Experiment flexstuderen
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Brief regering
Nummer: 2023D28241, datum: 2023-06-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31288-1061).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderdeel van kamerstukdossier 31288 -1061 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z11862:
- Indiener: R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-06-29 14:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-07-06 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2023-09-06 11:30: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-15 10:00: Toekomstverkenning vervolgonderwijs (Notaoverleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2024-04-18 14:35: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Nr. 1061 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2023
Via deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond het experiment flexstuderen in het hoger onderwijs. Het experiment flexstuderen dat in 2017 gestart is, heeft tot doel de regie bij studenten over hun studie te vergroten door het mogelijk te maken hun collegegeld naar rato van gebruik te betalen. Per 1 september 2023 zal het experiment van rechtswege eindigen, aangezien het niet mogelijk was tijdig een wetsvoorstel in te dienen om het experiment structureel in de wetgeving in te bedden. Ik heb de afweging gemaakt om de wettelijke verankering van flexstuderen – gezien de resultaten van het experiment – wel voor te gaan bereiden, zodat het ná mijn beleidsreactie op de toekomstverkenning in procedure gebracht kan worden. Hierdoor kan het wetsvoorstel in lijn gebracht worden met het perspectief voor flexibilisering van het onderwijs dat voortkomt uit de toekomstverkenning en het beleid met betrekking tot Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Het streven is om flexstuderen mogelijk te maken voor alle instellingen vanaf studiejaar 2025/2026.
Ik realiseer mij dat dit besluit heel vervelend kan zijn voor de studenten die momenteel deelnemen aan het experiment, en dat graag volgend jaar weer hadden willen doen. Deze groep studenten verkeert regelmatig in een bijzondere omstandigheid zoals mantelzorg, een chronische ziekte, of topsport, waardoor flexstuderen voor hen een uitkomst biedt. Ik vind het van belang dat deze groep studenten op een vergelijkbare wijze hun studie kan voortzetten ook na beëindiging van het experiment. Ik ben graag bereid om de instellingen gericht te ondersteunen, zodat de studenten die in studiejaar 2022–2023 deelnemen aan het experiment geen last hoeven te ondervinden van de late besluitvorming.
Waar komen we vandaan?
In 2017 is het experiment flexstuderen gestart. De aanleiding was de motie van de leden Mohandis en Duisenberg1 over een experiment «eigen regie bij studiepuntbekostiging». Het experiment flexstuderen maakt het mogelijk voor de student om wettelijk collegegeld te betalen naar rato van het aantal gevolgde vakken.2 Zo beoogde het experiment om studenten te laten betalen voor het onderwijs dat zij van plan zijn te volgen, waardoor de keuzevrijheid en de zelfontplooiing van de student meer centraal komen te staan. Door de regie meer bij studenten te leggen, kregen studenten de ruimte hun studie in te richten op een manier die past bij hun eigen omstandigheden.
In dit experiment werd onder meer onderzocht of deze vorm van flexibiliteit leidt tot een toegankelijker aanbod (studenten kunnen de opleiding combineren met andere activiteiten), meer tevredenheid, meer ontplooiingsmogelijkheden en minder uitval. Binnen het experiment mogen instellingen zelf bepalen welke en hoeveel studenten in aanmerking komen. Het aantal studenten dat in 2020 heeft deelgenomen aan het experiment flexstuderen was in totaal 1732 bij vijf instellingen. Door de uitbreiding van het experiment in 20193 doen sinds 2022 vier nieuwe instellingen mee. In totaal zijn er nu dus negen deelnemende instellingen.
Begin 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over een onderzoek dat zich richtte op de vraag of de bekostigingssystematiek en het macrobudget aangepast moeten worden indien flexibele deelname mogelijk wordt gemaakt in het hoger onderwijs. De scenarioanalyse gaf aan dat bij een smalle invoering van flexstuderen (d.w.z. minder van 10% van de studentpopulatie) dit nog niet nodig zou zijn; bij een brede invoering van flexstuderen (meer dan 10% van de studentpopulatie) zou dit wel het geval zijn, omdat een brede invoering grote gevolgen heeft voor de administratie, organisatie en financiën van de instelling. Eind 2021 is de eindevaluatie van het experiment aan uw Kamer toegezonden. De resultaten van de eindevaluatie waren positief.4 Bij die gelegenheid heeft mijn ambtsvoorganger aangegeven te streven naar verankering in de wet van het experiment met ingang van 2023–2024.
Voorts verzoekt de motie van het lid Van der Woude c.s.5 mij te verkennen hoe groot de brede behoefte is aan flexstuderen, en dat mee te wegen in het wetsvoorstel. Ook was het verzoek te verkennen hoe de instellingen flexstuderen in een zo veel mogelijk vergelijkbare vorm kunnen aanbieden.
Ten slotte verwijs ik naar mijn brief d.d. 17 juni 20226 waarin ik een toekomstverkenning aankondig, met daarin onder andere als thema’s de flexibilisering van het hoger onderwijs en LLO.
Mijn visie op flexstuderen
Graag deel ik mijn visie die gebaseerd is op de evaluatie van het experiment en voorts werd bevestigd in recente gesprekken tussen mijn ministerie en de deelnemende hogeronderwijsinstellingen.
• Uit de eindevaluatie van het experiment komt naar voren dat flexstuderen meerwaarde heeft voor de deelnemende studenten. De student betaalt wettelijk collegegeld naar rato van het aantal afgenomen studiepunten. Studenten die weten dat zij baat hebben bij een alternatief studietempo, bijvoorbeeld omdat zij topsporter zijn of mantelzorg verlenen, kunnen (eventueel in overleg met een studieadviseur) een hierop aangepast studieprogramma volgen.
• Flexstuderen zorgt, naast voor financiële voordelen, vooral ook voor sociale voordelen. De student heeft meer regie over het eigen studietempo. Voor de student voelt dit anders dan zonder flexstuderen. De student bepaalt zelf hoeveel studiepunten hij of zij wil behalen en als dat is gelukt, studeert de student dus op schema, in plaats van dat hij of zij studievertraging oploopt. Deze sociale kant van flexstuderen vind ik minstens zo belangrijk als de financiële kant en is goed voor het studentenwelzijn.
• Deelnemende instellingen hebben in de afgelopen tijd binnen het experiment geïnvesteerd om het flexstuderen mogelijk te maken. Er is veel opgebouwd bij de instellingen aan draagvlak, enthousiasme, ervaring en uitvoeringspraktijken.
• Er zijn verschillende doelgroepen die gebruikmaken van het experiment. Het gaat hier om groepen zoals mantelzorgers, chronisch zieken, topsporters, maar ook door studenten die flexstuderen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt zoals leren en werken combineren of een langere stage doen dan opgenomen in de opleiding.
Waar staan we nu?
Ik heb de afweging gemaakt om het wetsvoorstel flexstuderen voor te bereiden en in te dienen ná mijn beleidsreactie op de toekomstverkenning. Ik realiseer me dat ik daarmee terugkom op mijn streven om eerder al een wetsvoorstel voor flexstuderen in te dienen waarmee het experiment kon worden verlegd, en verankering met ingang van 2024–2025 zou plaatsvinden. Ik vind het namelijk belangrijk dat:
• De wettelijke verankering van flexstuderen kan gebeuren in samenhang met het perspectief voor flexibilisering van het onderwijs dat voortkomt uit de toekomstverkenning en het beleid met betrekking tot LLO.
• Ik zoveel mogelijk informatie over de brede behoefte aan flexstuderen en de mogelijkheden voor een vergelijkbare vorm kan meenemen in het wetsvoorstel (conform motie Van der Woude). Ik wil hiervoor zowel de informatie benutten uit de toekomstverkenning, gesprekken met deelnemende instellingen als ook de informatie uit de laatste jaren van het experiment flexstuderen. De evaluatie van het experiment flexstuderen is in mei 2021 gestart waardoor de twee laatste experimenteerjaren (waaronder het huidige jaar) niet zijn meegenomen. Voor deze twee laatste jaren zijn bovendien nieuwe mogelijkheden aan het experiment toegevoegd zoals de uitbreiding naar deeltijdonderwijs.
Mede door deze informatiebehoefte is het niet haalbaar gebleken om tijdig een wetsvoorstel in te dienen. Omdat er geen wetsvoorstel is ingediend, zoals dit door de wet is vereist,7 is het voortzetten van het experiment niet mogelijk. Dit besluit betekent daarom dat het huidige experiment per 1 september 2023 van rechtswege eindigt. Ik realiseer mij dat dit besluit heel vervelend is voor de deelnemende studenten die ook volgend jaar flexstuderen ambiëren.
Ik heb in de afgelopen periode daarom gesprekken gevoerd met de deelnemende instellingen over de impact van het aflopen het experiment, de specifieke gevolgen voor deelnemende studenten en mogelijke handelingsperspectieven. Het gaat hierbij om circa 1.750–2.000 studenten die deelnemen aan het experiment.
Ik vind het belangrijk dat naast de financiële kant ook zoveel mogelijk de sociale kant, de opgebouwde kennis en ervaring van het experiment behouden blijft. Ik heb meerdere opties onderzocht om dit te kunnen realiseren, waaronder het verlengen van het experiment en het verankeren van het experiment in een smalle vorm: dat wil zeggen voor beperkte groepen studenten. Geen van deze opties bleek echter op korte termijn mogelijk te zijn.
Ik ben graag bereid om de instellingen gericht te ondersteunen, zodat de studenten die in studiejaar 2022–2023 deelnemen aan het experiment, geen last hoeven te ondervinden van de late besluitvorming. Ik werk daarom aan een oplossing waardoor deelnemende studenten hun studie kunnen voortzetten onder vergelijkbare condities als tijdens het experiment. Voor de instelling geldt dat zij op deze wijze de deelnemende studenten kunnen blijven ondersteunen om op een eigen studietempo de studie te continueren. Voor de deelnemende student betekent dit dat de student een eigen studietempo houdt, wel wettelijk collegegeld betaalt, maar tevens een tegemoetkoming ontvangt. Het voornemen is om de lasten (waaronder de administratieve lasten) zowel bij de instellingen als de studenten tot een minimum te beperken. Ik ben met de instellingen in gesprek hoe wij deze tegemoetkoming kunnen realiseren. Voor de tegemoetkoming is dekking aanwezig op de OCW-begroting. Voor de deelnemende studenten geldt overigens ook dat zij voor komend studiejaar ook de basisbeurs kunnen aanvragen.
Het structureel verankeren van het experiment flexstuderen
De komende tijd werk ik verder aan de verankering van het experiment flexstuderen in de wet, met het streven om flexstuderen mogelijk te maken voor alle instellingen vanaf studiejaar 2025/2026. Hierbij zal ik het oorspronkelijke doel van het experiment in acht nemen, namelijk: het centraal stellen van de keuzevrijheid en de zelfontplooiing van de student. Zoals ik in mijn beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap8 van 18 juni 2022 heb aangegeven, zal ik bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel ook de uitkomsten van de toekomstverkenning moeten betrekken. Het experiment flexstuderen is een van de vormen van flexibilisering in het hoger onderwijs. Het onderwijs van de toekomst moet goed aansluiten op de kenmerken, behoeften en situatie van de diverse populatie studenten. Om die reden biedt de toekomstverkenning naar verwachting waardevolle inbreng voor het te ontwikkelen wetsvoorstel van flexstuderen.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf