Nota van wijziging
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs)
Nota van wijziging
Nummer: 2023D25686, datum: 2023-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (kst-36136-8).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Mede ondertekenaar: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36136 -8 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs).
Onderdeel van zaak 2022Z12504:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van zaak 2023Z10703:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-06-21 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-06-29 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2022-09-13 14:00: Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-29 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-29 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-06 11:30: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-03-07 14:00: Wet leeruitkomsten hoger onderwijs (36136) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-03-12 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
36 136 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs)
Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 14Ā juni 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikelĀ 7.3, derde lid, Ā«deeltijdse en duale opleidingenĀ» vervangen door Ā«deeltijdse opleidingen, duale opleidingen en bij ministeriĆ«le regeling aangewezen voltijdse opleidingen met een substantiĆ«le praktijkijkcomponentĀ»,.
B
In artikel I worden na onderdeel F twee onderdelen ingevoegd, luidende:
G
In de artikelen 9.18, eerste lid, onderdeel a, 9.38, onderdeelĀ b, 10.3c, eerste lid, onderdeelĀ a, 10.20, eerste lid, onderdeelĀ e, en 11.11, eerste lid, wordt Ā«g en vĀ» vervangen door Ā«g, v en zĀ».
H
In hoofdstuk 18 wordt een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 22. WET LEERUITKOMSTEN HOGER ONDERWIJS
ArtikelĀ 18.101 Overgangsbepaling experiment leeruitkomsten
1. Het accreditatieorgaan besluit in het kader van de eerste herbeoordeling na inwerkingtreding van de Wet leeruitkomsten hoger onderwijs dat een bestaande deeltijdse of duale bacheloropleiding op basis van eenheden van leeruitkomsten waarbij het onderwijsaanbod beperkt is tot de afsluitende fase van de opleiding accreditatie bestaande opleiding behoudt of accreditatie bestaande opleiding onder voorwaarden behoudt voor een termijn van zes jaar, indien:
a. voor deze opleiding eerder accreditatie bestaande opleiding is verleend op grond van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs; en
b. de opleiding op alle kwaliteitsaspecten, genoemd in artikelĀ 5.12, positief wordt beoordeeld onderscheidenlijk op een of meer van deze aspecten negatief wordt beoordeeld maar de tekortkomingen naar zijn oordeel binnen afzienbare tijd kunnen worden weggenomen.
2. Een toets nieuwe opleiding als bedoeld in artikelĀ 5.6 is niet vereist indien de opleiding, bedoeld in het eerste lid, binnen de in het eerste lid genoemde termijn wordt voortgezet als opleiding met een volledig curriculum.
Toelichting
Onderdeel A
Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat deeltijdse en duale opleidingen mogen worden aangeboden op basis van eenheden van leeruitkomsten. Voor voltijdse opleidingen is dit nog niet het geval. De regering wil de verdere flexibilisering van het onderwijs en de gevolgen daarvan voor de toekomst van het stelsel nader doordenken in het kader van de brede toekomstverkenning over het hoger onderwijsstelsel. Bij de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap van 17Ā juni 2022 (KamerstukkenĀ II 2021/2022, 31Ā 288, nr.Ā 964.) is de Tweede Kamer nader geĆÆnformeerd over deze toekomstverkenning.
Voor voltijdse opleidingen met een substantiĆ«le praktijkcomponent is de impact van het werken met leeruitkomsten op het stelsel beperkt. Ook voor deze opleidingen geldt immers dat er sprake is van variatie binnen de groep van studenten aan deze opleiding wat betreft de leeractiviteiten die zij in het praktijkgedeelte van de opleiding uitvoeren. Het flexibel invullen van het praktijkgedeelte van de voltijdse opleiding op basis van leeruitkomsten die voor alle studenten gelden, past dus goed bij voltijdse opleidingen met een substantiĆ«le praktijkcomponent, waarbij het vastleggen van (nadere) afspraken over invulling, begeleiding en beoordeling in het studieplan bijdraagt aan de borging van de kwaliteit. Bij voltijdse opleidingen met een substantiĆ«le praktijkcomponent kan bijvoorbeeld gedacht worden aan lerarenopleidingen. De praktijkcomponent bij deze opleidingen bedraagt ongeveer 40 procent. Bij deze opleidingen is het leren in en met de praktijk dan ook integraal onderdeel van de opzet en inrichting van het onderwijsprogramma. In het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen uit 20201 zijn om die reden afspraken gemaakt over flexibilisering van alle opleidingsvarianten van lerarenopleidingen op basis van leeruitkomsten. Gelet op het voorgaande stelt de regering voor om het werken met leeruitkomsten ook mogelijk te maken voor bij ministeriĆ«le regeling aan te wijzen voltijdse opleidingen met een substantiĆ«le praktijkcomponent. Dit wordt met onderdeelĀ A geregeld. In artikelĀ II van het wetsvoorstel is een evaluatiebepaling opgenomen. De evaluatie heeft ook betrekking op de aanwijzing van opleidingen met een substantiĆ«le praktijkcomponent.
Onderdeel B
Nieuw artikel I, onderdeel G
De regering vindt dat het, gezien de verantwoordelijkheid van de opleidingscommissie voor het waarborgen van de kwaliteit van een opleiding, logisch is als deze op een andere wijze wordt betrokken bij het proces rondom de totstandkoming van het studieplan, dan met het huidige wetsvoorstel is voorzien. De opleidingscommissie op een instelling zou het instemmingsrecht op de totstandkoming van het studieplan moeten hebben. Om te voorkomen dat er op een instelling meerdere medezeggenschapsgremia zijn die een instemmingsrecht hebben op eenzelfde onderwerp, stelt de regering voor om dit instemmingsrecht enkel aan de opleidingscommissie toe te kennen. Hiertoe wordt onderdeelĀ z, van artikelĀ 7.13, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) met betrekking tot de totstandkoming van het studieplan, toegevoegd aan de lijst van onderwerpen, opgenomen in de artikelenĀ 9.18, eerste lid, onderdeelĀ a, 10.3c, eerste lid, onderdeelĀ a, en 11.11, eerste lid, waarop de opleidingscommissie instemmingsrecht heeft. Tegelijkertijd wordt dit onderwerp toegevoegd aan de lijst van onderwerpen, opgenomen in de artikelenĀ 9.38, onderdeelĀ b, en 10.20, eerste lid, onderdeelĀ e, WHW, waarop de faculteitsraad van een universiteit respectievelijk de medezeggenschapsraad van een hogeschool geen instemmingsrecht heeft.
Nieuw artikel I, onderdeel H
De instelling is verplicht om een onderwijsprogramma (de gefaciliteerde leerroute) aan te bieden. Deze verplichting geldt ook voor opleidingen op basis van eenheden van leeruitkomsten. Zo is geborgd dat de student altijd kan kiezen voor deelname aan het onderwijsprogramma van de opleiding. Dit betekent tegelijkertijd dat met het onderhavige wetsvoorstel, anders dan de memorie van toelichting vermeldt, het experiment accreditatie onvolledige opleidingen niet volledig kan worden verankerd. Dit experiment maakt het immers mogelijk voor rechtspersonen voor hoger onderwijs om deeltijdse en duale bachelopleidingen op basis van eenheden van leeruitkomsten aan te bieden waarbij het onderwijsaanbod beperkt is tot de afsluitende fase van de opleiding.
Volledige wettelijke verankering van het experiment vindt de regering onwenselijk, omdat hiermee rechtspersonen voor hoger onderwijs opleidingen kunnen aanbieden, waarbij voor (een deel van) de opleiding in het geheel geen onderwijs door de instelling wordt verzorgd. Hiermee zou een gefaciliteerde leerroute niet langer verplicht zijn. Aangezien maar Ć©Ć©n rechtspersoon voor hoger onderwijs heeft deelgenomen aan het experiment, acht de regering bij nader inzien onvoldoende nut en noodzaak aanwezig voor een dergelijke ingrijpende wijziging.
De regering vindt het echter ongewenst dat de enige deelnemer aan het experiment zijn 16 (onvolledige) lerarenopleidingen die op grond van het experiment zijn geaccrediteerd moet beĆ«indigen met ingang van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, gelet op het grote maatschappelijk belang van deze opleidingen en het lerarentekort. Om deze reden wordt met het nieuwe artikelĀ I, onderdeelĀ H, van het wetsvoorstel een bepaling van overgangsrecht in de WHW opgenomen die de deelnemer aan het experiment in staat stelt om de opleiding om te zetten naar een opleiding met een volledig curriculum (de gefaciliteerde leerroute bij opleidingen op basis van eenheden van leeruitkomsten) ofwel de opleiding gezamenlijk aan te bieden met een andere instelling voor hoger onderwijs, zoals bedoeld in artikelĀ 7.3c WHW. In het eerste geval kan de rechtspersoon voor hoger onderwijs bovendien overwegen om de opleiding over te dragen aan een andere instelling voor hoger onderwijs. Een dergelijke overdracht kost tijd, mede vanwege de eventuele benodigde doelmatigheidsbeoordeling. Maar ook een gezamenlijke opleiding ontwikkelen met een andere instelling kost tijd. De in de overgangsbepaling opgenomen verplichting voor het accreditatieorgaan om in het kader van de eerste herbeoordeling na inwerkingtreding van het wetsvoorstel te besluiten dat de accreditatie bestaande opleiding al dan niet onder voorwaarden behouden blijft voor een termijn van zes jaar, mits de kwaliteitsbeoordeling positief is dan wel geconstateerde tekortkomingen binnen afzienbare tijd kunnen worden weggenomen, geeft de betreffende instelling de benodigde tijd. Indien het accreditatieorgaan besluit tot behoud van de accreditatie bestaande opleiding onder voorwaarden, volgt uit hoofstuk 3, afdeling 3, van het Uitvoeringsbesluit WHW binnen welke termijn de opleiding wordt herbeoordeeld en in welke gevallen de accreditatie bestaande opleiding kan worden ingetrokken.
Indien de instelling binnen voornoemde termijn van zes jaar besluit de onvolledige opleiding voort te zetten als opleiding met een volledig curriculum is geen sprake van een nieuwe opleiding. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt dit expliciet geregeld in artikelĀ 18.101, tweede lid, WHW. Dit betekent dat de accreditatie bestaande opleiding ook behouden blijft na afloop van voornoemde termijn van zes jaar, mits de opleiding positief wordt beoordeeld in het kader van de zesjaarlijkse herbeoordelingen die volgen. Indien besloten wordt de opleiding gezamenlijk met een andere instelling voor hoger onderwijs aan te bieden, zal het accreditatieorgaan op grond van artikelĀ 6.2, tweede lid, WHW moeten beoordelen of sprake is van een nieuwe opleiding danwel een bestaande opleiding. Alleen in het laatste geval blijft de accreditatie bestaande opleiding behouden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs,
A.D. Wiersma
Bijlage bij kamerstuk 27Ā 923, nr.Ā 412.ā©ļø