[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader antwoord op vragen van de leden Klaver, Kuiken, Ouwehand, Azarkan, Dassen en Sylvana Simons over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030

Antwoord schriftelijke vragen (nader)

Nummer: 2023D24961, datum: 2023-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-2845).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2023Z02233:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

2845

Vragen van de leden Klaver (GroenLinks), Kuiken (PvdA), Ouwehand (PvdD), Azarkan (DENK), Dassen (Volt) en Sylvana Simons (BIJ1) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van de kabinetsdoelstellingen voor 2030 (ingezonden 9 februari 2023).

Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) en van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 8 juni 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1757. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2171. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2504. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2573. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2611. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2612. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2615. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2617. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2663. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2695.

De vragen 1 t/m 6 worden afzonderlijk beantwoord voor de doelstellingen geformuleerd onder a en q.

Vragen met betrekking tot kabinetsdoelstelling

a.  60% CO2-reductie, maar in elk geval 55% CO2-reductie

Vraag 1

Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:

60% CO2-reductie, maar in elk geval 55% CO2-reductie;

Antwoord 1

Het kabinet heeft als doel gesteld in 2030 ten minste 55% emissiereductie te realiseren ten opzichte van 1990. Dit wordt vastgelegd in de Klimaatwet. Het kabinet richt het klimaatbeleid op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet met grotere waarschijnlijkheid wordt gehaald.

Vraag 2

Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?

Antwoord 2

In de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1112) heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) aangegeven dat in 2030 39–50% minder broeikasgassen worden uitgestoten ten opzichte van 1990.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?

Antwoord 3

Op basis van de KEV 2022 is duidelijk dat meer nodig is om de klimaatdoelstellingen van het kabinet te halen. Daarom heeft het kabinet op 26 april jl. een pakket aanvullende maatregelen aangekondigd (Kamerstuk 32 813, nr. 1230).

Vraag 4

Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?

Antwoord 4

Het kabinet heeft op 26 april jl. een pakket aanvullende maatregelen aangekondigd om de klimaatdoestellingen te realiseren. Met Prinsjesdag verschijnt een prognose van het PBL van de bandbreedte van emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990, vooruitlopend op de publicatie van de Klimaat- en Energieverkenning 2023. Op basis van deze bandbreedte beoordeelt het kabinet of het doel van ten minste 55% reductie van broeikasgassen in 2030 binnen bereik is.

Vraag 5

Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);

Antwoord 5

Met Prinsjesdag verschijnt een prognose van het PBL van de bandbreedte van emissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990, vooruitlopend op de publicatie van de Klimaat- en Energieverkenning 2023. Op basis van deze bandbreedte beoordeelt het kabinet of het doel van ten minste 55% reductie van broeikasgassen in 2030 binnen bereik is.

Vraag 6

Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?

Antwoord 6

De beantwoording was helaas niet binnen de gestelde termijn gereed. Hierbij doen wij u de beantwoording van de vragen een voor een toekomen zoals door u was verzocht.

Vragen met betrekking tot kabinetsdoelstelling

q.  3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling)

Vraag 1

Klopt het dat dit kabinet de volgende doelstellingen heeft voor 2030:

3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);

Antwoord 1

In de Kamerbief Innovatie en impact van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) van 11 november 2022 is toegelicht dat onze ambitie in lijn is met de Lissabon-doelstelling en dat de totale R&D-uitgaven moeten stijgen tot 3% van het bruto binnenlands product (bbp), zonder dat het private aandeel daalt.1 Het kabinet heeft daar tot nu toe nog geen jaartal aan verbonden.

Vraag 2

Kunt u per doelstelling exact aangeven wat de meest actuele prognose is voor 2030 (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen) en wanneer deze prognose is gemaakt?

Antwoord 2

Er is geen prognose voor 2030 voor het percentage van het bbp dat aan R&D besteed wordt. De best beschikbare schatting is het meest recente rapport van het Rathenau Insituut: Totale investeringen in wetenschap en innovatie 2021–2027.2 Deze schattingen lopen tot en met 2027 en betreffen hoofdzakelijk de publieke uitgaven. Voor alle investeringen in R&D (inclusief het private aandeel) bestaan geen betrouwbare schattingen, er bestaat momenteel geen betrouwbaar econometrisch model voor Nederland waarin deze prognoses doorgerekend kunnen worden.

Vraag 3

Kunt u bij elk van deze prognoses aangeven of deze prognose voldoende is om de doelstelling te bereiken?

Antwoord 3

Nederland investeerde in 2021 volgens Rathenau 2,26% van het bbp aan R&D. Rathenau schrijft: «Om in 2023 op 3,0% uit te komen, is met de meest recente bbp-prognoses 11,0 miljard euro extra nodig ten opzichte van de 19,5 miljard euro voor R&D in 2021. Als we ervan uitgaan dat overheid, bedrijfsleven en overige bronnen verhoudingsgewijs evenveel blijven investeren in R&D binnen Nederland (1,0: 1,9: 0,4), zou de overheid ten opzichte van 2021 3,3 miljard euro meer moeten investeren in R&D uitgevoerd binnen Nederland. In dit meest recente TWIN-rapport zien we dat de overheid in 2023 ook 3,3 miljard euro meer begroot heeft ten opzichte van 2021 (voorlopig).»

In 2023 investeert de overheid 1,22% en in 2024 1,27% van het bbp aan R&D.

Bij gelijkblijvend beleid – dus zonder additionele investeringen – zakt dat percentage terug naar 1,06% van het bbp in 2027.

Dit jaar trekken de investeringen van de overheid dus verder aan, onder meer door investeringen vanuit het Nationaal Groeifond (NGF), een toename in de institutionele financiering van universiteiten dat wordt besteed aan onderzoek (+15%) en de investeringen in de faciliteiten voor toegepast onderzoek van € 475 miljoen voor de jaren 2023–2031 om de innovatiekracht van de Toegepast Onderzoek Organisaties (TO2»s) op peil te houden.

Om op termijn de 3% te halen, is het van belang om ook de investeringen in R&D door het bedrijfsleven nog meer te stimuleren, bijvoorbeeld door meer publiek-private samenwerking. Bij de NGF-voorstellen wordt daarom ook expliciet gekeken naar de bijdragen van het bedrijfsleven. Momenteel wordt er gewerkt aan een herijking van het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid en een vernieuwing van het Kennis- en Innovatieconvenant. Het departement zal in samenwerking met departementen, kennisinstellingen en bedrijven in gesprek gaan over de benodigde inzet om de 3% te behalen.

Ook zet het kabinet er op in om meer impact te genereren uit onze excellente kennis, zoals ook is opgenomen in de recente Kamerbrief Innovatie en Impact, met een visie op valorisatie en maatschappelijke impact. Dit zal samen met de inzet voor start-ups en scale-ups – waarbij we inzetten op het versterken van investeringen in durfkapitaal – moeten leiden tot een positief vliegwieleffect van dynamische en groeiende kennis en innovatie-ecosystemen.

Vraag 4

Indien er een doelstelling is waarbij bovenstaande vraag niet beantwoord kan worden omdat de informatie ontbreekt, kunt u per doelstelling aangeven hoe u er alsnog voor gaat zorgen dat het inzichtelijk wordt voor de Kamer of deze doelstelling daadwerkelijk gehaald gaat worden?

Antwoord 4

Niet van toepassing.

Vraag 5

Bij hoeveel van de bovenstaande kabinetsdoelstellingen kunt u op basis van de meest actuele prognoses aantonen dat deze doelstelling met het huidige kabinetsbeleid bereikt gaat worden? (graag een concreet getal tussen 0 en 17 noemen);

Antwoord 5

In 2023 en 2024 bereiken de uitgaven van de overheid de benodigde omvang. Na 2024 zakken deze uitgaven weer terug als gevolg van het aflopen van het Groeifonds. Het is aan een volgend kabinet om daar opvolging aan te geven. Daarnaast stimuleren we private uitgaven, maar deze zijn niet econometrisch te modelleren, waardoor een robuuste prognose hiervoor niet te maken is.

Vraag 6

Kunt u deze vragen binnen drie weken een voor een beantwoorden, zeker gelet op het feit dat deze vragen al eerder zijn ingediend, maar de Minister-President ze niet heeft beantwoord?

Antwoord 6

De beantwoording was helaas niet binnen de gestelde termijn gereed. Hierbij doen wij u de beantwoording van de vragen een voor een toekomen zoals door u was verzocht.


  1. Kamerstuk 33 009, nr. 117.↩︎

  2. Rathenau Instituut: Totale investeringen in wetenschap en innovatie 2021–2027 (rathenau.nl).↩︎