Uitvoering van de motie van het lid Van der Plas over een leidende rol nemen in het gelijktrekken van het beleid voor ontheffingen in de 20 kilometerzone rondom Schiphol (Kamerstuk 31936-885)
Luchtvaartbeleid
Brief regering
Nummer: 2023D30125, datum: 2023-07-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31936-1088).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat (Ooit VVD kamerlid)
- Vergelijking provinciale ontheffingsvoorschriften ganzen rondom Schiphol
- Beslisnota inzake Uitvoering van de motie van het lid Van der Plas over een leidende rol nemen in het gelijktrekken van het beleid voor ontheffingen in de 20 kilometerzone rondom Schiphol (Kamerstuk 31936-885)
Onderdeel van kamerstukdossier 31936 -1088 Luchtvaartbeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z12639:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-07-06 15:44: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-07 09:30: Extra procedurevergadering commissie Infrastructuur en Waterstaat (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-09-13 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-10-25 13:00: Luchtvaart (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-10-26 14:24: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 |
31 936 Luchtvaartbeleid
Nr. 1088 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2023
Naar aanleiding van het Tweeminutendebat Luchtvaartveiligheid van 7 oktober 2021 (Handelingen II 2021/22, nr. 9, item 5) is de motie van lid Van der Plas (BBB) aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 10, item 11)1. De motie verzoekt om in het algemeen belang van de vliegveiligheid een leidende rol te nemen in het evalueren en gelijktrekken van het beleid ten aanzien van ontheffingen voor het beheer van ganzen in de 20 km zone rondom Schiphol tussen de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland, zodat de veiligheid van passagiers en burgers op de grond beter wordt gewaarborgd. Middels deze brief wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van de studie naar de verschillende ontheffingen en de wijze waarop het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) invulling geeft aan haar leidende rol in het luchtvaartveiligheidsbeleid hieromtrent. Hiermee wordt de motie van het lid Van der Plas afgedaan.
Vogels, waaronder ganzen, kunnen een risico voor de luchtvaartveiligheid vormen. Met de luchtvaartsector en het ministerie zijn afspraken gemaakt om het risico van botsingen tussen vliegtuigen en vogels (met name ganzen) op en rond de nationale luchthaven Schiphol in te perken. Deze zijn vastgelegd in het «convenant reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol 2020- 2024» (hierna: het convenant). Daarin zijn ook de rollen en verantwoordelijkheden voor onder meer de provincies en het ministerie omschreven.
Voor het uitvoeren van populatiebeheer van ganzen in Nederland zijn provinciale ontheffingen nodig. In bijgevoegd rapport zijn de verschillen tussen de provinciale ontheffingen in het kader van de vliegveiligheid voor het ganzenbeheer in de 20 km zone rondom Schiphol op een aantal punten vergeleken voor bovengenoemde provincies. Tevens worden in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan om ontheffingen beter op elkaar aan te laten sluiten.
Uit het rapport blijkt dat in de ontheffingen voor de 0–10 km zone nagenoeg geen verschillen tussen de provinciale ontheffingen zijn. Dat is wel het geval in de 10–20 km zone.2 Een deel van deze verschillen is te verklaren doordat iedere provincie een ontheffing ter bescherming van de landbouwgewassen in het algemeen verleent, maar niet specifiek voor vliegveiligheid. Met name op detailniveau verschillen de ontheffingen in het gebruik van toegestane jachtmiddelen en in de voorschriften.
Het rapport onderstreept het belang van uniformiteit in de uitgangspunten, de ontheffingsaanvraag en de ontheffingsverlening. Om hiertoe te komen en om de regierol voor de luchtvaartveiligheid met betrekking tot ganzenbeheer rondom Schiphol te bestendigen zal IenW de volgende stappen nemen:
IenW zal een regulier afstemmingsoverleg tussen de provincies opstarten om waar mogelijk de ontheffingen gelijk te trekken. De faunabeheereenheden van de betrokken provincies werken aan een gezamenlijk gedragen ganzenbeheerplan. IenW zal periodiek overleg voeren met de provincie Noord Holland en haar faunabeheereenheid hebben, om de voortgang van het beheerplan te monitoren en eventuele knelpunten via bestaande overlegstructuren te agenderen voor bijsturing. Tot slot zullen in de aankomende evaluatie van het hierboven genoemde convenant de rolverdeling en de taken van de convenantpartijen worden geëvalueerd en waar nodig worden aangescherpt.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers