[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. over het ontwikkelen en handhaven van heldere normen voor de onderwijstaal Nederlands (Kamerstuk 31288-1008)

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Brief regering

Nummer: 2023D24886, datum: 2023-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1056).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1056 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.

Onderdeel van zaak 2023Z10384:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1056 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juni 2023

Op 31 januari 2023 heeft uw Kamer de motie van het lid Omtzigt c.s. aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 49, item 15).1 In deze brief informeer ik uw Kamer over voortgang van de uitvoering van de motie.

Uw Kamer heeft met de motie de regering verzocht heldere normen te ontwikkelen voor de twee artikelen in de WHW over het Nederlands als opleidingstaal en te bevorderen dat de Inspectie van het Onderwijs deze normen publiceert en handhaaft voor de invulling van deze twee artikelen. Ook heeft uw Kamer verzocht over de normen en de handhaving voor 1 juni 2023 aan de Kamer te rapporteren.

Eerder heb ik met uw Kamer gedeeld dat de huidige artikelen van de WHW niet goed handhaafbaar zijn. Ook de inspectie heeft dit meerdere malen gesignaleerd. De wetswijziging waaraan ik nu werk voorziet in de noodzakelijke verduidelijking van de wetsartikelen en het taalbeleid om toezicht en handhaving naar de toekomst mogelijk te maken. Tegen deze achtergrond geef ik invulling aan uw motie, binnen de mogelijkheden die de huidige wet ons biedt. Ik onderschrijf het probleem dat uw Kamer met de motie onder de aandacht brengt; namelijk dat het Nederlands als taal van onderwijs en wetenschap onder druk staat en meer bescherming verdient.

Ik ga in deze brief eerst in op de verzoeken die in de motie zijn gedaan. Vervolgens beschrijf ik welke maatregelen ik nog meer tref om – binnen de mogelijkheden die de huidige wet biedt en vooruitlopend op wetswijziging – te stimuleren dat er bewustere afwegingen gemaakt worden over het gebruik van het Engels als opleidingstaal.

1. Verduidelijking normen

Ik heb nader uiteengezet hoe de wet moet worden geduid vanuit de wetshistorie en de bedoeling van de wetgever. Deze nadere duiding heb ik gedeeld met de besturen van de universiteiten en hogescholen. Ik heb hen daarbij – vooruitlopend op nieuwe wettelijke kaders – dringend verzocht terughoudendheid te betrachten met het starten van nieuwe anderstalige opleidingen en ook kritisch naar het bestaande opleidingsaanbod te kijken en bij de afwegingen die zij daarbij maken de nadere duiding ter harte te nemen. Bijgaand treft u een afschrift van mijn brief aan de instellingen en de nadere duiding aan.

Binnen het huidige wettelijk kader heb ik daarmee gedaan wat mogelijk is: verduidelijken hoe vanuit de wetshistorie de huidige bepalingen uitgelegd moeten worden. Voor het introduceren van nieuwe normen is een wetsvoorstel nodig. Daar wordt op dit moment hard aan gewerkt.

2. Handhaving door inspectie

Op instellingsniveau houdt de inspectie in het hoger onderwijs toezicht op de naleving van de WHW en de daarop gebaseerde regelgeving op grond van signalen. Dat nalevingstoezicht op instellingsniveau zal voor anderstaligheid naar verwachting slechts een beperkt effect hebben; instellingen beschikken immers allemaal over een gedragscode zo bleek uit het onderzoek van de inspectie uit 2019 en de uitzonderingsgronden op basis waarvan een opleiding kan afwijken van het Nederlands als onderwijs- en examentaal zijn zodanig geformuleerd dat instellingen daar al aan voldoen. De inspectie ziet geen reden om te veronderstellen dat de huidige gedragscodes op dit moment niet aan de wet voldoen en nieuw onderzoek door de inspectie zal dus geen nieuw beeld opleveren. Dit geldt ook voor de inspanningsverplichting voor instellingen tot het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands. De wetgever heeft bewust ruimte gelaten voor de instellingen om de wettelijke eisen en uitzonderingsgronden van een eigen invulling te voorzien. Er is sprake van een niet nader uitgewerkte inspanningsverplichting; en de instelling moet handelen conform een gedragscode die zij zelf heeft opgesteld.

Wel heb ik de inspectie gevraagd een voorstel te doen voor een thematisch onderzoek naar taalbeleid, in het bijzonder naar hoe (groepen) opleidingen keuzes maken voor anderstaligheid, mede vanuit het perspectief van toegankelijkheid en het studentbelang. Ik heb hen verzocht mij zo spoedig mogelijk te informeren of en hoe zij daar invulling aan kunnen geven. Ik wil de bevindingen gebruiken om met bestuurders in gesprek te gaan over de keuzes die zij maken en hen aanspreken waar die keuzes schuren met de bedoelingen van de wet. Deze inzichten wil ik tevens benutten om nadere bestuurlijke afspraken te maken met de instellingen in het kader van de centrale regie die ik voornemens ben te introduceren. Ook kunnen resultaten aanwijzingen bieden voor nadere regelgeving.

3. Aanvullende maatregelen

Accreditatie

Ik heb de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) verzocht om concrete tekstvoorstellen te doen voor wijzigingen in het accreditatiekader en haar werkwijze, naar aanleiding van de plannen in mijn brief over de beheersing van internationale studentenstromen. Deze voorstellen treft u als bijlage bij deze brief aan. Deze zullen onderdeel worden van het accreditatiekader en de werkwijze van de NVAO.

Ik verwacht deze zomer een rapportage van de inspectie over de periodieke evaluatie van het accreditatiestelsel. Ook heeft uw Kamer een commissiedebat over onderwijskwaliteit ingepland in de eerste week van september. Ik streef ernaar om na het zomerreces het te wijzigen accreditatiekader naar uw Kamer sturen (ter voorhang) zodat u de gelegenheid krijgt om deze zaken in onderlinge samenhang te kunnen bezien. De beoogde inwerkingtreding van het gewijzigde accreditatiekader is per januari 2024.

Bestuurlijke afspraken of eisen stellen via doelmatigheid

Momenteel voer ik gesprekken met Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen om te komen tot bestuurlijke afspraken, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving die in voorbereiding is. De opleidingstaal van nieuwe en bestaande opleidingen is daarbij een belangrijk onderwerp van gesprek.

Indien het deze zomer niet, of in onvoldoende mate, lukt om tot afspraken op dit punt te komen, overweeg ik om over te gaan tot wijziging van de doelmatigheidstoetsing op nieuwe opleidingen. Op deze manier wil ik bewustere afwegingen over Engelse taal bij nieuwe opleidingen stimuleren. Ik licht hieronder toe hoe dit eruit kan zien.

Nieuwe (te bekostigen) opleidingen moeten ter instemming aan de Minister worden voorgelegd «met het oog op de beoordeling van een doelmatig onderwijsaanbod en de beoordeling van een doelmatige taakverdeling tussen de instellingen, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs» (artikel 6.2 WHW). In de herziene Regeling macrodoelmatig opleidingsaanbod hoger onderwijs (deze wordt nog voor het zomerreces aan uw kamer toegezonden) is de adviserende taak van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) met betrekking tot de opleidingstaal verdwenen, vanwege uitvoerbaarheidsproblemen (een duidelijk toetsingskader ontbrak) en het gebrek aan een juridische basis om aan de NVAO te adviseren.

Ik heb onderzocht of een andere beleidsmatige invulling gegeven kan worden aan het begrip doelmatigheid in artikel 6.2 WHW, zodanig dat taal een rol kan spelen bij de beoordeling door de CDHO. Dit is wat mij betreft het geval. Het gaat bijvoorbeeld om de bekostiging van een Engelstalige opleiding die niet of nauwelijks opleidt specifiek voor een internationale arbeidsmarkt, of die niet primair gericht is op de instroom van Nederlandse studenten. De mogelijkheden die ik hierbij krijg betreffen alleen nieuwe opleidingen en niet het bestaande opleidingsaanbod. Voor dit laatste is wetswijziging nodig en dat betrek ik dan ook bij de vormgeving van de nieuwe wettelijke instrumenten.

Ik hecht eraan te benadrukken dat het mijn voorkeur heeft dat de instellingen nu zelf de regie nemen op het anderstalige aanbod van opleidingen, en dat we hierover goede afspraken kunnen maken.

Tegelijkertijd tref ik wel voorbereidingen door een beleidsregel te ontwerpen om dit urgente probleem aan te pakken.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf


  1. Kamerstuk 31 288, nr. 1008.↩