Antwoord op vragen van het lid Akerboom over de aankomende hitte en de gevolgen voor dieren
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D31348, datum: 2023-07-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-3176).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Onderdeel van zaak 2023Z10520:
- Gericht aan: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Indiener: E.S. Akerboom, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3176
Vragen van het lid Akerboom (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de aankomende hitte en de gevolgen voor dieren (ingezonden 9 juni 2023).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 6 juli 2023).
Vraag 1
Heeft u gezien dat aankomend weekend hoge temperaturen worden verwacht en het plaatselijk zelfs tropisch heet kan worden?
Antwoord 1
Ja, dit heb ik gezien.
Vraag 2
Kunt u omschrijven welke gevolgen deze hoge temperaturen hebben voor het welzijn van dieren in de veehouderij?
Antwoord 2
Hoge temperaturen kunnen leiden tot hittestress. Hittestress is een welzijnsaantasting. Hittestress ontstaat als het dier veel moeite moet doen om de lichaamstemperatuur binnen een bepaalde limiet te houden (bijvoorbeeld door te zweten, te hijgen of het gedrag aan te passen, afhankelijk van de diersoort) en daarbij ook een negatieve staat of stress bij ondervindt. Dit geldt overigens voor alle dieren, niet alleen voor dieren in de veehouderij.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat het voor houders van dieren wettelijk verplicht is om dieren in weilanden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden, waaronder hitte?
Antwoord 3
Dieren die niet in een gebouw worden gehouden, moeten inderdaad worden beschermd tegen slechte weersomstandigheden, waaronder hitte. Dit volgt uit artikel 1.6, derde lid, van het Besluit houders van dieren. Dit is een doelvoorschrift, de norm is open geformuleerd. Wat «slechte weersomstandigheden» zijn kan per diersoort verschillen.
Vraag 4
Hoe verklaart u dat, ondanks deze wettelijke verplichting, veel weidedieren geen of onvoldoende mogelijkheden hebben om op hete dagen in de schaduw te staan, vaak met hittestress als gevolg?
Antwoord 4
Beschutting in de weide is een apart onderdeel in het plan van aanpak hittestress landbouwhuisdieren. Er zijn binnen dit plan meerdere acties uitgezet om ervoor te zorgen dat de wettelijke verplichting om dieren in weilanden te beschermen tegen slechte weersomstandigheden kan worden nagekomen (Kamerstuk 28 286, nr. 1267). Zo is de open norm van artikel 1.6, lid 3 Besluit houders van dieren ingevuld. Dit biedt duidelijkheid voor zowel houders als toezichthouders. In het Besluit is immers niet aangegeven wat slechte weersomstandigheden zijn en wat gezien wordt als bescherming bieden.
Daarnaast vindt afstemming plaats met gemeenten en provincies over vergunningverlening voor beschutting in de weide. (Hobby)dierhouders ervaren namelijk vaak problemen bij het krijgen van een vergunning voor het plaatsen van beschuttingsmogelijkheden in weilanden. Ik vind het belangrijk dat (hobby)dierhouders in de gelegenheid worden gesteld maatregelen te treffen om hittestress tegen te gaan. Daarom faciliteer ik de ontwikkeling van een handreiking die gemeenten kennis biedt over bestaande creatieve oplossingen uit de praktijk van schuilmogelijkheden in de wei. Deze handreiking kan de gemeenten helpen een goede afweging te maken tussen dierenwelzijn, cultuur en natuur, zodat zij passende oplossingen kunnen vinden voor het creëren van schuilmogelijkheden in de wei.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat er al ten minste veertien jaar gesprekken worden gevoerd met gemeenten en provincies over de bouw van schuilstallen en dat ook uw inzet niet verder komt dan het faciliteren van gesprekken hierover?
Antwoord 5
Het belang van schuilmogelijkheden in het weiland tegen extreme weersomstandigheden heeft al geruime tijd de aandacht. Het betreft hier een ingewikkeld vraagstuk. De rijksoverheid gaat immers niet over het verlenen van vergunningen voor het plaatsen van schuilmogelijkheden in weilanden. Elke gemeente heeft haar eigen beleid voor de inrichting van de leefomgeving en de gemeente beslist of en zo ja, welke soorten beschutting lokaal zijn toegestaan. Veel gemeenten in Nederland hebben strikte beperkingen voor het creëren van beschutting voor dieren in weilanden, vaak ter bescherming van het cultuurlandschap of de natuur.
Door de specifieke aandacht op hitte via het plan van aanpak is er nu wel meer focus op dit onderwerp en faciliteert mijn ministerie niet alleen de gesprekken maar ook de afstemming tussen betrokken partijen om te komen tot een handreiking over beschutting in de weide voor gemeentes en provincies. Iets waarvan partijen hebben aangegeven behoefte aan te hebben. Er worden dus concrete stappen gezet om oplossingen voor dit vraagstuk te creëren.
Vraag 6
Kunt u zich herinneren dat de European Food Safety Authority (EFSA) heeft geconcludeerd dat varkens en koeien al bij temperaturen boven de 25 graden niet op transport zouden moeten worden gezet, omdat dit hun welzijn ernstig aantast?
Antwoord 6
De EFSA-rapporten «Welfare of pigs during transport» en «Welfare of cattle during transport» bevatten een brede analyse van de microklimatische omstandigheden tijdens transporten van varkens en runderen. In de conclusies wordt onder andere aangegeven dat de temperatuur, luchtvochtigheid, thermische radiatie, temperatuur van omliggende oppervlakten en windsnelheid de warmtebelasting van dieren tijdens transport beïnvloeden. Daarnaast spelen onder andere de grootte en het gewicht van het dier ook een rol. Deze factoren zouden in theorie allemaal meegenomen moeten worden bij de beoordeling van de microklimatische omstandigheden van varkens en runderen. In de aanbevelingen staat dat de temperatuur in de transportmiddelen de «upper critical temperatures» (UCT) niet zou moeten overschrijden, om de risico’s op welzijnsconsequenties, veroorzaakt door blootstelling aan hoge effectieve temperaturen, te verkleinen. EFSA geeft aangaande het transport van runderen en varkens een schatting van de UCT voor runderen, zeugen, slachtvarkens en speenbiggen (respectievelijk 25, 22, 25 en 30 graden Celsius). Het is daarbij geen gegeven dat het vervoer van dieren boven de UCT het welzijn ernstig aantast, de kans erop neemt echter wel toe.
Vraag 7
Kunt u zich herinneren dat de Kamer u via een aangenomen motie van het lid Vestering (Kamerstuk 36 200-XIV, nr. 63) heeft verzocht om uiterlijk in het voorjaar over te gaan tot het verlagen van de maximale temperatuur voor diertransporten?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat u deze nieuwe wetenschappelijke inzichten en het verzoek vanuit de Kamer respecteert en dat daaruit voortvloeiend dieren niet meer op transport mogen worden gezet tijdens deze hete dagen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Ik wil hittestress bij dieren voorkomen en zal daarom de maximale temperatuur waarbij het transport van dieren is toegestaan verlagen. Ik respecteer daarbij het verzoek uit de Kamer en de laatste wetenschappelijke inzichten van de EFSA. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn brief van 8 juni jl. (Vervolg verzamelbrief dieren in de veehouderij, Kamerstuk 28 286, nr. 1296) moet ik er als Minister ook zorg voor dragen dat beleidswijzigingen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn en dien ik de impact van een dergelijke wijziging op alle betrokkenen mee te wegen. Daarom wacht ik onder andere de impactanalyse van de sector af, waarvan de sector heeft toegezegd deze in september a.s. gereed te hebben. De impact op de sector zal niet per definitie doorslaggevend zijn in mijn uiteindelijke besluit, maar ik heb deze analyse wel nodig om de beleidsregel op juiste wijze en met de juiste onderbouwing aan te passen. Dit is ook nodig om verschuiving van mogelijk nadelige effecten op dierenwelzijn te voorkomen en waar nodig hier flankerende maatregelen voor te treffen.
Vraag 9
Is het waar dat er door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) niet wordt gecontroleerd en gehandhaafd op de maatregelen in de sectorplannen uit het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen en dat het hierdoor volledig aan de sector zelf wordt overgelaten of en in welke mate zij deze plannen naleeft? Zo nee, hoeveel uren zijn er binnen de NVWA beschikbaar om hierop controles uit te voeren en te handhaven?
Antwoord 9
De aanname is juist dat de NVWA niet controleert op de sectorplannen als zodanig. De NVWA controleert op de wettelijke bepalingen. In het Nationaal Plan voor veetransport bij extreme temperaturen wordt overigens wel verwezen naar de wettelijke bepalingen.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat het nog steeds voorkomt dat dieren op hete dagen ellenlang in hete vrachtwagens voor de deur van slachthuizen moeten wachten, of rondjes moeten blijven rijden tot ze worden uitgeladen?
Antwoord 10
Deze situatie kan helaas incidenteel voorkomen. Daarbij moet ik aantekenen dat de NVWA geen gegevens bijhoudt over wachttijden of het rijden van rondjes. Het is aan het slachthuis om de aanvoerplanning goed te organiseren, zéker bij hoge temperaturen, en om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om hittestress te voorkomen of op te heffen. Daar controleert de NVWA op. Uiteraard wordt door de NVWA ingegrepen wanneer inspecteurs hittestress bij dieren vaststellen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 11.
Vraag 11
Hoe verklaart u dat, ondanks de in 2021 aangenomen motie van het lid Vestering (Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 11), die verzocht om wettelijk vast te leggen dat de wachttijd bij slachthuizen maximaal 15 minuten mag bedragen, er op dit moment alleen een sectorprotocol is dat spreekt over het voorkomen van wachttijden (zonder maximumtijd), maar dat ook dit protocol verder niet wordt gecontroleerd door de NVWA?
Antwoord 11
Het beperken van de wachttijden bij slachthuizen is, zeker in periodes van zeer warm weer, ontzettend belangrijk. Daarom is in twee Europese verordeningen beschreven dat de wachttijden bij slachthuizen beperkt moeten worden. De Transportverordening Vo. (EU) 1/2005 schrijft voor dat bedrijven alle nodige voorzieningen moeten treffen om de duur van het transport tot een minimum te beperken en dat organisatoren van diertransporten voor ieder transport ervoor moeten zorgen dat het welzijn van de dieren niet in het gedrang komt door onvoldoende coördinatie van de verschillende onderdelen van het transport, rekening houdend met weersomstandigheden. Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden vereist daarnaast dat dieren zo spoedig mogelijk na aankomst in het slachthuis worden uitgeladen en vervolgens zonder onnodige vertraging worden geslacht. Zoals eerder is aangegeven in de brief van 14 april 2022 (Kamerstuk 28 286, nr. 1255) en in de beantwoording van Kamervragen van het lid Vestering (Aanhangsel van de handeling, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3868) is het daarbij niet mogelijk om een eenduidige generieke grens te stellen voor alle slachthuizen in Nederland. Hiervoor onderbreekt de juiste onderbouwing, omdat niet alle slachthuizen gelijk zijn.
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 9, houdt de NVWA toezicht op de juiste uitvoering van wetgeving en kan zij niet handhaven op sectorprotocollen, omdat dit geen wetgeving is. Uiteraard handhaaft de NVWA wanneer inspecteurs hittestress bij dieren vaststellen, ongeacht de wachttijd bij het slachthuis. Daarnaast spreekt de NVWA de bedrijven actief aan om te allen tijde hun verantwoordelijkheden te nemen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden.
Vraag 12
Hoeveel capaciteit van de NVWA is er beschikbaar om op warme dagen (extra) controles uit te voeren bij diertransporten?
Antwoord 12
In het geval dat 27 graden of meer voorspeld wordt in De Bilt zijn er 10 inspecteurs beschikbaar om inspecties uit te voeren bij diertransporten. In het geval dat 35 graden of meer wordt voorspeld kan de inzet worden verdubbeld.
Vraag 13
Hoeveel capaciteit van de NVWA is er beschikbaar om op warme dagen (extra) controles uit te voeren bij slachthuizen?
Antwoord 13
Het toezicht op hittestress bij dieren op slachthuizen is onderdeel van het reguliere takenpakket van de NVWA. Tijdens de zomer wordt, zeker bij een hitteperiode, de nadruk gelegd op de controles bij de aanvoer van de dieren en in de stallen van de slachthuizen. De NVWA kijkt dan extra naar mogelijke symptomen van hittestress bij de dieren.
Vraag 14
Hoeveel capaciteit van de NVWA is er beschikbaar om op warme dagen (extra) controles uit te voeren in stallen?
Antwoord 14
De NVWA houdt toezicht op bescherming tegen hitte van dieren op primaire bedrijven op basis van meldingen. Dit geldt zowel voor dieren in de stal als op de weide. Tijdens warme perioden zijn er buiten kantoortijden landelijk zes inspecteurs beschikbaar voor het uitvoeren van inspecties naar aanleiding van deze meldingen. Tijdens warme perioden die binnen de kantoortijden vallen hebben de inspecties naar aanleiding van meldingen over hitte prioriteit boven andere inspecties. Alle inspecteurs van de zes dierenwelzijnsteams van de NVWA kunnen deze inspecties uitvoeren.
Vraag 15
Welke andere maatregelen gaat u nemen om dieren in de veehouderij te beschermen tegen de aankomende hitte?
Antwoord 15
Alle acties en maatregelen die bijdragen aan het beschermen van landbouwhuisdieren tegen hitte staan beschreven in het Plan van Aanpak hittestress. In mijn brief van 8 juni jl. (Vervolg verzamelbrief dieren in de veehouderij, Kamerstuk 28 286, nr. 1296) ga ik hier uitgebreid op in en het geactualiseerde plan van aanpak is toegevoegd als bijlage bij die brief. Via dit plan van aanpak werk ik continue samen met de NVWA en sectorpartijen aan het voorkómen van hittestress bij dieren in de veehouderij, zowel in de stal, in de wei, tijdens transport en in slachterijen.
Vraag 16
Kunt u deze vragen één voor één en nog voor het commissiedebat Dieren in de veehouderij beantwoorden?
Antwoord 16
Ik kan deze vragen één voor één beantwoorden, maar niet voor het commissiedebat Dieren in de veehouderij van 15 juni. De gestelde termijn van minder dan één week is simpelweg te kort.