Antwoord op vragen van het lid Piri over het bericht dat militairen zelf moeten boeten voor de misstanden die ze melden
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D27235, datum: 2023-06-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-2956).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Onderdeel van zaak 2023Z08021:
- Gericht aan: C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
- Indiener: K.P. Piri, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2956
Vragen van het lid Piri (PvdA) aan de Staatssecretaris van Defensie over het bericht dat militairen zelf moeten boeten voor de misstanden die ze melden (ingezonden 9 mei 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie) (ontvangen 20 juni 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2746.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Militairen die misstanden melden moeten daar vaak zelf voor boeten. «Ik moest naar de ggz. Maar ik ben niet gek»»?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichtgeving in NRC. In mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Futselaar (SP) die de Kamer ontving op 17 mei 2023, heb ik aangegeven dat Defensie doorlopend werkt aan een veilige werkomgeving voor alle medewerkers waarin iedereen zich veilig voelt om meldingen te doen (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Defensie probeert dan ook het melden van vermoedens van integriteitsschendingen en misstanden zo makkelijk mogelijk te maken. Een positieve meldcultuur waarbij medewerkers zich durven te melden is hier onderdeel van. Ik betreur het dan ook dat de (oud-)medewerkers die in NRC aan het woord komen geen positieve ervaringen hebben.
Voorafgaand aan het verder beantwoorden van de door het lid Piri (PvdA) gestelde vragen is het belangrijk te benoemen dat er een onderscheid bestaat tussen een integriteitsschending en een vermoedelijke misstand. Voor een toelichting hierop verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP).
Vraag 2
Op welke manier worden melders actief ondersteund in het melden van een misstand bij Defensie? Hoe worden zij na de melding ondersteund?
Antwoord 2
Het beleid rondom meldingen en de stappen die horen bij het doen en behandelen van meldingen zijn voor alle medewerkers benaderbaar via het interne publicatieportaal. Deze meldingen kunnen onder meer gedaan worden bij de direct of hogere leidinggevende, de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) en het extern bemenste Meldpunt Integriteit Defensie (MID), of direct extern bij bijvoorbeeld het Huis voor Klokkenluiders. Defensie biedt melders de mogelijkheid om bijgestaan te worden door deskundige ondersteuners, zoals een vertrouwenspersoon of een integriteitsadviseur. Wanneer een melder een vermoeden van een misstand wil melden maar niet wil dat zijn identiteit kenbaar wordt binnen de organisatie, kan een coördinator vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden.
Tijdens en na afloop van het meldproces wordt (na)zorg aan de melder geboden. Dit is altijd maatwerk en hier wordt in voorzien op basis van de behoeften van de melder. Defensie blijft dan ook (na)zorg verbeteren. Recent is bijvoorbeeld in de interne procesbeschrijving voor het melden van misstanden opgenomen dat het meldproces standaard met melders geëvalueerd gaat worden.
Vraag 3 en 4
Wat zijn de gevolgen voor de verdere carrière van een militair wanneer deze een melding doet over een misstand? Op welke manier wordt erop toegezien dat er geen consequenties zijn voor diens carrière?
Hoe wordt er opgetreden tegen het (dreigen met) doen van aangifte en andere vormen van «straffen» zoals het afnemen van de vaste slaapplek van een militair die een melding doet van een misstand of een andere militair daarin ondersteunt?
Antwoord 3 en 4
Defensie werkt doorlopend aan een positieve en veilige meldcultuur, waarin medewerkers zich veilig voelen om een melding te doen. Aangiftes, andere vormen van straffen of dreigingen met straffen tegen melders vanwege het feit dat zij een melding hebben gedaan, passen hier niet in. Dit geldt ook voor het ondervinden van negatieve gevolgen voor de carrière.
Defensie wil niet dat medewerkers worden benadeeld vanwege het feit dat zij een melding doen. Melders van een vermoeden van een misstand (zowel burgermedewerkers als militairen) hebben recht op wettelijke bescherming en mogen tijdens en na de behandeling van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld. Het ondervinden van negatieve gevolgen voor de carrière en het doen van aangiftes of dreigen met straffen vanwege het feit dat iemand een melding heeft gedaan, zijn vormen van benadeling. Defensie accepteert het dan ook niet wanneer commandanten of leidinggevenden melders hiermee confronteren. Indien dit wel gebeurt wordt met hen in gesprek gegaan en worden, afhankelijk van de situatie, passende maatregelen genomen.
Indien een melder zich benadeeld voelt, wil Defensie graag dat de melder dit kenbaar maakt, zodat dit kan worden onderzocht en hiertegen kan worden opgetreden. Melders kunnen zich wenden tot hun vertrouwenspersoon, een leidinggevende, een integriteitsadviseur of het bevoegd gezag. Ook kunnen deze functionarissen proactief met de melder bespreken of de melder deze benadeling ervaart. Afhankelijk van de situatie wordt in overleg met de melder bezien hoe de ervaren benadeling moet worden behandeld.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u dat de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) een melder advies heeft gegeven over het doorzetten van een melding in relatie tot diens ontslagregeling? Is het COID voldoende onafhankelijk in haar rol als integriteitsorgaan?
Antwoord 5
Integriteitadviseurs van de COID informeren melders over het gehele meldproces. Onderdeel hiervan is het schetsen van de verschillende mogelijkheden van het behandelen van een melding. Het is hierbij nadrukkelijk niet de bedoeling om het doorzetten van meldingen te ontmoedigen, integendeel. Indien melders toch het gevoel hebben dat het doen van een melding ontmoedigd wordt, wil Defensie graag dat een melder dit kenbaar maakt. Dit kan bij een vertrouwenspersoon, een leidinggevende, de behandelaar van de melding of het MID. Verder verwijs ik u naar mijn antwoorden op vraag 9, 10 en 11 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644).
Vraag 6 en 7
Hoe verklaart u dat er uit het jaarverslag van de COID uit 2021 blijkt dat slechts bij 11 van de 216 gemaakte meldingen van vermoedelijke integriteitsschendingen onderzoek werd gedaan?
Waarom wordt er in beginsel voorkeur gegeven aan minder ingrijpende maatregelen dan een onderzoek, zoals blijkt uit het jaarverslag van de COID uit 2021? Doet dit recht aan de gemaakte meldingen?
Antwoord 6 en 7
Ons integriteitsbeleid is erop gericht dat de betrokken personen met elkaar in gesprek gaan om de situatie te bespreken en te verbeteren. In overleg met de melder en een integriteitsadviseur wordt bekeken wat, gegeven de omstandigheden, de meest passende manier is om op een situatie te reageren, tot een oplossing te komen en recht te doen aan de behoeften van betrokkenen.
Concrete voorbeelden zijn bemiddeling en mediation. Deze interventies worden begeleid door mediators van Defensie, welke zijn aangesloten bij het landelijke kwaliteitsregister. Betrokkenen kunnen bij dit soort gesprekken ondersteund worden door een vertrouwenspersoon of een integriteitsadviseur.
In de meeste gevallen zijn de gesprekken effectief en zijn de betrokkenen het erover eens dat de situatie zonder onderzoek kan worden afgerond. Daardoor is voor de meeste meldingen van een vermoedelijke integriteitsschending geen onderzoek nodig of gewenst.
Vraag 8
Is het feit dat een behandelaar van de COID dezelfde baas heeft als de melder wiens casus wordt behandeld wat u betreft in alle gevallen een onzuiverheid van de behandeling? Maakt het deel uit van het reglement van de COID dat de behandelaar niet dezelfde baas mag hebben als de melder?
Antwoord 8
De behandelaar van een melding is het bevoegd gezag van degene over wie gemeld is. Vaak is dit de direct leidinggevende. Deze persoon is namelijk verantwoordelijk voor een veilige werkomgeving en in staat de situatie waar nodig te verbeteren. De behandeling kan belegd worden bij het naasthogere bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer het primaire bevoegd gezag niet op voldoende afstand staat van de te onderzoeken kwestie of personen. Het bevoegd gezag kan hiertoe besluiten. Ook kan de melder zelf de melding bij het naasthogere niveau neerleggen. De integriteitsadviseur kan hierbij ondersteunen. Bovengenoemde procedure geldt ook voor meldingen binnen de COID.
Vraag 9
Wat is er gedaan met de aanbevelingen van commissie-Giebels? Op welke manier wordt het effect van de maatregelen gemonitord?
Antwoord 9
Naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie-Giebels is het plan van aanpak ter versterking van de sociale veiligheid opgesteld. Dit plan is in 2022 verankerd in het verbeterde integriteitsbeleid (Kamerstuk 36 124, nr. 8). Zoals de commissie-Giebels heeft aanbevolen, richt het beleid voor het herkennen en behandelen van signalen en meldingen zich in eerste instantie op het bespreken van de situatie met alle betrokkenen. Het doel hierbij is om met een mensgerichte aanpak de onderlinge relaties te herstellen en de situatie te verbeteren.
De effecten van de maatregelen worden op verschillende manieren gemonitord. Onder andere door evaluatieonderzoek – zoals de evaluatie van het MID en de COID (Kamerstuk 35 000-X, nr. 97) – peilingen onder medewerkers, doorlopend Just-cultureactie-onderzoek en onderzoek naar specifieke onderwerpen, zoals het onderzoek naar het stelsel van vertrouwenspersonen.
Vraag 10
Hoe gaat de procedure van een melding bij het externe meldpunt op dit moment in zijn werk? Worden meldingen die bij het externe meldpunt gemaakt worden ook extern onderzocht? Kunnen meldingen net zo makkelijk bij het externe meldpunt gedaan worden als bij de COID? Hoe kunnen militairen het externe meldpunt vinden?
Antwoord 10
Alle medewerkers van Defensie (militairen en burgers) en externen kunnen een melding doen van een vermoedelijke integriteitsschending of misstand bij het extern bemenste MID. Dit kan telefonisch, via e-mail, of via een webformulier. De contactgegevens van het MID zijn te vinden op www.defensie.nl, op het intranet van Defensie en in de «Mijn Defensie»-app.
Het MID is niet bevoegd om meldingen te onderzoeken. Het MID zet de melding, alleen met instemming van de melder, binnen 24 uur door aan de COID. Een integriteitsadviseur adviseert de melder en het bevoegd gezag over de verdere behandeling van de melding. Als het bevoegd gezag vaststelt dat er sprake is van een vermoeden van een misstand, wordt altijd een onderzoek ingesteld. Zoals genoteerd in het antwoord op vraag 12 kan dit een intern of extern onderzoek zijn.
Wanneer het een melding van een (vermoedelijke) integriteitsschending betreft, wordt in samenspraak met de melder en andere betrokkenen bepaald op welke wijze met de situatie wordt omgegaan. Zoals aangegeven is niet voor elke melding van een integriteitsschending een onderzoek nodig. Wanneer er wel een onderzoek wordt uitgevoerd, is dit in de regel een intern onderzoek.
Vraag 11
Waarom wordt er niet voor alle meldingen gebruikgemaakt van het externe meldpunt? Wat is de meerwaarde van een interne integriteitsorganisatie zoals de COID?
Antwoord 11
Als uitgangspunt geldt dat klachten en meldingen binnen Defensie zelf worden behandeld. Ten eerste omdat dit bijdraagt aan het veranderen van de cultuur waarbij de organisatie kan leren van klachten en leidinggevenden hierop sneller kunnen acteren, maar juist ook aangesproken kunnen worden. Ten tweede heeft Defensie een wettelijke verplichting om zelf klachten in behandeling te kunnen nemen. Zo stelt de algemene wet bestuursrecht dat het aan een bestuursorgaan is om klachten zelf in behandeling te nemen. Ook heeft Defensie een wettelijke verplichting om een procedure voor de behandeling van meldingen van integriteitsschendingen en vermoedens van misstanden intern te borgen. Ik acht het daarmee vanuit de zorg voor het personeel van belang dat Defensie zelf verantwoordelijkheid draagt voor de afhandeling van klachten, integriteitsmeldingen en meldingen van vermoedens van misstanden.
Defensie beschikt over een onafhankelijk meldpunt, het MID. Dit meldpunt is extern bemenst, valt organiek rechtstreeks onder de secretaris-generaal en staat los van de COID (Kamerstuk 35 000-X nr. 86). De positionering van het MID is in lijn met de bevindingen van de Commissie-Giebels. Zij prefereert een intern meldpunt boven een extern meldpunt vanwege de acceptatie (Kamerstuk 34 775-X nr. 130).
Een medewerker die een vermoeden van een misstand wil melden kan zich ook richten tot het Huis voor Klokkenluiders.
Vraag 12
Tot in hoeverre zijn de onderzoekscommissies die meldingen onderzoeken onafhankelijk? Wat zijn hier de vereisten voor?
Antwoord 12
Het bevoegd gezag kan een interne commissie van onderzoek instellen. Een vermoeden van een misstand kan het bevoegd gezag ook door een externe onderzoekscommissie laten onderzoeken. In alle gevallen mogen de leden van de commissie niet betrokken zijn of zijn geweest bij het voorval en moeten zij op voldoende afstand staan van de te onderzoeken kwestie of personen. De melder heeft de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de samenstelling van de commissie.
Vraag 13
Hoe verklaart u dat er de afgelopen vijf jaarverslagen van de COID 1224 meldingen zijn gedaan bij het meldpunt, en er slechts zeven militairen zijn erkend als klokkenluider?
Antwoord 13
In de praktijk is een (melding van een vermoeden van een) misstand niet vaak aan de orde. Vaker gaat het om een (melding van een vermoeden van een) integriteitsschending in meer algemene zin. In het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) heb ik toegelicht wanneer sprake is van een (vermoeden van een) integriteitsschending en een (vermoeden van een) misstand (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644).
Vraag 14
Wat zijn de vereisten om officieel aangemerkt te worden als klokkenluider, en zijn deze vereisten in verhouding met een realistisch profiel van een klokkenluider? Waarin wijken de vereisten van Defensie af van de vereisten die het Huis voor Klokkenluiders hanteert?
Antwoord 14
Zoals genoteerd in het antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP) is in de Wet bescherming klokkenluiders gedefinieerd wanneer sprake is van een melder van een vermoeden van een misstand, ook wel een «klokkenluider» (Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2644). Zowel Defensie als het Huis voor Klokkenluiders toetsen bij het toekennen van de status van klokkenluider aan deze definitie.
Vraag 15
Hoe beoordeelt u de beschreven situatie dat klokkenluiders van Defensie een schadevergoeding krijgen in ruil voor een verdere zwijgplicht (ook als de casus niet wordt opgelost)? Wanneer is de laatste vaststellingsovereenkomst met daarin een geheimhoudingsclausule gesloten?
Antwoord 15
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 7 en 8 van de schriftelijke vragen Futselaar (SP), is voor Defensie het uitgangspunt dat in een vaststellingsovereenkomst geen afspraak wordt gemaakt die de (voormalig) medewerker belet om te spreken over het gemelde vermoeden van een misstand. Mocht een dergelijk afspraak toch in een vaststellingsovereenkomst zijn opgenomen, dan zal Defensie de melder hier niet aan houden (afgezien van wettelijke en op andere (interne)regelgeving gebaseerde geheimhoudingsverplichtingen).
Vraag 16
Wat is de standaardprocedure als er melding wordt gemaakt over een fysieke veiligheidssituatie door een militair?
Antwoord 16
Medewerkers kunnen een onveilige situatie in alle gevallen met hun leidinggevende bespreken. Daarnaast moeten onveilige situaties (ook) gemeld worden. Meldingen over een fysieke veiligheidssituatie worden gedaan in het centrale interne systeem «PeopleSoft Melden Voorvallen» (PSMV). De meldingen worden afhankelijk van de ernst van de schade en/of het letsel gecategoriseerd in vier «ernstcategorieën». Hierbij is categorie 1 de laagste en categorie 4 de zwaarste. De procedure voor het melden via PSMV is uniform voor alle typen meldingen.
De verantwoordelijkheden voor het onderzoeken en afdoen van een melding voor categorieën 1 en 2 ligt bij de commandant van de zelfstandige eenheid en voor categorie 3 bij de commandant van het defensieonderdeel. De Inspecteur-Generaal Veiligheid (IGV) doet in beginsel onderzoek naar meldingen die vallen in categorie 4, maar is daartoe niet beperkt. De verantwoordelijkheid voor het initiëren van acties, zoals het treffen van maatregelen, ligt primair bij de verantwoordelijke commandanten.
Vraag 17
Worden leidinggevenden geïnstrueerd over de te hanteren procedure bij een melding? Op welke manier wordt erop toegezien dat deze wordt gevolgd?
Antwoord 17
Leidinggevenden worden geïnstrueerd over de te hanteren procedure bij een melding. Indien de melding een (vermoedelijke) integriteitsschending betreft wordt de leidinggevende geïnstrueerd en geadviseerd door een integriteitsadviseur. De integriteitsadviseur begeleidt het proces en ziet erop toe dat deze zoals voorgeschreven wordt gevolgd.
Wanneer het een melding gaat over een fysieke veiligheidssituatie worden leidinggevenden geïnstrueerd door de veiligheidsadviseur van de eenheid. Deze adviseurs bewaken dat de standaardprocedure wordt gevolgd. Ook is een instructiekaart beschikbaar en biedt het PSMV-systeem de mogelijkheid om aanvullende informatie over de meldprocedure weer te geven.
Vraag 18
Wordt er zorgvuldig omgegaan met de vertrouwelijkheid van een melding? Hoe kunt u ervoor zorgen dat militairen er zeker van kunnen zijn dat een melding in alle vertrouwelijkheid gedaan kan worden?
Antwoord 18
De regelgeving bij Defensie is als volgt. Bij de behandeling van meldingen van een vermoeden van een misstand wordt informatie over de melding en de melder alleen gedeeld met functionarissen die noodzakelijkerwijs bij de melding betrokken zijn. Het is niet de bedoeling dat buiten deze groep informatie wordt gedeeld die herleidbaar is tot de identiteit van de melder.
In de praktijk komt het voor dat binnen delen van de organisatie bekend wordt wie een melding heeft gedaan, bijvoorbeeld omdat dit door collega’s kan worden afgeleid uit veranderde omstandigheden, het onderzoeken van de melding, of zelf door de melder wordt gedeeld. Mocht dit gebeuren dan wordt afhankelijk van de situatie samen met de relevante betrokkenen bepaald hoe hier op moet worden gereageerd. Hierbij adviseert de integriteitsadviseur het bevoegd gezag.
Vraag 19
Wordt er na het doen van een melding (over veiligheid) ook op geacteerd als dit het nadrukkelijke verzoek van de melder is? Hoe wordt een melding vervolgens (anoniem) besproken door leidinggevenden?
Antwoord 19
Defensie neemt elke melding serieus en bekijkt in overleg met de melder en overige betrokkenen wat de meest passende manier van behandeling is. Dit geldt voor alle soorten meldingen, zowel voor (vermoedelijke) integriteitsschendingen als voor fysieke veiligheidssituaties.
Ons beleid omtrent integriteitsschendingen is erop gericht om met alle betrokkenen te bespreken wat er nodig is om met de situatie om te gaan. Hierbij wordt er rekening gehouden met de rechten, belangen, en wensen van alle betrokkenen. Integriteitsschendingen kunnen anoniem gemeld worden bij het MID. Een melding vervolgens volledig anoniem bespreken is in de praktijk lastig. Informatie moet namelijk gedeeld worden en deze is mogelijk herleidbaar naar de melder. Wel kan een (coördinator) vertrouwenspersoon als tussenpersoon optreden, zodat de melding zo vertrouwelijk mogelijk wordt besproken en de melder zelf hier niet direct betrokken hoeft te zijn. Meldingen omtrent fysieke veiligheidssituaties kunnen in het PSMV-systeem niet anoniem worden gemeld.
Vraag 20
Wordt er pas iets met een melding gedaan wanneer de misstand iets illegaals betreft (zie de uitspraak van de commandant in het genoemde NRC-artikel)? Wordt de veiligheid van militairen op die manier voldoende gewaarborgd volgens u?
Antwoord 20
Defensie neemt elke melding in behandeling. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 en 7 wordt altijd bekeken wat de meest passende manier is om op een situatie te reageren en tot een oplossing te komen. Ik heb er dan ook vertrouwen in dat de veiligheid zoals bedoeld in de vraag voldoende gewaarborgd is, doordat ons beleid en procedures met zorg zijn ontwikkeld en de medewerkers betrokken bij het proces voldoende zijn gekwalificeerd.
De uitvoering van het meldproces blijft mensenwerk, waarbij het een uitdaging kan zijn om aan alle belangen en partijen evenredig recht te doen. Daarom bespreken medewerkers betrokken bij het meldproces regelmatig met elkaar over de uitvoering hiervan. Tevens voert Defensie regelmatig onderzoek uit omtrent meldingen en hoe het meldproces verloopt en ervaren wordt door medewerkers. De komende periode gaat het hierbij onder meer om een validatie naar de uitvoering van de Wet bescherming Klokkenluiders, een onderzoek naar het stelsel van vertrouwenspersonen en een peiling naar de ervaren meldingsbereidheid.
Vraag 21
Is het actief ophalen van feedback van militairen over de veiligheid van hun werk standaard deel van het plan van aanpak voor (sociale) veiligheid bij Defensie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Ja. Bij alle eenheden worden structureel werkbelevingsonderzoeken uitgevoerd, geregeld wordt de mening van medewerkers over veiligheid gepeild, waaronder over sociale veiligheid en commandanten lopen safety walks -veiligheidsrondes om met hun medewerkers op de werkvloer te spreken over veiligheid.
Vraag 22
Hoe gaat u ervoor zorgen dat het doen van een melding bij Defensie in de toekomst wel veilig is voor de melder?
Antwoord 22
Verwijzend naar mijn antwoorden op vragen 2, 4, 12 en 18 ben ik van mening dat binnen Defensie veilig een melding kan worden gedaan. Defensie werkt doorlopend aan een veilige werkomgeving voor alle medewerkers waarin iedereen zich veilig voelt om meldingen te doen. Defensie probeert dan ook het melden van vermoedens van integriteitsschendingen en misstanden zo makkelijk mogelijk te maken. Een positieve meldcultuur waarbij medewerkers zich durven te melden is hier onderdeel van. Met de resultaten van frequente evaluaties, onderzoeken en peilingen blijft Defensie werken aan het verder verbeteren van de veiligheidscultuur en het verder vergroten van de meldingsbereidheid. Ook laat ik in de procedure voor het melden van misstanden opnemen dat het meldproces met de melders wordt geëvalueerd, zodat Defensie met de resultaten hiervan de uitvoering van het proces kan blijven verbeteren.
Zoals benoemd in mijn antwoord op vraag 5 van het lid Futselaar (SP) onderken ik dat sommige, reeds ingezette, verbetermaatregelen nog niet (volledig) het gewenste effect hebben bereikt. Dit geldt voornamelijk voor de ingezette cultuurverandering en voor de rol en het voorbeeldgedrag van leidinggevenden. Daarom blijf ik hier de komende jaren op investeren, met als doel een veilige werkomgeving te garanderen en melden zo veilig mogelijk te maken.
NRC, 21 april 2023, «Militairen die misstanden melden moeten daar vaak zelf voor boeten. «Ik moest naar de ggz. Maar ik ben niet gek»» (https://www.nrc.nl/nieuws/2023/04/21/militairen-die-een-misstand-melden-moeten-er-vaak-zelf-voor-boeten-a4162697#:~:text=%E2%80%9EEr%20werd%20gezegd%3A%20neem%20maar,hem%20aan%20de%20hand%20was).↩︎