[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vervolgstappen chartale infrastructuur

Betalingsverkeer

Brief regering

Nummer: 2023D23105, datum: 2023-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-27863-137).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27863 -137 Betalingsverkeer.

Onderdeel van zaak 2023Z09625:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

27 863 Betalingsverkeer

Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2023

Hierbij bied ik uw Kamer het onderzoek naar de toekomstige inrichting van de chartale keten (TICKET-onderzoek genaamd) aan. Dit onderzoek is uitgevoerd door PwC in opdracht van De Nederlandsche Bank (DNB) en mijzelf. Mede op basis van het onderzoek kom ik, samen met DNB, tot de conclusie dat wettelijk ingrijpen nodig is om te zorgen dat contant geld bruikbaar, beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar blijft voor gebruikers.

Hieronder zet ik eerst de hoofdlijnen van de brief en mijn beleidsvoornemens uiteen. Daarna ga ik dieper in op de aanleiding voor en de resultaten van het onderzoek. Ik geef daarbij steeds mijn reactie op de verschillende opties uit het TICKET-onderzoek voor de inrichting van de chartale keten en de bekostiging daarvan.1 Daarna schets ik de hoofdlijnen van het wetsvoorstel dat ik ga voorbereiden.

Publiek belang en maatschappelijke verantwoordelijkheid

De afgelopen twintig jaar is het betalingsverkeer steeds verder gedigitaliseerd. Waar begin deze eeuw het grootste gedeelte van het aantal betalingen aan de toonbank nog met contant geld plaatsvond, is dat nu gedaald tot rond de 20%. Veel mensen vinden pinnen of mobiel betalen gemakkelijker of efficiënter.23 Ook zien we dat de chartale infrastructuur en dienstverlening de afgelopen jaren zijn gekrompen. Banken hebben veel van hun geldautomaten weggehaald en een verdere reductie heeft plaats gevonden bij de samenvoeging tot een gezamenlijk landelijk dekkend netwerk (Geldmaat). Tegelijkertijd zijn bankkantoren «cashloos» geworden en zijn er steeds meer en hogere tarieven gekomen voor het gebruik van geldopname- en stortautomaten. Dit leidt tot een verslechterde toegang tot chartale diensten.

Samen met DNB vind ik dat contant geld van groot belang is voor de goede werking van het betalingsverkeer. Contant geld vervult belangrijke maatschappelijke functies. Een grote groep mensen is afhankelijk van het gebruik van contant geld, omdat zij moeite hebben met elektronische vormen van betalen.4 Zonder een goede toegang tot contant geld kunnen deze groepen minder goed zelfstandig meedraaien in de maatschappij. Hiernaast is er een grote groep mensen met een voorkeur voor contant betalen,5 of die daartoe de mogelijkheid willen hebben.6 Contant geld heeft, vanwege het fysieke karakter ervan, kenmerken die van maatschappelijk belang zijn, bijvoorbeeld om gemakkelijk te budgetteren of te gebruiken in onderwijs en opvoeding over geldzaken. Contant geld is de belangrijkste terugvaloptie bij verstoringen in het elektronische toonbankbetalingsverkeer. Verder is contant geld de enige vorm van publiek geld. Via de chartale infrastructuur is er de mogelijkheid om giraal in contant, publiek geld om te wisselen en vice versa. Het is een publiek anker in het betalingsverkeer en draagt bij aan het vertrouwen in het bredere financiële systeem.

In de Beleidsagenda financiële sector heb ik aangegeven dat de financiële sector, en banken in het bijzonder, een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt.7 Zij moet ervoor zorgen dat het betalingsverkeer toegankelijk is voor iedereen. Een goede toegang tot contant geld draagt hieraan bij. Een goedwerkende chartale infrastructuur is juist ook van groot belang voor banken – het brengt vertrouwen in het financieel systeem. Een lange tijd is die verantwoordelijkheid ingevuld met vrijwillige afspraken tussen banken, consumentenorganisaties en vertegenwoordigers van toonbankinstellingen. Zij hebben deze afspraken begin 2022 vastgelegd in het Convenant Contant Geld.8 Uit het TICKET-onderzoek blijkt echter dat de chartale infrastructuur op de langere termijn niet op een maatschappelijk wenselijk niveau kan worden aangeboden op basis van vrijwillige afspraken. Om ervoor te zorgen dat contant geld als betaalmiddel bruikbaar, beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar voor gebruikers blijft – ook als het feitelijke gebruik van contant geld aan de toonbank in de toekomst verder zou afnemen – zie ik, samen met DNB, noodzaak om actie te ondernemen.

Beleidsvoornemens

Ik ben daarom voornemens om een wettelijk kader op te stellen voor een goed toegankelijke en voor gebruikers betaalbare chartale infrastructuur. Dit kader verplicht de banken om zorg te dragen voor een chartale basisinfrastructuur en een goede en betaalbare chartale dienstverlening.

Daarnaast bevat het kader eisen ten aanzien van het waardevervoer, waarin de afgelopen jaren veel ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Een nadere uitwerking van deze voornemens vindt u verderop in deze brief. Ik streef ernaar om uiterlijk eind dit jaar een ontwerp van dit wetsvoorstel openbaar te consulteren.

In de tussentijd gaat DNB in gesprek met de deelnemers van het Convenant Contant Geld. Het doel is om dit convenant in stand te houden totdat de hierboven genoemde beleidsvoornemens zijn gerealiseerd. Samen met DNB doe ik een klemmend beroep op alle aangesloten partijen om hierin hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en er gezamenlijk zorg voor te dragen dat de toegang tot chartale diensten en de betaalbaarheid ervan voor consumenten en toonbankinstellingen niet verder afnemen totdat de aangekondigde wetgeving van toepassing is geworden. Ik vind het noodzakelijk dat de huidige omvang en kwaliteit van de chartale infrastructuur en chartale dienstverlening in stand blijven.

Aanleiding onderzoek

Een goed functioneren van en toegang tot contant geld is een van de prioriteiten van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB).9 Het MOB is een overlegorgaan, voorgezeten door DNB, waarin gebruikers (onder meer consumentenorganisaties, belangengroepen voor mensen in kwetsbare posities en vertegenwoordigers van toonbankinstellingen) en aanbieders (zoals banken) zijn vertegenwoordigd. In het MOB zijn in 2007 de eerste afspraken gemaakt over de toegang tot contant geld – namelijk over de vijfkilometer-bereikbaarheidsnorm voor geldautomaten.

Sinds 2011 hebben ABN AMRO, ING en Rabobank hun geldautomaten ondergebracht en geleidelijk samengevoegd in wat nu Geldmaat heet. Daardoor is de infrastructuur al een stuk efficiënter geworden. Waar eerder automaten van meerdere banken waren te vinden, staat nu vaak nog één geldautomaat. De kosten zijn daarmee aanzienlijk gedaald – het verlies op contant geld daalde voor de banken samen van € 779 miljoen in 2005 tot € 273 miljoen in 202110. De afgelopen jaren hebben de banken echter aangegeven hun kosten voor de chartale infrastructuur nog verder te willen terugdringen. Hun streven naar meer efficiëntie en kostenbesparing komt steeds meer op gespannen voet te staan met de bruikbaarheid, beschikbaarheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid van contant geld voor gebruikers.

De banken hebben twee manieren om de kosten voor contant geld verder terug te dringen. Ten eerste kunnen ze het gebruik van chartale diensten met tarieven of limieten sturen. Veel banken hebben de afgelopen jaren tarieven voor geldopnames en stortingen geïntroduceerd of verhoogd. Ten tweede kunnen ze meer (chartale diensten in) bankkantoren en geldautomaten sluiten. Dergelijke maatregelen leiden tot een slechtere toegang tot het betalingsverkeer. Het wordt dan immers moeilijker om contant geld op te nemen of te storten, voor zowel consumenten als toonbankinstellingen. Daarnaast worden mensen die afhankelijk zijn van contant geld, waaronder mensen die zich al in een kwetsbare positie bevinden, geconfronteerd met hogere kosten voor het opnemen en storten van contant geld.

Dit leidde ertoe dat DNB, op verzoek van het MOB, in 2021 een onderzoek heeft laten uitvoeren naar de toekomst van de chartale infrastructuur op een maatschappelijk wenselijk niveau.11 Naar aanleiding van dit onderzoek hebben 23 betrokken organisaties in april 2022 het Convenant Contant Geld afgesloten. Daarin zijn afspraken gemaakt over de toegang, bekostiging en acceptatie van contant geld in Nederland. Zo is onder meer afgesproken dat de banken het geldautomatenpark niet verder inkrimpen en dat zij geen tariefsverhogingen doorvoeren voor het gebruik van chartale diensten.12

Hoewel het Convenant in principe loopt tot 2027, is op verzoek van de convenantpartijen een evaluatiemoment ingebouwd in juli 2023, waarop partijen kunnen besluiten om het convenant al dan niet met aanpassingen voort te zetten. Ook is op verzoek van de partijen afgesproken dat ik met DNB nader onderzoek doe naar een duurzame inrichting en bekostiging van de chartale infrastructuur voor de langere termijn.

Dit onderzoek naar de toekomstige inrichting van de chartale keten («TICKET») bied ik nu aan uw Kamer aan. In het rapport zijn meerdere opties voor de toekomstige inrichting van de chartale keten nader uitgewerkt, elk met hun eigen voor- en nadelen. Het rapport doet geen aanbevelingen over welke optie het beste zou zijn. Het rapport vormt de basis voor de beleidsvoornemens uit deze brief.

Uitkomsten onderzoek en appreciatie

Het TICKET-onderzoek bekijkt de inrichting en bekostiging van de chartale keten. Het doel is om die zo te organiseren dat op de langere termijn een maatschappelijk gewenst niveau van dienstverlening wordt aangeboden en contant geld als betaalmiddel bruikbaar blijft. Het gaat dan om een adequaat aanbod van chartale infrastructuur en diensten (opnemen en afstorten van contant geld), de bekostiging daarvan en het waardevervoer. De chartale infrastructuur moet een maatschappelijk gewenst basisniveau aan dienstverlening kunnen leveren, voor gebruikers betaalbaar zijn en voldoende prikkels bevatten voor een goede en efficiënte dienstverlening.

Het onderzoek concludeert dat de huidige inrichting van de chartale infrastructuur niet toekomstbestendig is. De bestaande afspraken, bijvoorbeeld in het Convenant Contant Geld, zijn op basis van vrijwilligheid. Banken stellen dat hun kosten per chartale transactie toenemen als het aantal transacties daalt en willen hun kosten verder reduceren. Tegen die achtergrond is volgens de onderzoekers onvoldoende geborgd dat de afspraken in de toekomst stand zullen houden. Daarnaast lijkt het gezamenlijke draagvlak onder de gebruikers en aanbieders van chartale diensten om tot compromissen te komen af te nemen, aangezien de belangen steeds verder uit elkaar groeien.

Aanbod van chartale diensten

De onderzoekers hebben vier marktordeningsmodellen beschreven die kunnen waarborgen dat de chartale diensten aangeboden blijven worden. Het gaat om de volgende modellen, waarbij ook een combinatie mogelijk is:

1) Nuloptie: Vrijwillige afspraken (in het Convenant Contant Geld);

A) Invoeren van wettelijke verplichtingen ten aanzien van, onder andere, bereikbaarheid en kwaliteit van chartale diensten;

B) Aanwijzen van één partij als universele cashdienstverlener;

C) Uitvoeren van de taken door de overheid.

DNB en ik zijn het met de onderzoekers eens dat het huidige systeem van vrijwillige afspraken (model 0), hoewel dat lang goed heeft gewerkt, niet kan garanderen dat op langere termijn de chartale infrastructuur op een maatschappelijk gewenst niveau blijft. We zijn van mening dat de beste optie is om wettelijke verplichtingen op te leggen aan banken om een bepaald basisniveau aan diensten te leveren (model A). De banken hebben de dienstverlening tot op heden immers ook aangeboden, het past bij de maatschappelijke rol van banken en banken zijn het beste geëquipeerd om, binnen de eisen van het basisniveau, de infrastructuur duurzaam en op efficiënte wijze aan te bieden. Met een bancaire verplichting sluit Nederland bovendien aan bij andere Europese landen die wetgeving voor de chartale infrastructuur hebben ingevoerd.

Ik heb de andere marktordeningsmodellen zorgvuldig bestudeerd en ben tot de conclusie gekomen dat ook die modellen een oplossing kunnen bieden voor het maatschappelijke probleem. Deze zijn echter, in vergelijking met de hiervoor beschreven verplichtingen voor banken, niet doelmatig. Zowel het aanwijzen van een universele cashdienstverlener (model B) als het overhevelen van taken naar de overheid (model C) vereisen een veel indringender ingrijpen in de markt. De modellen zouden leiden tot een ingewikkeldere en langdurigere transitie die met meer onzekerheden omgeven is. Ook zijn de publieke uitvoeringskosten hoger. Het risico is groot dat de chartale keten daarmee – zeker in verhouding tot model A – inefficiënter zou worden.

Bekostiging chartale infrastructuur

Zonder overheidsingrijpen in de bekostiging hebben de banken een prikkel om de kosten van de chartale infrastructuur door te berekenen aan de gebruikers van contant geld. Omdat contant geld relatief veel wordt gebruikt door consumenten in kwetsbare posities met een beperkte financiële draagkracht, zou juist die groep dan onevenredig zwaar worden geraakt. Daarnaast kunnen zakelijke gebruikers door bijvoorbeeld hoge (afstort-)tarieven worden ontmoedigd om contant geld als betaalmiddel te accepteren.

De onderzoekers hebben ook drie mogelijkheden voor de bekostiging van de toekomstige infrastructuur uitgewerkt. Deze opties staan in principe los van de opties voor de inrichting en kunnen ook in combinatie worden ingezet:

1) De banken blijven zelf verantwoordelijk voor de bekostiging, maar mogen die niet (volledig) doorbelasten via tarieven per transactie aan gebruikers van contant geld. Het deel van de kosten dat dan nog niet is gedekt kunnen zij bijvoorbeeld via de tarieven van betaalrekeningpakketten aan álle klanten doorrekenen;

2) De kosten worden doorgerekend in het elektronische betalingsverkeer, bijvoorbeeld via een opslag per pintransactie;

3) De overheid draagt bij via inzet van algemene middelen.

Ik heb, net als DNB, een voorkeur voor bekostigingsoptie 1. Hoewel er publieke belangen worden gediend bij het behoud van een chartale infrastructuur van hoge kwaliteit, vind ik het maatschappelijk onwenselijk dat algemene middelen worden ingezet voor het ondersteunen van banken (bekostigingsoptie 3). Ik ben, samen met DNB, van mening dat die kosten primair door de sector gedragen moeten worden. In mijn ogen is de mogelijkheid om contant geld op te nemen en te storten een basisdienst die banken leveren aan hun klanten. Ook in andere landen waar wettelijke verplichtingen voor banken zijn ingevoerd (Zweden13) of overwogen worden (Verenigd Koninkrijk14, Ierland15) is er geen sprake van inzet van algemene middelen.

De optie om de chartale keten te financieren via een opslag op elektronische betalingen (bekostigingsoptie 2) heeft ook niet mijn voorkeur. Een heffing op kaartbetalingen is ingewikkeld in de uitvoering, slaat vooral bij toonbankinstellingen neer en kan mogelijk in strijd zijn met – de strekking van – EU-regelgeving op dit gebied. Ik verwacht daarom dat deze optie niet bijdraagt aan een efficiënte en betaalbare chartale keten.

Waardevervoer

Naast het aanbieden van opname- en afstortdiensten speelt het waardevervoer een belangrijke rol in de chartale keten. Waardevervoerders zijn nodig om geldautomaten te vullen en te legen. Ook zijn veel toonbankinstellingen van waardevervoer afhankelijk voor het veilig afstorten en bijschrijven op een rekening. De afgelopen jaren zijn er de nodige ontwikkelingen in het waardevervoer geweest. Enkele kleinere spelers zijn failliet gegaan en/of hebben een doorstart gemaakt als onderdeel van een grotere partij.

Om de continuïteit van waardevervoer in de chartale keten te borgen heeft DNB in het kader van het Convenant Contant Geld met Brink’s, die ruim 90% van de markt voor waardevervoer beheerst, contractuele «living will»-afspraken gemaakt. In deze afspraken is onder meer afgesproken dat Brink’s jaarlijks inzicht verschaft in de bedrijfsstructuur en financiële gezondheid, DNB tijdig informeert bij grote veranderingen in de Nederlandse dienstverlening en, als dat nodig is, meewerkt aan overdracht aan een derde partij.

Het TICKET-onderzoek concludeert dat met deze aanpak, op basis van vrijwilligheid, de risico’s niet voldoende gemitigeerd worden en dat wenselijk is om de «living will»-afspraken een wettelijke basis te geven.

Voor het waardevervoer zie ik, samen met DNB, dat er risico’s zijn. Hoewel de samenwerking met de grootste speler in het waardevervoer goed verloopt, ga ik bezien hoe de afspraken in de «living will»-overeenkomst een steviger juridisch fundament kunnen krijgen, om zo de continuïteitsrisico’s binnen het waardevervoer te mitigeren.

Andere maatregelen

In het onderzoek is ook gekeken naar veiligheidseisen voor geldautomaten. PwC stelt in haar rapport dat er op dit moment geen wettelijke veiligheidseisen zijn waaraan moet worden voldaan bij het plaatsen en exploiteren van een geldautomaat. Na een significante stijging van het aantal plofkraken16 in Nederland in 2019 zijn de banken en het Rijk tot verschillende maatregelen gekomen om dit fenomeen tegen te gaan. De maatregelen gaan over het waardeloos maken van de buit, de verplaatsing van geldautomaten in gevels van woningen waar sprake is van veiligheidsrisico’s voor omwonenden, en het voortzetten van de opsporing en vervolging van daders en de intensivering van de publiek-private samenwerking tussen Geldmaat, banken en de opsporingsketen. Mede door deze maatregelen is het aantal plofkraken de afgelopen jaren gedaald. Ik ga ervan uit dat de relevante partijen de gemaakte afspraken zullen voortzetten. Samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en DNB ga ik bezien of wettelijke veiligheidseisen kunnen bijdragen aan de veiligheid van het geldautomatennetwerk in Nederland.

Ik heb met uw Kamer ook meermaals van gedachten gewisseld over verplichte acceptatie van contant geld door toonbankinstellingen. Ik heb u in dit kader eerder geïnformeerd over het voornemen van de Europese Commissie om voor de zomer van 2023 met wetgevende voorstellen te komen op dit gebied. Deze voorstellen zullen zien op de status van contant geld als wettig betaalmiddel en, hieruit volgend, in hoeverre contant geld verplicht geaccepteerd dient te worden. Ik wil graag wachten met concrete voorstellen op dit terrein totdat duidelijk is hoe het wettelijke kader op EU-niveau eruit gaat zien, om te voorkomen dat eventuele nationale beleidsvoornemens niet in lijn zijn met het EU-voorstel.

Inhoud wetsvoorstel

Gezien het voorgaande heb ik het voornemen om met een wetsvoorstel over de chartale infrastructuur in Nederland te komen. Het wetsvoorstel heeft als doel dat de banken zorgdragen voor een adequate chartale basisinfrastructuur, die beschikbaar, bereikbaar en betaalbaar is voor de gebruikers (zowel consumenten als toonbankinstellingen). Ik ga dit wetsvoorstel in de komende maanden uitwerken, waarbij ik streef om het ontwerp voor het einde van 2023 in consultatie te brengen.

In grote lijnen zal het wetsvoorstel de volgende onderdelen bevatten. Allereerst dient er een basisinfrastructuur te worden aangeboden die voorziet in het opnemen en storten van bankbiljetten en munten. Dit houdt in dat er een minimaal aantal geldautomaten is en dat die beschikbaar en voldoende over het land gespreid zijn. De bestaande normen uit het Convenant Contant Geld, waaronder de vijfkilometer-bereikbaarheidsnorm voor geldopnames, zullen als basis dienen.

De enige partij die momenteel een landelijk dekkend netwerk aanbiedt, is Geldmaat. Geldmaat is eigendom van de drie grootbanken (ABN AMRO, ING en Rabobank). Deze drie banken bieden gezamenlijk circa 85% van alle betaalrekeningen in Nederland aan en zijn vele malen groter dan de andere consumentenbanken in Nederland. Ik vind het proportioneel om de verplichting tot het aanbieden van de basisinfrastructuur tot deze drie banken te beperken. Bij deze verplichting hoort ook dat zij deze basisinfrastructuur openstellen voor andere Nederlandse banken die er gebruik van willen maken, onder redelijke voorwaarden en tarieven.

Een tweede onderdeel betreft de dienstverlening rond het gebruik van contant geld. Voor de dienstverlening richting klanten vind ik het noodzakelijk dat consumenten en toonbankinstellingen contant geld kunnen opnemen en storten. Daarom krijgen Nederlandse banken de verplichting om ervoor te zorgen dat hun klanten bankbiljetten kunnen opnemen via geldautomaten en afstorten. Zo is er voldoende keuze voor consumenten en toonbankinstellingen die bankbiljetten via geldautomaten willen afstorten. Om toetredingsdrempels te voorkomen en vanuit het oogpunt van proportionaliteit geldt de verplichting niet voor de kleinste spelers in de markt, al blijft het hen vrijstaan om chartale diensten aan te bieden.17

Om de chartale dienstverlening betaalbaar te houden, zie ik ook een noodzaak om regels op te stellen ten aanzien van de tarieven die de banken in rekening brengen voor chartale diensten. Voor consumenten zouden geldopnames en stortingen niet afzonderlijk getarifeerd moeten worden.18 In de zakelijke markt kan tarifering voor het gebruik wel op zijn plaats kan zijn. Om redelijke tarieven voor zakelijk gebruik te bewerkstelligen acht ik het noodzakelijk om deze te maximeren op ongeveer het huidige niveau.

Om te zorgen dat de banken aan hun verplichtingen voldoen, zal DNB toezicht houden op de naleving en waar nodig tot handhaving overgaan. Daarbij zal worden aangesloten bij het bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium van DNB op grond van bijvoorbeeld de Wet op het financieel toezicht, waaronder de bevoegdheid tot het opleggen van een aanwijzing, een last onder dwangsom en een bestuurlijke boete.

Ten aanzien van het waardevervoer onderzoek ik in ieder geval hoe living will-afspraken, zoals DNB en Brink’s hebben gemaakt, een steviger juridisch fundament kunnen krijgen voor waardevervoerders vanaf een bepaalde omvang.

Tot slot

Contant geld is van groot maatschappelijk belang. Het zorgt ervoor dat mensen kunnen meedoen in de maatschappij en niet afhankelijk worden van anderen. De afgelopen jaren hebben allerlei partijen, zoals consumentenorganisaties, organisaties die opkomen voor mensen in kwetsbare posities, vertegenwoordigers van toonbankinstellingen en de banken zelf, veel gedaan om er gezamenlijk voor te zorgen dat we in Nederland over een adequate en betaalbare chartale infrastructuur beschikken. Met de voorstellen in deze brief wil ik ervoor zorgen dat contant geld bruikbaar blijft als betaalmiddel en de chartale infrastructuur ook in de toekomst van goede kwaliteit en betaalbaar voor de gebruiker blijft.

De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag


  1. Hiermee doe ik mijn toezeggingen gestand om de uitkomsten van het onderzoek en mijn reactie daarop met uw Kamer te delen. Ook beantwoord ik aan het eerste deel van de motie van het lid Van der Plas over het gebruik van contant geld waarborgen (Kamerstuk 27 863, nr. 113).↩︎

  2. Het aantal toonbankinstellingen dat contant geld accepteert ligt al enkele jaren rond de 96%. Wel zijn er verschillen tussen bepaalde sectoren, zie https://www.dnb.nl/algemeen-nieuws/dnbulletin-2023/contant-betalen-bij-sommige-winkelbranches-te-vaak-niet-mogelijk.↩︎

  3. Uit DNB onderzoek blijkt dat 64% van de Nederlanders die een verdere daling van het gebruik van contant geld verwachten, hiervoor als reden noemen dat het elektronisch betalen steeds gemakkelijker wordt, zie https://www.dnb.nl/algemeen-nieuws/dnbulletin-2023/nederlanders-hechten-aan-contant-geld.↩︎

  4. In 2020 waren er volgens McKinsey 1,3 tot 1,5 miljoen Nederlanders afhankelijk van contant geld, zie Kamerstuk 27 863, nr. 94.↩︎

  5. De groep «voorkeur cash» is 20%, zie link: https://www.dnb.nl/algemeen-nieuws/dnbulletin-2022/voorkeur-voor-contactloos-betalen-neemt-toe.↩︎

  6. 91% van de Nederlanders vindt het belangrijk dat het mogelijk blijft om met contant geld te kunnen betalen zie: https://www.dnb.nl/algemeen-nieuws/dnbulletin-2023/nederlanders-hechten-aan-contant-geld.↩︎

  7. Kamerstuk 32 013, nr. 258.↩︎

  8. Kamerstuk 27 863, nr. 100.↩︎

  9. Zie «Naar een nieuwe visie op contant geld in Nederland» (eindrapportage van de MOB Task Force Herziening standpunt contant geld), mei 2020, zie: https://www.dnb.nl/media/3nkfkj0d/mob-2020.pdf.↩︎

  10. Zie p. 8 en 62 van het McKinsey Onderzoek in opdracht van de Betaalvereniging zie: https://www.betaalvereniging.nl/wp-content/uploads/Eindrapport-kosten-baten-betalingsverkeer-2021.pdf.↩︎

  11. Kamerstuk 27 863, nr. 94.↩︎

  12. Kamerstuk 27 863, nr. 100.↩︎

  13. Zweden: Invoering wettelijke verplichting voor banken toegang tot contant geld diensten (feb 2021) Zie: https://www.loc.gov/item/global-legal-monitor/2021-02-05/sweden-amendment-requiring-banks-to-provide-access-to-cash-services-enters-into-force/.↩︎

  14. Verenigd Koninkrijk: Consultatiereactie op «Toegang tot contant geld» (gov.uk, mei 2022).↩︎

  15. Ierland: Herziening toonbankbetalingsverkeer (nov 2022) Zie: https://www.gov.ie/en/publication/28cf9-retail-banking-review-november-2022.↩︎

  16. Aanhangsel Handelingen II vergaderjaar 2018/19, nr. 1946.↩︎

  17. Te denken valt aan een uitzondering voor banken die minder dan 0,2% van de Nederlandse betaalrekeningen aanbieden. Met een dergelijke drempel zou 99,6% van de Nederlandse betaalrekeningen onder de verplichting vallen. Het gaat dan om ABN AMRO, Aegon/Knab, Bunq, ING, Rabobank, Triodos, Van Lanschot en de Volksbank (ASN, SNS en Regiobank).↩︎

  18. Cf. de motie van het lid Nijboer c.s. over kosteloos geld kunnen blijven opnemen, Kamerstuk 32 545, nr. 140.↩︎