[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Hoofdlijnenbrief verankering hardheidsclausule Invorderingswet 1990

Belastingdienst

Brief regering

Nummer: 2023D26248, datum: 2023-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1242).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1242 Belastingdienst.

Onderdeel van zaak 2023Z10958:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

31 066 Belastingdienst

Nr. 1242 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juni 2023

Tijdens de procedurevergadering van 11 mei jl. is de regering gevraagd om een hoofdlijnenbrief te sturen over de uitwerking van het voorstel van de introductie van een hardheidsclausule in de Invorderingswet 1990 (IW 1990).

Hardheidsclausule

Voorgesteld wordt om voor de toepassing van de voorgestelde hardheidsclausule in de IW 1990 een vergelijkbare procedure te hanteren als die voor de al veel langer bestaande hardheidsclausule in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) geldt.1 Een belastingschuldige die meent dat er in zijn situatie bij de uitvoering van de wet sprake is van een onvoorziene onbillijkheid van overwegende aard, kan een verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule richten aan het Ministerie van Financiën. In dit verzoek vraagt de belastingschuldige om in zijn situatie af te wijken van de regels die in de wet staan, omdat deze voor hem een onbedoeld gevolg hebben.

De voorgestelde introductie van een hardheidsclausule in de IW 1990 geeft de Minister van Financiën de bevoegdheid om tegemoet te kunnen komen aan bepaalde gevallen of groepen van gevallen waarin de toepassing van wetgeving op het gebied van de invordering van een belastingschuld leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Het gaat daarbij om situaties waarin toepassing leidt tot een gevolg dat de wetgever had voorkomen als hij die bij het maken van de wet had voorzien. In die gevallen kan worden afgeweken van de betreffende wettelijke bepaling. Het opnemen van een hardheidsclausule in de IW 1990 moet worden beschouwd als een aanvulling op de reeds bestaande beleidsmatige mogelijkheden die de Belastingdienst al kent, zoals de mogelijkheid om af te wijken van beleidsregels. Net als bij de toepassing van de hardheidsclausule in de AWR staat er tegen een afwijzing van een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule geen bestuursrechtelijke rechtsgang open.2 Wel kan er een beroep bij de civiele rechter (als restrechter) worden ingesteld.3

Andere trajecten

Naast de verankering van de hardheidsclausule worden er een aantal andere wijzigingen in de IW 1990 voorbereid. Op hoofdlijnen wordt gewerkt aan de volgende trajecten.4

1) Herijking van de Invorderingswet

In de reactie op het rapport «Ongekend Onrecht» van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (hierna: POK) heeft het kabinet op 15 januari 2021 toegezegd dat de IW 1990 wordt herijkt om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is om rekening te houden met de omstandigheden van mensen. Het onderzoeksrapport is met de brief van 31 oktober 2022 aan uw Kamer aangeboden.5 Bij deze herijking is onderzocht of de bepalingen van de IW 1990 voldoende ruimte bieden om maatwerk te kunnen leveren. Gebleken is dat de wet in principe voldoende ruimte biedt om rekening te kunnen houden met de omstandigheden van mensen. Alleen bij het artikel dat de bekendmaking van de belastingaanslag regelt wordt gekeken of een alternatief ervoor kan zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met de omstandigheden van mensen. De wettelijke gevolgen worden momenteel onderzocht waarna eventuele wijzigingen in een wetsvoorstel aan uw Kamer zullen worden aangeboden.

2) Herijking van de invorderingsstrategieën

Voorts is in de kabinetsreactie op het rapport van de POK toegezegd dat de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen worden herijkt, in het bijzonder voor burgers die langdurig te maken hebben met hoge schulden.6 In december 2022 zijn de herijkte invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen aan uw Kamer aangeboden.7 De herijkte invorderingsstrategieën worden vanaf dit jaar gefaseerd uitgewerkt in concrete maatregelen, waar ook het onderzoek naar de mogelijkheden van een gebundelde betalingsregeling onderdeel van uitmaakt. Bij de uitwerking van de concrete maatregelen worden ook de benodigde aanpassing van wet- en regelgeving in kaart gebracht. De eventueel benodigde wetswijzigingen zullen vervolgens in een wetsvoorstel worden opgenomen en aan uw Kamer worden aangeboden.

3) Heroverweging van de Wet Stroomlijnen

Na de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën in concrete maatregelen wordt ook de heroverweging van de Wet Stroomlijnen afgerond.8 Deze wet is opgesteld met als doel om de invorderingsregelgeving voor belastingen en toeslagen te stroomlijnen. In de kabinetsreactie op het rapport van de POK is toegezegd dat de inwerkingtreding van deze wet wordt opgeschort en de inhoud wordt heroverwogen, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met het doenvermogen van burgers. Aangezien de keuzes die gemaakt worden bij de uitwerking van de invorderingsstrategieën en de gebundelde betalingsregeling (mede)bepalend zijn voor de keuzes bij de heroverweging van de Wet Stroomlijnen, kan de afronding van de heroverweging van de Wet Stroomlijnen pas plaatsvinden nadat de uitwerking van de herijkte invorderingsstrategieën in concrete maatregelen is afgerond. Een onderdeel van de heroverweging van de Wet Stroomlijnen waarvan wel al duidelijk is dat deze nog steeds wenselijk is, betreft de modernisering van de rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden. De Wet Stroomlijnen regelt dat de fiscale rechter bevoegd wordt ten aanzien van geschillen over uitstel van betaling en kwijtschelding van zowel belasting- als toeslagschulden. In februari 2023 hebben wij uw Kamer hierover geïnformeerd.9 Voor het wijzigen van de rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelding van belastingschulden zijn de gevolgen voor de uitvoering door de Belastingdienst in kaart gebracht. Er worden gesprekken gevoerd met de Raad voor de Rechtspraak om inzicht te krijgen in de uitvoeringsgevolgen voor de Rechtspraak. Zowel de Belastingdienst als de Raad voor de Rechtspraak verwachten een aanzienlijke toename van het werk. Deze toename in combinatie met een krappe arbeidsmarkt leidt tot diverse risico’s. Daarom wordt verder onderzocht op welk moment en onder welke voorwaarden deze wijziging in werking kan treden.10

4) Herijking van het fiscale bodem(voor)recht

Op 27 juni 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd over de intrekking van wetsvoorstel Voorrang van vorderingen en vereenvoudigde afwikkeling faillissement (Kamerstuk 22 942), omdat de inhoud daarvan achterhaald is.11 In het wetsvoorstel was onder meer een definitieve regeling omtrent het fiscale bodem(voor)recht opgenomen. De intrekking van Kamerstuk 22 942 laat onverlet dat het onderzoek naar de werking van en eventuele alternatieven voor het fiscale bodem(voor)recht wordt gecontinueerd. Op dit moment wordt in kaart gebracht of en waar in het kader van het fiscale bodem(voor)recht verandering gewenst is. Tevens wordt in kaart gebracht aan welke voorwaarden een eventueel alternatief moet voldoen. Ook wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden bij eventuele alternatieven. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is intensief bij dit onderzoek betrokken, aangezien het onderzoek nauw samenhangt met de herijking van het faillissementsrecht. Voorts worden de Belastingdienst en verschillende stakeholders nadrukkelijk bij dit onderzoek betrokken.

Wij hopen u hiermee het gewenste inzicht te hebben verschaft.

De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij

De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries


  1. Artikel 63 AWR.↩︎

  2. Artikel 8:5 Awb, jo. artikel 1 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Awb).↩︎

  3. Artikel 112 Grondwet.↩︎

  4. Beperkte en technische wijzigingsvoorstellen in de Invorderingswet 1990 waaraan wordt gewerkt zijn niet in dit overzicht meegenomen.↩︎

  5. Kamerstuk 35 510, nr. 106.↩︎

  6. Kamerstuk 35 510, nr. 4, p. 11.↩︎

  7. Kamerstukken 31 066 en 24 515, nr. 1161.↩︎

  8. Kamerstuk 35 510, nr. 4, p. 11.↩︎

  9. Kamerstuk 35 510, nr. 116, p. 9–10.↩︎

  10. De rechtsbescherming bij uitstel van betaling van toeslagschulden is op dit moment gelijk aan de rechtsbescherming die geboden wordt bij de vaststelling van het recht op een toeslag (kwijtschelding van toeslagschulden is thans niet mogelijk). Dit betreft een bestuursrechtelijke rechtsgang. Deze rechtsgang wordt hierbij niet gewijzigd.↩︎

  11. Kamerstuk 22 942, nr. 11.↩︎