Inbreng verslag schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda JBZ-Raad op 8 en 9 juni 2023 (Kamerstuk 32317-830)
JBZ-Raad
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D24071, datum: 2023-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D24071).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z09620:
- Indiener: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Medeindiener: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-05 12:00: JBZ-Raad te Luxemburg van 8 en 9 juni 2023 (algemeen) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-06 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-07 10:00: JBZ-Raad te Luxemburg van 8 en 9 juni 2023 (algemeen) (is omgezet in een schriftelijk overleg op 5 juni 2023) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-07 11:30: JBZ-Raad te Luxemburg van 8 en 9 juni 2023 (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-07 15:10: Tweeminutendebat JBZ-Raad d.d. 8 en 9 juni 2023 (vreemdelingen- en asielonderwerpen) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-06-14 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-28 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D24071 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de volgende stukken:
• Geannoteerde agenda JBZ-Raad op 8 en 9 juni 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 830)
• Verslag van de JBZ-Raad van 9 en 10 maart (Kamerstuk 32 317, nr. 826)
• Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 827)
• Antwoord op de EU-Consultatie: Regulering van het op de markt brengen en het gebruik van chemische stoffen met een hoog risico (Kamerstuk 22 112, nr. 3616)
• Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda JBZ-Raad 9 en 10 maart 2023 (Kamerstuk 32 317, nr. 825)
• Fiche: Richtlijn wederzijdse erkenning rijontzeggingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3650)
• Fiche: Herziening richtlijn over grensoverschrijdende uitwisseling verkeersovertredingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3649)
• Fiche: Richtlijn digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht (Kamerstuk 22 112, nr. 3677)
• Fiche: Verordening overdracht van strafvervolging (Kamerstuk 22 112, nr. 3684)
De voorzitter van de commissie,
Kat
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II Reactie van de bewindspersonen
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) van 8 en 9 juni 2023 en de geagendeerde BNC-fiches. Deze leden stellen nog een aantal vragen aan het kabinet.
Richtlijn strategische rechtszaken tegen publieke participatie (anti-slapp richtlijn)
De leden van de VVD-fractie lezen dat er naar verwachting tijdens de JBZ-raad een Raadspositie wordt aangenomen voor het voorstel voor een Richtlijn voor strategische rechtszaken tegen publieke participatie (slapp). Nu het kabinet in navolging van de Europese Commissie heeft erkend dat slapps als zodanig niet in Nederland voorkomen, is het zaak dat de gevolgen van een eventuele richtlijn niet in de Nederlandse rechtspraktijk tot problemen leidt. In het BNC-fiche uit 2022 werd een aantal kanttekeningen geplaatst bij het voorstel van de Europese Commissie. Het kabinet zag inhoudelijke bezwaren tegen de geschiktheid van de gekozen maatregelen in het aanvankelijke voorstel waaronder de gekozen afbakening, de definitie van grensoverschrijdendheid en de gekozen procesrechtelijke maatregelen. Ook het tuchtrecht en eventuele harmonisatie van het schadebegrip werden in het fiche genoemd. Ook zou het voor rechters straks niet duidelijk zijn hoe zij moeten beoordelen of er sprake is van een slapp. Kan het kabinet op elk van deze elementen uit het BNC-fiche waar Nederland kritisch op was uiteenzetten hoe in het bereikte compromisvoorstel deze bezwaren zijn ondervangen?
Richtlijn ter wijziging van Richtlijn 2011/36/EU ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verwachting van het kabinet dat er een raadspositie wordt ingenomen over de Richtlijn ter wijziging van Richtlijn 2011/36/EU ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel. Eerder hebben deze leden gewezen op het risico van herhaald slachtofferschap bij slachtoffers van mensenhandel. Is met het voorstel dat nu voorligt in de JBZ-raad voldoende gewaarborgd dat EU-lidstaten worden aangespoord effectieve maatregelen te treffen om herhaald slachtofferschap bij slachtoffers van mensenhandel te voorkomen? Kunnen best practices, signalen en persoonsgegevens straks makkelijker worden uitgewisseld om daders beter te kunnen vervolgen en slachtoffers te beschermen? Deze leden vragen tot slot of de herziene tekst van de richtlijn nog aanleiding geeft om het wetsvoorstel modernisering artikel 273f Wetboek van Strafrecht zoals dat in consultatie is gegeven te herzien voordat het bij de Kamer wordt ingediend en in hoeverre naar het oordeel van het kabinet de richtlijn nog noopt tot implementatiewetgeving.
Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland in een eerder stadium zorgen heeft geuit over de uitvoerbaarheid van een aantal gedetailleerde voorschriften die in het oorspronkelijke commissievoorstel ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld waren opgenomen. In de loop van de onderhandelingen is hieraan tegemoetgekomen. Kan het kabinet nader toelichten hoe hieraan tegemoet is gekomen? Datzelfde vragen deze leden voor het aandachtspunt dat Nederland heeft ingebracht bij de onderhandelingen dat (crisis)ondersteuning voor slachtoffers van seksueel geweld aan dient te sluiten op het Nederlandse zorgstelsel en de financiering. Welke oplossing is hier bereikt en welke financiële gevolgen heeft de richtlijn voor de rijksbegroting?
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de VVD-fractie hebben met enige teleurstelling kennisgenomen van het concept-gemeenschappelijk standpunt over de richtlijn vermogensherstel en confiscatie dat voorligt bij de JBZ-raad. Deze leden steunen het kabinet om een integrale en effectieve aanpak van criminele geldstromen te bewerkstelligen. Deze aanpak vormt voor deze leden een belangrijk onderdeel van de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Effectieve afspraken in EU-verband kunnen deze aanpak flink versterken en deze leden steunen de inzet van Nederland bij de onderhandelingen over de richtlijn vermogensherstel en confiscatie zoals verwoord in het BNC-fiche. Op één punt wijkt het gemeenschappelijk standpunt af van de Nederlandse kabinetsinzet. Het richtlijnvoorstel heeft een puur strafrechtelijk kader en de Nederlandse voorgestelde regeling voor non conviction based confiscation (NCBC-regeling) in de Wet confiscatie criminele goederen een civielrechtelijke, zo schrijft het kabinet in de geannoteerde agenda. Voor de implementatie van de richtlijn denkt het kabinet aldus aan het instellen van een aparte en beperkte strafrechtelijke NCBC-regeling die naast de civielrechtelijke NCBC-regeling zal bestaan. Deze leden vrezen dat door deze verschillende procedures, het in de praktijk nodeloos ingewikkeld kan worden om crimineel onverklaarbaar vermogen effectief af te pakken. Deze leden vragen naar de gevolgen van de richtlijn voor het Wetsvoorstel confiscatie criminele goederen op dit punt. De Raad van State heeft op 10 mei 2023 advies uitgebracht over het wetsvoorstel en een deel van dit advies is gewijd aan de verhouding tussen de civiele NCBC-procedure en (bestaande) strafrechtelijke procedures. Erkent het kabinet dat het onwenselijk is dat de richtlijn en de wet confiscatie criminele goederen niet goed op elkaar aansluiten en dat hierdoor de versterkte aanpak van criminele geldstromen enige vertraging kan oplopen? Is er straks een risico dat degenen die te maken krijgen met de Nederlandse NCBC-procedure succesvol kunnen procederen om af te dwingen dat de (op de richtlijn gebaseerde) strafrechtelijke NCBC-procedure gevolgd had moeten worden? Is het nog mogelijk met gelijkgestemde landen gesprekken te voeren om de richtlijn in lijn met de inzet van het kabinet zoals verwoord in het BNC-fiche effectiever te maken, zodat de gevolgen voor de Nederlandse rechtspraktijk beter beheersbaar blijven?
Tot slot vragen deze leden wat de voornaamste verschillen zijn tussen de mandaten van het Europees parlement en van de Raad bij deze richtlijn.
Russische agressie tegen Oekraïne: onderzoek en vervolging van niet-naleving sancties
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het doen van onderzoek naar- en het vervolgen van sanctieovertredingen op het gebied van EU-sancties tegen Rusland en Belarus. Niettemin zien deze leden een aantal bezwaren bij het idee om het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) uit te breiden. Deze leden zijn van mening dat het EOM zich moet richten op de taken waarvoor het is opgericht. Het is belangrijk dat het EOM zich beperkt tot de huidige wettelijke taken. Ook stellen zij dat het kabinet niet zonder voorafgaand overleg met de Kamer hierover op EU-niveau stappen kan zetten. Kan het kabinet bevestigen dat zij de aangenomen motie (Kamerstuk 35 429, nr. 8) hierover nog steeds als leidraad ziet en daarnaar handelt?
Fiche: Verordening overdracht van strafvervolging
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over het voorstel van de Commissie voor de verordening overdracht en overname van strafvervolging tussen EU-lidstaten. De verordening kan volgens deze leden een effectieve bijdrage leveren aan de aanpak van de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en het voorkomen van straffeloosheid. De verordening kan ervoor zorgen dat strafbare feiten worden berecht in de lidstaat die daarvoor in de beste positie verkeert. In bepaalde gevallen kan de overdracht van strafvervolging daarmee een alternatief zijn voor de uitvaardiging van een Europees Arrestatiebevel (EAB) of een Europees Onderzoeksbevel (EOB). Het is goed dat de Europese Commissie de regels over de overdracht en overname van strafvervolging harmoniseert. Deze leden lezen dat er uitvoeringswetgeving is vereist wanneer de verordening wordt vastgesteld. Wanneer is de verwachting dat een akkoord wordt bereikt over deze verordening? In hoeverre is het voornemen van de regering erop gericht de verordening te implementeren in Boek 8 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering?
Fiche: Richtlijn digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over de richtlijn verdere uitbreiding en modernisering van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht. Deze leden stellen hier nog een enkele vraag over. Zij vinden het belangrijk dat bij de uitbreiding van het gebruik van digitale instrumenten en processen in het vennootschapsrecht voldoende aandacht is voor de gevolgen op de administratieve lastendruk. Kan het kabinet toezeggen tijdens de onderhandelingen nauw contact te onderhouden met de Kamer van Koophandel om de administratieve lastendruk te verminderen, nu het voorstel van de commissie nu nog een aanzienlijke administratieve last zal betekenen? Is het kabinet ook bereid tijdens de onderhandelingen al contact op te nemen met het Adviescollege Toetsing Regeldruk om de gevolgen van het voorstel voor de regeldruk nader in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet? Tot slot vragen deze leden op welke wijze de gevaren van deepfake-technologie worden meegenomen bij de onderhandelingen over de richtlijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Anti-slapp richtlijn
De leden van de D66-fractie hebben de persvrijheid en -veiligheid zeer hoog in het vaandel staan. Deze leden onderschrijven het doel van de anti-slapp richtlijn, zoals ook eerder gesteld, dan ook ten zeerste. Echter, zij hebben kennisgenomen van de zorgen van CASE (Coalition Against Slapps in Europe) over de afgezwakte Raadstekst en zij onderschrijven die zorgen. CASE stelt dat het compromisvoorstel van de Raad het doel van de richtlijn ondermijnt. Deze leden onderschrijven die conclusie. Het versoberen van de tekst en het afzwakken van een aantal belangrijke bepalingen doet af aan het doel van het voorstel, namelijk het beschermen van journalisten tegen juridische dreigingen. Deelt het kabinet de zorgen van CASE en deze leden? Kan het kabinet toelichten hoe zij zich zal inzetten om de afzwakking van de Raadstekst zo veel mogelijk te voorkomen?
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast met veel belangstelling kennisgenomen van het onderzoek van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), waaruit blijkt dat ook in Nederland de juridische druk op journalisten toeneemt. Uit dat onderzoek blijkt eveneens dat 10 procent van de tegen journalisten aangespannen juridische procedures afkomstig is van de overheid. Kan het kabinet toelichten hoeveel juridische procedures de overheid jaarlijks aanspant tegen journalisten? Wat voor soort procedures betreft het? Wat is, volgens het kabinet, het effect op de persvrijheid van het aanspannen van slapps tegen journalisten? Acht het kabinet het wenselijk dat de overheid hier een rol in speelt?
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het gemeenschappelijk standpunt op één punt afwijkt van de Nederlandse onderhandelingsinzet. De richtlijnartikelen over de «non conviction based confiscation» en de confiscatie van onverklaarbaar vermogen sluiten niet aan bij de nationale Wet confiscatie criminele goederen die momenteel voorligt bij de Raad van State. Het kabinet schrijft dat er wordt bekeken hoe de richtlijnbepalingen kunnen worden geïmplementeerd en dat wordt gedacht aan het naast elkaar laten bestaan van twee regelingen. Verwacht het kabinet dat dit samenstel in de praktijk zal zorgen voor het gewenste effect? Bestaat het risico dat twee regelingen die naast elkaar bestaan voor onduidelijkheid en daardoor minder effectiviteit gaan zorgen? Zijn er andere EU-landen waarin een vergelijkbare situatie bestaat? Zo ja, wat zijn daar de ervaringen?
Werklunch: De strijd tegen extremisme en terrorisme
De leden van de D66-fractie lezen dat het Zweedse voorzitterschap een discussiepaper heeft geagendeerd over de Europese strijd tegen extremisme en terrorisme. Kan het kabinet toelichten welke aanbevelingen het Zweedse voorzitterschap heeft gedaan in haar discussiepaper, en hoe het kabinet daar tegenaan kijkt? Kan het kabinet daarbij in het bijzonder in gaan op de aanbeveling voor het bestrijden van terroristische content online?
Werklunch: Juridische aspecten in de strijd tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat Nederland positief staat tegenover een verkenning van de mogelijkheden van verdere EU-samenwerking in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en tegenover het uitwisselen van ervaringen en best practices. Een merendeel van de lidstaten heeft steun uitgesproken voor een gezamenlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Deze leden vragen of al concreter duidelijk is op welke vlakken en op welke manier meer samenwerking zal worden opgezocht. Kan het kabinet daar iets over toelichten? Wat zal de inbreng van Nederland zijn hierin?
AOB
De leden van de D66-fractie lezen dat de Spaanse voorzitterschap wil focussen op digitalisering en bescherming van kwetsbare groepen. Deze leden willen hier een aantal vragen stellen over de recente brief van de Minister over het niet uitvoeren van de motie-Van Ginneken c.s. over cliënt side scanning (Kamerstuk 26 643, nr. 1011). De Minister schrijft dat zij in de onderhandelingen over de verordening «alleen zou komen te staan», als zij de aangenomen motie-Van Ginneken c.s. over client side device scanning zou uitvoeren. Kan het kabinet dat toelichten? Immers, landen als Duitsland, Italië, Malta en Polen schijnen hun standpunt ook te wijzigen ten opzichte van deze verordening.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de JBZ-raad op 8 en 9 juni 2023 en de bijbehorende fiches. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen aan het kabinet over de geannoteerde agenda van de JBZ-raad van 8 en 9 juni 2023.
Toegang tot bewijs voor rechtshandhaving / «Going Dark»
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de JBZ-raad een update wordt gegeven van de werkzaamheden voor de oprichting van een High Level Expert Group on Access to Data for Effective Law Eforcement. Deze leden vragen op welke manier deze expert group oplossingen kan bieden voor Nederland in de (digitale) strijd tegen de georganiseerde misdaad.
Richtlijn strategische rechtszaken tegen publieke participatie (anti-slapp richtlijn).
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet positief was over het doel van het voorstel, maar kritisch over een aantal elementen. Welke elementen waren dit en in welke manier dreigden deze elementen de toegang tot het recht te vergaand te beperken?
Richtlijn ter wijziging van Richtlijn 2011/36/EU ter voorkoming en bestrijding van mensenhandel
De leden van de CDA-fractie vinden het positief om te lezen dat waar dit eerst een vrijwillige bepaling voor de lidstaten was en gericht op diensten van slachtoffers van seksuele uitbuiting, het nu een verplichting betreft om wetgeving te realiseren waarin gebruikers van diensten van slachtoffers van alle soorten uitbuiting strafbaar zijn, indien zij kennis hadden van de uitbuiting. Nederland kan dit, wat deze leden betreft, steunen. Waar ligt de bewijslast als het gaat om het onderdeel dat gebruikers kennis hadden van uitbuiting? Klopt het dat omstandigheden en signalen ervoor zorgen dat mag worden aangenomen dat de gebruiker had moeten weten dat er sprake was van uitbuiting?
Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
De leden van de CDA-fractie vragen aan de regering of de Richtlijn ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld in de huidige versie ook iets betekent voor de aanhangige Wet Seksuele Misdrijven, en zo ja, wat dit voor deze wet betekent. Leidt het tot eventuele aanpassingen? Deze leden lezen dat in een eerder stadium Nederland zorgen heeft geuit over de uitvoerbaarheid van een aantal gedetailleerde voorschriften dat in het oorspronkelijke Commissievoorstel was opgenomen. In de loop van de onderhandelingen is hieraan tegemoetgekomen. Deze leden vragen wat deze voorschriften waren en zij vragen of andere lidstaten hierover dezelfde standpunten hadden ingenomen.
Richtlijn vermogensherstel en confiscatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat het een belangrijk speerpunt is om ervoor te zorgen dat crimineel verkregen vermogen kan worden geconfisqueerd. Hierbij is internationale samenwerking voor Nederland essentieel, omdat veel van het vermogen buiten de Nederlandse landsgrenzen valt. Deze leden vragen hoe deze samenwerking op dit moment verloopt, en op welke punten het nog schort aan een effectieve samenwerking. Boeken andere Europese lidstaten ook soortgelijke resultaten op het confisqueren van crimineel vermogen in vergelijking tot Nederland, of zijn er grote verschillen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de artikelen in de richtlijn die non conviction based confiscation en de confiscatie van onverklaarbaar vermogen mogelijk moeten maken, niet aansluiten bij de voorgestelde Wet confiscatie criminele goederen. Het richtlijnvoorstel heeft namelijk een puur strafrechtelijk kader, maar de Nederlandse voorgestelde regeling een civielrechtelijke. Deze leden lezen ook dat bekeken wordt op welke manier de bepalingen uit de richtlijn kunnen worden geïmplementeerd. In hoeverre leidt deze situatie tot een vertraging van het aanhangig maken van de Wet confiscatie criminele goederen? Is de keuze al gemaakt om een aparte en beperkte strafrechtelijke NCBC-regeling in te stellen, die naast de civielrechtelijke NCBC-regeling zou bestaan, of is dit nog een te verkennen optie? In hoeverre kampen andere lidstaten met hetzelfde «probleem» als Nederland?