid kan en mag niet accepteren dat mensen verdwalen in een bureaucratisch doolhof en moet de mensen die dit nodig hebben meer en beter begeleiden. De kwaliteit van beleid en wetgeving moet beter en er moet meer ruimte komen voor maatwerk.
In de brief van 29 juni 20214 heeft het kabinet de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van de stand van zaken van de acties uit de kabinetsreactie en hierover op 7 juli 2021 met de Kamer gesproken. Sindsdien rapporteren de afzonderlijke verantwoordelijke bewindspersonen over de voortgang van de uitvoering van de acties binnen hun competentiegebied. In de beantwoording van de schriftelijke van het lid Omtzigt (Omtzigt) (bijgevoegd) is, in lijn met de brief van 29 juni 2021, de stand van zaken integraal overgenomen zoals afzonderlijk aangeleverd door de verantwoordelijke bewindspersonen en wordt verwezen naar recente voortgangsrapportages.
Op alle hoofdthema’s uit de kabinetsreactie zijn acties in gang gezet en wordt voortgang geboekt. Dit betreft de hersteloperatie toeslagen, het versterken van de dienstverlening, het verbeteren van de wet- en regelgeving en de aansluiting beleid-uitvoering, discriminatie en het gebruik van nationaliteit, open overheid en ambtelijk vakmanschap. Acties die in gang zijn gezet zijn bijvoorbeeld het wegnemen van hardheden in de sociale zekerheid5, het openbaarmaken van beslisnota’s6 en het jaarlijks opstellen van de Staat van de Uitvoering. Daarbij is ook een aantal concrete resultaten te melden, zoals de oprichting van het Landelijk Maatwerkloket Multiproblematiek (LMM), het aanstellen van een Nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme of de introductie van het beleidskompas, als opvolger van het Integraal Afwegingskader (IAK), waardoor er vroegtijdig in het beleidsproces aandacht is voor de uitvoerbaarheid van een regeling.
Sommige acties hebben ook navolging gekregen in nieuwe acties en initiatieven. Zo heeft de actie «meer menselijke maat in de dienstverlening» bij het UWV ertoe geleid dat bekeken wordt waar het terug- en invorderbeleid kan worden aangepast7. We beperken ons niet tot de negentig acties die in 2021 zijn vastgelegd.
Een duurzame verbetering van het overheidshandelen is helaas niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Zo is het beter op elkaar aansluiten van beleid en uitvoering een uitdaging die continu aandacht vraagt. Het is een traject van de lange adem waar alle partijen die actief zijn in het publieke domein hun rol en verantwoordelijkheid moeten blijven nemen. Daar blijven we met alle betrokken partijen samen aan werken.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte