[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken moties en toezeggingen zomerreces 2023

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023

Brief regering

Nummer: 2023D29715, datum: 2023-06-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36200-XVI-236).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36200 XVI-236 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023.

Onderdeel van zaak 2023Z12499:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023

Nr. 236 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VOOR LANGDURIGE ZORG EN SPORT EN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2023

Bijgevoegd sturen wij u de stand van zaken van de moties en toezeggingen die zijn gedaan aan de Tweede Kamer, waarover wij u voor het zomerreces 2023 graag informeren. In deze brief wordt aan een aantal moties en toezegging voldaan en wordt u geïnformeerd over de behandeling van de nog lopende moties en toezeggingen. Ook wordt u geïnformeerd over de voortgang van een (klein) aantal andere lopende activiteiten.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
C. Helder

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen

Stand van zaken moties en toezeggingen zomerreces 2023

Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Motie van het lid Van den Berg over het in kaart brengen van goede praktijken van digitalisering in de zorg

De aangenomen (Handelingen II 2020/21, nr. 99, item 83) motie van het lid Van den Berg1 verzoekt de regering om voorwaardelijke toegang toe te passen en goede praktijken hierbij in kaart te brengen. Er bestaat al een systeem van voorwaardelijke toelating en veelbelovende zorg, waarin nieuwe producten, zoals weesgeneesmiddelen en devices, worden geëvalueerd op effectiviteit en kosteneffectiviteit. Hierbij vindt er altijd een dataverzameling plaats. Het Zorginstituut heeft geconstateerd dat voor de trajecten die lopen binnen voorwaardelijke toelating er geen verschillen zijn tussen aanbieders in de werkwijze. Er is een gelijke praktijk voor alle aanbieders, producten zijn alleen beschikbaar als er gelijktijdig onderzoek plaatsvindt. Daarnaast werkt de Minister van VWS binnen het traject «verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket» aan het stellen van aanvullende voorwaarden voor gepast gebruik en onderzoek bij pakkettoelating. Daarnaast wordt ingezet op de ontwikkeling van meer kennis en inzicht over de effectiviteit van behandelingen op de langere termijn. Specifiek voor geneesmiddelen is uw Kamer hierover reeds geïnformeerd in de brief over de toekomst van het intramurale stelsel van 16 juni 20232.

De Minister van VWS beschouwt de motie hiermee als afgedaan.

Motie van het lid Van den Berg over onderzoek naar de toezicht op joint ventures van medisch specialisten

De aangenomen (Handelingen II 2022/23, nr. 37, item 13) motie van het lid Van den Berg3 verzoekt de regering om in kaart te brengen hoe het toezicht op joint ventures werkt en te onderzoeken hoe dit toezicht versterkt kan worden met als doel om initiatieven, zoals nieuwe situaties als ziekte te bestempelen, in de toekomst te verhinderen voor zover die tot niet passende zorg leiden.

Er bestaat geen algemeen wettelijk verbod voor medisch specialisten en andere zorgaanbieders om deel te nemen in een joint venture. Vanzelfsprekend moeten alle zorgaanbieders die in Nederland zorg leveren, ongeacht het eigenaarschap, voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Zorgaanbieders dienen te allen tijde de belangen van de patiënten, cliënten en/of andere belanghebbenden en de zorgorganisatie en het maatschappelijk belang voorop te stellen. Zij mogen zichzelf niet verrijken ten koste van de patiënten- en cliëntenzorg en dienen zorggeld doelmatig te besteden. Schaarse middelen inzetten voor onnodige zorgverlening past daar niet bij.

Op grond van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) houdt de IGJ toezicht of een zorgaanbieder de zorgverlening dusdanig organiseert dat dit redelijkerwijs leidt tot het verlenen van goede zorg. De zorgactiviteiten van een joint venture vallen onder het toezicht van de IGJ, mits het gaat om zorg die valt onder de reikwijdte van de Wkkgz. Daarnaast houdt de IGJ op grond van de Wet Toetreding zorgaanbieders (Wtza) onder andere toezicht op de bestuursstructuur. Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) houdt de NZa toezicht op het door zorgaanbieders beschikken over een professionele bedrijfsvoering, die borgt dat zorg doelmatig en rechtmatig wordt geleverd. Voor de intramurale en de medisch specialistische zorg geldt overigens een winstuitkeringsverbod op grond van de Wet toelating zorginstellingen (Wtzi). De NZa ziet hier op toe sinds de inwerkingtreding van de Wtza op 1 januari 2022.

Het is belangrijk dat zorgaanbieders inzetten op passende zorg, welke waarde is gedreven. Dat betekent allereerst dat zorg in de eerste plaats effectief is, meerwaarde heeft voor de patiënt, met daarnaast een doelmatige inzet van mensen, middelen en materialen. Passende zorg komt samen met en gezamenlijk rondom de patiënt tot stand, is ook de juiste zorg op de juiste plek en passende zorg gaat over gezondheid in plaats van over ziekte. Wanneer commerciële activiteiten van zorgaanbieders hier aan bijdragen, dan juicht de Minister van VWS dat toe. Als deze activiteiten de beweging naar passende zorg juist tegenwerken, zoals het lid Van den Berg tijdens het debat over het WRR rapport op 15 december 2022 aangaf, dan is dat geen goede zaak (Handelingen II 2022/23, nr. 36, item 5).

In het Integraal Zorgakkoord (IZA)4 is de afspraak gemaakt dat de IGJ bijdraagt aan het bevorderen van een actieve leercultuur gericht op passende zorg mede aan de hand van het Kader passende zorg5. Ook werkt de IGJ uit hoe passende zorg via hun toezichtsrol versterkt kan worden daar waar de cultuurverandering onvoldoende van de grond komt. Daarnaast is in het IZA met de NZa afgesproken dat de NZa zich inzet op het ontwikkelen van passende bekostiging van zorg. Het is belangrijk dat financiële prikkels passende zorg ondersteunen. De prikkels liggen nu vooral nog bij interventies en te weinig bij bijvoorbeeld gezamenlijke besluitvorming. De NZa sluit daarbij nauw aan op het pakketbeheer van het Zorginstituut. De NZa werkt hiervoor samen met het Zorginstituut aan een werkwijze die gericht is op het stimuleren van passende zorg en het afbouwen van niet passende zorg, ook in de bekostiging (inclusief betaaltitels). Met de gemaakte afspraken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) krijgt de motie van het lid Van den Berg invulling. Over de voortgang van de verschillende afspraken in het IZA wordt uw Kamer conform de afspraken met regelmaat geïnformeerd.

Motie van het lid Tielen over het in kaart brengen wat er aan wet- en regelgeving is om kwakzalverij aan te pakken

Met de motie van het lid Tielen6 wordt de regering gevraagd in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn in wet- en regelgeving om kwakzalverij aan te pakken. Wat betreft kwakzalverij is de veronderstelling dat deze zorg vooral wordt verleend door alternatieve zorgaanbieders. Op alternatieve zorgaanbieders is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) van toepassing, zij het dat voor deze zorgaanbieders, in afwijking van de norm dat goede zorg wordt verleend, de eis geldt dat zorg buiten noodzaak niet mag leiden tot schade of een aanmerkelijke kans op schade voor de gezondheid van de cliënt. De IGJ houdt toezicht op de naleving van de Wkkgz. Ook voor dit type zorg geldt dat eenieder van misstanden melding kan doen bij de IGJ. Aan de hand van de melding bepaalt de IGJ of nader onderzoek nodig is. Dat is geregeld in het Uitvoeringsbesluit Wkkgz. Daarnaast zijn alternatieve zorgaanbieders verplicht om bij de IGJ melding te doen van calamiteiten, geweld in de zorgrelatie en ontslag bij disfunctioneren.

Alternatieve zorgaanbieders vallen eveneens onder de meldplicht van de Wet toetreding zorgaanbieders. Alternatieve zorgaanbieders die starten met het verlenen van zorg, moeten zich melden via het portal www.toetredingaanbieders.nl. Op basis van het ingevulde meldformulier kan de IGJ selecteren welke zorgaanbieders zij na aanvang van de zorgverlening zal bezoeken om de praktijk te toetsen of de kwaliteit van zorg op orde is. De meldplicht dient ook om zorgaanbieders bewust te maken van de kwaliteitseisen waaraan ze moeten voldoen.

Op alternatieve zorgverlening is het tuchtrecht uit de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) van toepassing als de zorg wordt verleend door een BIG geregistreerde beroepsbeoefenaar. Ook kent de Wet BIG een aantal strafbepalingen die zich richten tot iedereen die bepaalde in de wet opgenomen normen overtreedt. Zo is op grond van de Wet BIG het onbevoegd en onbekwaam uitvoeren van voorbehouden handelingen strafbaar. Indien sprake is van strafbare feiten kan aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Op deze wijze zijn er vanuit het gezondheidsrecht en strafrecht meerdere manieren om kwakzalverij aan te pakken. De motie wordt hiermee beschouwd als afgedaan.

Motie van de leden Ellemeet en Kuiken, motie van het lid Van den Berg en twee toezeggingen met betrekking tot een visie op alle zorg die vanwege kwaliteit geconcentreerd moet worden

Met aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 55, item 6) moties van de leden Ellemeet en Kuiken7 en de motie het lid Van den Berg8 is de regering verzocht om te komen met een visie op toekomstige besluitvorming over alle zorg die vanwege kwaliteit geconcentreerd moet worden. In het debat Sluiting kinderhartchirurgie van 22 februari 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 56, item 8) is uw Kamer in het verlengde daarvan een brief toegezegd met een voortgangsrapportage over en criteria voor concentratie bij alle hoogcomplexe laagvolumezorg. Om de lessen uit het traject van interventies bij aangeboren hartafwijkingen bij deze bredere visievorming te betrekken, zal de Minister deze brief na de zomer met uw Kamer delen.

Motie van de leden Tielen en Kuik over eigenaarschap van de regering over de ambities voor incidentie, vroegsignalering en overleving van kanker

In de Kamerbrief van 16 december 20229 is uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de motie van de leden Tielen en Kuik10, die de regering verzoekt eigenaarschap te nemen in het stellen van ambities met betrekking tot de incidentie, vroegsignalering en overleving van kanker en deze concreet te maken. De Minister van VWS gaf toen aan stevig betrokken te zijn bij het Nederlands Kanker Collectief (NKC), dat er in 2023 verder wordt gewerkt aan een agenda met doelen, prioritering en een daaruit volgende aanpak, en dat hij uw Kamer medio 2023 informeert over de voortgang. Bij deze geeft de Minister hier gevolg aan.

Het NKC heeft de afgelopen maanden benut om een brede coalitie van ruim 100 organisaties op te bouwen en met elkaar in gesprek te gaan, over hoe de Nederlandse Kankeragenda eruit moet zien. De inzet is een multidisciplinaire agenda met breed draagvlak. Op dit moment worden de uitkomsten van deze voorbereidende bijeenkomsten verder uitgewerkt en eind juni zal in werksessies met de stakeholders verder gewerkt worden aan het prioriteren van de doelen. In september wordt vervolgens een plan van aanpak op deze doelen gemaakt. Zo wordt stapsgewijs met veel stakeholders, gekomen tot een concrete invulling van de agenda, die in november 2023 zal worden gepresenteerd.

Zoals de Minister eerder aangaf, is de kankerincidentie in Nederland hoog in vergelijking met andere Europese landen, en laten rapporten zien dat de incidentie – en daarmee de impact die kanker heeft op onze samenleving – de komende jaren verder toeneemt. Het is om die reden heel belangrijk dat we in Nederland in gezamenlijkheid werken aan een betere kankeraanpak. In navolging daarvan steunt de Minister het initiatief van KWF Kankerbestrijding, het Integraal Kankercentrum Nederland en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties. De initiatiefnemers zijn regelmatig met de Minister in gesprek over de voortgang. Samen zetten zij zich in om ook andere departementen te betrekken, omdat leven voor, met en na kanker niet alleen een kwestie is van het medisch domein. Inclusie en participatie zijn ook belangrijke onderwerpen die vragen om een integrale aanpak. Tot slot, momenteel wordt bekeken hoe de agenda vanaf november verder tot uitvoering gebracht wordt.

Motie van de leden Werner en Sahla over onderzoek naar het gratis aanbieden van mondzorg door studenten tandheelkunde

De aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 94, item 7) motie van de leden Werner en Sahla11 verzoekt de regering op om bij het leveren tandheelkundige zorg, en het gratis aanbieden van mondzorg voor (met name) kinderen, de mogelijkheden voor het inzetten van studenten tandheelkunde te verkennen. De verwachting was dat de Kamer in de kabinetsreactie op de instroomadviezen van het Capaciteitsorgaan, geïnformeerd zou kunnen worden over de uitvoering van de motie. De Minister van VWS heeft echter meer tijd nodig om, in afstemming met de Minister van OCW, beide punten van de motie uit te voeren. De Kamer zal naar verwachting in het najaar van 2023 nader worden geïnformeerd hierover.

Toezegging met betrekking tot de pilot eigen bijdrage bij kraamzorg

Tijdens het algemeen overleg Pakketbeheer van 17 juni 202012 is door de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport toegezegd dat de Kamer te zijner tijd informatie ontvangt over de pilot van een zorgverzekeraar, met betrekking tot de eigen bijdrage bij kraamzorg. In de tussentijd hebben twee andere zorgverzekeraars een soortgelijke pilot uitgevoerd. De Kamer wordt later dit jaar geïnformeerd over de pilot.

Toezegging met betrekking tot het tussentijdse Integraal Zorgakkoord-monitor

Bij het commissiedebat Integraal Zorgakkoord (IZA) (Kamerstuk 31 765, nr. 691) heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer te informeren wanneer de eerste tussentijdse monitor van het IZA volgt. De IZA partijen zijn in de laatste fase van het opzetten van eerste versie van de IZA-monitor. Dit najaar ontvangt uw Kamer de eerste tussentijdse monitor bij de stand van zaken brief die dan wordt gestuurd.

Toezegging over nadere analyse over het gebruik van AI-systemen in de ambulancezorg

Bij het dertigledendebat over personeelstekorten bij ambulancediensten op 16 maart 2023 heeft de Minister van VWS toegezegd aan de Kamer een nadere analyse over het gebruik van AI-systemen in de ambulancezorg te versturen. Om op onafhankelijke wijze een analyse te kunnen doen naar het gebruik van (commerciële) AI-systemen in de ambulancezorg, heeft Ambulancezorg Nederland hiervoor een externe partij ingehuurd. In verband met de benodigde looptijd voor de opdracht lukt oplevering niet meer op tijd voor het zomerreces. De analyse zal direct na het reces aan uw Kamer worden toegestuurd.

Toezegging met betrekking tot Taakopdracht Gender en Gezondheid

Bij het commissiedebat over Medische Preventie op 16 februari 202313 heeft de Minister van VWS toegezegd genderspecifieke zorg en vrouwspecifieke aanpak te borgen bij ZonMw. Hierop volgend heeft de Minister besloten de zogeheten Taakopdracht Gender en Gezondheid te verlengen en hiervoor aanvullende financiële middelen beschikbaar te stellen. De afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet, maar het is nodig de verankering van sekse en gender in gezondheidsonderzoek en -programmering breder te laten beklijven. De ondersteuning die thans met de taakopdracht wordt geboden is daarvoor van belang. In de vervolgopdracht blijft bredere kennisontwikkeling via andere ZonMw-programma’s, algemene verankering van sekse en gender in processen en procedures, alsmede vergroten van methodologische kennis, belangrijk. In de komende drie jaar zal daarbij meer nadruk komen te liggen op een bredere blik naar buiten en het zichtbaar maken van het proces en de opbrengsten van de taakopdracht. Hierbij is de inzet om ook andere partijen meer mee te nemen in de ontwikkelingen op deze thematiek. De Minister van VWS heeft hiervoor 0,35 mln. per jaar, in de periode medio 2023 – medio 2026, beschikbaar gesteld en beschouwt hiermee zijn toezegging als afgedaan.

In de Kamerbrief «Antwoorden begrotingsbehandeling VWS 2020» van 31 oktober 201914 hebben de toenmalige VWS-bewindspersonen uw Kamer toegezegd, uw Kamer op verschillende momenten op de hoogte te houden over het in kaart brengen van de trends ten aanzien van meer gepersonaliseerd gebruik van geneesmiddelen en medische techniek, en de effecten daarvan voor toelatings- en vergoedingsprocedures en zorguitgaven. Hiertoe dienen verschillende onderwerpen bij elkaar gebracht te worden en dat vergt nadere overdenking en duiding. De Minister van VWS informeert uw Kamer hierover voor het einde van dit kalenderjaar.

Toezegging over het patientaccessprogramma

Bij het commissiedebat Geneesmiddelenbeleid van 22 maart 2023 (Kamerstuk 29 477, nr. 828) heeft de Minister van VWS toegezegd per schrift een nadere reactie te geven over het patientaccessprogramma. Momenteel wordt verkennend of, en op welke wijze, patientaccessprogramma’s voor geneesmiddelen die nog niet tot het verzekerde pakket behoren, centraal kunnen worden geïdentificeerd. De Kamer wordt hierover begin volgend jaar geïnformeerd.

Toezegging over Groeipad API strategie

In de voortgangsbrief op elektronische gegevensuitwisseling van december 202215 heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer te informeren over het groeipad van de API-strategie voor de komende jaren. De in 2022 door Nictiz gepubliceerde API-strategie omschrijft de strategie die binnen vijf tot tien jaar moet resulteren in databeschikbaarheid en dataportabiliteit. De komende twee jaar (2023 en 2024) staat het realiseren van de strategie in het teken van «zaaien» en «groeien», zodat vanaf 2025 «geoogst» kan worden.

In de eerste helft van 2023 zijn de door veldpartijen opgestelde API-eisen, getoetst op een tiental door leveranciers aangeleverde API’s. Uit deze eerste beproeving kwam naar voren dat de bestaande API’s grotendeels, maar nog niet volledig, voldoen aan de opgestelde eisen van een «open API». De uitkomsten van deze eerste beproeving leiden tot het verbeteren van de API-eisen en met leveranciers wordt onderzocht hoe de aangeleverde API’s verbeterd worden. Zodoende kan in de tweede helft van 2023 een tweede beproeving kan plaatsvinden, met meer leveranciers en meer API’s. Daarbij wordt de API-bibliotheek gerealiseerd, zodat de leveranciers vanaf 2024 zelf op grote schaal API’s kunnen toetsen en publiceren.

Via de Wegiz sturen we op gestandaardiseerde uitwisselingen qua taal en techniek. De voor deze uitwisselingen ontwikkelde API’s dienen te voldoen aan de eisen voor Open API’s, zoals beschreven in de door Nictiz gepubliceerde API-strategie16.

Toezegging over de noodzakelijkheid van geldende speciale regels omtrent COVID-afval

Tijdens het tweeminutendebat Verduurzaming van de zorg van 22 maart 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 64, item 16) heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer voor de zomer te informeren, over de noodzakelijkheid van geldende speciale regels omtrent COVID-afval. Inmiddels zijn deze speciale regels omtrent COVID-afval vervallen en droog corona afval mag met het huishoudelijk afval worden afgevoerd. Hiermee wordt de toezegging als afgedaan beschouwd.

Toezegging over de invoering van Drugs Informatie en Monitoring

In het debat van 29 maart 2023 over Drugspreventie en verslavingszorg17 heeft de Minister van VWS toegezegd met het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) te verkennen wat de kosten en baten zijn, van breder testen of niet testen in het kader van monitoring en preventie. Het DIMS heeft naar aanleiding hiervan een notitie opgesteld, die u bijgevoegd kunt vinden.

Hieronder volgen twee belangrijke aspecten en conclusies van de notitie:

• Het DIMS benadrukt dat met het testen van drugs, gezondheidsincidenten na het gebruik van drugs nooit volledig kunnen worden voorkomen. Het gebruik van drugs is immers nooit zonder risico.

• Het DIMS concludeert dat er veel aanknopingspunten zijn die het aannemelijk maken dat het DIMS van grote toegevoegde waarde is, wat betreft het beperken van gezondheidsrisico’s door het gebruik van drugs, voor de bezoekers van de testservice op de korte en lange termijn. Echter, in welke mate en hoe ver de invloed buiten de testservice om strekt, is niet altijd inzichtelijk te maken of berust nog te veel op aannames en indirecte informatiebronnen.

DIMS is gevraagd om inzichtelijk te maken wat ervoor nodig is om deze effecten inzichtelijk te kunnen maken. Uw Kamer zal hierover eind 2023 geïnformeerd worden.

Toezegging te informeren over het gebruik van luchtreinigers

Bij het commissiedebat Ontwikkelingen rondom het coronavirus op 15 december 2022 (Kamerstuk 25 295, nr. 1996) heeft de Minister van VWS toegezegd de Kamer te informeren over het gebruik van luchtreinigers. Voor meer informatie over het gebruik van luchtreinigers verwijst de Minister van VWS naar de nieuwste versie van de Algemene Hygiëne Richtlijn van het RIVM. Daarin staat onder paragraaf 5.2.3 het volgende:

«Voor het verwijderen van ziekteverwekkers in de lucht worden soms ook luchtreinigers geplaatst in een ruimte. Dit kunnen verplaatsbare luchtreinigers zijn of apparaten die zijn bevestigd aan de muur op of in het plafond. Ook in centrale luchtbehandelingssystemen (HVAC) worden luchtreinigingstechnieken gebruikt. Luchtreinigers geplaatst in een ruimte zorgen niet voor de toevoer van verse buitenlucht. Als een luchtreiniger wordt gebruikt, zal dus altijd voldoende verse lucht moeten worden toegevoerd. Het is nog onbekend in welke mate luchtreinigers, geplaatst in een ruimte waar wordt geventileerd, bijdragen aan het voorkomen van infectieziekten. Als deze luchtreinigers worden gebruikt, dan is het van belang een onderhoudsprotocol op te stellen en uit te voeren. Door achterstallig onderhoud is het mogelijk dat de luchtreiniger niet meer goed werkt en dat schimmels op filters komen. Tot slot, sommige luchtreinigers kunnen schadelijke bijproducten vormen zoals ozon(-reactieproducten) of er kan sprake zijn van directe blootstelling aan UVC-straling. Houd hier rekening mee als overwogen wordt een luchtreiniger te gebruiken en overleg hierover met de Arbo coördinator (indien aanwezig).»

Met betrekking tot de inzet van luchtreinigers geldt daarom het volgende advies, welke afkomstig is uit de Algemene Hygiëne Richtlijn:

«1) Zorg voor voldoende ventilatie als luchtreinigers worden gebruikt. Luchtreinigers zijn geen vervanging voor ventilatie. 2) Zorg voor een goed onderhoudsprotocol en voer dit uit».

Tot slot, voor meer informatie over het gebruik van luchtreinigers verwijst de Minister graag naar de «Handreiking Luchtreinigers: toelichting en gebruik»18.

Hiermee beschouwt de Minister de toezegging als afgedaan.

Toezegging met betrekking tot geschillenprocedures met een Commissie van Deskundigen

In de Kamerbrief «Project Nieuwe Huisvesting VWS / RIVM en CBG» van 2 september 202219 heeft de Minister van VWS toegezegd uw Kamer na afloop van de beroepstermijnen op de hoogte te stellen van de uitkomsten van de geschillenprocedures, waaronder de eventuele meerkosten en de toedeling hiervan. Deze bindende adviezen werden in het eerste kwartaal van 2023 verwacht. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Commissie van Deskundigen meer tijd nodig heeft en is de Minister net zoals u in afwachting van de bindende adviezen. De verwachting is dat de bindende adviezen in het derde kwartaal van 2023 worden opgeleverd.

Programma Open op Orde op Rijks ICT-dashboard

Het programma Open op Orde binnen het VWS concern geeft departementaal invulling aan het Rijksbrede programma Open op Orde. Dit programma is gestart naar aanleiding van het verschijnen van de kabinetsreactie op het rapport Ongekend Onrecht van de Parlementaire Ondervragingscommissie kinderopvangtoeslagen (POK)20. Het programma heeft als doel de informatiehuishouding te verbeteren, zodat er openheid en transparantie mogelijk is over de totstandkoming en uitvoering van beleid. Aangezien de meerjarige kosten van dit programma met ICT-component meer dan € 5 miljoen bedraagt, is het programma conform Rijksbrede beheersmaatregelen en rapportageafspraken uit het Handboek Portfoliomanagement Rijk, aangemeld bij het Adviescollege ICT-toetsing, en zal meer informatie binnenkort gepubliceerd worden op het Rijks ICT-dashboard.

Evaluatie ZonMw

Conform de verplichtingen in de Kaderwet ZBO’s is het functioneren van ZonMw geëvalueerd. Op 10 maart 2023 is uw Kamer het evaluatierapport en het advies van de begeleidingscommissie toegezonden21. In de Kamerbrief heeft de Minister van VWS geïnformeerd de inhoudelijke reactie (beleidsreactie), inclusief bestuursreactie van ZonMw, in het tweede kwartaal van 2023 aan uw Kamer toe te zenden. Echter, in verband met de interne afstemming kan het zijn dat de inhoudelijke reactie na het zomerreces van 2023 zal worden toegestuurd aan uw Kamer.

Programma Doorontwikkeling Praeventis RIVM

De Minister van VWS informeert u over het ICT Programma Doorontwikkeling Praeventis van het RIVM. Vanwege de financiële omvang (€ 10,6 miljoen, waarvan nog 5,2 miljoen resterend) zal dit programma binnenkort op het ICT-dashboard geplaatst worden. Het programma bestaat uit meerdere projecten die gezamenlijk zorgdragen voor de continuïteit van het systeem Praeventis, door onder andere hosting bij het rijksoverheid Datacenter (RODC) en het updaten van contracten. Verder betreft het programma een stuk vernieuwing van de dienstverlening aan burgers, met onder andere de inrichting van burgerportalen, waarop bijvoorbeeld vaccinatiegegevens ontsloten worden. Additioneel, vanwege de aflopende ondersteuning van Oracle Forms in 2027, is het vervangen, en onder architectuur brengen van de technische componenten van het systeem Praeventis, opgenomen in het programma. De realisatie van het programma is noodzakelijk voor de continuïteit van het IV-landschap voor ondersteuning van de preventie- en vaccinatieprogramma’s, te weten de NHS (Nationale Hielprik Screening), het RVP (Rijksvaccinatieprogramma) en de PSIE (zwangerenscreening). Daarbij opmerkend dat het uitvoeren van de landelijke aansturing en coördinatie van preventie- en vaccinatieprogramma’s een wettelijke taak is van het RIVM.

Amendement van het lid Ellemeet – Publiekscampagne over endometriose

Tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting VWS 2023 heeft het lid Ellemeet een amendement22 ingediend, met het verzoek om met een publiekscampagne over endometriose te komen. Op 16 december 2022n (Handelingen II 2022/23, nr. 33, item 38) is in de Kamer het amendement aangenomen. Endometriose is een probleem voor de vrouwen die het betreft en voor de samenleving als geheel. Vanuit de maatschappij bereikt het van VWS ook bredere signalen over hormoongerelateerde klachten. Daarnaast wordt gesignaleerd dat het nog altijd voorkomt dat klachten niet tijdig worden herkend, met onder meer het risico van onnodig verzuim tot gevolg. Gebrek aan kennis over, of het niet serieus nemen van, cyclus- en hormonale klachten, kan leiden tot een jarenlange zoektocht in de zorg. Graag levert de Minister van VWS een structurele bijdrage aan het oplossen van het probleem, onder meer door het inzetten van publieksvoorlichting. Daartoe is in de afgelopen periode twee keer een veldraadpleging georganiseerd. Hierbij is overleg geweest met onder andere vertegenwoordigers van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), patiëntenvereniging endometriose, WomenInc, experts op het gebied van voorlichting en medewerkers van ZonMw (bijeenkomsten op 13 februari 2023 en 13 april 2023). Op basis van de input die verzameld is tijdens die bijeenkomsten en de randvoorwaarden die gezamenlijk bepaald zijn, heeft de Minister van VWS ZonMw verzocht om een plan uit te werken waarmee uitvoering wordt gegeven aan het amendement. Het doel van de uitwerking is om informatie rondom endometriose te bundelen en deze beschikbaar te maken voor een breed publiek. Hierbij is het van belang dat het startpunt bij de uitwerking van het plan ligt bij de patiënt. Die patiënt is op zoek is naar erkenning, herkenning en de juiste zorg en/of ondersteuning. Voor de uitvoering van het plan is voor de periode 2023–2024 € 500.000 beschikbaar.

Minister voor Langdurige Zorg en Sport

Motie van het lid Sahla over het onderzoeken van knelpunten en bezien of relevante partijen meer gefaciliteerd kunnen worden

De motie van het lid Sahla23 vraagt de regering om onderzoek uit te laten voeren naar knelpunten voor inclusieve zorg. De Minister voor LZS kan uw Kamer informeren dat het onderzoek is uitgezet. Hiermee wordt beoogd meer inzicht te krijgen in mogelijke verschillen in (toegang tot) zorggebruik onder ouderen. Uw Kamer zal eind 2023 worden geïnformeerd over de resultaten.

Motie van de leden Hijink en Werner over de maatschappelijke opbrengst van vastgoed opnemen als doel in de beleidsregel van het College sanering zorginstellingen

De motie van de leden Hijink en Werner24 verzoekt de regering te verkennen of het mogelijk is in de beleidsregel vervreemding onroerende zaken van het College sanering zorginstellingen, het verhogen van de maatschappelijke opbrengst van het vastgoed het doel te laten worden (in plaats van een marktconforme opbrengst).

Na overleg met het College sanering heeft dit geleid tot een beleidsregelwijziging van het College sanering zorginstellingen, dd. 20 januari 202325. Daarin wordt de mogelijkheid verruimd voor maatschappelijke partijen om eenvoudiger te kunnen vervreemden, en is niet langer de marktconforme opbrengst bij verkoop leidend. De opbrengst bij vervreemding mag ook lager zijn indien (maatschappelijk en/of private) partijen in een ontwikkeling met maatschappelijke belang samenwerken. De financiële opbrengst van zo’n maatschappelijke samenwerking is namelijk doorgaans lager dan een commerciële ontwikkeling.

Zodoende wordt met de beleidsregelwijziging de motie als afgedaan beschouwd.

Drie moties naar aanleiding van het tweeminutendebat GGZ/Suïcidepreventie

Naar aanleiding van het tweeminutendebat GGZ/Suïcidepreventie van 16 mei jongstleden (Handelingen Ii 2022/23, nr. 81, item 24) zijn er verschillende moties aangenomen. Voor een aantal moties is door de indieners gevraagd of de Minister voor LZS per brief een toelichting kan geven over hoe ze deze moties uit gaat voeren. Hieronder volgt per motie een korte toelichting:

• De motie van het lid Agema26 verzoekt de regering de NZa te laten onderzoeken of een beschikbaarheidsbijdrage een duurzame oplossing biedt voor de aanhoudende onvoldoende beschikbaarheid van cruciale ggz voor de allerzwaarste patiënten. Aan deze motie zal de Minister voor LZS uitvoering geven door met de NZa in gesprek te gaan over hoe hier opvolging aan te geven. In de tweede helft van 2023 zal de Minister voor LZS de Kamer informeren over de stand van zaken.

• De motie van de leden Van den Berg en Westerveld27 verzoekt de regering duidelijk vast te stellen dat onder cruciale ggz-zorg in ieder geval de hoogcomplexe en specialistische ggz-zorg valt, en kaders te stellen voor wat verder onder cruciale ggz valt, zodat er een adequaat landelijk overzicht komt. Aan deze motie zal de Minister voor LZS als volgt uitvoering geven. Elke regio brengt voor 15 juni, aan de hand van een inventarisatiemodel en de werkdefinitie cruciale ggz, in beeld welk cruciaal ggz aanbod er regionaal, bovenregionaal en landelijk beschikbaar is. Na 15 juni worden de overzichten per regio landelijk gebundeld, zodat er een eerste overzicht ontstaat van welk aanbod er is als het gaat om cruciale ggz. Vanaf juli breekt de volgende fase aan waar het landelijk overzicht van aanbod aan cruciale ggz wordt bepaald. De Minister voor LZS zal aan partijen vragen om bij dit proces de motie te betrekken en te bezien wat bovenregionaal of landelijk het aanbod van cruciale ggz is, wat het aanbod van hoogcomplexe en specialistische ggz is en waar eventuele verschillen zitten. Tegelijkertijd wordt er komende periode een onderzoek uitgevoerd naar hoeveel vraag er is naar cruciale ggz. Op basis van het overzicht van het aanbod van, en inzicht in de vraag naar cruciale ggz, wordt bepaald wat het noodzakelijk zorgaanbod moet zijn en waar dit aanbod het beste georganiseerd kan worden. In de tweede helft van 2023 zal de Minister voor LZS de Kamer informeren over de stand van zaken rondom cruciale ggz.

• De motie van de leden Westerveld en Mohandis28 verzoekt de regering om alles in het werk te stellen om per 2024 de beoogde prikkels van het zorgprestatiemodel wel de juiste kant op te sturen, waardoor gestimuleerd wordt om de meeste complexe cliënten zorg en tijd te bieden en de Kamer hierover op de hoogte te houden. In het commissiedebat GGZ/Suïcidepreventie van 19 april 2023 (Kamerstukken 25 424 en 29 689, nr. 662), heeft de Minister voor LZS toegezegd om na 1 juli 2023 uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het NZa-onderzoek naar het bijstellen van de tarieven van het zorgprestatiemodel. De Minister van LZS zal in deze brief ingaan op de uitwerking van deze motie.

Motie van de leden Westerveld en Van den Hil over subsidie voor een pilot voor een verkort traject tot gz-psycholoog

De motie van de leden Westerveld en Van den Hil29 verzoekt de regering het subsidieverzoek voor een pilot, voor een verkort traject tot gz-psycholoog (het EVC-traject), financieel te ondersteunen.

De Minister voor LZS heeft subsidieaanvraag voor de pilot EVC-traject in behandeling genomen en op 14 juni jl. is de subsidiebeschikking afgegeven. Om gehoor te geven aan de motie heeft de Minister voor LZS, in de begroting van VWS, middelen gereserveerd voor in totaal 44 opleidingsplaatsen voor een te ontwikkelen EVC-traject. Ondertussen heeft men ook de deelnemers voor het EVC-traject geselecteerd. Deze zullen in het najaar 2023 starten met hun traject en deze eind 2024 afronden. Het traject wordt begeleid met een evaluatief onderzoek en zal leren of er op verantwoorde wijze EVC’s kunnen worden afgegeven, aan psychologen en orthopedagogen met werkervaring als masterpsycholoog en/of orthopedagoog.

Toezegging over de uitvoering van de motie van het lid Diertens over steungroepen

Bij het commissiedebat GGZ / suïcidepreventie op 19 april 2023 heeft de Minister voor LZS toegezegd voor het zomerreces terug te komen op de motie van het lid Diertens30, waarin werd verzocht te onderzoeken op welke wijze de Duitse inrichting van steungroepen ook toepasbaar en kosteneffectief kan zijn in Nederland. Bij Kamerbrief van 15 maart 202131 over diverse onderwerpen inzake geestelijke gezondheidszorg, is uw Kamer geïnformeerd over deze motie en daarmee wordt de toezegging als afgedaan beschouwd.

Toezegging tot nadere reactie op onderzoeksresultaten van Gewoon Bijzonder

In de brief Eindrapportage Programma Volwaardig Leven van 4 februari 202232 is de Kamer geïnformeerd dat de moties van het lid Paulusma33 en het lid Hijink34, in samenhang met de uitkomsten van de resultaten van het onderzoek van Gewoon Bijzonder, bezien zullen worden. Deze nadere reactie krijgt de vorm van een beleidsvisie. De Minister voor LZS heeft in een brief van 27 januari 202335 laten weten dat een nadere inhoudelijke reactie volgt als de resultaten van diverse trajecten bekend zijn. Daarbij is opgemerkt dat de reactie naar verwachting «rond de zomer» gedeeld zou worden. Het huidige inzicht is dat dit niet al te lang na het zomerreces zal zijn.

Toezegging ter verkenning naar mogelijk wettelijke maatregel en aanpassing Governancecode Zorg, omtrent de werkgeversrol van de Raad van Toezicht van zorginstellingen

In de Kamerbrief van 14 december 202036 heeft de toenmalige Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer toegezegd een verkenning te doen naar een mogelijk wettelijke maatregel en een aanpassing in de Governancecode Zorg, omtrent de werkgeversrol van de Raad van Toezicht van zorginstellingen. Vervolgens is uw Kamer met eerdere Kamerbrieven op hoogte gehouden over de verkenning37.

Naar aanleiding van de verkenning heeft de Minister voor LZS een aantal belangrijke bezwaren in overweging genomen:

– Ten eerste komt uit de verkenning naar voren dat een verlaging van de omzetdrempel voor structuurvennootschappen een vergaande afwijking van het Burgerlijk Wetboek vraagt, terwijl het enkele incident van het Slotervaartziekenhuis dit niet rechtvaardigt. Bovendien is niet te zeggen dat een zwaardere werkgeversrol van de Raad van Commissarissen tot een wezenlijk andere uitkomst had geleid in het betreffende ziekenhuis.

– Ten tweede zal met het aanpassen van de omzetdrempel iedere Directeur-Grootaandeelhouder (DGA) die een zorginstelling opricht, vrijwel direct de zeggenschap moeten opgeven aan de intern toezichthouders. Dit is zeer onwenselijk voor het stimuleren van innovatie in de zorg.

– Ten derde lost de maatregel niet het daadwerkelijke probleem op, aangezien er met het verlagen van de omzetdrempel altijd nieuwe grensgevallen zullen ontstaan.

De Minister voor LZS acht daarmee de voorgestelde aanpassing niet genoeg proportioneel en effectief.

Daarentegen zijn er sinds de toezegging een aantal stappen gezet om de positie van de intern toezichthouder in zijn algemeenheid te versterken. Per 1 januari 2022 is deze rol wettelijk verankerd in de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza), en in het Uitvoeringsbesluit Wtza zijn aanvullende eisen gesteld aan de onafhankelijkheid, samenstelling en informatiepositie van intern toezichthouders. Daarnaast is de Nederlandse Vereniging voor Toezichthouders in Zorg en Welzijn (NVTZ) bezig met het ontwikkelen van een modelstatuut, die een duidelijk kader moet bieden aan zorginstellingen met een BV-DGA structuur, om op een integere manier uitvoering te geven aan de governance van een zorginstelling. De Minister voor LZS acht het hierom niet nodig verdere aanpassingen door te voeren en beschouwt hiermee de toezegging als afgedaan.

Stand van zaken werkvoorraad bij het Centrum Indicatiestelling Zorg

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt al enige tijd geconfronteerd met een stijging van het aantal indicatieaanvragen en een hoog ziekteverzuim. Er is daarom sprake van een hoge werkvoorraad, die verder is toegenomen tot 12.500 dossiers. Uw Kamer is hier voor het laatst over geïnformeerd in het najaar van 202238 en in februari 202339. Het ziekteverzuim is in de afgelopen maanden gedaald van bijna 10% naar 7,1%. Ook heeft het CIZ in maart en april ongeveer 40 nieuwe medewerkers aangenomen voor het afhandelen van indicatieaanvragen. Vanwege inwerkperiodes en verloop van medewerkers leidt dit niet direct tot een afname van de werkvoorraad. Het CIZ heeft medegedeeld dat de wettelijke termijn van zes weken voor het afhandelen van aanvragen de komende periode nog onder druk blijft staan en pas richting eind van het jaar zal verbeteren. Een onverwacht hoge aanvragenstroom kan deze prognose nog doen veranderen. Het CIZ neemt nog steeds maatregelen, zoals in bovengenoemde Kamerbrieven is gemeld, om de werkvoorraad terug te dringen en te voorkomen dat mensen langer moeten wachten op een indicatiebesluit. Op dit moment lukt het om ongeveer 80% van de aanvragen binnen de wettelijke termijn van 6 weken af te handelen. Momenteel wordt ongeveer 60% van de CIZ-Versnelt40 aanvragen binnen 7 werkdagen afgehandeld. De spoedregeling waarbij aanvragen binnen 48 uur worden afgehandeld is nog in werking. Het CIZ communiceert hierover met cliënten en partijen in het veld. Het CIZ houdt de Minister voor LZS intensief op de hoogte van de situatie en de voortgang van de interventies. Met het CIZ wordt gewerkt aan mogelijkheden om de werkwijze meer structureel te versnellen, zodat zij hun rol als poortwachter in een blijvend krappe arbeidsmarkt goed kunnen vervullen.

In de Kamerbrief van 24 februari 202341 is de Kamer geïnformeerd over de kwaliteit van de besluiten van het CIZ en de publicatie hierover. Het CIZ neemt in alle rapportages over de kwaliteit van de besluiten de volledige steekproef op. Dit betekent dat niet alleen de juiste en onjuiste besluiten inzichtelijk zijn, maar ook de dossiers waarbij niet alle ondersteunende en bewijzende informatie aanwezig was of de redeneerlijn ontbrak. Het CIZ heeft de afgelopen periode ook een werkwijze ontwikkeld waarmee de dossiers kunnen worden geïdentificeerd waarbij mogelijk onterecht geen toegang tot de Wlz is verkregen. Het is een arbeidsintensief proces om dossiers te identificeren en opnieuw te onderzoeken, het CIZ is hiermee gestart en verwacht dit na de zomer af te ronden. In de bestuurlijke overleggen met het CIZ wordt de kwaliteitsmeting en de opvolging daarvan doorlopend besproken.

Twee toezeggingen: over het verkennen van de impact van het verlagen van de minimumduur van teamtolkopdrachten en over de kaders voor maatwerkaanvragen en het harmoniseren van de drie regelingen inzake het aantal beschikbare tolken

Tijdens het debat over de implementatie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking van 22 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 39, item 43) heeft de Minister voor LZS toegezegd uw Kamer te informeren over de kaders voor maatwerkaanvragen bij de tolkvoorziening schijf- en gebarentolk leefdomein. Samen met betrokken partijen is zij een traject gestart waarbij opnieuw gekeken wordt naar de inrichting van de tolkvoorziening leefdomein. Ervaringskennis is hierin van grote waarde en beoogd is dan ook dat het nieuwe beleidskader in gezamenlijkheid met ervaringsdeskundigen wordt opgesteld.

In dit traject wordt ook de inzet van teamtolken meegenomen. Hiermee wordt zo ook een verdere uitvoering gegeven aan de toezegging die in de beantwoording op schriftelijke Kamervragen van lid Hijink42 is gedaan omtrent de inzet van teamtolken.

De Kamer zal voor het einde van het jaar over de voortgang van dit traject geïnformeerd worden.

Toezegging de Kamer op de hoogte te houden over een evaluatie en gesprekken met veldpartijen, met betrekking tot opleidingsplaatsen voor gz-psychologen

In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Hijink heeft de toenmalige Staatssecretaris, in zijn brief van 26 oktober 202043, toegezegd uw Kamer op de hoogte te houden over uitkomsten van de evaluatie van Stichting Top Opleidingsplaatsen en gesprekken met veldpartijen over tekorten aan gz-psychologen.

In 2022 is de evaluatie uitgevoerd met betrekking tot de werking van samenwerking van praktijkinstelling bij de opleiding van gz-professionals (Proeftuinen). De resultaten zijn begin 2023 gepresenteerd en te vinden in de bijlagen van deze brief (Bosman en Vos: Evaluatie samenwerking opleiden gz-professionals).

In het nieuwe spelregeldocument voor de toewijzing van gz-psycholoog opleidingsplaatsen in 2024, wordt het toewijzingsorgaan (Stichting TOP) verzocht zorgvuldig te verdelen en rekening te houden met de zorgvraag vanuit de sectoren, zoals die vertegenwoordigd worden door Actiz en VNG. Bij het vervolg van het programma Adaptieve Psychologische Vervolgopleidingen zijn deze partijen expliciet uitgenodigd om mee te denken over de verdere opzet van de psychologische vervolgopleidingen, en te komen tot regionale samenwerkingsverbanden, opdat psychologen breder worden opgeleid, binnen meerdere sectoren.

Het kabinet volgt het scenario van het Capaciteitsorgaan dat een antwoord geeft op de groeiende zorgvraag, dat levert bij de GZ-psycholoog een substantiële verhoging van het aantal instroomplaatsen op. Er worden 965 opleidingsplaatsen beschikbaar gesteld per 2024. Dit is een groei van 16% ten opzichte van het aantal opleidingsplaatsen voor 2023. De afgelopen jaren is al fors aanvullend geïnvesteerd in het opleiden van GZ-psychologen: het aantal werkzame GZ-psychologen is de afgelopen jaren met 13% toegenomen. En ook de komende jaren komen steeds meer GZ-psychologen op de arbeidsmarkt doordat er de afgelopen jaren steeds meer GZ-psychologen zijn begonnen aan de opleiding.

Hiermee wordt de toezegging als afgedaan beschouwd.

Toezegging over voortgangsrapportage VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen

In reactie op het verzoek van het lid Kuzu heeft de Minister voor LZS in de Kamerbrief van 23 december 202244 uw Kamer toegezegd voor de zomer met een voortgangsrapportage te komen van de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen. Echter blijkt het opstellen van deze rapportage meer tijd nodig te hebben dan toen werd ingeschat. Meer specifiek behoeft de rapportage nog de update over het landelijk onderzoek (welke conform de toezegging onderdeel vormt van het voortgangsrapportage) en verwacht de Minister voor LZS deze rapportage uiterlijk in oktober met u te delen.

Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn, Sport

Motie van het lid Van Ginneken over het evalueren van beschikbaarheid en aanvraagbaarheid van een aangepaste fiets

De motie van het lid Van Ginneken45 verzoekt de regering om samen met de gemeentes en belangenorganisaties de beschikbaarheid en aanvraagbaarheid van een aangepaste fiets te evalueren. Mensen die met een mobiliteitsbeperking problemen ondervinden in het participeren in de samenleving, kunnen een beroep doen op ondersteuning door de gemeente, bijvoorbeeld via de Wmo. Elke inwoner kan een melding bij de gemeente doen vanwege een probleem met zijn zelfredzaamheid en/of participatie. Na de melding heeft de gemeente 6 weken de tijd om in gesprek te gaan en eventueel onderzoek te doen naar wat de cliënt nodig heeft. Daarna kan de cliënt een aanvraag doen voor een voorziening en moet de gemeente daarop binnen 2 weken een besluit nemen (zie artikel 2.3.2. Wmo). Een aangepaste fiets of een aanpassing op een fiets kan een voorziening zijn waardoor de zelfredzaamheid van een inwoner wordt vergroot. Als de gemeente van oordeel is dat de aanpassing op of aan de fiets of een op-maat-aangepaste fiets een passende oplossing is, dan zal deze vanuit de Wmo kunnen worden vergoed. Als de gemeente van oordeel is dat het geen passende oplossing is, zal zij de aanvraag afwijzen. In dat geval biedt de bijzondere bijstand ook geen vergoedingsmogelijkheden. Als het passend en daarmee ook noodzakelijk was, dan was het wel vanuit de Wmo2015 verstrekt.

Naar aanleiding van deze motie en bij wijze van evaluatie is gesproken met een aantal gemeenten, VNG en IederIn. Hieruit komt naar voren dat het probleem niet zozeer is gelegen in de aanvraagbaarheid van een aangepaste fiets of aanpassingen aan een fiets, maar in de aanvraagbaarheid van een e-bike. Gemeenten beschouwen een e-bike over het algemeen als algemeen gebruikelijke voorziening. De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 20 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3535) de criteria voor een algemeen gebruikelijke voorziening geformuleerd:

– niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

– daadwerkelijk beschikbaar is;

– een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

– financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Een algemeen gebruikelijke voorziening kan wel een passende oplossing zijn voor een persoon met een beperking. Gemeenten moeten onderzoeken of de gevraagde voorziening (lees in dit geval een e-bike) financieel gedragen kan worden, door iemand met een minimum inkomen.

Gemeenten kunnen bij dit onderzoek de gedragslijn die de Haagse rechtbank formuleerde volgen. In haar uitspraak van 11 februari 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:2084) heeft de rechtbank bepaalt dat, voor de aflossing van een geldlening met een looptijd van 36 maanden voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, 5% van een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm kan worden gereserveerd. De kosten van een e-bike zouden dan met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.

Op basis van bovenstaande informatie volgt dat er geen aanleiding meer is voor het uitvoeren van een uitgebreide evaluatie en wordt de motie als afgedaan beschouwd.

Motie van het lid Van der Laan over het opstellen van alternatieven binnen de Europese regelgevingskaders om eerder en effectiever te kunnen communiceren over productverbetering

De aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 74, item 24) motie van het lid Van der Laan46 verzoekt de regering om samen met voedselproducenten alternatieven op te stellen binnen de kaders van de Europese regelgeving, zodat zij eerder en effectiever kunnen communiceren over productverbetering, en dit te koppelen aan de nieuwe aanpak productverbetering. In de motie wordt verwezen naar de kaders van de Europese regelgeving, hierbij is met name Verordening (EG) nr. 1924/2006 over Voedings- en Gezondheidsclaims voor Levensmiddelen van belang. Om de consument te beschermen tegen misleiding schrijft deze regelgeving voor dat alleen mag worden gesproken over een «verlaagd gehalte» aan energie/voedingsstof, wanneer deze verlaging minimaal 30% is (voor zout minimaal 25% zoutverlaging). Het gaat hierbij om een verlaging van energie/voedingsstof ten opzichte van vergelijkbare producten op de markt.

Uit de gesprekken die afgelopen periode zijn gevoerd met koepel- en brancheorganisaties en bedrijven in de levensmiddelenindustrie, blijkt dat over communiceren over productverbetering (reductie van suiker-, zout-, vet- en/of energiegehalte) verschillend wordt gedacht. Zo geven sommige producenten aan dat een claim als «minder suiker» de consument juist kan afschrikken, omdat de consument dan verwacht dat het product minder zoet is en daarmee minder lekker. Daarentegen zien producenten voor met name levensmiddelen die consumenten beschouwen als gezond, communicatie over productverbeteringsstappen als mogelijke prikkel om producten te verbeteren. De Europese regelgeving biedt, zoals eerder beschreven, geen mogelijkheid tot het communiceren van kleine verbeterstappen, ten opzichte van de oude receptuur. Met de invoering van het voedselkeuzelogo Nutri-Score47 krijgen levensmiddelenbedrijven de mogelijkheid eerder en effectiever over productverbetering van bewerkte producten te communiceren. Een verbetering van de Nutriscore laat immers zien dat de samenstelling is verbeterd (zij kunnen bijvoorbeeld nu een B communiceren, terwijl dat eerder een C was). Daarnaast is communicatie van productverbeteringsstappen via een externe partij, zoals een NGO of consumentenorganisatie, een optie. Een andere partij dan de producent zelf mag namelijk wél uitspraken doen over dit soort verbeteringen. Deze partij zou bijvoorbeeld een lijst kunnen publiceren met de beste productverbeteringsstappen van dat jaar.

Hiermee wordt de motie als afgedaan beschouwd.

Schriftelijk overleg ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet:

Op 30 mei jl. heeft de Staatssecretaris van VWS, in het kader van de voorhangprocedure, het ontwerpbesluit reële prijzen Jeugdwet48 aan Uw Kamer aangeboden. Het is helaas niet mogelijk gebleken de vragen die op 15 juni jl. door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over dit concept besluit zijn gesteld, vóór het reces van uw Kamer te beantwoorden. Deze antwoorden zullen derhalve tijdens het reces worden verstuurd. Vanzelfsprekend zal de Staatssecretaris van VWS het concept besluit niet eerder voorleggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State, dan nadat uw Kamer en de Eerste Kamer de voorhangprocedure als afgerond beschouwen.

Toezegging over de voortgang met betrekking tot productverbetering

Conform eerdere toezegging49 informeert de Staatssecretaris van VWS uw Kamer over de stand van zaken van wettelijke maatregelen productverbetering. De overheid geeft een impuls aan verbetering van de samenstelling van bewerkte voedingsmiddelen met de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV). Voor 61 productgroepen zijn drie grenswaarden voor zout, suiker, verzadigd vet en/of vezel ontwikkeld waar bedrijven zich op kunnen richten om stapsgewijs, en over de hele breedte van producten, te werken aan productverbetering. Deze productgroepen dragen relatief veel bij aan de inname van zout, suiker en verzadigd vet. De overheid geeft fabrikanten tijd om stapsgewijs toe te werken naar de doelen die gesteld zijn in 2030. Op basis van de resultaten van de eerste NAPV-monitor in 2025 kan een nadere duiding worden gegeven over de voortgang van productverbetering. Als uit nadere analyse blijkt dat stappen onvoldoende zijn voor de gewenste productverbetering, kan voor de betreffende productgroepen en/of nutriënten, wetgeving worden ingezet om de doelen te kunnen behalen. De Staatssecretaris werkt het kader hiervoor in 2023–2024 verder uit. Het streven is een wetsvoorstel gereed te hebben voor behandeling in uw Kamer als de voortgang van de productverbetering onvoldoende is.

Toezegging voor het maken van een informatieblad over trapliften en het Bouwbesluit

In antwoord op vragen van het lid Mohandis50 heeft de Staatssecretaris van VWS toegezegd, samen met de Minister voor VRO en de VNG een informatieblad te ontwikkelen over trapliften en het Bouwbesluit. Op dit moment wordt er de laatste hand aan gelegd, waarna het deze zomer gepubliceerd zal worden op de website van de rijksoverheid.

Toezegging te informeren over inzet van het alcohol-overlastgebied door gemeenten

Bij het wetgevingsoverleg Wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet, van 16 november 2020 (Kamerstuk 35 337, nr. 46), heeft de toenmalige Staatssecretaris van VWS uw Kamer toegezegd te informeren als gemeenten gebieden aanwijzen als alcohol-overlastgebied. Gemeenten hebben deze mogelijkheid sinds 1 juli 2021 als sprake is van ernstige aantasting van de openbare orde, de leefomgeving of de volksgezondheid, door het gebruik van alcohol binnen het betreffende gebied. Gemeenten kunnen in een alcohol-overlastgebied de verkoop van alcohol voor gebruik dan elders ter plaatse (bijvoorbeeld winkels) verbieden of beperken, of geen nieuwe Alcoholwetvergunningen verstrekken voor horeca- en/of slijtersbedrijven in het gebied. De gemeentes Amsterdam en Rotterdam hebben tot nu toe van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.

Toezegging over onderzoek naar effectiviteit van klinische behandeling van tabaksverslaving, in samenhang met de motie van het lid Sazias

In reactie op het commissieverzoek inzake behandeling van tabaksverslaving heeft de toenmalige Minister voor Medische Zorg, mede namens de toenmalige Staatssecretaris van VWS, de toezegging gedaan onderzoek te zullen doen naar de effectiviteit van klinische behandeling van tabaksverslaving.

Met ondersteuning van VWS is in 2021 Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), samen met zorgverzekeraar Menzis (en inmiddels ook andere zorgverzekeraars), gestart met het bieden van verslavingszorg voor mensen met een tabaksverslaving. Hiervoor heeft de NZa een experimentele zorgprestatie beschikbaar gesteld voor verslavingszorg voor zwaar verslaafde rokers. Het doel is om in kaart te brengen welke patiënten gebaat zijn bij specialistische verslavingszorg en onder welke voorwaarden dat effectief is. Met dit experiment wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van het lid Sazias51.

Het experiment heeft al een goede start gemaakt. Tot en met het eerste kwartaal van 2023 zijn er ruim 100 trajecten gestart. Met deze trajecten wordt veel waardevolle kennis opgedaan op welke manier specialistische verslavingszorg voor de behandeling van zwaarverslaafde rokers nodig en effectief kan zijn. Met de uitbereiding van het aantal verwijzende ziekenhuizen wordt de komende tijd nog een hogere instroom verwacht. Daarnaast is een triage-instrument in ontwikkeling om het voor huisartsen mogelijk te maken patiënten met ernstige tabaksverslaving en een aan roken gerelateerde aandoen door te verwijzen. De onderzoeksresultaten worden eind van dit jaar verwacht en de Staatssecretaris van VWS zal deze te zijner tijd met uw Kamer delen.

Toezegging over voedsel en preventief aanpakken van overgewicht

In de Kamerbrief van 9 december 202252 heeft de Staatssecretaris van VWS de beleidsinzet op de aanpak van overgewicht en voeding uiteengezet, waaronder extra inzet op het gezonder maken van de voedselomgeving. Onderdeel van deze inzet is het instellen van een wettelijke maatregel om gemeenten een optionele bevoegdheid te geven ongezonde voedselaanbieders op bepaalde plekken te weren, en wettelijke beperkingen stellen aan de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen. In genoemde brief is toegezegd uw Kamer dit voorjaar over de voortgang van beide initiatieven te informeren. Deze toezegging wordt hieronder ingevuld.

i. Stand van zaken optionele bevoegdheid voor gemeenten

Gemeenten hebben onder de huidige ruimtelijke ordeningsregelgeving beperkte mogelijkheden om ongezonde voedselaanbieders te weren. Nu kunnen zij alleen ruimtelijke argumenten aandragen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving (zoals stank- en geluidsoverlast). Het weren van ongezonde voedselaanbieders, uitsluitend vanwege de schadelijke effecten van consumptie van dat voedsel op de volksgezondheid, is ook onder de nieuwe Omgevingswet niet mogelijk. Op dit punt blijkt aanpassing van de Omgevingswet niet mogelijk zonder aanpassing van de reikwijdte van de Omgevingswet. Gelet op de al brede reikwijdte van de Omgevingswet is een dergelijke aanpassing niet wenselijk en daarmee geen haalbare route, om binnen een afzienbaar termijn, gemeenten de genoemde optionele bevoegdheid te geven. Het is echter mogelijk in een andere wet in formele zin gemeenten de optionele bevoegdheid toe te kennen, om in het omgevingsplan regels te stellen mede voor een onderwerp dat onder de reikwijdte van die andere wet valt en dus niet onder de reikwijdte van de Omgevingswet zelf. Ook een wijziging van de reikwijdte van de Warenwet is op dit punt onwenselijk, omdat de Warenwet primair ziet op het stellen van regels aan waren zelf (in het belang van de volksgezondheid, van de veiligheid, van de eerlijkheid in de handel of van goede voorlichting omtrent waren). Daarom zal de Staatssecretaris in een nieuwe wet een grondslag creëren om gemeenten de bevoegdheid te geven, om op grond van gezondheid, ongezonde voedselaanbieders te kunnen weren. De komende periode zal de Staatssecretaris deze wet in formele zin verder uitwerken. Eén van de belangrijke aandachtspunten daarbij is het opstellen van een (eenduidige) juridische definitie van een ongezonde voedselaanbieder. Het uitgangspunt daarbij is om onderscheid te maken tussen gezonde versus ongezonde voedselaanbieders, op basis van de Schijf van Vijf (van het Voedingscentrum). Daarnaast wordt enkel gekeken naar voedselaanbieders met een aanbod dat voor directe consumptie is bedoeld. Ook wordt een kader uitgewerkt wanneer gemeenten de bevoegdheid gerechtvaardigd kunnen inzetten, dit om willekeur te voorkomen en diversiteit te waarborgen. De Staatssecretaris is voornemens om in het eerste kwartaal van 2025 een wetsvoorstel bij de Kamer in te dienen.

ii. Stand van zaken wettelijke beperkingen marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen

Zoals in december aangekondigd werkt de Staatssecretaris momenteel een wettelijke maatregel uit, waarmee de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen wordt verboden. De Staatssecretaris heeft de afgelopen periode een reeks van marketingtechnieken geïdentificeerd, die specifiek of veelal, gericht zijn op kinderen en jongeren of hen in ieder geval sterk kunnen raken. Ook heeft de Staatssecretaris onderscheid gemaakt tussen de fysieke en online omgeving, en omgevingen die als kindomgeving aangemerkt zouden kunnen worden. Zoals aangekondigd bouwt de Staatssecretaris hierbij voort op de bestaande maatregelen uit de Reclamecode voor Voedingsmiddelen en de daarover opgedane kennis. Tegelijkertijd werkt de Staatssecretaris aan een verdere afbakening van de omgeving, waarin een overwegend op kinderen gerichte techniek wordt ingezet, dan wel een kind wordt beïnvloed door een marketinguiting die niet per se op kinderen is gericht maar hen, gelet op de omgeving, wel in het bijzonder raakt. Hierbij kunt u denken aan algemene reclame-uitingen rond speeltuinen, kinderopvangcentra of scholen.

Hieronder ziet u een schets van een, niet per definitie uitputtend, overzicht van verschillende technieken en omgevingen, opgesplitst in de 4 P’s van de marketingmix: Product, Prijs, Plaats en Promotie.

Product

• Licensed/brand-characters op verpakking

• Spelvormen op verpakkingen

• Verpakking met Taalgebruik gericht op jongeren

• Speelgoed koppelen aan product

Plaats

• Kinderboerderijen

• NSO’s

• Primair- en middelbaar onderwijs

• Attractieparken

• Speeltuinen

• Zwembaden

• (Sport)verenigingen

Promotie

• Spelvormen in reclame

• Taalgebruik gericht op jongeren

• Licensed/brandcharacters in reclame

• Afbeelden van groepen peers met product

• Sluikreclame bij content gericht op jongeren

• Advergames

• Challenges voor jongeren

• Winacties/evenementen voor jongeren

• Gesponsorde berichten

• Filters met junkfood

• Koppelen van product aan hogere status

• Deel-en-win-reclames

• Reclame rondom kinderprogramma’s of -films

Prijs

• Aanbiedingen van een product

Plaats

• Vormgeving actieschappen

• Kinderproducten op ooghoogte

• Snoepgoed bij kassa’s

Het overzicht laat een veelheid van technieken zien die kan worden ingezet om kinderen te beïnvloeden. Tevens vinden reclame-uitingen in een diversiteit aan omgevingen plaats. Samen met de uiteenlopende vraagstukken omtrent juridische grondslag, afbakening, uitvoering en handhaafbaarheid, die deze technieken met zich meebrengen, zorgt het ervoor dat de voorbereiding van het wetsvoorstel meer tijd vergt dan voorzien. De Staatssecretaris zal de komende periode een verdere afbakening maken van welke wetswijzigingen het beperken van genoemde technieken behelst, en welk pakket aan maatregelen daarbij doelmatig en haalbaar worden geacht. Verder blijft de Staatssecretaris in gesprek met maatschappelijke partijen zoals UNICEF en de voedingsmiddelenindustrie. De Staatssecretaris is voornemens om eind 2024 een wetsvoorstel aan de Kamer aan te bieden.

Tot slot, de Staatssecretaris zal uw Kamer dit najaar informeren over de verdere voortgang van beide initiatieven, in de toegezegde voortgangsbrief over overgewicht en voeding.

Toezegging over preventie en handhaving online verkoop synthetische drugs

Tijdens het commissiedebat Drugspreventie en verslavingszorg van 29 maart 2023 (Kamerstuk 24 077, nr. 524) is gesproken over de uitvoering van de gewijzigdemotie van het lid Bikker53, waarin de regering wordt verzocht om te komen tot preventieve voorstellen om het aanbod en gebruik van deze drugs terug te dringen. Het Trimbos instituut heeft op verzoek van de Staatssecretaris van VWS in kaart gebracht welke online kanalen worden gebruikt, wat het huidige aanbod is van online drugspreventie en welke aanbevelingen er zijn om dit preventieaanbod te verbeteren. Tijdens het debat is de toezegging gedaan om nog voor de zomer aan te geven welke aanbevelingen worden overgenomen. Het blijkt helaas niet mogelijk om deze toezegging voor het zomerreces gestand te doen. Het Trimbos instituut is verzocht om met concrete voorstellen te komen waarmee op korte termijn verbeterstappen kunnen worden gezet. Dit vraagt wat meer tijd, wat betekent dat u na het zomerreces nader geïnformeerd zult worden.

Namens de Minister van Justitie en Veiligheid informeert de Staatssecretaris van VWS uw Kamer met betrekking tot de toezegging, welke is gedaan bij het commissiedebat Drugspreventie en Verslavingszorg op 29 maart 2023, over de resultaten van de verkenning wat er gedaan wordt om het online aanbod van drugs terug te dringen en waar de knelpunten zitten in de opsporing en handhaving.

Het verkopen van drugs is strafbaar op grond van de Opiumwet, ook als dit via het internet gebeurt. Hier kan dus strafrechtelijk tegen worden opgetreden en dat gebeurt ook. Tevens kunnen websites waar drugs worden aangeboden offline worden gehaald. Het aanbieden of verkopen van drugs is altijd in strijd met de algemene voorwaarden van het hostingbedrijf. Iedereen kan hier een melding van doen bij een hostingbedrijf, dit is niet voorbehouden aan de politie en Openbaar Ministerie.

De knelpunten in de handhaving liggen onder andere in het gebruik van veelal versleutelde platforms en het grensoverschrijdende element. Zo is het gebruik van het darkweb anoniem en kost het zeer veel moeite en capaciteit om het ware IP-adres van een verkoper te achterhalen. Daarbij opmerkend dat servers vaak in het buitenland staan. Er worden wel sites of servers uit de lucht gehaald, maar dat kost veel opsporingscapaciteit en het vergt internationale samenwerking. Bovendien leiden de acties om dergelijke sites of servers offline te halen vaak tot een waterbedeffect en het uitwijken naar andere verkoopkanalen (bijvoorbeeld via Telegram of WhatsApp of andere vormen van geëncrypte communicatiemiddelen). Daarbij opmerkend dat het verkoopkanaal Telegram over het algemeen niet mee werkt bij opsporingsonderzoeken naar drugsdelicten.

Zoals toegezegd zal de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer na de zomer verder informeren over de concrete voorstellen om beter te kunnen handhaven op de verkoop van drugs via online kanalen. Daarnaast wordt er onderzocht hoe er (buiten de strafrechtelijke aanpak om) barrières kunnen worden opgeworpen. De gesprekken hierover met de politie en het Openbaar Ministerie worden op dit moment gevoerd.

Voortgang uitwerking AMvB verplichte bijschrijving dagleidinggevenden

In de Kamerbrief over problematisch alcoholgebruik van 2 december 202254 is uw Kamer geïnformeerd over een wijziging van het Alcoholbesluit in verband met de uitvoering van het nader gewijzigd amendement van het lid Bolkestein55. Deze wijziging strekt ertoe dat de verplichting tot het bijschrijven van dagleidinggevenden, op het aanhangsel bij de vergunning, alleen geldt voor dagleidinggevenden van horecabedrijven. De verplichte bijschrijving vervalt daarmee voor slijterijbedrijven. Hierbij informeert de Staatssecretaris van VWS uw Kamer over de voortgang van deze wijziging van het Alcoholbesluit. Op 2 juni jl. is het conceptbesluit ter internetconsultatie aangeboden. De internetconsultatie loopt tot en met 23 juni 2023. Na de internetconsultatie zal er een voorhangprocedure gevolgd worden, waarna advisering door de Raad van State zal plaatsvinden. Het streven is een inwerkingtreding per 1 januari 2024.

Minister en Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn, Sport

Toezegging over de gezonde leefomgeving

Tijdens het commissiedebat Medische Preventie van 16 februari 2023 (Kamerstuk 32 793, nr. 671) hebben de Minister en Staatssecretaris van VWS toegezegd uw Kamer te informeren over de gezonde leefomgeving.

Het thema leefomgeving en gezondheid is erg breed en VWS zet zich, samen met vele andere partijen, op verschillende manieren in. Om deze reden vergt het meer tijd om dit, in afstemming met andere betrokkenen, overzichtelijk uiteen te zetten. De Minister en Staatssecretaris van VWS streven ernaar uw Kamer na de zomer te informeren.

Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van Justitie en Veiligheid

Handhaving lachgasverbod per 1 juli 2023

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en sport hebben uw Kamer op 14 februari 2023 geïnformeerd over het met politie en OM afgesproken ingroeimodel voor de handhaving van het lachgasverbod. Conform afspraak wordt vanaf 1 juli het verbod op het recreatief gebruik van lachgas uniform gehandhaafd door OM en politie, waarbij vanaf 1 juli naast inbeslagname ook gestart wordt met het inzetten van opsporing en vervolging. Het afgelopen half jaar is bij de implementatie gebleken dat het lastig is een partij te vinden die de lachgascilinders kan vernietigen. Dit leidt momenteel tot een probleem omdat lachgas langer en in grotere hoeveelheden moet worden opgeslagen op politieterrein dan voorzien. Momenteel wordt hard gewerkt aan een oplossing voor dit probleem zodat de handhaving van het verbod op langere termijn niet gehinderd wordt door opslagproblemen.

Minister voor Langdurige Zorg en Sport, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Motie van de leden Bikker en Sahla over de mogelijkheden verkennen voor onafhankelijke cliëntondersteuning bij het UWV voor mensen met een beperking

De motie van de leden Bikker en Sahla56 roept de regering op om met UWV en organisaties voor mensen met een beperking de mogelijkheden te verkennen voor onafhankelijke cliëntondersteuning bij UWV, en de Kamer hierover voor het zomerreces te informeren. In navolging hiervan is met Ieder(in), de Centrale Cliëntenraad van UWV en met de Landelijke Cliënten Raad is besproken, hoe zij betrokken blijven bij het vervolg van de uitvoering van deze motie.

Hierbij een toelichting over de lopende ontwikkeling in de dienstverlening bij UWV en de te nemen actie voor de toeleiding naar onafhankelijke cliëntondersteuning, in het algemeen voor mensen met een beperking:

1. De doorontwikkeling van UWV bij het ondersteunen van cliënten, ook mensen met een beperking.

– UWV zet de cliënt centraal en zet met de «Strategie 2021–2025» in op drempelloze dienstverlening met menselijke maat en maatwerk, zodat mensen zich gezien, gehoord en geholpen voelen. Zoals beschreven in de Stand van de uitvoering SZW van 22 juni 202257 en het UWV jaarplan 2023, richt UWV zich op dienstverlening waarin de mens en diens persoonlijke situatie centraal staan en er rekening wordt gehouden met wat iemand kán doen. Dit geldt uiteraard ook voor mensen met een beperking, die waar nodig een beroep kunnen doen op cliëntondersteuners van UWV.

– UWV introduceert in haar dienstverlening het werken met Integrale klantreizen. De Integrale Klantreizen brengen de samenhang in beeld van alle contacten, handelingen en processen tussen de cliënt, en UWV in de dienstverlening. Het doel is dat de cliënt UWV als één organisatie ervaart. Daarom lopen de vijf integrale klantreizen dwars door de verschillende divisies in de organisatie.

– Verder werkt UWV in haar dienstverlening met drie categorieën van basisbehoeften van een cliënt, ook voor mensen met een beperking:

• De grootste groep cliënten zal doorgaans goed uit de voeten kunnen met de standaard toegankelijke dienstverlening van UWV en verwacht van UWV gemak, zekerheid en controle. De standaard toegankelijke dienstverlening biedt o.a. brieven in begrijpelijke taal en ReadSpeaker op de website van UWV.

• Een kleinere groep cliënten heeft behoefte aan meer persoonlijke aandacht en ondersteuning. Wanneer een cliënt hierom vraagt, ook mensen met een beperking, of wanneer een medewerker deze behoefte signaleert dan biedt UWV persoonlijke service, in de vorm van een vast aanspreekpunt, ongeacht de persoonlijke situatie van de cliënt.

• Voor een kleine groep mensen blijft de dienstverlening ingewikkeld. UWV wil dat ook deze groep mensen de dienstverlening ontvangt die zij verdienen. Voor deze groep is UWV in de tweede helft van 2022 gestart met een pilot met cliëntondersteuners. Een cliëntondersteuner bij UWV treedt binnen UWV op als regievoerder voor de cliënt om vooral preventief en proactief situaties op te lossen, in samenwerking met de vak experts die betrokken zijn bij de cliënt. De cliëntondersteuner helpt de cliënt op basis van signalen uit de organisatie en komt vaak al in beeld vóórdat klachten of problemen ontstaan. Met de rol en inzet van de cliëntondersteuner zorgt UWV ervoor dat ook cliënten in een complexe situatie zich gezien, gehoord en geholpen voelen.

Het vaste aanspreekpunt en de cliëntondersteuner zijn relatief nieuwe vormen van dienstverlening en zijn nog niet voor iedere cliënt beschikbaar. Deze rollen wordt lerend geëvalueerd met gebruik van verschillende vormen van klantonderzoek en in samenwerking met medewerkers uit de uitvoering. In de loop van het programma Dienstverlening gaat UWV met deze evaluaties na of het programma cliënten van de benodigde ondersteuning kan voorzien. Dit jaar worden de cliëntondersteuners intensiever ingezet in alle districten.

2. De verbetering van de algemene bekendheid van de functie onafhankelijke cliëntondersteuning:

– In het algemeen hebben mensen op grond van de Wmo recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning die levensbreed is. De Wmo 2015 geeft de volgende definitie van de functie. Art 1.1.1.:

– cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

– Maar er is meer nodig: hoewel de bekendheid van het recht op onafhankelijke cliëntondersteuning verbetert, weten nog teveel mensen – ook mensen met een beperking – de weg naar de cliëntondersteuning niet te vinden. Daarom heeft VWS met VNG en Movisie afgesproken, dat zij samen met het Samenwerkingsplatform Sociaal Domein van de VNG, een traject inzet met als doel de functie onafhankelijke cliëntondersteuning beter bekend te maken onder professionals, die de behoefte aan cliëntondersteuning kunnen signaleren en er lokaal gericht naar kunnen doorverwijzen. Door te identificeren welke professionals (en vrijwilligers) mensen tegenkomen (o.a. wijkverpleging, huisartsen, sociaal werkers en medewerkers van de voedselbank), die gebaat zouden zijn bij die functie, en vervolgens afspraken te maken over het gericht doorverwijzen naar die functie, zal naar verwachting de bekendheid ervan toenemen.

Concluderend, zoals hierboven beschreven doet UWV binnen het concept van drempelloze dienstverlening al veel aan gerichte cliëntondersteuning. Op basis van de ervaringen en steeds in contact met cliënten en met de cliëntenraad, zullen waar nodig verbeteringen worden doorgevoerd, en zal hierover met de doelgroep worden gecommuniceerd. Over die verbeteringen houdt de Minister van SZW u bij de Stand van de uitvoering sociale zekerheid op de hoogte.

VWS start samen met VNG en Movisie een traject om de onafhankelijke cliëntondersteuning beter bekend te maken onder professionals, die deze behoefte kunnen signaleren en lokaal gericht naar kunnen doorverwijzen. In de werkgroep clientondersteuning in het kader van de Toekomstagenda Gehandicaptenzorg58 wordt de voortgang van deze actielijn gemonitord.

De motie wordt hiermee als afgedaan beschouwd.


  1. Kamerstuk 29 477, nr. 719.↩︎

  2. Kamerstukken 29 477 en 29 689, nr. 838.↩︎

  3. Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 187.↩︎

  4. Kamerstuk 31 765, nr. 655.↩︎

  5. Kamerstuk 31 765, nr. 649 (bijlage 1).↩︎

  6. Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 49.↩︎

  7. Kamerstuk 31 765, nr. 626.↩︎

  8. Kamerstuk 31 765, nr. 628.↩︎

  9. Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 191.↩︎

  10. Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 48.↩︎

  11. Kamerstuk 35 882, nr. 6.↩︎

  12. Kamerstuk 29 689, nr. 1073.↩︎

  13. Kamerstuk 32 793, nr. 671.↩︎

  14. Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 88.↩︎

  15. Kamerstukken 27 529, 35 824 en 32 761, nr. 288.↩︎

  16. «API-strategie voor de zorg: strategie en architectuur», https://nictiz.nl/app/uploads/2022/10/API-strategie-P1_H1-en-H2-sept-2022–02.pdf (14 juni 2023).↩︎

  17. Kamerstuk 24 077, nr. 524.↩︎

  18. «Handreiking Luchtreinigers: toelichting en gebruik», https://www.ruimte-ok.nl/sites/default/files/2022–09/Handreiking_Luchtreinigers_versie_september_2022_0.pdf (2 juni 2023).↩︎

  19. Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 202.↩︎

  20. Kamerstuk 35 510, nr. 4.↩︎

  21. Kamerstuk 30 850, nr. 48.↩︎

  22. Kamerstuk 36 200 XV, nr. 31.↩︎

  23. Kamerstuk 29 538, nr. 342.↩︎

  24. Kamerstuk 31 765, nr. 575.↩︎

  25. Beleidsregel vervreemding onroerende zaken, https://wetten.overheid.nl/BWBR0047793/2023-01-20/0 (8 juni 2023).↩︎

  26. Kamerstuk 25 424, nr. 652.↩︎

  27. Kamerstuk 25 424, nr. 654.↩︎

  28. Kamerstuk 25 424, nr. 655.↩︎

  29. Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 74.↩︎

  30. Kamerstuk 25 424, nr. 562.↩︎

  31. Kamerstuk 25 424, nr. 583.↩︎

  32. Kamerstuk 24 170, nr. 253.↩︎

  33. Kamerstuk 35 651, nr. 7.↩︎

  34. Kamerstuk 31 015, nr. 214.↩︎

  35. Kamerstuk 24 170, nr. 279.↩︎

  36. Kamerstuk 31 016, nr. 299.↩︎

  37. Kamerstuk 31 016, nr. 336; Kamerstuk 35 925 XVI, nr. 198; Kamerstuk 36 200 XVI, nr. 191.↩︎

  38. Kamerstuk 34 104, nr. 364.↩︎

  39. Kamerstuk 34 104, nr. 370.↩︎

  40. CIZ Versnelt is een reguliere werkwijze van het CIZ waarbij aanvragen door (geselecteerde) zorgaanbieders binnen 7 werkdagen worden afgehandeld.↩︎

  41. Kamerstuk 34 104, nr. 370.↩︎

  42. Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 4071.↩︎

  43. Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 554.↩︎

  44. Kamerstuk 31 765, nr. 702.↩︎

  45. Kamerstuk 31 305, nr. 390.↩︎

  46. Kamerstuk 32 793, nr. 589.↩︎

  47. Kamerstukken 32 793 en 31 532, nr. 691.↩︎

  48. Kamerstukken 31 839 en 29 538, nr. 946.↩︎

  49. Kamerstuk 32 793, nr. 647.↩︎

  50. Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 732.↩︎

  51. Kamerstuk 32 793, nr. 416.↩︎

  52. Kamerstuk 32 793, nr. 647.↩︎

  53. Kamerstuk 24 077, nr. 481.↩︎

  54. Kamerstukken 27 565 en 32 793, nr. 183.↩︎

  55. Kamerstuk 35 337, nr. 42.↩︎

  56. Kamerstuk 24 170, nr. 277.↩︎

  57. Kamerstuk 26 448, nr. 682.↩︎

  58. Aan deze werkgroep nemen de volgende partijen deel: Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Ieder(in), SIEN (belangenvereniging voor mensen met een verstandelijke beperking), de Beroepsvereniging voor Cliëntondersteuners voor Mensen met een Beperking (BCMB) Menzis Zorgkantoor, CZ Zorgkantoor en VWS.↩︎