Negatieve impact op het midden- en kleinbedrijf (mkb) van earningsstrippingmaatregel (wijziging artikel 5b Wet op de vennootschapsbelasting per 1 januari 2025)
Schriftelijke vragen
Nummer: 2023D27741, datum: 2023-06-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2023Z11623).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid (Ooit Groep Van Haga kamerlid)
Onderdeel van zaak 2023Z11623:
- Gericht aan: M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2023Z11623
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Financiën over negatieve impact op het midden- en kleinbedrijf (mkb) van earningsstrippingmaatregel (wijziging artikel 5b Wet op de vennootschapsbelasting per 1 januari 2025) (ingezonden 22 juni 2023).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de impact van het afschaffen van de drempel van 1.000.000 euro in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed?
Vraag 2
Wanneer en waarom is besloten om de drempel van 1.000.000 euro van de per 1 januari 2019 ingevoerde earningsstrippingmaatregel te laten vervallen?
Vraag 3
Is deze wijziging voorgelegd aan de Kamer? Zo ja, wanneer?
Vraag 4
Wanneer kwalificeert u een lichaam als vastgoedlichaam en welke wettelijke grondslag is daaraan verbonden?
Vraag 5
In hoeverre kwalificeert u een lichaam met zowel verhuurd vastgoed alsmede andere werkzaamheden als zijnde een vastgoedlichaam?
Vraag 6
Zou u nog eens duidelijk willen onderbouwen wat het doel van deze wet was?
Vraag 7
Kunt u uitleggen waarom er destijds gekozen is voor een drempel van 1.000.000 euro?
Vraag 8
Kunt u uitleggen waarom de argumentatie die heeft geleid tot de invoering van de drempelwaarde van 1.000.000 euro per 1 januari 2025 niet meer zou gelden?
Vraag 9
Waarom is er niet gekozen voor een andere oplossing om de effecten van het zogenaamde «opknippen» tegen te gaan, zoals het invoeren van een concernbepaling waarbij alle opgeknipte vennootschappen gezamenlijk niet meer dan de drempelwaarde van 1.000.000 euro mogen hanteren?
Vraag 10
Bent u zich ervan bewust dat het generieke karakter van het afschaffen van de drempel (onbedoeld) voor veel schade zorgt bij kleine- en middelgrote ondernemers? Zo nee, bent u bereid om deze gevolgen in kaart te brengen? Zo ja, bent u bereid om met een reparatiewet te komen om de (onbedoelde) negatieve uitwerking van de huidige wet te herstellen?
Vraag 11
Bent u zich bewust van het feit dat de overgangstermijn bijzonder kort is en het daarom bijna onmogelijk is voor bedrijven om zich op tijd aan te passen aan het vervallen van de drempelwaarde?
Vraag 12
Bent u bereid om te onderzoeken wat een redelijke overgangstermijn zou zijn?
Vraag 13
Vindt u niet dat het vervallen van de drempelwaarde alleen zou moeten gelden voor nieuwe gevallen?
Vraag 14
Deelt u het standpunt van de opsteller van het rapport «De earningsstrippingmaatregel en het draagkrachtbeginsel»1 dat de maatregel«een inbreuk (is) op het draagkrachtbeginsel in een situatie waarin een onderneming meer wordt belast dan de totale winst op grond van het totaalwinstbeginsel. Bovendien is dit onrechtvaardig. Gelijke gevallen worden in een dergelijke situatie ongelijk behandeld.»? Zo nee, waarom deelt de u deze mening niet?
Vraag 15
Bent u bereid om een impactanalyse te maken van de (onbedoelde) negatieve uitwerking die de maatregel heeft op de bedrijfsvoering en/of liquiditeit van mkb-bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Universiteit van Tilburg, 6 mei 2020 (http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=151631).↩︎