[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

36191, eindtekst

Regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing)

Eindtekst

Nummer: 2023D23238, datum: 2023-05-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2022Z16722:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

23 mei 2023



	Regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele
verbetering en beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de
centrale overheid (Wet Adviescollege ICT-toetsing)







GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
adviescollege in te stellen dat de regering en de Staten-Generaal
adviseert over de risico’s en slaagkansen van ICT-projecten en
informatiesystemen bij de centrale overheid en door kennisoverdracht en
kennisbevordering het lerend vermogen daaromtrent bevordert;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden
en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§1 Algemene bepalingen

Artikel 1

 

In deze wet wordt verstaan onder:

- Adviescollege: het Adviescollege ICT-toetsing, bedoeld in artikel 2;

- centrale overheid: de ministeries, de krachtens publiekrecht
ingestelde zelfstandige bestuursorganen als bedoeld in artikel 4 van de
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, de politie en de Raad voor de
rechtspraak;

- ICT-project: een project of programma, dan wel projecten of
programma’s die onderlinge samenhang hebben, van de centrale overheid
waarvan de kosten voor de ICT-componenten over de gehele looptijd van
het project of programma ten minste € 5.000.000 bedragen;

- informatiesysteem: een samenhangend geheel van gegevensverzamelingen,
procedures, processen en programmatuur van de centrale overheid, alsmede
de voor het informatiesysteem getroffen voorzieningen voor opslag,
verwerking en communicatie;

- korpschef van politie: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de
Politiewet 2012;

- Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties;

- Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening: Onze
Minister die verantwoordelijk is voor het ICT-project of het
informatiesysteem waarop het advies betrekking heeft;

- Onze Minister die het aangaat: Onze Minister die de eerste
ondertekenaar is van de wet of lagere regelgeving bij welke een
zelfstandig bestuursorgaan is ingesteld;

- zelfstandig bestuursorgaan: een krachtens publiekrecht ingesteld
zelfstandig bestuursorgaan als bedoeld in artikel 4 van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen.

§2 Samenstelling en inrichting adviescollege

Artikel 2 

1. Er is een Adviescollege ICT-toetsing.

2. Het Adviescollege bestaat uit een voorzitter en ten hoogste vier
andere leden.

3. De leden worden benoemd voor ten hoogste vier jaar.

4. Ambtenaren of andere personen die werkzaam zijn onder
verantwoordelijkheid van een minister, een zelfstandig bestuursorgaan,
de korpschef van politie of de Raad voor de rechtspraak worden niet
benoemd tot voorzitter of lid van het Adviescollege. 

5. De artikelen 11 en 12, eerste en derde lid, van Kaderwet
adviescolleges zijn van overeenkomstige toepassing op het Adviescollege.

Artikel 3

Artikel 13 van de Kaderwet adviescolleges is van overeenkomstige
toepassing op het Adviescollege, met dien verstande dat voor Onze
Minister wordt gelezen: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties.

Artikel 4 

1. De leden van het Adviescollege hebben zitting op persoonlijke titel
en oefenen hun functie uit zonder last en ruggespraak.

2. Indien in voorkomend geval uit feiten of omstandigheden blijkt dat
een van de leden zelf direct of indirect betrokkenheid heeft bij een
adviesaanvraag, zal hij zich weerhouden van enige bemoeienis ten aanzien
van de adviesaanvraag.

3. Het Adviescollege stelt een integriteitscode op waarin in ieder geval
aandacht wordt besteed aan de wijze waarop wordt omgegaan met een
situatie als bedoeld in het tweede lid. 

Artikel 5

Het Adviescollege kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde
adviezen uit zijn midden commissies instellen.

Artikel 6

1. Onze Minister voorziet in een ambtelijk secretariaat van het
Adviescollege.

2. Het ambtelijk secretariaat heeft aan het hoofd een
secretaris-directeur.

3. Artikel 15, tweede, vierde en vijfde lid, van de Kaderwet
adviescolleges is van overeenkomstige toepassing op het secretariaat,
met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen: Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

§3 Taak en verplichtingen van het Adviescollege

Artikel 7

 

1. Het Adviescollege heeft ten behoeve van de algehele verbetering van
de beheersing van ICT-projecten en informatiesystemen bij de centrale
overheid tot taak:

a. op schriftelijk verzoek van een van beide kamers der Staten-Generaal
advies uit te brengen over:

1⁰. een doeltreffende en doelmatige inrichting en toepassing van een
informatiesysteem ter uitvoering van beleid of regelgeving; 

2⁰. de risico’s en slaagkans van een voorgenomen ICT-project en
daarbij een oordeel te geven over de mate van beheersbaarheid; en

3⁰. de doeltreffendheid en doelmatigheid van onderhoud- en
beheeractiviteiten van een informatiesysteem, en

b.  het voorzien in kennisoverdracht en kennisbevordering vanuit de
kennis en ervaringen die bij de advisering, bedoeld in onderdeel a, zijn
opgedaan, waaronder mede het geven van algemene aanbevelingen wordt
begrepen.

2. Een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
onder 1⁰ en 3⁰ kan eveneens door Onze Minister die verantwoordelijk
is voor de ICT-voorziening worden gedaan.

3. Een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2⁰ en
3⁰, over een ICT-project of informatiesysteem kan eveneens door het
Adviescollege uit eigen beweging worden uitgebracht. Van een voornemen
daartoe stelt het Adviescollege Onze Minister die verantwoordelijk is
voor de ICT-voorziening, of, indien het advies ziet op een ICT-project
of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan, Onze Minister
die het aangaat, en de beide kamers der Staten-Generaal onverwijld in
kennis. Dit lid is niet van toepassing op een ICT-project of
informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak. 

4. Een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
onder 3⁰, over een informatiesysteem van een zelfstandig
bestuursorgaan of een verzoek om advies als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, onder 2⁰ of 3⁰, over een ICT-project of
informatiesysteem van de politie of de Raad voor de rechtspraak kan
eveneens door respectievelijk het zelfstandig bestuursorgaan, de
korpschef van politie of de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak
worden gedaan.

5. Voor het opstellen van adviezen als bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, stelt de Adviescommissie een toetsingskader vast, waarin in
ieder geval wordt opgenomen:

a. indien het een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
onder 1˚, betreft, de ruimte om bij beslissingen maatwerk toe te
passen; 

b. indien het een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,
onder 1˚, betreft, het perspectief van de burger als eindgebruiker; en

c. de risico’s op het gebied van strategische digitale veiligheid.

6. Voor de advisering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt het
Adviescollege een onderzoeksprotocol vast waarin in ieder geval worden
opgenomen:

a. de procedure die wordt gevolgd; en

b. de methodieken en de richtlijnen die worden gehanteerd.

7. Het Adviescollege maakt het onderzoeksprotocol openbaar.

Artikel 8

1. Het Adviescollege bepaalt welke verzoeken om advies in behandeling
worden genomen.

2. Het Adviescollege brengt een advies als bedoeld in artikel 7, eerste
lid, onderdeel a, onder 2⁰ of 3⁰, over een ICT-project of een
informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan, de politie of de
Raad voor de rechtspraak rechtstreeks uit aan respectievelijk het
zelfstandig bestuursorgaan, de korpschef van politie of de voorzitter
van de Raad voor de rechtspraak.

3. Indien een advies wordt uitgebracht aan een van beide kamers der
Staten-Generaal, zendt het Adviescollege tegelijkertijd een afschrift
van het advies aan:

a. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening, indien
het een advies betreft over een ICT-project of informatiesysteem van
deze minister;

b. Onze Minister die het aangaat, indien het een advies betreft over een
ICT-project of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan;

c. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een advies
betreft over een ICT-project of informatiesysteem van de politie;

d. Onze Minister voor Rechtsbescherming, indien het een advies betreft
over een ICT-project of informatiesysteem van de Raad voor de
rechtspraak. 

4. Het Adviescollege kan een naschrift over de maatregelen die zijn
voorgesteld ter opvolging van een advies uitbrengen. Het derde lid is
van overeenkomstige toepassing.

5. Een naschrift als bedoeld in het vierde lid wordt niet aangemerkt als
advies.

Artikel 9

1. Het Adviescollege maakt een advies als bedoeld in artikel 7, eerste
lid, onderdeel a, binnen twee weken na aanbieding openbaar.

2. De aanbevelingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b,
worden eenmaal per half jaar openbaar gemaakt.

Artikel 10

De artikelen 20 en 21 van de Kaderwet adviescolleges zijn van toepassing
op het Adviescollege.

§4 Bevoegdheden en verplichtingen van ministers en zelfstandige
bestuursorganen ten aanzien van adviezen

Artikel 11

1. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening of een
zelfstandig bestuursorgaan verzoekt voor aanvang van een ICT-project het
Adviescollege om een advies als bedoeld in artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, onder 2⁰. 

2. Een advies van het Adviescollege als bedoeld in artikel 7, eerste
lid, onderdeel a, wordt binnen vier weken na ontvangst ervan aan de
beide kamers der Staten-Generaal gezonden door:

a. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening, indien
het een advies betreft over een ICT-project of informatiesysteem van
deze minister;

b. Onze Minister die het aangaat, indien het een advies betreft over een
ICT-project of informatiesysteem van een zelfstandig bestuursorgaan;

c. Onze Minister van Justitie en Veiligheid, indien het een advies
betreft over een ICT-project of informatiesysteem van de politie;

d. Onze Minister voor Rechtsbescherming, indien het een advies betreft
over een ICT-project of informatiesysteem van de Raad voor rechtspraak.

3. Ingeval een advies van het Adviescollege als bedoeld in artikel 7,
eerste lid, onderdeel a, niet wordt opgevolgd, wordt dat, in
overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, met redenen
omkleed medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. Het tweede
lid is van overeenkomstige toepassing.

4. Het bereiken van overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad
als bedoeld in het derde lid is niet van toepassing op een ICT-project
of een informatiesysteem van de Raad voor de rechtspraak.

5. Onze Minister die verantwoordelijk is voor de ICT-voorziening of een
zelfstandig bestuursorgaan kan het Adviescollege verzoeken om nader
advies over de risico’s en slaagkans van een ICT-project dat is
gestart.

§5 Begroting en verantwoording

Artikel 12

De artikelen 25, 28 en 29 van de Kaderwet adviescolleges zijn van
toepassing, met dien verstande dat voor Onze Minister wordt gelezen:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

§6 Evaluatie

Artikel 13

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze
wet, en vervolgens telkens na vier jaar, aan beide kamers der
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
deze wet in de praktijk.

§7 Slotbepalingen

Artikel 14

Deze wet is niet van toepassing op de wapensystemen van het ministerie
van Defensie.

Artikel 15

Indien artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, onder 2, van de Wet open
overheid (Stb. 2021, 500) in werking treedt, vervalt in artikel 9,
eerste lid, alsmede de aanduiding “2” voor het tweede lid.

Artikel 16

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan
verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 17

Deze wet wordt aangehaald als: Wet Adviescollege ICT-toetsing.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 

 

 PAGE    

 PAGE   6