Voortgang aanpak piekbelasting
Toekomstvisie agrarische sector
Brief regering
Nummer: 2023D25326, datum: 2023-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-30252-96).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Onderdeel van kamerstukdossier 30252 -96 Toekomstvisie agrarische sector.
Onderdeel van zaak 2023Z10569:
- Indiener: Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2023-06-20 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-29 10:15: Debat over het beëindigen van de onderhandelingen over het Landbouwakkoord (Plenair debat (debat)), TK
- 2023-07-05 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
30 252 Toekomstvisie agrarische sector
35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS
Nr. 96 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juni 2023
Op korte termijn veel minder stikstof uitstoten om natuurherstel mogelijk te maken. Om dat te bereiken, gaf Johan Remkes in het rapport «Wat wel kan» (bijlage bij Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 34) het advies over te gaan tot een gerichte aanpak die op korte termijn daadwerkelijk leidt tot een lagere stikstofuitstoot. Met de aanpak piekbelasting wil het kabinet dat bereiken. Circa 3000 bedrijven, die op basis van hun eigen gegevens kunnen kijken of ze piekbelaster zijn, krijgen extra mogelijkheden om versneld hun uitstoot van stikstof fors te reduceren. Deze ondernemers en hun naaste omgeving komen daarmee komend jaar voor keuzes of zij hun bedrijf (verder) willen verduurzamen, verplaatsen, hun activiteiten willen beëindigen of dat zij liever deelnemen in het gebiedsproces.
Het gaat om betekenisvolle en impactvolle keuzes, zeker voor ondernemers waarbij het bedrijf al decennia in de familie is. Dat is een van de redenen voor het kabinet om, na advies van betrokken sectorpartijen, circa 3000 bedrijven de kans te geven deel te nemen aan de aanpak piekbelasting, in plaats van de door Remkes voorgestelde 500–600 bedrijven. Zo kunnen meer ondernemers vrijwillig keuzes maken vooruitlopend op het gebiedsproces, en kan er een groter effect op de natuur worden bereikt. Deelname aan de aanpak piekbelasting is voor de bedrijven vrijwillig. Ondernemers kunnen zelf het initiatief nemen om online te bekijken of ze deel kunnen nemen.
Om in deze aanpak zoveel mogelijk recht te doen aan de betrokken ondernemers wordt met ondersteuning van onder meer zaakbegeleiders gekeken welke voorstellen leiden tot een forse reductie, waarbij gekeken kan worden naar het gebruik van innovaties, extensivering, omschakeling en/of verplaatsing. Daarnaast is de beëindigingsregeling zo ruim mogelijk opgesteld. Er komt hierna geen beter aanbod voor ondernemers die hun veehouderijactiviteit willen beëindigen. Ondernemers krijgen voldoende tijd om alle mogelijkheden naast elkaar te bekijken en daaraan deel te kunnen nemen.
Met deze aanpak vermindert de belasting van stikstof op de kwetsbare natuur. Hierdoor krijgt de natuur kans om te herstellen en daardoor ontstaat ruimte om in toenemende mate vergunningen te verlenen. Ruimte die ontstaat zal met prioriteit worden benut om PAS-melders te legaliseren en vervolgens urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Ook ontstaat er met deze aanpak meer bewegingsruimte in de gebiedsprocessen.
Vandaag start deze aanpak. Het kabinet, provincies, gemeenten en vele andere betrokken partijen gaan gezamenlijk aan de slag om samen met betrokken ondernemers de keuzes zorgvuldig vorm te geven. Niet alles zal in één keer goed gaan en niet alles is vanaf dag één helder, zeker niet op het individuele erf. Het is goed dat we vandaag van start gaan met de aanpak piekbelasting. Wetende dat te weinig snelheid ook onzorgvuldig zou zijn, gegeven de grote urgentie voor het noodzakelijke natuurherstel, de PAS-melders en maatschappelijke en economische ontwikkelingen.
Zoals aangekondigd1, ga ik in deze brief onder meer in op het criterium dat bepaalt of een bedrijf onder de aanpak valt. Ook maak ik nader bekend op welke wijze de overheid agrarisch ondernemers die onder de aanpak vallen concreet zal ondersteunen, welke regelingen om tot stikstofreductie te komen daarvoor beschikbaar zullen worden gesteld, en op welke wijze zij zich nader kunnen informeren. Daarmee is de inhoud van deze brief en de aanvullende informatie op de website www.aanpakpiekbelasting.nl van groot belang voor agrarische ondernemers in het maken van de belangrijke beslissingen waar zij de komende periode voor staan.
Uitgangspunten aanpak piekbelasting
Met de aanpak piekbelasting wil het kabinet op korte termijn een aantal urgente doelstellingen realiseren: in de eerste plaats een forse vermindering van overbelasting op stikstofgevoelige natuur. Waar het kan worden de mogelijkheden benut om met prioriteit PAS-melders te legaliseren en vervolgens urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Ook ontstaat er met deze aanpak meer bewegingsruimte in de gebiedsprocessen. De aanpak biedt een groep van circa 3000 ondernemingen die de meeste stikstofdepositie veroorzaken op de kwetsbare Natura 2000-gebieden extra mogelijkheden bij het vormgeven aan een toekomstplan met significant minder stikstofuitstoot. Dit betreft voornamelijk agrarische, maar ook een aantal industriële ondernemingen. De overheid biedt deze agrarische ondernemingen uitgebreide ondersteuning bij de keuze voor (een combinatie van) innoveren, omschakelen, extensiveren of verplaatsen, of bij vrijwillige beëindiging van de activiteiten. De nadruk ligt daarmee op de eigen ideeën van de ondernemer ten aanzien van zijn toekomstperspectief.
Het kabinet is zich ervan bewust dat het maken van afwegingen omtrent het eigen toekomstperspectief, niet gemakkelijk zijn. Iedere ondernemer moet zijn of haar toekomst met een helder perspectief tegemoet kunnen treden, in het geval deze ondernemer kiest voor behoud van het bedrijf in een andere duurzamere vorm, maar ook bij vrijwillige beëindiging of verplaatsing. Een belangrijk uitgangspunt is dan ook dat ondernemers voldoende tijd krijgen om goed afwegingen te kunnen maken. Dat gezegd hebbend, is het zo dat ondernemers die al een keus voor een regeling gemaakt hebben, niet hoeven te wachten, en op korte termijn een aanvraag kunnen indienen.
Wanneer behoort een onderneming tot de doelgroep van de aanpak piekbelasting?
Het kabinet heeft gekozen voor een aanpak waarmee een zo groot mogelijk resultaat in de reductie van stikstofdepositie kan worden gerealiseerd. Het kabinet heeft mede op basis van een analyse van het RIVM2 een uniforme drempelwaarde3 vastgesteld. Ondernemingen kunnen meedoen met de aanpak piekbelasting als zij, binnen 25 kilometer rond de onderneming, minimaal 2500 mol stikstofdepositie per jaar op stikstofgevoelig Natura 2000-areaal veroorzaken waarop momenteel de kritische depositiewaarde wordt overschreden. De waarde is zo bepaald dat circa 3000 bedrijven aan dit criterium voldoen. Het overgrote deel van deze groep betreft agrarische ondernemingen, zoals reeds op basis van eerdere inschattingen met u is gedeeld. Voor de bepaling of agrarische bedrijfslocaties in aanmerking komen, wordt gekeken naar de feitelijke (en dus niet de vergunde) activiteiten in 2021.
• U komt in aanmerking voor een groter aanbod aan regelingen. Deelname is vrijwillig. • Er staat u intensieve begeleiding ter beschikking om een toekomstperspectief vorm te geven, waarbij regelingen kunnen worden gecombineerd. • U bent als ondernemer niet verplicht mee te doen aan de regelingen van de aanpak piekbelasting. • Als u nu kwalificeert als piekbelaster, is dat geen grondslag om in aanraking te komen met een eventueel toekomstig verplichtend instrumentarium. Op www.aanpakpiekbelasting.nl staat meer informatie over alle mogelijkheden. |
Voor zowel de agrarische als de industriële sector geldt dat álle ondernemingen in het licht van de grote transitieopgaves waar we voor staan, zullen moeten nadenken over hoe zij de toekomst van hun bedrijf in dat kader willen vorm geven. Voor de landbouw wordt beoogd met onder meer het Landbouwakkoord daar handvatten voor mee te geven. Het kabinet biedt nu de groep bedrijven met een relatief hoge impact zoveel mogelijk opties om zelf actie te ondernemen. Dit is niet verplicht, maar wordt wel aangemoedigd. Bedrijven die er nu voor kiezen niets te doen, lopen een grotere kans om op een later moment – binnen het gebiedsproces – alsnog invulling te moeten geven aan de verduurzamingseisen, die voortkomen uit zowel de natuur/stikstofopgave, als de klimaat- en wateropgave.
Het kan voorkomen dat boeren die de afgelopen jaren al vergaande stappen hebben gezet om natuurinclusiever, extensiever of biologisch te gaan werken, toch nog zoveel stikstofdepositie veroorzaken dat zij voldoen aan de drempelwaarde van de aanpak piekbelasting. Zij kunnen er voor kiezen om een gesprek aan te vragen om te onderzoeken hoe verdere verduurzaming mogelijk is. In gesprekken die gevoerd worden met deze bedrijven, zal gezocht worden naar passende oplossingen indachtig de motie van de leden Thijssen en Bromet4.
Onder de bedrijfslocaties die aan de drempelwaarde voldoen, kunnen ook PAS-melders zitten. Voor PAS-melders gelden dezelfde voorwaarden om deel te nemen aan de aanpak als voor andere ondernemers. Meedoen met de aanpak biedt deze bedrijven tegelijkertijd een kans op legalisatie. Bij een voldoende forse reductie, bijvoorbeeld door innoveren, omschakelen en/of extensiveren, kunnen zij hun bedrijfsactiviteiten namelijk onder de hun eerder toegestane emissieruimte terugbrengen, waarna hun activiteiten legaal zijn voor de Wet natuurbescherming.
Omdat de aanpak gericht is op de bedrijven met de hoogste totale depositie op stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden raakt de aanpak piekbelasting met name bedrijven met veel overbelaste stikstofgevoelige natuur in de nabije omgeving. Dit betekent dat veel bedrijven die onder de aanpak vallen, zich rond de Veluwe en in de provincie Gelderland bevinden, en aanmerkelijk minder in provincies met relatief weinig Natura 2000-areaal, zoals de kustprovincies. Lokaal kan de aanpak piekbelasting gevolgen hebben. Het effect op de regio hangt af van de bedrijven die willen stoppen, of juist kiezen voor verdere verduurzaming. Het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten trekken gezamenlijk op om zo goed mogelijk zorg te dragen voor de sociaal economische impact die dit heeft op de leefomgeving in deze gebieden en bij voorkeur deze te versterken en toekomstbestendig te maken. Het kabinet wil gezamenlijk met de provincie Gelderland en betrokken regio’s en overheden optrekken voor het natuurgebied de Veluwe en nabij gelegen omgeving. De daarvoor benodigde stevige interbestuurlijke aanpak zal ik voor de zomer met alle betrokken partijen bespreken.
Wijze van ondersteuning en begeleiding
Ondernemers die vallen onder de aanpak piekbelasting hebben extra mogelijkheden om een nieuw toekomstperspectief vorm te geven. Verschillende regelingen die gebruikt kunnen worden vormen hier een onderdeel van. Uiteindelijk maakt een ondernemer eigen keuzes. In het maken van deze keuzes kunnen ondernemers gebruik maken van begeleiding en ondersteuning.
Vanaf vandaag is de website www.aanpakpiekbelasting.nl beschikbaar. Op deze website staat informatie over de mogelijkheden en regelingen binnen de aanpak piekbelasting. Op de website staat ook een verwijzing naar een tool waarmee een ondernemer, door het invoeren van actuele bedrijfsgegevens, kan zien of het bedrijf valt onder de aanpak piekbelasting. De ingevulde gegevens en uitkomsten van deze tool worden niet opgeslagen en zijn niet beschikbaar voor de overheid5.
De website zal worden geactualiseerd wanneer aanvullende informatie over de aanpak beschikbaar komt. Alle agrarische ondernemers kunnen telefonisch contact opnemen met een belteam van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor vragen. Wanneer een ondernemer onder de aanpak piekbelasting valt, kan telefonisch ook een persoonlijk gesprek aangevraagd worden met een zaakbegeleider.
Een zaakbegeleider is een vast contactpersoon vanuit de overheid die kan helpen om mogelijkheden binnen de aanpak piekbelasting verder te onderzoeken. De gesprekken die deze vaste contactpersonen met ondernemers voeren, zijn verkennend en vrijwillig van aard. De wensen en vragen van de ondernemer zijn leidend. De zaakbegeleider luistert, informeert, denkt mee en verbindt zo nodig vertegenwoordigers van andere overheden. Veel van de bedrijven zullen al contact hebben met provincies (en mogelijk ook met gemeenten en waterschappen) over hun toekomstplannen, en al meedoen in de gebiedsprocessen. Voor de ondernemer zijn er geen kosten verbonden aan de gesprekken met en betrokkenheid van de zaakbegeleider.
Het contact van de zaakbegeleider met de ondernemer wordt pas beëindigd als de ondernemer geen behoefte meer heeft aan (voortzetting van) de begeleiding, of als er een besluit is genomen over de gevraagde faciliteiten en de ondernemer de benodigde acties heeft uitgevoerd. De gesprekken tussen de ondernemers en zaakbegeleiders worden gemonitord op kwaliteit en de uitvoering zal worden bijgesteld indien noodzakelijk, om de dienstverlening waar dat kan te verbeteren.
De gesprekken met de zaakbegeleiders komen niet voor alle agrarische ondernemers in Nederland gelijktijdig beschikbaar, er wordt gefaseerd gestart. Op de website www.aanpakpiekbelasting.nl kan een ondernemer zien wanneer ondersteuning door zaakbegeleiders in zijn of haar regio beschikbaar komt. Het belteam is bereikbaar voor alle ondernemers, ongeacht de provincie waarin zij ondernemen. Ondernemers kunnen daar terecht met vragen die zij hebben over de verschillende regelingen binnen de aanpak piekbelasting, inclusief vragen over regelingen die nog niet opengaan.
Provincies, gemeenten, waterschappen en Rijk werken nauw samen en zorgen voor goede afstemming tussen de aanpak piekbelasting en de gebiedsgerichte aanpak van de provincies. Er zijn intensieve gesprekken gaande om te komen tot samenwerkingsafspraken waarin ook afspraken over ondersteuning, gegevensuitwisseling en financiering worden opgenomen. Dit kan gaan om de inzet van capaciteit door provincies, maar ook om extra inzet door gemeenten ten behoeve van ruimtelijke ordeningsvraagstukken of om extra inzet van waterschappen in relatie tot het watersysteem. De afspraken over de samenwerking zijn verschillend per provincie, omdat aangesloten wordt op de werkwijze en opgaves van elk gebied. Met het oog op een adequate grondslag en goede voorwaarden voor het inwinnen en delen van data, waaronder deling met andere overheden, wordt hierover nadere regelgeving voorbereid.
Het kabinet zal nauw oog houden of alle partijen hun rol goed vervullen en treed zo nodig in gesprek. Dit geldt ook voor banken, waarmee in de voorbereiding de afgelopen tijd ook gesproken is.
• 12 juni: website en belteam beschikbaar voor informatie en vragen. • Vanaf 12 juni persoonlijke begeleiding door zaakbegeleider, wanneer je valt onder de aanpak piekbelasting. Moment van gesprek is afhankelijk van de provincie waar je woont (zie www.aanpakpiekbelasting.nl). |
De aanpak piekbelasting vraagt om zorgvuldigheid. Vanwege de impact op veel ondernemers, wanneer het gaat om het maken van een eigen afweging over de toekomst van het bedrijf. Dat geldt ook voor gemeenschappen in het landelijk gebied waar mogelijk grote veranderingen zullen plaatsvinden. Ondanks alle voorbereidingen en inzet van betrokken partijen kan niet worden voorkomen dat niet alles direct volledig naar wens zal verlopen. Er zal veel aandacht zijn voor leren, evaluatie en bijstelling om de uitvoering zo robuust mogelijk te maken. De beschreven gefaseerde start draagt hier ook aan bij. In de Kamerbrief van 2 mei jl. is gemeld dat het starten van de uitvoering ook samenhangt met het tempo van het doorlopen van het besluitvormingsproces in de provincies en van de beschikbaarheid van voldoende zaakbegeleiders. Deze factoren kunnen reden zijn om in een regio eerder of later de persoonlijke begeleiding door zaakbegeleiders aan te bieden.
Wat kunnen ondernemers doen die willen blijven ondernemen en hun stikstofuitstoot willen terugdringen?
De heer Remkes adviseerde om de uitstoot naar nul of nagenoeg nul terug te brengen en de Lbv en Lbv-plus verplicht deelnemers om de productiecapaciteit te beëindigen, waarbij een nieuwe economische activiteit gestart mag worden (niet zijnde de huidige veehouderijactiviteiten) met tot maximaal 15% van de oorspronkelijk toegestane stikstofemissie. Het lijkt logisch om daarbij ook voor andere mogelijkheden om emissiereductie te realiseren aan te sluiten. Echter, het is in lang niet alle gevallen praktisch mogelijk om tot een dergelijk forse reductie te komen. Het kabinet wil hier meer ruimte en mogelijkheden bieden, mits dit past binnen de verschillende lokale gebiedsopgaven en ook leidt tot een duurzaam toekomstperspectief voor de ondernemer. Om die reden wordt de mogelijkheid geboden aan de ondernemer om door het opstellen van een ondernemingsplan met ideeën en voorstellen te komen die tot stikstofreductie leiden (conform het «uitdaagrecht» uit de motie van de leden van Campen en Boswijk6). Ik verwacht dat betrokken partijen, waaronder financiële instellingen, hun verantwoordelijkheid nemen om haalbare ondernemingsplannen mogelijk te maken.
Plannen in het opgestelde ondernemingsplan moeten toekomstbestendig zijn in het licht van zowel de lokale natuuropgave in het gebied, alsook de klimaat- en wateropgaven. Voorkomen moet worden dat nu veel geld geïnvesteerd wordt in oplossingen die later toch niet houdbaar blijken, of dat nu verwachtingen worden gewekt die later niet haalbaar blijken. Dit is in het belang van een duurzaam toekomstperspectief. De kans op een duurzaam perspectief zal hoger zijn, naarmate er meer reductie bereikt wordt. Hoeveel reductie mogelijk is, zal per bedrijf en locatie kunnen verschillen. Wanneer het plan komt tot 85 procent reductie loopt deze per definitie mee met de aanpak piekbelasting. Bij plannen met een lager reductiepercentage en die passen binnen de gebiedsopgave kunnen provincies aangeven dat deze ook meegenomen kunnen worden in de aanpak piekbelasting. Waar dat niet aan de orde is, worden ondernemers onderdeel van het reguliere gebiedsproces.
De toetsing van de ondernemingsplannen vindt plaats in samenwerking tussen Rijk en provincies en zal komende periode nader met hen worden uitgewerkt. Plannen waarvan binnen het korte tijdsbestek van de aanpak piekbelasting de toekomstbestendigheid niet met zekerheid door de provincie kan worden vastgesteld, maar die wel potentie hebben, kunnen door provincies betrokken worden bij de invulling van het gebiedsprogramma. Deze vallen dan buiten de aanpak piekbelasting. De verantwoordelijkheid voor het komen tot een initiatief dat leidt tot voldoende reductie ligt bij de agrarische ondernemer. Indien gewenst kan hij of zij bij het opstellen van een plan waarmee hieraan invulling wordt gegeven uitgebreid begeleid worden door de zaakbegeleider.
Alhoewel de werkwijze en toetsing rondom deze ondernemingsplannen de komende periode samen met provincies en agrarische partijen nog verder wordt uitgewerkt, is het uitgangspunt dat plannen die kwalificeren, kunnen rekenen op intensieve ondersteuning en begeleiding bij de uitvoering ervan. Bijvoorbeeld bij de contacten met verschillende bevoegde gezagen over inpassing in gebiedsplannen of het aanpassen van vergunningen of bestemmingsplannen. Hierbij spelen medeoverheden als gemeenten en waterschappen een grote rol.
In bijzondere en onvoorziene situaties waarin niet met beschikbare regelingen tot een oplossing gekomen kan worden, maar er wel sprake is van een duurzaam ondernemingsplan met voldoende reductie, wordt beoogd om tot een maatwerkoplossing te komen. Deze maatwerkoplossing is er voor uitzonderlijke gevallen en moet voldoen aan staatssteunregels en andere procedures rond regelingen.
Regelingen ter ondersteuning van de agrarische ondernemers
Voor ondernemers die op basis van (een combinatie) van innovatie, extensivering, omschakeling en verplaatsing tot de voor de aanpak geldende emissiereductie willen komen, zullen diverse regelingen beschikbaar komen. Hieronder wordt een kort overzicht gegeven van deze regelingen. Omdat deze brief inzicht geeft over de verschillende instrumenten op hoofdlijnen gericht op het informeren van de Tweede Kamer, zal de informatie in deze brief voor een ondernemer veelal onvoldoende zijn. Daarom wordt er met nadruk verwezen naar www.aanpakpiekbelasting.nl waar, voor zover bekend, meer gedetailleerde informatie te vinden is over de regelingen.
Er zal een periode zijn dat alle regelingen gelijktijdig open staan. Zo hebben ondernemers de tijd om weloverwogen beslissingen te nemen. Om deze reden is tevens gekozen voor een latere sluitingsdatum van de Lbv-plus, zodat er een overlappende periode is van circa eind 2023 tot april 2024.
De aankoop van gronden is geen onderdeel van de beëindigingsregelingen. Als aanvullend instrument is, naast eventuele provinciale grondbanken, de Nationale Grondbank beschikbaar voor het aankopen van gronden indien de agrarisch ondernemer deze aanbiedt. Ook kan de Nationale Grondbank hele bedrijven aankopen die geschikt zijn als alternatieve locatie voor bedrijven die willen verplaatsen. Dit alles marktconform. Taxatie van de gronden vindt plaats op basis van huidig landbouwkundig gebruik en geldende bestemming. Door de Nationale Grondbank aangekochte gronden en bedrijven worden in overeenstemming met het gebiedsproces beschikbaar gesteld voor maatregelen zoals extensivering, ruiling of verplaatsing.
Voor innovatie wordt gewerkt aan de openstelling van de module Investeringen van de subsidieregeling «Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen». Gestreefd wordt naar een nieuwe openstelling in het najaar van 2023, voor bedrijven die onder de aanpak piekbelasting vallen. De module zal zich richten op ondersteuning bij investering in brongerichte emissiearme stalsystemen en technieken. Bij de selectie van de te subsidiëren technieken wordt rekening gehouden met de effectiviteit van emissiearme stalsystemen in de praktijk, alsook met de motie van het lid Vestering7, die vraagt om geen belastinggeld te steken in technische innovaties die het welzijn van dieren verslechteren. Tevens wordt beoogd om met deze innovatieregeling invulling te geven aan de motie van de leden Van Haga en Smolders8.
Bij extensiveren gaat het om het verlagen van de veebezetting per hectare. In het kader van het Nationaal Strategisch Plan in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) zullen subsidies aangevraagd kunnen worden door (samenwerkingsverbanden van) melkveehouders in en rond veenweidegebieden en Natura 2000-gebieden die willen extensiveren en daarbij tevens meer beweiding toepassen. Het streven is om deze regeling in het najaar van 2023 open te stellen, ook voor een bredere groep dan alleen bedrijven die vallen onder de aanpak piekbelasting.
Voor omschakelen naar een duurzame bedrijfsvoering (bijvoorbeeld biologisch of natuurinclusief) en/of naar plantaardige productie, is steun mogelijk in de vorm van gunstige leningen (pilot-Investeringsfonds Duurzame Landbouw) en borgstelling voor werkkapitaal (Werkkapitaalregeling Omschakelprogramma) in het kader van het Omschakelprogramma Duurzame Landbouw. Verlenging van de huidige openstelling van het pilot-Investeringsfonds Duurzame Landbouw tot het einde van het jaar en omzetting in een definitief fonds vanaf 2024 wordt voorbereid, waarvan een bredere groep bedrijven dan alleen bedrijven die vallen onder de aanpak piekbelasting gebruik kunnen maken.
Bij verplaatsen gaat het om het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten (landbouwactiviteiten) op een andere locatie. Verplaatsing van landbouwactiviteiten is een complex proces dat veel tijd vraagt. Voor financiële ondersteuning bij verplaatsing is een regeling in voorbereiding. Ik streef er naar om deze eind 2023 te publiceren, specifiek voor bedrijven binnen de aanpak piekbelasting, met het voorbehoud dat ook deze regeling een staatssteuntoetsing door de Europese Commissie moet doorlopen.
Specifiek voor agrarische ondernemers die aan de drempelwaarde voor piekbelasting voldoen wordt vanaf half juli van dit jaar ook de Subsidiemodule agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe-regeling) opengesteld. Zij krijgen daarmee de mogelijkheid om op korte termijn onafhankelijk advies in te winnen dat hen kan helpen bij de keuzes waar zij voor staan (extensiveren, innoveren, verplaatsen of stoppen) en dat rekening houdt met, voor zover beschikbaar, de voor hen relevante gebiedsprogramma’s.
Voorts is er nog een aantal algemene, ondersteunende regelingen die binnenkort opengesteld worden zoals een regeling voor de sociaaleconomische begeleiding van de ondernemers die van bovenstaande opties gebruik willen maken. Tevens zal ik u samen met de Staatssecretaris van Financiën voor de zomer informeren over het onderzoek dat wordt gedaan naar mogelijke fiscale belemmeringen bij beëindigingsregelingen en het wegnemen daarvan.
Het kabinet stelt nu, onder andere via de website, zoveel mogelijk informatie ter beschikking over wat de intentie en betekenis van de regelingen is, maar de nadere invulling is voor sommige van de regelingen nog in uitwerking, inclusief eventuele staatssteuntoetsing. Een toets op staatssteun is een intensief traject dat de Commissie voor alle steunmaatregelen in alle lidstaten uitvoert.
Wat kunnen ondernemers doen die hun veehouderijactiviteiten willen beëindigen?
Ondernemers die de huidige bedrijfsvoering vrijwillig willen beëindigen, kunnen binnenkort gebruik maken van de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (Lbv-plus). De Lbv-plus staat vanaf 3 juli open voor melkvee-, varkens-, pluimvee- (kippen en kalkoenen) en vleeskalverhouders die voldoen aan de drempelwaarde en in de regeling gestelde voorwaarden. Tegelijk met deze Kamerbrief is de Lbv-plus-regeling ook gepubliceerd in de Staatscourant. De regeling sluit op vrijdag 5 april 2024. Deze termijn is verlengd ten opzichte van de oorspronkelijk beoogde datum. Dit geeft invulling aan de motie van het lid Van Campen c.s.9, die onder meer verzoekt dat ondernemers voldoende tijd krijgen om afgewogen keuzes te maken. Veehouders die met gebruikmaking van de Lbv-plus hun veehouderijactiviteiten beëindigen, kunnen bij instemming van het bevoegd gezag, op de betreffende locatie andere economische activiteiten gaan verrichten. Die mogelijkheid is van belang om betrokkenen voldoende perspectief te bieden. Om te borgen dat deze nieuwe economische activiteiten niet alsnog leiden tot wezenlijke stikstofemissie en -depositie op overbelaste Natura 2000-gebieden, kan het bevoegd gezag voor die nieuwe activiteiten maximaal 15% van de oorspronkelijk vergunde stikstofemissie toestaan. De Lbv-plus is het financieel aantrekkelijkst mogelijke aanbod. Er zal geen financieel aantrekkelijkere regeling volgen voor de aangegeven doelgroep.
Een beperkt aantal bedrijfslocaties dat voldoet aan de drempelwaarde voor piekbelasting, zal naar verwachting niet voldoen aan de voorwaarden voor de Lbv-plus, omdat het diercategorieën betreft die buiten de reikwijdte van deze regeling vallen. In het geval dat een ondernemer met dergelijke diercategorieën zijn veehouderijactiviteiten wil beëindigen, zal bekeken worden of hier met de «Maatregel gerichte aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden» invulling aan kan worden gegeven. Het streven is om deze regeling eind 2023 te publiceren.
Voor ondernemingen die niet aan de drempelwaarde voldoen, geldt dat deze geen onderdeel uitmaken van de aanpak piekbelasting en niet in aanmerking komen voor de Lbv-plus. Zij komen echter mogelijk wel voor de beëindigingsregeling Lbv in aanmerking. Ook deze regeling wordt gelijktijdig met deze Kamerbrief gepubliceerd.
De Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv)
Veehouderijen die niet onder de aanpak piekbelasting vallen, kunnen ook een aanzienlijke depositie van stikstof op overbelaste Natura 2000-gebieden veroorzaken. Het kabinet vindt het van belang dat ook een bredere groep ondernemers de mogelijkheid heeft om hun veehouderijactiviteiten vrijwillig te beëindigen. Met de Lbv komt daar een belangrijk instrument voor beschikbaar. In tegenstelling tot de Lbv-plus geldt daarvoor geen nationale drempelwaarde, maar gelden drempelwaarden per Natura 2000-gebied. Rond ieder overbelast Natura 2000-gebied kan de hoogste circa 10 procent van de veehouderijlocaties (melkvee, varkens, pluimvee) qua depositie op het betreffende gebied in aanmerking komen voor de Lbv. Het gaat totaal om ongeveer 8 duizend locaties. Daarmee kan er een groot effect uitgaan van deze regelingen op lokale gebieden. De regeling gaat gelijktijdig met de Lbv-plus open met een budget van 500 miljoen euro en sluit op 1 december 2023.
In het geval dat de regeling overtekend raakt, zal het kabinet het budget voor deze openstelling ophogen, zoals toegezegd tijdens het debat met uw Kamer van 5 april jl. over de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Daarnaast zal, afhankelijk van de resultaten van deze openstelling, een volgende tranche worden overwogen. Over de exacte voorwaarden en vergoedingen bij een eventuele volgende tranche zal het kabinet besluiten mede op basis van de ervaringen in de eerste tranche. In lijn met wat eerder is aangegeven, zullen eventuele volgende tranches financieel minder gunstig zijn.
De bedrijven die voor de Lbv in aanmerking komen, kunnen vanzelfsprekend ook andere transitiepaden dan beëindiging kiezen. Voor vragen over de Lbv of andere openstaande regelingen kunnen zij contact opnemen met RVO.
Met de goedkeuring van de Europese Commissie op de staatssteunnotificatie van de Lbv en de Lbv-plus kunnen beide regelingen worden opengesteld. De regelingen worden uitgevoerd door RVO. De motie-Van der Plas10 die het kabinet verzocht om de provincies maximaal te ondersteunen bij het notificatietraject ten behoeve van de invoering van de Lbv is zodoende ingevuld en beschouw ik hiermee als afgedaan.
Aanpak industriële piekbelasting
De aanpak piekbelasting richt zich ook op het versneld terugdringen van de stikstofuitstoot door piekbelasters uit de industrie en energiesector. Dit deel van de aanpak, waarvoor de Minister van Economische Zaken en Klimaat het eerste aanspreekpunt is, gaat uit van een eigen werkwijze en instrumentatie. EZK werkt deze aanpak uit samen met IenW. EZK en IenW hebben regelmatig contact met de provincies en andere stakeholders over de voorbereidingen en uitwerking van de aanpak. Bij de Voorjaarsnota is extra budget vrijgemaakt voor EZK om de organisatie uit te breiden om de aanpak piekbelasters industrie uit te voeren. Vooruitlopend op de komst van nieuwe medewerkers zullen de bestaande teams die de maatwerkaanpak van de grootste CO2-emittenten uitvoeren, het werk ten behoeve van de aanpak piekbelasters industrie opstarten.
De aanpak richt zich op de 28 industriële bedrijven die aan de drempelwaarde voor piekbelasting voldoen. Daarnaast is stikstofreductie integraal onderdeel van de maatwerkaanpak voor de grootste CO2-uitstoters, dus ook voor de
13 bedrijven die niet aan de drempelwaarde voldoen11.
Voor de industriële piekbelasters die buiten de maatwerkaanpak CO2 vallen, werkt het Ministerie van EZK momenteel, samen met het Ministerie van IenW en relevante bevoegde gezagen, een vereenvoudigde vorm van maatwerk uit. In de aanpak wordt eerst bezien of vergunningen aangescherpt kunnen worden. Voor stap 2, versnelde verduurzaming van (verbrandings)processen waarbij NOx en CO2 vrijkomen, zal zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van generieke regelingen, zoals de SDE++ en de VEKI-regeling, en zal aansluiting gezocht worden op het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en regionale energiestrategieën. Mocht het generieke instrumentarium voor verduurzaming van de industrie geen soelaas bieden, dan behoort een maatwerksubsidie tot de mogelijkheden. Dat laatste geldt eveneens voor bovenwettelijke maatregelen ter reductie van de ammoniakuitstoot.12
Zoals aangekondigd in de brief Voortgang maatwerkafspraken van 27 februari jl.13 zal de Minister van EZK, mede namens de Minister van IenW en mijzelf, uw Kamer voor het zomerreces nader informeren over de invulling hiervan. Ook provincies worden nauw betrokken bij de totstandkoming van dit deel van de aanpak. In de aankomende brief zal ook nader in worden gegaan op de samenstelling van de groep industriële piekbelasters en de verdere invulling en voortgang van de aanpak piekbelasting industrie.
Vervolg
Met deze brief heb ik inzichtelijk gemaakt hoe de aanpak piekbelasting concreet vorm krijgt en uitgevoerd zal worden. Het kabinet zet vol in op deze vrijwillige aanpak en hoopt dat veel van de bedrijven die in aanmerking komen, zullen deelnemen. Op deze manier wilt het kabinet voorkomen dat verplichtende maatregelen nodig zijn om tot de noodzakelijke daling in de stikstofdepositie te komen. Zoals in eerdere brieven vermeld, werk ik dit instrumentarium wel uit met betrokken partijen waarbij ik onder andere het onderzoek naar normeren en beprijzen zal betrekken. Rond de zomer zal ik u hier een aparte brief over sturen. Belangrijk om nu te benadrukken blijft dat aan het voldoen aan de drempelwaarde geen verplichtingen zijn verbonden.
Als onderdeel van de aanpak zet het kabinet in op registratie van alle vrijkomende ruimte en vrijvallende ruimte die beschikbaar komt uit de aanpak piekbelasting in een register. Zoals in eerdere brieven toegelicht gaat voor toestemmingverlening bruikbare stikstofruimte die voortkomt uit de aanpak piekbelasting met prioriteit naar de PAS-meldingen. Dit, als onderdeel van de bredere inzet ter legalisatie. Het kabinet voelt immers een zware verantwoordelijkheid de problematiek van de PAS-meldingen op te lossen. Vervolgens wordt ruimte waar mogelijk beschikbaar gesteld voor andere urgente maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Het kabinet hoopt een grote groep bedrijven te enthousiasmeren om stappen te zetten, zodat op zo veel mogelijk plekken er een dalende lijn van de stikstofdeposities wordt ingezet, op basis waarvan inzet van ruimte voor toestemmingverlening kan worden onderbouwd.
Tot slot, ik realiseer mij dat de aanpak piekbelasting en de (voorziene) regelingen zoals hierboven toegelicht tot diverse vragen zullen leiden bij ondernemers. Goede begeleiding en ondersteuning heeft om die reden de grootste prioriteit van het kabinet en betrokken partijen. Ook de komende periode zullen er nog diverse uitwerkingsstappen worden gezet. Zodra elementen van de aanpak verder uitgewerkt zijn, zal ik deze beschikbaar stellen op onder andere de website www.aanpakpiekbelasting.nl zodat deze beschikbaar zijn voor agrarische ondernemers, en uw Kamer hierover informeren.
De Minister voor Natuur en Stikstof,
Ch. van der Wal-Zeggelink
Kamerstuk 35 334, nr. 222.↩︎
Te raadplegen via www.rivm.nl/stikstof/actueel.↩︎
Waar in deze brief over drempelwaarde wordt gesproken, wordt een drempelwaarde bedoeld om in aanmerking te komen voor de regelingen en faciliteiten van de aanpak piekbelasting. De term drempelwaarde heeft hier een andere betekenis dan de drempelwaarde in het kader van toestemmingsverlening.↩︎
Kamerstuk 34 682, nr. 148.↩︎
Gegevens die ondernemers delen in het kader van de huidige vrijwillige aanpak zullen terughoudend gebruikt worden, en nooit in een eventueel verplichtend spoor. Gegevens die worden ingevuld in de tool, zijn niet zichtbaar voor de overheid. Wel worden geanonimiseerde kwantitatieve data over deelname aan de regelingen verstrekt aan een consortium van kennisinstellingen, ten behoeve van landelijke en gebiedsspecifieke doorrekeningen. Ook zullen deze data gebruikt worden voor verbetering van de dienstverlening van de uitvoering aanpak piekbelasting en zal ook de kwaliteit van gesprekken gemonitord worden door navraag bij deelnemende ondernemers.↩︎
Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 118.↩︎
Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 67.↩︎
Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 87.↩︎
Kamerstuk 34 682, nr. 134.↩︎
Kamerstuk 35 334, nr. 119.↩︎
Van de 28 bedrijven die aan de drempelwaarde voor de aanpak piekbelasting voldoen, vallen er 7 onder (de maatwerkaanpak voor) de grootste 20 CO2-emittenten. Stikstofreductie vormt een integraal onderdeel van die aanpak, zodat ook bij de resterende bedrijven uit de maatwerkaanpak CO2 nadrukkelijk gekeken wordt naar versnelling of intensivering van stikstofreductie. Met een aantal bedrijven uit de maatwerkaanpak CO2zijn de afgelopen periode al Expressions of Principles (EoP’s) ondertekend waarin ook doelstellingen voor stikstofreductie zijn opgenomen.↩︎
Er zijn geen generieke regelingen voor de industrie ter (mede)financiering van bovenwettelijke reductiemaatregelen van ammoniakemissies.↩︎
Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 173.↩︎