[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Doelomvang depositogarantiestelsel (DGS)

Raad voor Economische en Financiële Zaken

Brief regering

Nummer: 2023D26598, datum: 2023-06-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-07-1955).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 07-1955 Raad voor Economische en Financiële Zaken.

Onderdeel van zaak 2023Z11115:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1955 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2023

Vorig jaar heeft de Europese Commissie (EC) haar methodologie herzien voor de beoordeling of lidstaten in aanmerking komen voor een lagere doelomvang van het fonds dat onderdeel uitmaakt van het nationale depositogarantiestelsel (DGS). Enkele lidstaten, waaronder Nederland, komen onder deze nieuwe methodologie in aanmerking voor een lagere doelomvang. Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn besluit om niet over te gaan tot de aanvraag van een lagere doelomvang van het fonds bij de EC.

Doelomvang van het depositogarantiefonds

In het geval van het falen van een bank kan De Nederlandsche Bank (DNB), die in Nederland verantwoordelijk is voor de uitvoering van het DGS, het DGS activeren en ervoor zorgen dat de rekeninghouders van de falende bank binnen enkele werkdagen hun (spaar)geld tot maximaal EUR 100.000 vergoed krijgen. De banken betalen premies om een ex ante fonds op te bouwen, het depositogarantiefonds. Met de middelen uit dit fonds kunnen (spaar)gelden van rekeninghouders worden vergoed. Mochten de middelen uit het fonds niet toereikend zijn voor een DGS-uitkering, dan wordt aan banken een aanvullende bijdrage gevraagd.

De Richtlijn depositogarantiestelsels1 schrijft voor dat iedere lidstaat onder het nationale DGS een ex ante fonds opbouwt van minimaal 0,8% van de totale door het DGS gedekte deposito’s. De lidstaten hebben tot 3 juli 2024 om de doelomvang op nationaal niveau te realiseren. Onder enkele voorwaarden, die worden genoemd in de Richtlijn depositogarantiestelsels, kan een verlaging van het doelpercentage worden aangevraagd bij de EC. Het is aan de EC om te beoordelen of lidstaten aan deze voorwaarden voldoen. Hiertoe heeft de EC in het verleden een methodologie opgesteld. Op basis van deze methodologie kwam geen enkele lidstaat in aanmerking voor een lagere doelomvang.

In 2022 heeft de EC de methodologie gewijzigd, waardoor Nederland en enkele andere lidstaten in aanmerking komen voor een verlaagde doelomvang. De betreffende lidstaten moeten daartoe een verzoek indienen bij de EC, waarbij het verzoek kan zijn gebaseerd op een omvang tussen de 0,5% en 0,8% van de gedekte deposito’s.

Afweging

Mijn ministerie heeft een analyse opgesteld met daarin de voor- en nadelen van een lagere doelomvang dan 0,8%. In de analyse zijn ook de standpunten van de Nederlandse Vereniging Banken (NVB) en De Nederlandsche Bank (DNB) meegenomen.2 Verlaging van de doelomvang heeft een aantal voordelen, waaronder mogelijk eenmalig lagere lasten voor de bankensector. Daar staan echter een aantal belangrijke nadelen tegenover. Op basis van de analyse is mijn oordeel dat het op dit moment niet wenselijk is om een aanvraag voor een verlaging van de doelomvang van het DGS-fonds bij de EC in te dienen. Daarvoor zijn wat mij betreft de volgende overwegingen doorslaggevend.

Het crisisraamwerk voor banken (CMDI), waar ook de Richtlijn depositogarantiestelsels onderdeel van uitmaakt, wordt op dit moment herzien. Onderdeel van het onlangs gepubliceerde voorstel van de EC voor de herziene Richtlijn depositogarantiestelsels3 is een bredere inzet van het depositogarantiefonds bij de afwikkeling van falende banken. Naast uitbetaling van de spaarders in faillissement wordt voorgesteld het depositogarantiefonds te kunnen gebruiken bij afwikkeling via resolutie, op preventieve wijze of op alternatieve wijze in faillissement. Voor het standpunt van het kabinet over het Commissievoorstel voor de herziene Richtlijn depositogarantiestelsels verwijs ik naar het BNC-fiche daarover. Indien het DGS mogelijk breder kan worden ingezet in de toekomst, is een goed gevuld fonds belangrijk zodat flexibiliteit in afwikkeling van falende banken mogelijk is en de financiële stabiliteit gewaarborgd blijft.

De doelomvang van het fonds van 0,8% van de gedekte deposito’s wordt in 2024 bereikt. Een verlaging van de doelomvang zou een wijziging in de nationale regelgeving vereisen, wat tijd kost. Ook leidt een verlaging niet automatisch tot een restitutie van ingelegde premies van banken, omdat de regelgeving niet in deze mogelijkheid voorziet en het bovendien operationeel complex zou zijn.

Ten slotte zijn de recente ontwikkelingen in de internationale bankensector een reden om op dit moment niet over te gaan tot de aanvraag van een lagere doelomvang. De onrust rondom een aantal Amerikaanse banken en het Zwitserse Credit Suisse onderstreept het belang van een goed gevuld depositogarantiefonds. Hoewel Nederlandse banken goed zijn gekapitaliseerd gaat van verlaging van de doelomvang mijns inziens een verkeerd signaal uit.

Alles overwegende vind ik een verlaging van de DGS doelomvang op dit moment niet verstandig. Uiteraard kan in de toekomst worden bezien of een aanvraag tot verlaging op een later moment opportuun en gerechtvaardigd is.

De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag


  1. Richtlijn 2014/49/EU.↩︎

  2. De NVB heeft deze positie ingenomen in oktober 2022, voordat de onrust in de bankensector optrad.↩︎

  3. Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council

    amending Directive 2014/49/EU as regards the scope of deposit protection, use of deposit

    guarantee schemes funds, cross-border cooperation, and transparency, COM(2023) 228 final.↩︎