Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Fiche: Richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen de EU (Kamerstuk 22112-3717)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D29491, datum: 2023-06-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D29491).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z10553:
- Indiener: W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-27 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-06-28 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-06-29 14:00: EU-voorstel: Richtlijn ter bestrijding van corruptie binnen de EU (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-07 13:45: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-13 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-25 12:00: JBZ-Raad te Brussel op 28 september 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-09-26 13:55: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D29491 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over de volgende stukken:
• Fiche: Richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3717);
• EU-voorstel: Richtlijn ter bestrijding van corruptie binnen de EU COM (2023) 234.
De voorzitter van de commissie,
Kat
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche behorende bij het voorstel van de Europese Commissie voor een Richtlijn ter bestrijding van corruptie binnen de Europese Unie (EU). Deze leden merken op dat diverse vormen van georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit plaatsvinden, omdat criminelen misbruik maken van corruptie in de publieke en private sector. Internationale samenwerking (inclusief informatiedeling) is volgens deze leden cruciaal om anti-corruptiebeleid beter vorm te geven. Daarmee kunnen daders vaker en sneller worden opgespoord en vervolgd. Deze leden bedanken de Minister voor het uitgebreide BNC-fiche en beslisnota waarin helder de inzet van het kabinet uiteen is gezet. Zij stellen nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben de volgende passage gelezen: «Volgens de [Europese] Commissie leidt het voorstel vermoedelijk niet tot significante kosten. Het kabinet kan zich niet in dit oordeel vinden en had graag gezien dat er een impact assessment was uitgevoerd. Nu het voorstel strafbaarstellingen verplicht stelt die dit voorheen niet waren en ook andere verplichtingen voor lidstaten – zoals een periodieke risicoanalyse – in het leven roept, is de verwachting dat het voorstel tot additionele kosten zal leiden.» Deze leden hebben kennisgenomen van deze constatering. Is de Minister bereid in de gesprekken over de richtlijn alsnog te vragen om een impact assessment en vooralsnog niet akkoord te gaan met een voorstel totdat een impact assessment is uitgevoerd?
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit het fiche dat de EU-anticorruptie strategie, die de Europese Commissie samen met de Raad en het Europees Parlement gaat ontwikkelen, specifieke en meetbare doelstellingen zal omvatten. Welke specifieke en meetbare doelstellingen vindt de Minister belangrijk om in deze strategie op te nemen? Woe wordt gemonitord of deze doelstellingen worden gehaald?
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat de mededeling melding maakt van de oprichting van een interinstitutioneel ethisch orgaan. Dit orgaan zou bevoegd zijn maatregelen te nemen om transparantie te vergroten. Het voorstel voor dit orgaan wordt nog voor de zomer verwacht. Kan de Minister de Kamer specifiek informeren over dit ethisch orgaan? Is de Minister voorstander van de oprichting van een dergelijk orgaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel noopt tot de oprichting van een instantie die zich bezighoudt met de preventie van corruptie of noopt deze bevoegdheid bij een al bestaande instantie te beleggen. Wat is de inzet van de Minister bij deze gesprekken? Wordt al gekeken welke instantie het beste daartoe geëquipeerd zou zijn? Aan de hand van welke criteria wordt gekeken bij welke instantie deze taak het beste kan worden belegd en wanneer wordt de Kamer naar verwachting geïnformeerd over de keuze van voor een instantie?
De leden van de VVD-fractie merken in het licht van de voorgestelde wijzigingen op dat mogelijke nieuwe gesprekken over uitbreiding van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) aan de orde zouden kunnen zijn. Kan de Minister bevestigen dat zij conform de aangenomen motie zal handelen (Handelingen II 2020/21, nr. 13, item 8) en niet zonder expliciet voorafgaand overleg met de Kamer hierin stappen zet?
De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat de dringende noodzaak voor effectiever anti-corruptiebeleid binnen de Europese Unie (EU) onlangs werd aangetoond door Qatar-gate. Welke lessen dienen er volgens de Minister te worden getrokken uit Qatar-gate en hebben deze lessen naar de verwachting van de Minister nog gevolgen voor de voorliggende richtlijn?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de laatste stand van zaken over de uitvoering van de motie-Van Wijngaarden c.s (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1888). Op welke wijze is daar tot nu toe invulling aan gegeven en hoe wordt de uitvoering de komende periode in EU-Raden verder opgepakt? Kan de Minister voorts bevestigen dat de motie integraal onderdeel is van de kabinetsinzet bij de onderhandelingen over de voorliggende richtlijn?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister de Kamer kan informeren als een concept-gemeenschappelijk standpunt voor ligt in de Raad dat afwijkt van de inzet zoals verwoord in het BNC-fiche, zodat de Kamer voorafgaand aan deze Raad nog de mogelijkheid heeft om kennis te nemen van het gewijzigde voorstel. Is de Minister hiertoe bereid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het EU-voorstel voor een Richtlijn ter bestrijding van corruptie binnen de EU en het bijbehorende fiche. Deze leden onderschrijven dat corruptie zeer schadelijke effecten heeft en zijn daarom, net als het kabinet, van oordeel dat een stevige en effectieve (EU-)aanpak nodig is met zowel preventieve als repressieve aspecten. Zij hebben wel nog enkele vragen bij het voorstel en de reactie van de het kabinet.
2. Essentie voorstellen
De leden van de D66-fractie hebben gelezen welke verplichtingen voor lidstaten voortvloeien uit het EU-voorstel. Kan de Minister een overzicht verschaffen van de wijzigingen die zouden moeten worden doorgevoerd op het gebied van wettelijke strafmaxima, de reikwijdte van bestaande strafbepalingen en het toevoegen van nieuwe strafbepalingen, als dit richtlijnvoorstel zou worden aangenomen?
3. Nederlandse positie ten aanzien van de voorstellen
a. Essentie Nederlands beleid op dit terrein
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister aanhaalt dat opsporingsinstanties en het Openbaar Ministerie (OM) over diverse opsporingsbevoegdheden beschikken. Deze leden wijzen erop dat het OM echter niet bij alle corruptiedelicten gebruik kan maken van het volledige arsenaal van bijzondere opsporingsbevoegdheden, omdat voor een aantal corruptiedelicten de maximumstraf lager is dan acht jaar (bijvoorbeeld artikel 177 en 363 van het Wetboek van Strafrecht). Dit zou wel nodig zijn om corruptie effectief aan te kunnen pakken. Kan de Minister hierop reageren? Is de Minister van oordeel dat de instanties in het geval van corruptie van het hele arsenaal gebruik zouden moeten kunnen maken?
b. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De leden van de D66-fractie constateren dat het EU-voorstel de verplichting bevat voor lidstaten om ervoor te zorgen dat tot de sancties en maatregelen gaat behoren «ontneming van het passief kiesrecht, in verhouding tot de ernst van het gepleegde strafbare feit». Deze leden lezen dat de Minister gaat inzetten op beperking hiervan tot die gevallen waarin sprake is van aantasting van de grondslagen van het democratisch bestel. Deze leden zijn met de Minister van oordeel dat een dergelijke grote inbreuk op een belangrijk grondrecht zoveel mogelijk beperkt moet worden. Wel vragen zij of de Minister kan toelichten wat zij bedoelt met een «aantasting van de grondslagen van het democratisch bestel». Kan zij dit concreter maken?
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De leden van de D66-fractie lezen dat het EU-voorstel voorschrijft dat lidstaten periodiek risicoanalyses moeten uitvoeren; een beoordeling om na te gaan welke sectoren het grootste risico op corruptie lopen. Deze leden zien ook dat de Minister hier positief over is, maar zich onder andere afvraagt hoe de analyse exact gestalte zal krijgen. Deze leden wijzen erop dat het van belang is om in dergelijke risicoanalyses ook aandacht te besteden aan zogenoemde «facilitators» en poortwachters. Kan de Minister hierop reageren? Onderschrijft zij dit belang? Is zij bereid dit in EU-verband naar voren te brengen?
De leden van de D66-fractie lezen dat het EU-voorstel voorschrijft dat de nationale autoriteiten voortdurend beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel en over de financiële, technische en technologische middelen die nodig zijn voor de doeltreffende uitvoering van de richtlijn. Deze leden zien dat het kabinet hierover heeft gezegd dat middelen en capaciteit binnen opsporingsinstanties en het OM over de gehele linie, en dus ook in corruptiezaken, eindig zijn. Zou deze richtlijn, als deze wordt aangenomen, moeten leiden tot her-prioriteringen binnen de Nederlandse opsporingsinstanties en het OM?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen de EU. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover nog enkele vragen te stellen aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het uitgangspunt van het kabinet dat het anti-corruptiebeleid ook gericht is op de relatie tussen corruptie en georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze leden vragen aan de Minister in welke mate het voorstel van het Europees Parlement ter bestrijding van corruptie binnen de EU kan bijdragen aan het opsporen en afpakken van crimineel verdiend vermogen.
2. Essentie voorstellen
a) Inhoud voorstellen
De leden van de CDA-fractie lezen dat een EU-anti-corruptiestrategie zal worden ontwikkeld en dat ter realisatie hiervan een EU-netwerk tegen corruptie wordt opgezet, bestaande uit onder andere politie, overheidsinstanties, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. De focus van het netwerk zal de preventie van corruptie zijn, specifiek door het ontwikkelen van best practices en praktische richtsnoeren op onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Deze leden vragen op welke manier de onderdelen gegevensdeling en informatie-uitwisseling betrokken worden in dit netwerk, met name in Europees verband, nu corruptie ook vaak een grensoverschrijdend karakter heeft. Wat zijn op dit moment de knelpunten omtrent deze aspecten? Is de Minister daarnaast ervan overtuigd dat het voorstel bijdraagt aan het voorkomen van sanctieomzeiling bij grensoverschrijdende corruptie en grensoverschrijdende, georganiseerde criminaliteit?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Europese Commissie heeft aangekondigd dat er een voorstel wordt gemaakt tot oprichting van een interinstitutioneel ethisch orgaan, dat bevoegd zou zijn tot het stellen van standaarden en het nemen van maatregelen om transparantie te vergroten. Deze leden vragen of de Minister alvast de contouren zou kunnen schetsen van de invulling van dit orgaan, en op welke manier de transparantie vergroot zou kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorstel van de richtlijn lidstaten onder andere verplicht tot het houden van een periodieke risicoanalyse om zo te bezien welke sectoren het meest kwetsbaar zijn voor corruptie. Deze leden vragen aan de Minister welke sectoren op dit moment in Nederland het meest kwetsbaar zijn voor corruptie.
3. Nederlandse positie ten aanzien van de voorstellen
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Nederlandse integriteitsbeleid voor ambtenaren bewust verschilt van het integriteitsbeleid voor bestuurders en de Minister acht het volledig uniformen hiervan niet wenselijk. De Minister zal dan ook inzetten op helder afgebakende en preventieve maatregelen die niet verder gaan dan noodzakelijk om het doel van de richtlijn te verwezenlijken. Deze leden vragen of andere lidstaten dezelfde keuze hebben gemaakt of voornemens zijn om te maken, om het integriteitsbeleid niet volledig te uniformeren.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
c) Proportionaliteit
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister als aandachtspunt benoemt de vraag of de richtlijn moet leiden tot het wettelijk vastleggen van strafverzwarende en -verzachtende omstandigheden voor de strafbare feiten uit het voorstel. De Minister acht het, volgens deze leden ook terecht, van belang dat het lidstaten vrijstaat om zelfstandig te bepalen of dergelijke omstandigheden wettelijk dienen te worden vastgelegd. Deze leden vragen of de Minister ook andere lidstaten aan haar zijde vindt als het gaat om dit aandachtspunt.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister zich afvraagt in hoeverre het zou passen om één centrale preventieve anti-corruptieautoriteit in te stellen en hoe deze autoriteit zich verhoudt tot andere betrokken partijen. Deze leden vragen of de Minister hierbij al een keuze heeft gemaakt om al dan niet een centrale autoriteit in te richten, of dat er nog ruimte is om te bezien op welke manier het zo centraal mogelijk ingericht zou kunnen worden, in acht nemend dat bepaalde instanties zoals het OM en de fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD) aparte bevoegdheden hebben.
De leden van de CDA-fractie lezen dat op grond van het voorstel de lidstaten data omtrent corruptiezaken dienen te verzamelen, waardoor systemen van in ieder geval het OM anders dienen te worden ingericht en mogelijk op systemen van opsporingsinstanties of rechtspraak moeten worden afgestemd. Acht de Minister dit een haalbaar en realistisch voorstel voor de Nederlandse systemen?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de fractie-BBB heeft kennisgenomen van het EU-voorstel en de daarbij gevoegde documenten over de bestrijding van corruptie binnen de EU. Hier zijn nog een aantal vragen over.
In de kanttekeningen van de beslisnota valt te lezen dat de strafmaat voor algemene delicten (diefstal, oplichting, bedreiging) beter in lijn moeten liggen met de voorgenomen strafmaten van de nieuwe EU-corruptie strafmaat. Om dit te bewerkstelligen gaat het kabinet inzetten op het verlagen sommige algemene strafmaten. Het lid van de BBB-fractie wil graag weten wat de verlaging van deze strafmaat inhoudt. Verder vraagt dit lid of de EU-corruptievoorstellen ook impact hebben op andere Nederlandse wet- en regelgeving.