[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2023D28240, datum: 2023-06-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36350-IV-3).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36350 IV-3 Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota).

Onderdeel van zaak 2023Z06771:

Onderdeel van zaak 2023Z11861:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 350 IV Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 26 juni 2023

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 2 juni 2023 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 23 juni 2023 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Paul

De griffier van de commissie,
Meijers

Vragen en antwoorden

1

Vraag:

Kunt u inzicht geven in de besteding van de middelen uit het coalitieakkoord voor Caribisch Nederland á 23 miljoen euro, c.q. 30 miljoen euro voor alle betrokken departementen?

Antwoord:

In onderstaande tabel is de besteding van de middelen uit het coalitieakkoord voor Caribisch Nederland voor alle betrokken departementen opgenomen. Ook is in deze tabel inzichtelijk welke geldstromen incidenteel en structureel zijn.

Verhogen inkomens SZW Ja 587 6.501 7.932 8.530 8.936 9.342
Modernisering sociale zekerheidsstelsel SZW Ja - 700 1.100 1.100 1.100 1.100
Arbeidsbemiddeling SZW Ja - 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Drinkwater I&W Ja 4.500 2.250 2.250 2.250 2.250 2.250
Telecom EZK Ja 2.000 2.250 2.250 2.250 2.250 2.250
Duurzame energievoorziening EZK Nee 4.300 2.500 - - - -
Volkshuisvesting BZK Nee 3.000 1.000 1.000 - - -
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt OCW Ja 500 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Prioriteiten Regeerakkoord eilandelijke taken KR Ja - 3.000 3.000 3.000 3.000 3.000
Verhoging vrije uitkering KR Ja 4.113 6.299 7.968 10.869 10.464 10.058
Eilandelijke achterstanden KR Nee 4.000 3.500 2.500 - - -
Totaal 23.000 30.000 30.000 30.000 30.000 30.000

De departementen hebben de middelen uit het coalitieakkoord aangevuld met eigen bijdrage. Hiervoor verwijs ik u naar de Kamerbrief van 14 oktober jl. (Kamerstukken II, 36 200 IV, nr. 8).

Voor wat betreft de besteding van de middelen heb ik uw Kamer op 21 maart jl. (Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200 IV, nr. 58) een update gegeven over de wijze waarop de middelen hebben bijgedragen aan de in het coalitieakkoord geformuleerde doelen en resultaten.

2

Vraag:

Kunt u voor 2022 (23 miljoen euro) en 2023 (30 miljoen euro) een overzicht geven van alle ministeries van de besteding van de middelen uit het coalitieakkoord voor Caribisch Nederland? Kunt u in het overzicht ook aangeven of de middelen structureel of incidenteel worden ingezet?

Antwoord:

Zie beantwoording vraag 1.

3

Vraag:

Wat is de relatie tussen coronasteun aan de Caribische landen in het Koninkrijk en het versterken van het grenstoezicht? Is het versterken van het grenstoezicht niet los te zien van coronasteun? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

De coronasteun waar u naar verwijst gaat om de middelen die de landen sinds april 2020 van Nederland ontvingen om de gevolgen van de pandemie voor de bevolking, het bedrijfsleven en de werkgelegenheid op Curaçao te beperken (Kamerstukken 2020–21, 35 420 IV, nr. 177 en 186). Versterking van het grenstoezicht was hier geen onderdeel van.

De pandemie liet echter wel zien hoe kwetsbaar de (economische) ontwikkeling van de landen was. Omdat een functionerende rechtsstaat voorwaardelijk is voor economische ontwikkeling, bijdraagt aan houdbare overheidsfinanciën en toeziet op de rechtmatigheid van bestedingen heeft Nederland bij het akkoord over de Landspakketten ook additioneel structurele middelen beschikbaar gesteld gericht op de versterking van de rechtsstaat, waaronder de versterking van grenstoezicht.

4

Vraag:

Op welke wijze kan de inzet van middelen worden gevolgd, die via de begroting Koninkrijksrelaties worden verstrekt aan Defensie, Justitie en Veiligheid, en Financiën voor de inzet van deze ministeries in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Hoe kan de Kamer vaststellen of deze middelen volledig en doelmatig zijn gebruikt?

Antwoord:

Zie beantwoording vraag 5.

5

Vraag:

Hoe kunt u uw coördinerende rol voor de besteding van de gelden waarmaken, als de daadwerkelijke besteding van de gelden via de drie vakdepartementen plaatsvindt?

Antwoord:

Het jaarverslag van het Ministerie van BZK verantwoordt de gelden die vanaf begrotingshoofdstuk IV Koninkrijksrelaties, via de Ministeries van Defensie, JenV en Financiën, beschikbaar worden gesteld aan organisaties binnen de rechtshandhavingsketen van het Caribisch deel van het Koninkrijk. De Kamer kan de doelmatigheid van deze gelden dus beoordelen op basis van de informatie in het jaarverslag van het Ministerie van BZK.

Op grond van meerderde protocollen, samenwerkingsregelingen en rijkswetten heeft het Ministerie van BZK een betrokkenheid en rol bij de besteding van deze gelden.

De recent gepubliceerde beleidsdoorlichting van artikel 1 concludeert dat het moeilijk is om een direct verband te leggen tussen de gelden vanuit begrotingshoofdstuk IV en de mate waarin de rechtsstaat in de landen is versterkt (Kamerstukken II, 2022/23, 33 189 IV, nr. 17). Dit komt onder andere door het feit dat de rechtsstaat een landsaangelegenheid betreft en de Caribische landen dus in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het functioneren van de rechtshandhavingsketen.

In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting heb ik, mede namens de Minister van JenV, Staatssecretaris van JenV en de Minister van Defensie, toegezegd te zullen werken aan herijking van de Nederlandse inzet in de rechtshandhavingsketen van de landen. In dit beleidsstuk zal specifiek worden gekeken naar het vergroten van de meetbaarheid van artikel 1. Hiermee wordt tevens recht gedaan aan het eerdere verzoek van uw Kamer tot een transparantere verantwoording over de resultaten van die inzet. Een eventuele aanscherping van de onderlinge rol- en taakverdeling tussen de Nederlandse departementen is ook onderdeel van deze herijking.

6

Vraag:

Kunt u het bedrag van 5,1 miljoen euro onder 10), «overige mutaties», nader toelichten?

Antwoord:

Het bedrag overige mutaties betreft € 5,6 mln. Het bestaat uit diverse mutaties waarvan de belangrijkste mutaties hieronder zijn weergeven.

Er heeft een kasschuif van € 3,2 mln. plaatsgevonden voor het programma van Tijdelijke Werkorganisatie (TWO). Met deze kasschuif wordt het kasbudget evenredig verdeeld over de jaren 2024, 2025, 2026 en 2027 voor het programma TWO.

€ 2,2 mln. van de € 5,6 mln. overige mutaties is onderdeel van de € 19 mln. wat voor de klif op Sint Eustatius beschikbaar is gesteld. Het restant van de benodigde middelen voor de klif is door middel van her prioritering binnen de KR begroting beschikbaar gemaakt.

7

Vraag:

Uit welke begrotingsartikelen wordt het resterende bedrag van 16,8 miljoen euro gehaald voor de aanpak van de klif op Sint Eustatius?

Antwoord:

Op artikel 4.2 is voor de klif in 2023 € 8 mln. ontvangen en voor 2024 € 11 mln. Hiervan is € 2,2 mln. binnen de eigen begroting geprioriteerd. De resterende komt uit de wisselkoersreserve dat bij KR op de begroting stond. Met ingang van 2023 worden de wisselkoersresultaten van Koninkrijksrelaties generaal gedekt.

8

Vraag:

Kunt u voor de BES-eilanden per eiland aangeven hoeveel inwoners onder de armoedegrens leven?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 10. In 2020 had 29% van de huishoudens op Bonaire, 33% van de huishoudens op Sint Eustatius en 23% van de huishoudens op Saba een besteedbaar inkomen tot het ijkpunt sociaal minimum. Een uitgebreid overzicht van het besteedbaar inkomen ten opzichte van het ijkpunt sociaal minimum treft u in de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum 2022.

9

Vraag:

Kunt u per BES-eiland aangeven hoeveel mensen een uitkering ontvangen en kunt u dit onderverdelen in soorten uitkering?

Antwoord:

Dit is als volgt onderverdeeld:

Onderstand 630 130 64
Bijzondere onderstand 202 29 19
AOV 2.711 390 256 1.426
AWW 219 49 31 80

10

Vragen:

Kunt u voor de BES-eilanden per eiland aangeven wat 1) de armoedegrens is; 2) het minimumloon is; 3) de hoogte van de verschillende uitkeringen is?

Antwoord:

Er is geen eenduidige definitie van armoede, er zijn diverse manieren om armoede te meten. Een daarvan is de verhouding tussen het besteedbaar inkomen ten opzichte van het ijkpunt sociaal minimum. Hiermee wordt de absolute armoede uitgedrukt.

In Caribisch Nederland is er nog geen definitief sociaal minimum vastgesteld, maar wel een ijkpunt dat fungeert als richtpunt voor de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en de minimumuitkeringen en voor kostenverlagingen. In de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum wordt uitgebreid stil gestaan bij de totstandkoming en systematiek van het ijkpunt sociaal minimum.

Het ijkpunt sociaal minimum was in 2022 voor een alleenstaande $ 955 voor Bonaire, $ 1.032 in Sint Eustatius en $ 1.089 in Saba en voor een paar $ 1.370 voor Bonaire, $ 1.440 voor Sint Eustatius en $ 1.564 voor Saba.

Bonaire $ 7,13 $ 1.236 $ 14.832
Sint Eustatius $ 8,34 $ 1.446 $ 17.352
Saba $ 8,27 $ 1.434 $ 17.196

De hoogte van de verschillende uitkeringen onderstand, AOV en AWW:

Basisbedrag onderstand 216 254 252
Toeslag zelfstandig wonen 197 233 231
Toeslag gezamenlijke huishouding 158 181 179
Kindertoeslag eerste kind 41 48 48
Kindertoeslag tweede en derde kind 21 25 25
Toeslag volledig en duurzaam arbeidsongeschiktheid (VDAO) 265 312 309
Toeslag AOV 326 382 380
Volledig AOV-bedrag 1.047 1.056 1.093 1.047
Tegemoetkoming «duurte» - 57 82 -
Partnertoeslag 578 679 674 578

N.B. Alle bedragen zijn op basis van volledige AOV-opbouw. Een aanzienlijk deel van de rechthebbende

Weduwen 425 – 919 500 – 1.082 496 – 1.073 425 – 919
Halfwezen 308 – 368 363 – 433 359 – 429 308 – 368
Wezen 335 – 424 395 – 499 392 – 495 335 – 424

11

Vraag:

Kunt u per BES-eiland aangeven hoe het aantal personen dat op of onder de armoedegrens leeft, zich de afgelopen vijf jaren heeft ontwikkeld?

Antwoord:

Het CBS rapporteert voor de jaren 2018 tot en met 2020 het aandeel huishoudens met een besteedbaar inkomen tot het ijkpunt sociaal minimum (zie tabel 1). Voor meer informatie over de verhouding tussen het aantal huishoudens met een besteedbaar inkomen onder het ijkpunt sociaal minimum verwijs ik u naar de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum 2022. Voor het zomerreces verstuurt de Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen de voortgangsrapportage 2023.

2018 28% 32% 27%
2019 28% 33% 27%
2020 29% 33% 23%
Bron: CBS

In 2024 worden de inkomensgegevens voor 2021 definitief vastgesteld door het CBS. De reden hiervoor is dat belastingen pas na twee jaar definitief vastgesteld worden en de inkomensdata in de tussenliggende periode dus nog kunnen wijzigen.

12

Vraag:

Kunt u per BES-eiland aangeven hoe veel sociale huurwoningen er zijn en hoe groot de doelgroep is? Hoeveel sociale huurwoningen zullen er de komende jaren concreet bij komen?

Antwoord:

Het aantal sociale huurwoningen per eiland:

– Bonaire: circa 500

– St. Eustatius: circa 100

– Saba: circa 50

Huishoudens die op basis van hun inkomen in aanmerking komen voor een sociale huurwoning vallen in de belastingvrije voet. Daardoor zijn er geen financiële gegevens beschikbaar en kan niet worden bepaald hoe groot de doelgroep exact is. De wachtlijsten van de sociale verhuurders op de eilanden geven een indicatie: Op Bonaire 1307 huishoudens; op Sint Eustatius 125 huishoudens; en op Saba 59 huishoudens (31 december 2022). Het gaat om een indicatie, omdat niet iedereen die op basis van inkomen recht heeft op een sociale huurwoning, zich inschrijft bij een sociale verhuurder, of omdat er onzuiverheden in de wachtlijsten zitten. Om meer duidelijkheid te krijgen over de doelgroep, wordt momenteel een nulmeting uitgevoerd door het CBS en zal een woonbehoefteonderzoek worden uitgevoerd.

De beleidsagenda Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor Caribisch Nederland, die de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op 26 januari jl. aan de Kamer heeft gezonden, geeft aan dat er tot 2025 in totaal 465 sociale huurwoningen zullen worden gebouwd op Bonaire (3951), Sint Eustatius (50) en Saba (20). In woondeals per eiland zal worden vastgelegd hoeveel sociale huurwoningen er na 2025 zullen worden bijgebouwd.

13

Vraag:

Kunt u per BES-eiland aangeven hoe hoog de woonquote is en hoe zich dit de afgelopen vijf jaren heeft ontwikkeld?

Antwoord:

De woonquote wordt bepaald door het huishoudinkomen en de woonuitgaven.

Voor Sint Eustatius en Saba zijn deze gegevens niet beschikbaar. Daardoor kan voor die eilanden niet worden aangegeven hoe hoog de woonquote is en hoe die zich de afgelopen vijf jaren heeft ontwikkeld.

Op Bonaire geldt sinds 7 maart jl. een huur-naar-inkomenstabel, die regelt dat mensen die in het sociale huursegment huren (tot $ 937 per maand) en een bescheiden inkomen hebben (tot 3 keer het wettelijk minimumloon, WML), een huurquote van maximaal 24% hebben. Dit percentage is inkomensafhankelijk: De mensen met het laagste inkomen (lager of gelijk aan WML) betalen 10% van hun inkomen aan eigen bijdrage aan de huur en dit loopt op naarmate het inkomen stijgt. Het gat tussen de huur die de verhuurder mag vragen op basis van het woningwaarderingstelsel en de eigen bijdrage die de huurder kan betalen volgens de huur-naar-inkomenstabel, wordt door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) opgevuld via de verhuurdersubsidie. Deze huur-naar-inkomenstabel geldt ook binnen de pilot Bijdrage Particuliere Verhuur, waardoor mensen met bescheiden inkomens die particulier moeten huren (door gebrek aan betaalbare huurwoningen) en deelnemen aan deze pilot, ook een huurquote krijgen van maximaal 24%.

Buiten de pilot Bijdrage Particuliere Verhuur zijn er geen gegevens beschikbaar over de woonlasten en de inkomens in de particuliere huursector op Bonaire. Daardoor kan niet worden aangegeven hoe hoog de woonquote is voor mensen die huren in de particuliere sector.

Over voorgaande jaren zijn voor zowel de sociale als de particuliere sector geen gegevens beschikbaar over huishoudinkomen en woonuitgaven, waardoor niet aangegeven kan worden hoe de woonquote zich de afgelopen vijf jaar heeft ontwikkeld op Bonaire.

14

Vraag:

Kunt u per BES-eiland aangeven hoeveel geld er nodig is om een sociaal minimum in te voeren dat gelijkwaardig is aan het bestaansminimum in Europees Nederland? Kunt u de berekening hiervan toelichten?

Antwoord:

De Minister voor Armoede, Participatie en Pensioenen informeert, in afwachting van het eindrapport van de commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, de kamer voor de begrotingsbehandeling van SZW over financiële scenario’s ten aanzien van een gelijkwaardig sociaal minimum in Caribisch Nederland.

15

Vraag:

Waarom vindt het onderhoud van de scholen op Curaçao later plaats dan gedacht? Wordt bij alle scholen op Curaçao onderhoud gepleegd of geldt dit slechts voor een select aantal scholen? Hoeveel scholen komen in aanmerking voor onderhoud? Waarom gebeurt dit onderhoud alleen op Curaçao en niet op Aruba of Sint Maarten?

Antwoord:

Het onderhoud van scholen op Curaçao geschiedt in fasen. Er is in 2021 gestart met een fase van noodherstel waarin € 500.000 versneld beschikbaar is gesteld voor het lenigen van de hoogste noden bij 31 scholen zoals reparaties van lekkende daken en toiletpotten of sanitaire faciliteiten. Deze werkzaamheden zijn op 15 augustus 2022 afgerond. Voor de eerste twee fasen die daarop volgden heeft BZK in 2022 bijdragen van in totaal circa € 10 mln. ter beschikking gesteld voor het onderhoud van 12 scholen. De voorbereidingen van de werkzaamheden en enkele administratieve procedures hebben langer geduurd dan aanvankelijk werd gedacht. Zo moesten de investeringen nog in de landsbegroting opgenomen worden zodat de investeringen kunnen worden geactiveerd en moesten overeenkomsten worden gesloten voor gebouwen waarvan de overheid geen eigenaar is.

Niet alle schoolgebouwen op Curaçao worden opgeknapt. Bij de selectie die door het Curaçaose Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport en de schoolbesturen gezamenlijk is uitgevoerd, is rekening gehouden met leerlingenaantallen, geografische spreiding, bevolkingsgroei, en staat en eigenaarschap van de panden. Voor de uitvoering van het onderhoud is door Curaçao een norm vastgesteld om te bepalen welk onderhoud noodzakelijk is en voor financiering in aanmerking komt.

De beschikbare € 30 mln. voor het onderhoud aan scholen voor Curaçao was onderdeel van de besluitvorming over de voorwaarden voor de derde tranche liquiditeitssteun in 2020 (Kamerstukken II 2020/21, 35 570 IV nr. 13). Aan de hand voor de prioriteiten per Land zijn destijds middelen vrijgemaakt voor noodzakelijke investeringen. Zo is er € 30 mln. beschikbaar gesteld voor het detentiewezen op Sint Maarten en is een gedeelte van de schuld van Aruba geherfinancierd met een rentelastverlichting van circa € 40,3 mln.

16

Vraag:

Wat is de stand van zaken van de leningen in het kader van de nieuwe staatkundige verhoudingen («10-10-10»)? Hoeveel staat daarvan nog open en wat zijn de afspraken hierover, aangezien er in de begroting namelijk nog steeds een bedrag van 1,1 miljard euro staat.

Antwoord:

Vanwege de wijziging in de staatkundige verhoudingen («10-10-10») zijn leningen overgenomen ter waarde van ongeveer € 2 mld. Hiervan wordt vanuit de KR begroting jaarlijks € 28,5 mln. naar de begrotingshoofdstuk IXA overgeheveld. Naast de schuldsanering zijn aan zowel Curaçao als aan Sint Maarten kapitaalleningen verstrekt ter vervanging van circa € 790 mln., looptijden van 10 tot 30 jaar (zie voor overzicht bijlage 4 van het jaarverslag). Het openstaand bedrag is € 790 mln.

Het bedrag ad. € 1,1 mld. Staat los van de «10-10-10» leningen en betreft verstrekte liquiditeitsleningen. Deze verlopen per 10-10-2023. Over de herfinanciering van deze leningen wordt momenteel met de drie landen onderhandeld.

17

Vraag:

Indien begrotingsartikel 7, «Nog onverdeeld», een wisselkoerstegenvaller kent, welke mogelijke gevolgen heeft dit voor de vrije uitkeringen?

Antwoord:

Dit heeft geen gevolgen of invloed op de vrije uitkeringen. De vrije uitkeringen worden uitgekeerd in vaste tranches in USD, dus alleen het wisselkoerseffect is hier van belang. Het wisselkoersdossier is per 2023 een generaal dossier, hetgeen betekent dat tegenvallers generaal gedekt worden.


  1. Dit zijn 375 sociale huurwoningen plus 20 zorgwoningen voor kwetsbare doelgroepen binnen het sociale huursegment.↩︎