Verslag van een schriftelijk overleg over het afschrift brief aan Gemeente Leudal inzake de continuïteit van het primair onderwijs te Buggenum (Kamerstuk 31293-667)
Primair Onderwijs
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2023D26932, datum: 2023-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-688).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VVD)
- Mede ondertekenaar: C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -688 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2023Z11261:
- Indiener: A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-29 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-05 15:20: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 688 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 26 juni 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de brief van 20 april 2023 over een afschrift van de brief aan de gemeente Leudal inzake de continuïteit van het primair onderwijs te Buggenum (Kamerstuk 31 293, nr. 667).
De vragen en opmerkingen zijn op 30 mei 2023 aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 19 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de D66-fractie | 2 | |
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie | 2 | |
II | Antwoord/reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs | 3 |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het «Afschrift brief aan gemeente Leudal inzake de continuïteit van het primair onderwijs te Buggenum».
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs aan de gemeente Leudal inzake de continuïteit van het primair onderwijs te Buggenum, omdat er geen wettelijke grondslag is voor de Minister om op te treden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het afschrift en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor de situatie in Buggenum. Zij zien dat ouders en kinderen hier wel naar school willen, maar uit protest naar een andere school gaan. De leden vinden het zonde als deze school wordt opgeheven, terwijl er genoeg leerlingen zijn. Ook vragen deze leden aandacht voor de kosten die hieraan zijn verbonden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister geen instrumentarium heeft om continuïteit van onderwijs te garanderen. Deze leden vragen welke wet- en regelgeving hier in de weg staat. Is de Minister van mening dat er een discretionaire bevoegdheid moet komen voor dit soort uitzonderlijke situaties?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij deze situatie wil blijven monitoren en in gesprek wil gaan met betrokkenen, mocht de situatie niet voor de zomer opgelost worden. Is de Minister daartoe bereid?
De leden van de D66-fractie constateren dat leerlingen uit Buggenum nu met bekostigd leerlingenvervoer naar een andere school gaan, wat aanzienlijke kosten met zich meebrengt. Is de Minister het met deze leden eens dat het van groot belang is onderwijs zo dichtbij mogelijk te organiseren?
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de situatie van de basisschool in de gemeente Leudal. Deze leden zijn met de Minister van mening dat het primair aan de direct betrokkenen is om te komen tot een bevredigende oplossing. Deze leden vragen of de Minister wel bereid is om desgewenst mee te denken over scenario’s voor de toekomst en kennis te delen over oplossingen binnen de kaders van de huidige wetgeving.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister bekend is met vergelijkbare situaties waarin ouders in groten getale hun kind ineens verplaatsen naar andere basisscholen, waardoor een school leegloopt. Zij vragen op welke wijze de inspectie in dergelijke situaties het toezicht uitoefent met het oog op de kwaliteit van het onderwijs en hoe dat in deze situatie verloopt.
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister ook van mening is dat het ten behoeve van een snelle en adequate oplossing wenselijk is dat, mocht de intentie zijn om een school in Buggenum te behouden, niet eerst de procedure voor stichting van een nieuwe school hoeft te worden doorlopen en dat een doorstart van de huidige school wenselijk is.
II Antwoord/reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ik deel het begrip van de fracties voor de wens van ouders en leerlingen voor het behoud van hun school in Buggenum. Het is voor de ouders en leerlingen ingrijpend en vervelend als hun school gesloten wordt.
In reactie op de constatering van de VVD-fractie dat er geen wettelijke grondslag is om in te grijpen in deze situatie kan ik aangeven dat dat nog steeds het geval is.
In reactie op de vraag van de D66-fractie over het instrumentarium merk ik op dat het primaat voor sluiting van de school ligt bij het bestuur van de school. In dit geval is de situatie dat er geen leerlingen meer op de school zitten. Overdracht van de school is daarmee inmiddels niet meer mogelijk. Dit was op een eerder moment nog wel een reële mogelijkheid. De wet biedt mogelijkheden om een uitzondering te maken voor scholen onder de stichtingsnorm of opheffingsnorm, op verzoek van het bevoegd gezag. Voor het maken van een uitzondering op de stichtingsprocedure biedt de wet geen mogelijkheden. Ik blijf met de betrokken besturen en gemeenten in contact om de stand van zaken te monitoren en om, als dat binnen de kaders van de wet kan, bij te dragen aan oplossingen. In reactie op de vraag van de SGP kan ik aangeven dat mij niet meer soortgelijke casussen bekend zijn. Voor het toezicht geldt dat het reguliere toezichtkader wordt gehanteerd, zolang er onderwijs gegeven wordt. Als een school sluit houdt de inspectie vinger aan de pols of dit zorgvuldig gebeurt en of leerlingen goed worden opgevangen op andere scholen.
De D66-fractie vraagt ook of de discretionaire bevoegdheid op dit punt verruimd zou moeten worden. Ik wil niet op basis van een enkele casus komen tot wetswijziging. De wet voorziet voldoende in een vangnet voor situaties waarbij een school op een te grote afstand ligt en ook voor scholen met onvoldoende leerlingen zijn er wettelijke uitzonderingsgronden. De nabijheid van onderwijs is een belangrijk principe bij de systematiek van stichten en instandhouding. Andere principes die daarbij een rol spelen zijn het creëren van een goede didactische en sociale omgeving en doelmatigheid. Voor plekken waar binnen 10 km geen school is geldt een garantiefunctie voor openbaar onderwijs en voor scholen met minimaal 50 leerlingen geldt dat zij ook kunnen blijven bestaan als zij niet voldoen aan de opheffingsnorm, maar wel de enige school van die richting zijn in een straal van 5 km. Overigens, in dit geval is er op 2 km van de school een school van hetzelfde bestuur aanwezig.