[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Edgar Mulder over een artikel waarin wordt gesteld dat het mestbeleid een opeenstapeling is van verkeerd beleid sinds de jaren negentig

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2023D23112, datum: 2023-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-2754).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2023Z08428:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2754

Vragen van het lid Edgar Mulder (PVV) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over een artikel waarin wordt gesteld dat het mestbeleid een opeenstapeling is van verkeerd beleid sinds de jaren negentig (ingezonden 15 mei 2023).

Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 31 mei 2023).

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Kabinet heeft zichzelf klemgezet»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Heeft de auteur van het artikel het bij het juiste eind, dat bodemkundigen en bemestingsspecialisten verplichte mestinjectie ontraadden en dat het ministerie een wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van verplichte mestinjectie heeft afgewezen?

Antwoord 2

Nee, dit klopt niet. In de evaluatie van het emissiearm aanwenden van mest van het PBL uit 2009 wordt de invoering van emissiearme aanwending van drijfmest beschreven.2 De verplichting tot emissiearm bemesten betrof in 1988 alleen onbeteeld bouwland en snijmaïspercelen. Geleidelijk is deze verplichting in de jaren daarna uitgebreid. Met ingang van 1994 geldt dat overal, behoudens enkele uitzonderingen, emissiearm moet worden bemest passend bij de grondsoort.

Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar verschillende bemestingstechnieken. In de jaren tachtig van de vorige eeuw is uitvoerig onderzoek gedaan naar het injecteren van mest in de bodem door onder andere Prins en Snijders.3 Deze techniek werd aanvankelijk gezien als het beste alternatief voor het breedwerpig bovengronds bemesten van grasland. Hierbij werd de mest via injectietanden met ganzenvoeten (een soort schoffel in de vorm van een omgekeerde ganzenvoet) in de bodem gebracht tot een diepte van vijftien tot twintig centimeter. Deze techniek kent een aantal voordelen: een sterke beperking van de ammoniakemissie (ca. 95–100%), een sterke afname van de geuremissie, een betere benutting van de stikstof in de mest en het niet besmeuren van het gras. Maar er kleefde ook een aantal nadelen aan. De benodigde trekkracht was groot, waardoor de tractor een groot vermogen diende te hebben en de energiekosten hoog waren. Bovendien was de techniek maar een klein deel van het jaar toepasbaar. Ook trad er soms zodebeschadiging op. Uiteindelijk bleek dat op circa een derde van het graslandareaal injectie redelijk tot goed mogelijk werd geacht. Grasland werd geschikt geacht voor injectie, wanneer de grond weinig veen- of kleideeltjes bevatte, redelijk vlak was en vrij van obstakels. Vanwege genoemde nadelen is mestinjectie nooit breed ingevoerd en wordt het momenteel nauwelijks meer toegepast. De techniek die momenteel het meest wordt toegepast is de zogenaamde zodebemester, waarbij de mest verdund wordt toegepast.4 Na doorsnijding van de zode met een schijfwiel wordt de mest toegediend in de ontstane sleufjes in de grond. De sleufdiepte is 5–7 cm, waarbij de mest aan de wortels van de graszode wordt gelegd. De afstand tussen de sleuven bedraagt 15–30 cm. Via de sleufjes, die maximaal 5 cm breed mogen zijn, is er nog enig contact met de lucht (Figuur 2.5.3 van het PBL-rapport). Een variant op de zodebemester is de zode-injecteur; bij de zode-injecteur wordt de sleuf na injectie met een wiel dichtgedrukt. Deze technieken zijn uitgebreid onderzocht, waarbij zowel voor- als nadelen in kaart zijn gebracht.

Vraag 3

Is er onderzocht wat de gevolgen zijn voor het bodemleven van verplichte mestinjectie, door het bodemleven bij mestinjectie te vergelijken met bodemleven bij bovengrondse mestaanwending? Zo ja, kunt u deze onderzoeksresultaten delen met de Kamer? Zo nee, bent u bereid dit zo spoedig mogelijk te laten onderzoeken?

Antwoord 3

Ja, emissiearm bemesten is onderzocht. Ten algemene verwijs ik naar het overzichtsrapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) «Emissiearm bemesten geëvalueerd» (2009), waarin uitgebreid wordt ingegaan op de voor- en nadelen van emissiearme uitrijdtechnieken, waaronder mestinjectie voor reductie van emissies van ammoniak, geur en broeikasgassen. In dit overzichtsrapport wordt geconcludeerd dat van de verschillende onderzoeken die gedaan zijn een complex beeld ontstaat, dat waarschijnlijk veroorzaakt wordt doordat de hoeveelheid

regenwormen en andere bodemorganismen al van nature sterk varieert. Recentelijk heeft de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet een advies uitgebracht dat de effecten van mesttoediening op regenwormen als voedsel voor weidevogels in kaart heeft gebracht.5 In dat rapport wordt eveneens ingegaan op alle bekende onderzoeken die zijn uitgevoerd en wordt eveneens geconcludeerd dat deze een wisselend, complex beeld geven.

Vraag 4

Klopt het dat door mestinjectie er meer uitspoeling van meststoffen naar water plaatsvindt dan bij bovengrondse mestaanwending? Zijn hier onderzoeksresultaten van?

Antwoord 4

Nee, er kan niet gesteld worden dat door mestinjectie meer uitspoeling van meststoffen naar water plaatsvindt. In het voornoemde PBL-rapport «Emissiearm bemesten geëvalueerd» wordt ingegaan op deze vraag. Door emissiearm aanwenden van dierlijke mest kan er meer stikstof beschikbaar komen voor opname door het gewas, doordat er minder emitteert naar de lucht. Het is niet bekend of bij de invoering rekening is gehouden met de in de praktijk totale mestgift. Dit wil niet zeggen dat deze wijze van bemesting leidt tot meer uitspoeling, zeker indien een boer rekening houdt met de hogere stikstofefficiëntie, kan juist bijdragen aan een efficiënt gebruik van nutriënten.

Vraag 5

Is het juist dat voormalig Minister Veerman van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een opdracht heeft gegeven voor bodemonderzoek naar de gevolgen van de bemestingswijze voor de bodem en bodemleven, maar dat het onderzoek niet is doorgegaan?

Antwoord 5

Niet bekend is aan welke onderzoeksopdracht gerefereerd wordt.

Vraag 6

Kunt u de onderzoeksopdracht van voormalig landbouwminister Veerman, genoemd in voorgaande vraag, met de Kamer delen?

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 5, het is niet duidelijk welke onderzoeksopdracht wordt bedoeld.

Vraag 7

Wat is volgens u de invloed van de verschillende bemestingswijzen op regenwormen, insecten en weidevogels?

Antwoord 7

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het eerder genoemde advies van de CDM «Effecten van mesttoediening op regenwormen als voedsel voor weidevogels».

Vraag 8

In welke Europese Unie (EU)-landen is het injecteren van drijfmest verplicht?

Antwoord 8

Zie voor het antwoord op deze vraag het eerder genoemde PBL rapport «Emissiearm bemesten geëvalueerd». Op pagina 21 van het rapport wordt toegelicht dat emissiearm uitrijden in ons omliggende landen verplicht is en in andere Europese landen veelal wordt aanbevolen.

Vraag 9

Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over mestbeleid, dat staat ingepland op 1 juni?

Antwoord 9

Ja.


  1. Nieuwe Oogst, 10 mei 2023, «Kabinet heeft zichzelf klemgezet» («Kabinet heeft zichzelf klemgezet» – Nieuwe Oogst)↩︎

  2. PBL, 2009. Emissiearm bemesten geëvalueerd. www.pbl.nl/sites/default/files/downloads/500155001.pdf.↩︎

  3. Zie o.a. Prins, W.H. en P.J.M. Snijders (1987) Negative effects of animal manure on grassland due to surface spreading and injection. In: H.G. van der Meer et al. Animal manure on grassland and fodder crops – Fertilizer or Waste? Developments in Plant and Soil Sciences, vol. 30, pp 119–135. Nijhoff, Dordrecht.↩︎

  4. Voor deze wijze van mestaanwending is verdund aanwenden verplicht per 1 januari 2019. Stcrt. 2018, 70808.↩︎

  5. CDM-advies «Effecten van mesttoediening op regenwormen als voedsel voor weidevogels», 17 september 2020.↩︎