Belastingrente voor Toeslagen
Belastingdienst
Brief regering
Nummer: 2023D27651, datum: 2023-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31066-1248).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën (VVD)
Onderdeel van kamerstukdossier 31066 -1248 Belastingdienst.
Onderdeel van zaak 2023Z11585:
- Indiener: A. de Vries, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-06-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-07-06 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-09-04 12:15: Aanvang middagvergadering Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 066 Belastingdienst
Nr. 1248 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2023
Bij de definitieve vaststelling van een toeslag wordt bij een nabetaling of terugvordering rente gerekend, dan wel vergoed.1 Deze rente wordt gerekend voor de periode tussen 1 juli na afloop van het berekeningsjaar tot het moment van de beschikking tot definitieve vaststelling. Deze rente is tot op heden gekoppeld aan de belastingrente voor de zogenoemde overige belastingmiddelen2. De belastingrente voor overige belastingmiddelen is gekoppeld aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties. Deze rente wordt eens per halfjaar bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld en is gebaseerd op de ECB-rente voor herfinancieringstransacties, vermeerderd met 2,25%-punt. Per 1 juli 2023 zal deze rente worden vastgesteld op 6%. Dit is een stijging ten opzichte van de nu geldende 4%.
Deze stijging vindt het Kabinet onwenselijk voor de doelgroep van Toeslagen. Om de toeslagen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de draagkracht in het nu zijn de uitgekeerde toeslagen niet gebaseerd op het vastgestelde inkomen, maar op (de inschatting van) het actuele inkomen3. Omdat het daadwerkelijke inkomen pas achteraf vastgesteld kan worden, betekent dit dat Toeslagen worden uitgekeerd als voorschot. Deze vormgeving voorkomt dat er geen gebruik gemaakt kan worden van vitale voorzieningen of dat er schulden ontstaan bij bijvoorbeeld een verhuurder of zorgverzekeraar. De keerzijde hiervan is dat er terugvorderingen of nabetalingen ontstaan als achteraf het inkomen en/of het vermogen hoger of juist lager blijkt te zijn dan vooraf ingeschat. Juist voor de doelgroep die is aangewezen op toeslagen kunnen terugvorderingen financieel een grote impact hebben. In dat licht acht het kabinet het wenselijk om de rente op terugvorderingen voor toeslagen niet mee te laten stijgen met de belastingrente voor overige belastingmiddelen en de rente te maximeren op het huidige percentage van 4%.
Om dit te realiseren zal een wetsvoorstel bij Uw Kamer worden ingediend met het voorstel de wettelijke koppeling tussen de rente bij Toeslagen en de belastingrente voor overige belastingmiddelen los te laten. In dit wetsvoorstel wordt een aparte grondslag gecreëerd voor Toeslagen om het percentage voor de rente vast te stellen. Dit wetsvoorstel zal evenwel niet al voor het moment van rentestijging per 1 juli 2023 gereed kunnen zijn en door het parlement aanvaard. Daarom zal in het wetsvoorstel terugwerkende kracht worden voorgesteld tot 1 juli 2023, zodat de rente over terugvorderingen al per 1 juli op 4% gehandhaafd kan blijven. De stijging van de rente over nabetalingen naar 6% per 1 juli zal wel worden gevolgd, aangezien het handhaven van deze rente op 4% ten opzichte van het volgen van de huidige wettelijke systematiek benadelend voor de betrokken huishoudens zou zijn. De terugwerkende kracht is daarmee alleen bevoordelend voor huishoudens.
Omdat dit voorstel per 1 juli 2023 tot uitvoering zal komen, voordat uw Kamer zich over het betreffende wetsvoorstel heeft kunnen buigen informeer ik u via deze brief over dit voornemen.
De Staatssecretaris van Financiën,
A. de Vries
Op grond van artikel 27 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.↩︎
Onder overige belastingmiddelen wordt in dit verband verstaan de inkomstenbelasting, de erfbelasting, de loonbelasting, de dividendbelasting, de omzetbelasting, de overdrachtsbelasting, de belasting van personenauto’s en motorrijwielen, de accijns, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de in artikel 1 van de Wet belastingen op milieugrondslag genoemde belastingen.↩︎
In eerdere stukken is dit geduid als «tijdigheid». Het onderscheid zit echter niet zozeer in het moment van uitbetalen, maar in de grondslag waarop de hoogte van de ondersteuning wordt bepaald: op het ingeschatte actuele inkomen versus het vastgesteld inkomen.↩︎