[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2022 (Kamerstuk 36360-XIV-1)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2022

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2023D31639, datum: 2023-07-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36360-XIV-6).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36360 XIV-6 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2022.

Onderdeel van zaak 2023Z13325:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 360 XIV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2022

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juli 2023

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof over het Jaarverslag Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds 2022 (Kamerstuk 36 360,nr. 1).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister voor Natuur en Stikstof heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juli 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,
Amhaouch

De griffier van de commissie,
Jansma

1

Kunt u aangeven hoeveel schapen per jaar sterven als gevolg van omvallen, waardoor ze niet meer zelf kunnen opstaan?

Antwoord

Vanuit het Rijk wordt geen registratie bijgehouden van schapen die overlijden doordat ze niet meer zelfstandig kunnen opstaan. Ter toelichting: sterfte moet in I&R schaap worden gemeld, maar niet de doodsoorzaak.

2

Kunt u aangeven hoeveel schapen zijn gedood door honden in 2022?

Antwoord

Over het aantal schapen dat door honden wordt gedood (in 2022) worden geen gegevens geregistreerd.

3

Kunt u een overzicht geven van de typen landbouwgronden in Natura-2000-gebieden en hoeveel hectare dit betreft?

Antwoord

In 2022 ligt er 59.833 hectare grond (gemeten maat) binnen Natura 2000-gebied, die volgens de Gecombineerde Data Inwinning (GDI) in 2022 onderstaande gewascodes heeft:

Bouwland, diverse gewascodes 4.645
Grasland tijdelijk, code 266 764
Grasland blijvend, code 265 22.176
Grasland, natuurlijk. Hoofdfunctie landbouw. Code 331 27.803
Grasland, natuurlijk. Hoofdfunctie natuur. Code 332 4.445
totaal 59.833

4

Welk type en hoeveel hectare landbouwgrond in Natura 2000-gebied wordt bemest?

Antwoord

Afhankelijk van het natuurdoeltype is voor natuurgronden wel of niet bemesten toegestaan. De provincies geven in het provinciaal Natuurbeheerplan welk natuurdoeltype op welke percelen van toepassing is.

Als er sprake is van grasland met de hoofdfunctie natuur waar een beheeroverkomst op is afgesloten, staat daarin vermeld of het is toegestaan om te bemesten en hoeveel er bemest mag worden.

Is het nog landbouwgrond en niet gewijzigd naar een natuurfunctie dan zijn de normale regels voor bemesten van toepassing:

– Als er sprake is van landbouwgrond [bouwland en grasland] dan mag er bemest worden volgens de gebruiksnormen.

– De rijksoverheid houdt niet bij hoeveel hectare landbouwgrond in deze gebieden bemest worden.

– Er zijn geen cijfers bekend over of en hoeveel meststoffen op een akker of weiland gebruikt worden.

5

Welk type en hoeveel hectare landbouwgrond in Natura 2000-gebied wordt bespoten?

Antwoord

Dat is niet bekend. Waarschijnlijk is bij elk natuurdoeltype voor natuurgronden bespuiten met gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan. De provincies geven in het provinciaal Natuurbeheerplan aan op welke percelen welk natuurdoeltype van toepassing is. Is het nog landbouwgrond en niet gewijzigd naar een natuurfunctie dan zijn de (wettelijke)regels voor bespuiten van toepassing.

6

Kunt u aangeven welke Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR)-doelen worden bereikt door de landbouwgronden in Natura 2000-gebieden? Is het mogelijk dat deze doelen ook worden behaald door de inzet van natuur/graslanden of andere soorten habitats?

Antwoord

Bepaalde Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten zijn afhankelijk van landbouwgronden. Voorbeelden hiervan zijn kolgans, dwerggans, brandgans en smient die in Nederland overwinteren. Deze soorten zijn afhankelijk van landbouwgronden als foerageergebieden en daarom zijn er weilanden en akkers als Natura 2000-gebied aangewezen. Het gaat dan om eiwitrijke graslanden, akkers met wintergranen of akkers met gewasresten (suikerbieten, mais). Dergelijk leefgebied kan niet bereikt worden door de inzet van andere natuur/graslanden of habitats.

7

Hoeveel geld is er aan sargassumbestrijding op Bonaire besteed en uit welk potje kwam dit? Betekent dit een korting op ander natuurbudget?

Antwoord

Op Bonaire is er een sargassum beheerplan (Sargassum Response Plan) vastgesteld door het openbaar lichaam Bonaire (OLB). In dit plan is vastgesteld dat het opruimen en zo mogelijk voorkomen van aangespoeld sargassum onderdeel is van het beheer van het Bonaire Nationaal Mariene Park. Daarmee kunnen in eerste instantie de middelen uit de toegangsheffing voor het natuurpark (de zogeheten Nature Fee) aangewend worden voor de sargussum problematiek. Indien er aanvullende middelen benodigd zijn, dan is in eerste instantie het OLB verantwoordelijk hiervoor zorg te dragen. In 2020 is op verzoek van het OLB EURO 100.000 per bijzondere uitkering verleend aan het OLB voor de aanpak van sargassum. Deze middelen kwamen van de reguliere begroting van mijn ministerie, geraamd voor de natuur op Caribisch Nederland, en maakte geen onderdeel uit van de incidentele aanvullende middelen voor de uitvoering van het NMBP. Er heeft geen korting op ander natuurbudget plaatsgevonden.

8

Welke Europese regels zijn er over het gebruik van wilde dieren in circussen?

Antwoord

Er gelden in Europa regels voor gezondheidscontroles voor de verplaatsingen van circusdieren tussen de lidstaten (Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2035 en (EU) 2020/688 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429). Ook gelden er regels ten aanzien van de (internationale) handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (zoals Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad en de Europese Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van de Raad), indien het gaat om beschermde soorten die staan op bijlage IV bij deze richtlijn)). Er zijn geen specifieke regels over het gebruik van wilde dieren ín het circus. Wel is in 23 lidstaten nationale regelgeving aangenomen waarmee het gebruik van wilde dieren in circussen geheel of gedeeltelijk wordt verboden.

9

Hoeveel hectare op de Noordzee is gevrijwaard van bodemberoering door visserij? Hoeveel is daar in 2022 bijgekomen? Wanneer is de verwachting dat meer gebieden worden gevrijwaard indien er niets is bijgekomen?

Antwoord

Op dit moment is ongeveer 5 procent van de Noordzee gevrijwaard van bodemberoering door visserij. Dit betreft 287.750 hectare.

Vóór 2022 was dit 18.950 hectare, gelegen in de Natura2000 gebieden Noordzeekustzone, Voordelta en Vlakte van de Raan. Voor een gedetailleerde beschrijving verwijs ik naar 1Antwoord op Kamervragen over het Jaarverslag 2021. In 2022 is er geen hectare bijgekomen.

Per 8 maart 2023 is er 268.800 hectare bijgekomen2, gelegen in het Natura 2000 gebied Klaverbank en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie gebieden Friese Front en Centrale Oestergronden.

Er wordt gewerkt aan de uitvoering van de afspraken uit het Noordzeeakkoord voor aanvullende instandhoudingsmaatregelen in de vorm van visserijbeperkende maatregelen in beschermde gebieden. In NZA afspraak 4.40 staat dat in 2023 13,7% van de Noordzee binnen ecologische waardevolle gebieden volledig gevrijwaard is van bodemberoering door visserij. Dit percentage loopt op naar 15% in 2030. Hiervoor wordt de artikel 11 procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) doorlopen om te voldoen aan de Habitat-en Vogelrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Verwacht wordt dat de voorstellen om te komen tot 13,7% eind 2023 kunnen worden ingediend bij de Europese Commissie en dat in 2024 het voorstel van kracht wordt. Daarbij merk ik op dat dit proces gevoelig is voor vertraging vanwege de overeenstemming die bereikt moet worden met betreffende lidstaten en het feit dat de Europese Commissie exclusief bevoegd is ten aanzien van het GVB en dus voorstellen moet omzetten in Europese wetgeving.

Naast sluiting in het kader van aangewezen natuurgebieden, is bodemberoerende visserij in windparken vooralsnog niet toegestaan. Sinds 2022 is 100.900 hectare windparken niet toegankelijk voor (bodemberoerende) visserij. Tot aan 2030 staat in elk geval nog 67.760 hectare gepland om gesloten te worden voor bodemberoerende visserij als gevolg van de bouw van nieuwe windparken. Vormen van passieve visserij en aquacultuur kunnen onder voorwaarden wel in windparken worden toegestaan. De Minister van LNV onderzoekt in overleg met de Minister voor Natuur en Stikstof, Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Minister voor Klimaat en Energie óf en zo ja onder welke voorwaarden vormen van actieve visserij op termijn in windparken toegestaan kunnen worden, rekening houdend met ecologie en ander gebruik.

10

Hoeveel hectare bos is er aangelegd in 2022? Waar is het bos geplant en wat was er voor het bos werd aangeplant?

Antwoord

Op dit moment ben ik samen met de provincies nog bezig met het verzamelen van gegevens over de hectares bos die in 2021 en 2022 zijn aangelegd. Hierover zal ik komend najaar rapporteren in de Voortgangsrapportage Natuur (VRN). In de 8e VRN3, gepubliceerd in 2022, is alleen kwalitatief gerapporteerd over de voortgang van de Bossenstrategie. Vanaf komend jaar zullen ook de kwantitatieve gegevens opgenomen worden, waaronder die van de hectares aangelegd bos.

11

Hoeveel vissers zijn er in 2022 gesaneerd? Hoeveel geld is hiernaartoe gegaan?

Antwoord

In totaal zijn er 82 aanvragen voor de saneringsregeling in het kader van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) ingediend. Hiervan zijn er 71 toegewezen, 7 afgewezen en 4 ingetrokken. De hieraan gerelateerde uitgaven vinden plaats in 2023. Hoeveel geld er uiteindelijk naartoe gaat is onder meer afhankelijk van bezwaarprocedures of het terugtrekken van aanvragen. Op 31 juli moeten alle aanvragers voldoen aan de vereisten van de regeling, waaronder de sloop van hun vaartuig die ze saneren. Dan weten we met zekerheid hoeveel vissers er in totaal zullen saneren en hoeveel geld hiernaartoe gaat. Hierover zal ik de Kamer te zijner tijd informeren.

12

Heeft de EU de bevoegdheid om het gebruik van wilde dieren in circussen volledig te verbieden?

Antwoord

Ja, de EU heeft deze bevoegdheid en kan hier regels voor vaststellen. Indien deze regels nog niet zijn vastgesteld door de EU, kunnen lidstaten dit zelf doen. Dit komt voort uit artikel 57 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

13

Hoeveel controles hebben het afgelopen jaar plaatsgevonden bij fokkers van

gezelschapsdieren? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

De NVWA houdt in de systemen niet bij hoeveel controles er specifiek worden uitgevoerd bij fokkers. Voor controles bij fokkers en handelaren van gezelschapsdieren wordt de term «bedrijfsinrichting» gebruikt, omdat deze twee bedrijfstypen in de praktijk vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. In de data van de NVWA is wel inzichtelijk hoe vaak er bij een bedrijfsinrichting is gecontroleerd op regelgeving die specifiek betrekking heeft op het fokken van gezelschapsdieren (artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren).

In 2022 zijn drie controles uitgevoerd op basis van artikel 3.4. Twee van deze controles waren niet akkoord, en hebben geleid tot eenmaal een schriftelijke waarschuwing en eenmaal een proces verbaal.

14

Hoeveel hondenshows hebben in 2022 plaatsgevonden?

Antwoord

In 2022 heeft de Raad van Beheer in Nederland 14 keuringen georganiseerd waarbij alle hondenrassen gekeurd werden op gedrag en exterieur. In 2022 werden in totaal 26.331 honden ingeschreven voor keuringen. Het gaat daarbij om Nederlandse én buitenlandse honden. Naast deze grote landelijke shows worden er regionaal ook keuringen (o.a. clubmatches, jonge honden dagen en speciale aankeuringen op exterieur, gedrag en gezondheid) georganiseerd door bij de Raad van Beheer aangesloten rasverenigingen.

15

Hoeveel reptielen- en vogelbeurzen zijn er in 2022 geweest? Wat was de toezichtintensiteit? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

In 2022 zijn bij de NVWA 5 beurzen/ tentoonstellingen met reptielen en 61 beurzen/tentoonstellingen met vogels gemeld. Beurzen en tentoonstellingen hoeven zich alleen bij de NVWA aan te melden als er dieren worden verkocht/van eigenaar wisselen. Wanneer het een tentoonstelling zonder verkoop betreft, hoeft dit niet bij de NVWA gemeld te worden.

Uit gegevens op het internet blijkt dat er in 2022 25 beurzen zijn geweest waar reptielen van eigenaar zijn gewisseld. De beursorganisatoren die hiervan geen melding hebben gedaan, ontvangen conform het interventiebeleid een schriftelijke waarschuwing.

Er zijn twee controles uitgevoerd op beurzen waar vogels te koop werden aangeboden in 2022. Hierbij zijn geen overtredingen geconstateerd.

Er zijn acht controles uitgevoerd op beurzen waar reptielen en amfibieën te koop werden aangeboden. Hierbij zijn 18 overtredingen geconstateerd waarbij 13 schriftelijke waarschuwingen, 3 mondelinge waarschuwingen en 2 maal een proces-verbaal met inbeslagname zijn opgelegd.

De toezicht intensiteit voor reptielenbeurzen in 2022 is 32% en voor vogelbeurzen 3%.

16

Hoe wordt er toezicht gehouden op de online verkoop van levende dieren?

Antwoord

Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer op 22 juni jl. geïnformeerd over de werkafspraken tussen het digitale handelsplatform Marktplaats en de NVWA, onder meer voor het domein dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1259).

Op Facebook en Instagram is het volgens de voorwaarden niet toegestaan om dieren te koop aan te bieden. De NVWA kan als zogenoemde «trusted flagger» bij Meta (het moederbedrijf van Facebook en Instagram) melding doen van content op Facebook en Instagram die niet voldoet aan wet- en regelgeving. Meta pakt deze meldingen met voorrang op en blokkeert content die niet voldoet aan wet- en regelgeving voor Nederlandse IP-adressen. Voor TikTok en andere sociale media zijn geen cijfers bekend met betrekking tot handel in levende dieren op het platform.

17

Welke afspraken zijn met Marktplaats gemaakt over de verkoop van levende dieren? Hoe worden deze afspraken nageleefd?

Antwoord

Mijn ambtsvoorganger heeft de Tweede Kamer op 22 juni jl. geïnformeerd over de werkafspraken tussen het digitale handelsplatform Marktplaats en de NVWA, onder meer voor het domein dierenwelzijn (Kamerstuk 28 286, nr. 1259).

Marktplaats geeft gerichte informatie aan aanbieders op dit platform over van toepassing zijnde wetgeving, verboden aanbiedingen en de toezichttaak van de NVWA («de NVWA kijkt mee»). Dit wordt periodiek geactualiseerd.

De door de NVWA gesignaleerde niet toegestane aanbiedingen worden door Marktplaats snel verwijderd.

18

Hoeveel dieren zijn het afgelopen jaar naar Nederland geïmporteerd, uitgesplitst per diersoort?

Antwoord

In mijn antwoorden op de feitelijke vragen bij de Slotwet van LNV over 2022, die ik gelijktijdig met deze antwoorden naar de Tweede Kamer heb toegestuurd (Kamerstuk 36 360 XIV, nr. 8), heb ik u de antwoorden gegeven voor de importen naar Nederland van runderen (antwoord 30), varkens (antwoord 39), kippen (antwoord 67), geiten (antwoord 87) en schapen (antwoord 102).

Daarnaast zijn er ongeveer 17.000 paarden en 177 miljoen kuikens geïmporteerd vanuit EU-lidstaten naar Nederland.

Naast de in deze antwoorden en hierboven genoemde aantallen registreert de NVWA het aantal veterinaire certificaten dat is afgegeven voor diersoorten geïmporteerd vanuit derde landen. De voornaamste categorieën dieren betreffen hier paarden (ongeveer 2.300), siervissen (ruim 12 miljoen), eendagskuikens (ruim 7 miljoen), honden/katten (ongeveer 1.300) en vicugna’s (ongeveer 2.100).

19

Hoeveel dieren zijn het afgelopen jaar vanuit Nederland geëxporteerd, uitgesplitst per diersoort?

Antwoord

In mijn antwoorden op de feitelijke vragen bij de Slotwet van LNV over 2022, die ik gelijktijdig met deze antwoorden naar de Tweede Kamer heb toegestuurd, heb ik u de antwoorden gegeven voor de exporten vanuit Nederland van runderen (antwoord 29), varkens (antwoord 38), kuikens (antwoord 64), kippen (antwoord 66), geiten (antwoord 86) en schapen (antwoord 101).

Daarnaast zijn er ongeveer 16.000 paarden geëxporteerd vanuit Nederland naar EU-lidstaten.

Naast de in deze antwoorden en hierboven genoemde aantallen registreert de NVWA het aantal veterinaire certificaten dat is afgegeven voor derde landen. De voornaamste categorieën dieren betreffen hier biologische bestrijders (ruim 314 miljard), bestuivers (ongeveer 33.500), levend kweekvis (ruim 1400 en 11.427 kg), viswormen (ca. 800.000), siervis (ongeveer 28.500), knaagdieren (een kleine 22.000), vogels (ongeveer 55.500) en paarden (ongeveer 9.600).

20

In welke (deel)sectoren vinden de meeste overtredingen op het gebied van dierenwelzijn plaats?

Antwoord

Het publieke belang dierenwelzijn ziet op de hele dierlijke productieketen van primair bedrijf, via transport naar verzamelplaatsen en slachthuizen. Maar ook op welzijn van de bedrijfsmatig gehouden gezelschapsdieren, exotische en wilde dieren, dieren in de dierentuin en proefdieren. Een omvangrijk aantal doelgroepen en (deel)sectoren.

Het toezicht binnen dit publieke belang wordt op verschillende manieren uitgevoerd. Onder meer middels risicogerichte selecte inspecties, maar ook middels naleefmetingen (aselect), naar aanleiding van handhavingsverzoeken en door uitvoeren van permanent toezicht. Er is, ook door de jaren heen, sprake van verschil in toezichtintensiteit. Dit maakt dat het aantal overtredingen op het gebied van dierenwelzijn in verschillende (deel)sectoren niet op een objectieve manier te vergelijken is.

21

Zijn dierproeven met bavianen toegestaan in Nederland?

Antwoord

Ja, dierproeven met bavianen zijn toegestaan in Nederland.

22

Wat is de afname van het aantal melkkoeien en de bijbehorende fosfaatrechten over het afgelopen jaar?

Antwoord

Hieronder een overzicht van de gevraagde afname over het afgelopen jaar van dieraantallen en de bijbehorende afname van fosfaatrechten (voor melkkoeien) en dierrechten (voor pluimvee en varkens).

Melkvee totaal 2.543 2.588 2.558 2.625 + 37
w.v. melkkoeien 1.571 1.565 1.571 1.577 +12
Varkens totaal (excl. biggen) 6.203 6.115 – 88
w.v. vleesvarkens 5.177 5.112 – 65
zeugen 812 788 – 24
Pluimvee totaal 90.666 89.453 – 1.213
w.v. vleeskuikens 37.928 38.160 + 232
leghennen 33.614 33.468 – 146

1 Definitieve cijfers op peildatum 1 april 2021 van de Landbouwtelling, exclusief bijtelling voor leegstand.

2 Het aantal melkvee is het aantal in de I&R-registratie op 1-1-2022.

3 Definitieve cijfers op peildatum 1 april 2022 van de Landbouwtelling, exclusief bijtelling voor leegstand.

4 Het aantal melkvee is het aantal in de I&R-registratie op 1-1-2023.

5 Voor melkvee betreft het de wijziging in aantal dieren per 1-1-2023 t.o.v. 1-1-2022

Fosfaatrechten (kg) 84.965.068 84.661.638 – 303.430
Pluimveerechten (PE) 67.160.545 67.040.857 – 119.688
Varkensrechten (VE) 8.047.678 7.987.053 – 60.625

PE= pluimvee-eenheden, VE= varkenseenheden.

Bron: RVO

23

Wat is de afname van het aantal varkens en de bijbehorende dierrechten over het afgelopen jaar?

Antwoord

Zie voor het antwoord op deze vraag de beantwoording van vraag 22 in dit document.

24

Mogen Nederlandse onderzoekers in het buitenland dierproeven doen met in het wild gevangen dieren? Zo nee, hoe wordt hierop gecontroleerd?

Antwoord

Ja, mits zij in bezit zijn van de daarvoor benodigde vergunningen. Vergunningen voor dierproeven worden afgegeven door autoriteiten in het land waar het onderzoek wordt uitgevoerd onder de daar geldende wet- en regelgeving. Ook toezicht en handhaving valt onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende nationale autoriteiten. Tussen EU lidstaten is deze wet- en regelgeving geharmoniseerd bij het in werking treden van de 2010/63/EU richtlijn. Buiten de EU bestaan er grote variaties tussen landen. Daarop heeft Nederland geen directe invloed. De Nederlandse Centrale Commissie Dierproeven (CCD) geeft geen vergunningen af voor proefdieronderzoek in het buitenland.

25

Mogen Nederlandse onderzoekers in het buitenland dierproeven doen met bavianen? Zo nee, hoe wordt hierop gecontroleerd?

Antwoord

De baviaan is toegestaan als proefdier, ook in Nederland. Onderzoekers mogen onderzoek doen met bavianen, mits zij in bezit zijn van de daarvoor benodigde vergunningen. Vergunningen voor dierproeven worden afgegeven door autoriteiten in het land waar het onderzoek wordt uitgevoerd onder de daar geldende wet- en regelgeving. Ook toezicht en handhaving valt onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende nationale autoriteiten. Tussen EU lidstaten is deze wet- en regelgeving geharmoniseerd bij het in werking treden van de EU richtlijn. Buiten de EU bestaan er grote variaties tussen landen. Daarop heeft Nederland geen directe invloed. De Nederlandse Centrale Commissie Dierproeven (CCD) geeft geen vergunningen af voor proefdieronderzoek in het buitenland.

26

Wat is de afname van het aantal kippen en de bijbehorende dierrechten over het afgelopen jaar?

Antwoord

Zie voor het antwoord op deze vraag de beantwoording van vraag 22 in dit document.

27

Hoeveel paarden zijn er in 2022 omgekomen bij paardensportevenementen?

Antwoord

Er worden door meerdere organisaties in Nederland nationale en internationale sportevenementen georganiseerd. Er wordt niet centraal bijgehouden of er paarden bij die verschillende evenementen zijn overleden.

28

Welke dwangmiddelen worden in Nederland gebruikt om dieren te trainen? Welke middelen zijn toegestaan om te gebruiken en welke middelen zijn verboden?

Antwoord

Er is een zeer groot aantal hulp- en trainingsmiddelen beschikbaar om dieren te trainen, te veel om op te sommen. De manier waarop een middel gebruikt wordt, bepaalt veelal of het welzijn van een dier wordt aangetast. Hierbij is de kennis en kunde van de trainer een bepalende factor. Er zijn een aantal middelen waarvan wetenschappelijk is aangetoond dat deze zelfs bij vakkundig gebruik een onnodige welzijnsaantasting teweeg brengen en waarvan het gebruik nooit in verhouding kan staan tot het bereiken van een bepaald doel. Daarom zijn het gebruik van of het vastbinden of aanlijnen van een dier met een voorwerp waarmee het dier door middel van scherpe uitsteeksels pijn kan worden toegebracht en het gebruik van apparatuur die geschikt is om aan een hond stroomstoten af te geven aangewezen als verboden gedragingen.

29

Hoe wordt het verbod op stroomhalsbanden bij honden gecontroleerd en gehandhaafd?

Antwoord

Het verbod op het gebruik van stroomhalsbanden bij honden kan worden gecontroleerd door de politie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA). Een overtreding van het verbod is een misdrijf waarop strafrechtelijk wordt gehandhaafd. Dit betekent dat de stroomhalsband in beslag wordt genomen en de gebruiker strafrechtelijk vervolgd kan worden.

30

Hoeveel meldingen zijn het afgelopen jaar binnengekomen bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), politie, Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID) en het Meldpunt 144 over misstanden bij de training van politiehonden en -paarden?

Antwoord

Meldingen over misstanden bij de training van politiehonden en -paarden worden altijd door politie onderzocht. Hierbij zij opgemerkt dat «politiehonden» en «politiepaarden» geen beschermde benamingen zijn en door iedereen gebruikt mogen worden voor diverse soorten honden en paarden. Als de melding ziet op het voortraject, waarbij honden en paarden worden opgeleid tot politiehond – of paard, wordt dit in eerste instantie ook door de politie opgepakt. Soms wordt de expertise van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming gevraagd. De politie registreert incidenten van dierenmishandeling niet apart per diersoort of omstandigheid. Er kan daarom geen uitspraak gedaan worden over het specifieke aantal meldingen over misstanden bij de opleiding van politiehonden en/of -paarden.

31

Hoeveel controles, uitgesplitst naar type markt, hebben in 2022 plaatsgevonden bij markten met levende dieren? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

In 2022 zijn drie controles uitgevoerd bij paardenmarkten. Tijdens deze controles is 1 overtreding geconstateerd die gecorrigeerd is na een mondelinge mededeling van de inspecteur.

Er zijn twee controles uitgevoerd op beurzen waar vogels te koop werden aangeboden. Hierbij zijn geen overtredingen geconstateerd.

Er zijn acht controles uitgevoerd op beurzen waar reptielen en amfibieën te koop werden aangeboden.

Hierbij zijn 18 overtredingen geconstateerd waarvoor in totaal 3 mondelinge waarschuwingen en 13 schriftelijke waarschuwingen zijn gegeven. Ook is 2 maal proces verbaal opgemaakt en heeft bij een beurs in beslagname van illegale dieren plaatsgevonden.

32

Hoeveel controles hebben de afgelopen drie jaar, uitgesplitst naar jaar, plaatsgevonden bij fokkers van gezelschapsdieren? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

De NVWA houdt in de systemen niet bij hoeveel controles er specifiek worden uitgevoerd bij fokkers. Voor controles bij fokkers en handelaren van gezelschapsdieren wordt de term «bedrijfsinrichting» gebruikt, omdat deze twee bedrijfstypen in de praktijk vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn.

Op basis van de data van de NVWA is wel inzichtelijk hoe vaak er bij een bedrijfsinrichting is gecontroleerd op regelgeving die specifiek betrekking heeft op het fokken van gezelschapsdieren (artikel 3.4 van het Besluit houders van dieren):

– In 2020 zijn geen controles op dit artikel uitgevoerd in verband met de gestelde coronamaatregelen vanuit het kabinet.

– Na het opstellen van een aanvullend ARBO-protocol zijn de controles naar aanleiding van meldingen en handhavingsverzoeken in 2021 weer hervat. In 2021 heeft de NVWA 15 controles uitgevoerd bij hondenfokkers, gericht op artikel 3.4 Besluit houders van dieren. Daarbij zijn 6 overtredingen van dit artikel vastgesteld. Dit betrof met name controles bij fokkers van kortsnuitige honden. Tijdens controles wordt ook naar andere aspecten gekeken zoals welzijn (onder andere huisvesting en verzorging) en identificatie & registratie. In totaal hebben deze overtredingen geleid tot 2 mondelinge correcties, 8 schriftelijke waarschuwingen en 2 rapporten van bevindingen. In 2022 zijn drie controles uitgevoerd op basis van artikel 3.4. Twee van deze controles waren niet akkoord, en hebben geleid tot eenmaal een schriftelijke waarschuwing en eenmaal een proces verbaal.

33

Hoeveel controles hebben in 2022 plaatsgevonden bij fokkers van kortsnuitige honden? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

In 2022 zijn drie controles uitgevoerd op basis van artikel 3.4, waarvan twee zijn uitgevoerd bij fokkers van kortsnuitige honden. Twee van deze controles waren niet akkoord, en hebben geleid tot eenmaal een schriftelijke waarschuwing en eenmaal een proces verbaal.

34

Hoeveel vergunningen zijn het afgelopen jaar afgewezen door de Centrale Commissie Dierproeven (CCD)?

Antwoord

In 2022 zijn 256 aanvragen ingediend bij de CCD. Hiervan is 1 aanvraag afgewezen. Belangrijke nuance bij deze cijfers is dat alle aanvragen voordat ze worden ingediend bij de CCD door verschillende instanties worden bekeken. De Instantie voor Dierenwelzijn controleert o.a. of de aanvraag voldoet aan het 3V-principe van Vervangen, Verminderen en Verfijnen. Vervolgens wordt een onafhankelijke toets (schade – baten analyse; ethische toets) gedaan door een Dierexperimentencommissie (DEC), hierbij worden alle aspecten van de projectaanvraag beoordeeld. Tevens wordt door een DEC beoordeeld of de projectaanvraag voldoende informatie bevat om een ethische afweging te maken (wel of niet toetsbaar is). Een aanvraag die door de DEC als niet-toetsbaar is bestempeld wordt door de CCD niet in behandeling genomen. Deze kan nog wel aangepast (en opnieuw ingediend) of ingetrokken worden. Niet-toetsbare aanvragen of ingetrokken aanvragen tellen niet mee in de aantallen «afgewezen aanvragen».

35

Welk percentage van de gevallen wijst het besluit van de CCD af van het advies van een Dierexperimentencommissie (DEC)?

Antwoord

In 2022 heeft de CCD 90% van de DEC-adviezen opgevolgd en heeft in 10% daarvan afgeweken. In 2% van alle aanvragen is de CCD afgeweken van de DEC-adviezen door een specifieke voorwaarde aan de vergunning te stellen. Bij 2% van alle aanvragen ging het om toevoeging van algemene voorwaarden, zoals het toevoegen van evaluatie van de daadwerkelijk uitgevoerde proeven, een zogenaamde «Beoordeling Achteraf». In de overige 6% van de gevallen dat de CCD afweek van het DEC-advies is de aanvraag bijvoorbeeld afgewezen, terwijl de DEC een positief advies had gegeven of heeft de CCD voorwaarden die de DEC voorstelde niet overgenomen.

36

Op welke manieren wordt het uitvoeren van systematic reviews voorafgaand aan een dierproef gestimuleerd?

Antwoord

Elke aanvraag voor een projectvergunning dient degelijk onderbouwd te zijn, zodat de vraagstelling, de gekozen strategie, de keuze van het (dier-)model en de experimentele opzet helder verwoord, navolgbaar en verdedigbaar zijn. Dit kan middels verschillende methoden zoals beschrijvend literatuuronderzoek, systematic reviews, data bases of expert panels. Het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) heeft een advies geschreven over het toepassen van een Synthesis of Evidence4. Bij vergunningaanvragen wordt een systematic review, naast andere methoden van literatuuronderzoek en voorstudie, genoemd als mogelijke methode om het nut en de noodzaak van de voorgestelde dierproeven te onderbouwen.

De Minister onderschrijft net als de Kamer de toegevoegde waarde van het toepassen van systematic reviews binnen het proefdieronderzoek. Bredere toepassing hiervan helpt onderzoekers bij hun keuze voor het beste model voor hun onderzoeksvraag (OMA-principe) en verhoogt de kans op een keuze voor een proefdiervrije benadering. Daarom stimuleert de Minister de volgende zaken:

• Sinds 2012 onderwijs over en uitvoering van systematic reviews via het Meer Kennis met Minder Dieren programma. Systematic reviews zijn tijdsintensief en kostbaar, daarom stelt ZonMw hiervoor subsidies beschikbaar aan onderzoekers voor training en begeleiding bij uitvoering.

• Ook heeft de overheid de ontwikkeling van een e-learning gestimuleerd. Deze e-learning staat gratis beschikbaar voor onderzoekers. Via het internationale onderwijs en trainingsplatform voor dierproeven (ETPLAS) wordt er ook internationaal van deze e-learning gebruik gemaakt. Deze e-learning kan niet worden verplicht, maar wordt in de praktijk al in bijna alle dierproevencursussen in Nederland gebruikt.

• Het ministerie zet in op toepassing van kunstmatige intelligentie (KI) als hulpmiddel bij de zoektocht naar geschikte gepubliceerde alternatieven. Op dit moment staat er een subsidieoproep open voor KI projecten op dit gebied, naar verwachting wordt deze subsidie dit najaar toegekend.

Aanvullend daarop zal ik de motie van lid Wassenberg c.s. waarin de regering verzocht wordt om te onderzoeken hoe de structurele toepassing van systematic reviews beter geïmplementeerd kan worden (Kamerstuk 32 336, nr. 145) uitvoeren en onderzoeken hoe toepassing beter geïmplementeerd kan worden. Ik zal de Kamer hierover conform mijn toezegging in het najaar informeren.

37

Kunt u een overzicht geven van dierproeven die nog plaatsvinden terwijl er goede alternatieve methoden voor beschikbaar zijn?

Antwoord

Een dergelijk overzicht is er niet. In principe vinden er geen dierproeven plaats waarvoor een goed alternatief voorhanden is. Dit komt voort uit hetgeen in artikel 10, lid 1 sub a van de Wet op de dierproeven beschreven is: het is verboden een dierproef te verrichten voor een doel dat, naar de algemeen kenbare, onder deskundigen heersende opvatting, ook kan worden bereikt anders dan door middel van een dierproef, of door middel van een dierproef waarbij minder dieren kunnen worden gebruikt of minder ongerief wordt berokkend dan bij de in het geding zijnde proef het geval is. De CCD beoordeelt of de projectaanvraag aan deze wettelijke bepalingen voldoen voordat zij een vergunning verleent. Na afgifte van de vergunning blijven de wettelijke bepalingen van kracht. Dit betekent dat dierproeven niet meer mogen worden uitgevoerd wanneer er tijdens de looptijd van de vergunning geschikte alternatieven beschikbaar komen. In de vergunning wordt de aanvrager hier standaard op gewezen. Na afgifte van de vergunning is de instelling verantwoordelijk voor het naleven van de Wet op de dierproeven.

38

Worden de gebiedsplannen van de provincies door de Ecologische Autoriteit getoetst op basis van de kerndoelen en kaders of aan de Habitatrichtlijn?

Antwoord

De Ecologische Autoriteit toetst, met het oog op de huidige en beoogde kwaliteit van de beschermde natuur, of de essentiële ecologische informatie aanwezig is voor de besluitvorming. Hierbij kijkt zij naar de kaders die vanuit wet- en regelgeving zijn opgesteld, waaronder ook de Habitatrichtlijn.

De inhoudelijke scope van de Ecologische Autoriteit is afgebakend op onderbouwing van ecologische effecten. Daaronder valt ook een beoordeling of voldoende maatregelen worden beschreven om ecologische doelen te kunnen halen. Deze beoordeling kan zowel het gebiedsniveau betreffen als het landelijke niveau.

39

Kan er inzichtelijk worden gemaakt wat er met de voorschotten die in 2022 zijn gegeven is gedaan ten behoeve van de PAS-melders?

Antwoord

Eind 2022 en begin 2023 zijn voorschotten aan provincies verstrekt op grond van de Regeling specifieke uitkering voorbereidingskosten landelijk gebied, versnellingsvoorstellen en PAS-melders. Voor wat betreft PAS-melders kunnen provincies hiervoor kosten financieren die zij maken in de voorbereiding op maatregelen die genomen kunnen worden op grond van een andere Regeling: de Regeling provinciale maatregelen PAS-melders (Rpmp). Met deze Regeling is in 2023 € 250 mln. beschikbaar voor provincies gekomen om het legaliseren van PAS-meldingen te versnellen op basis van maatwerk. Provincies kunnen tot 31 augustus 2023 hiervoor maatregelen nemen. Het budget van de Rpmp zelf is niet als voorschot beschikbaar.

De provincies leggen op uiterlijk 15 juli verantwoording af aan het Rijk over de besteding van de voorbereidingskosten in 2022. Dus nu is nog niet inzichtelijk te maken wat er met de voorschotten is gedaan ten behoeve van de PAS-melders.

40

Hoeveel stikstofruimte heeft de verlaging van de maximumsnelheid daadwerkelijk opgeleverd?

Antwoord

Landelijk gemiddeld bezien is als gevolg van de verlaging van de maximumsnelheid op Rijkswegen voor het zichtjaar 2021 een depositieverlaging van 2,2 mol/ha/jaar berekend op alle relevante hexagonen in Natura 2000-gebieden5. De relevante hexagonen zijn alle in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn aangewezen hexagonen (hectares) met voor stikstof gevoelige habitattypen en leefgebieden van habitatsoorten.

41

Is er een termijn gesteld op daadwerkelijke acties naar aanleiding van de resultaten van onderzoeken voor nieuw bos in de natuurgebieden?

Antwoord

Het onderzoek waar u naar verwijst6 kan als afweegkader door de provincies gebruikt worden om de gestelde landelijke opgave van 15.000 hectare bosuitbreiding binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) te realiseren. Zowel voor nog in te richten gronden als de omvorming van reeds aangelegde natuur kunnen de resultaten van het onderzoek gebruikt worden om te bepalen waar bos een ecologische meerwaarde heeft. Ik heb de provincies in de handreiking van het NPLG7 meegegeven deze hectares in de gebiedsplannen te programmeren, en de verdeling van deze opgave staat geagendeerd bij het Bestuurlijk Overleg Natuur in juni.

42

Kan er in 2023 een daadwerkelijk besluit worden verwacht omtrent het gebruik van RENURE (REcovered Nitrogen from manURE)?

Antwoord

Teneinde het gebruik van kunstmest te reduceren zet LNV zich in op verruiming van de Europese afspraken voor het gebruik van hoogwaardige producten uit dierlijke mest. De Europese Commissie heeft op 9 november 2022 een mededeling gepubliceerd over het gebruik en betaalbaarheid van meststoffen. In deze mededeling worden zogenaamde RENURE-criteria genoemd, die in 2023 in het kader van het Integraal Nutriënten Management Actieplan (INMAP) zullen worden bediscussieerd. De Europese Commissie heeft aangekondigd dit Actieplan in het tweede kwartaal van 2023 te presenteren. Wanneer besluitvorming zal plaatvinden is afhankelijk van de voornemens in de Actieplan en het formele besluitvormingsproces.

43

Worden de compensatiemaatregelen voor de derogatie, zoals de bufferstroken, na afschaffing van de derogatie in 2026 ook weer afgeschaft?

Antwoord

Voor landbouwbedrijven die gebruikmaken van de derogatie is er de komende jaren een tijdelijke subsidie. Deze subsidie is bedoeld om bedrijven te stimuleren derogatie aan te vragen en daarmee het areaal grasland te behouden en om de ondernemers te ondersteunen om de extra kosten op te vangen. Deze subsidieregeling zal van 2023 tot en met 2025 jaarlijks worden opengesteld.

44

Hoe kan er in 2030 0,5 megaton CO2-equivalent extra worden vastgelegd in landbouwbodems?

Antwoord

Deze vraag heeft betrekking op het behalen van de opgave tot een extra vastlegging van 0,5 Mton CO2-equivalenten per jaar in landbouwbodems vanaf 2030. Dit is een opgave zoals vastgelegd in het klimaatakkoord uit 2019. De potentie van de Nederlandse landbouwbodems is op basis van berekeningen ingeschat op 0,9 Mton (Slim Landgebruik, 2021). Deze maximale potentie komt voort uit de mogelijkheden om de implementatiegraad (areaal) van bodembeheer maatregelen te verhogen.

Met steun vanuit het Nationaal Programma Landbouwbodems heeft het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik verschillende maatregelen in kaart gebracht waarmee agrariërs koolstof kunnen vastleggen in landbouwbodems (Slim Landgebruik, Maatregelen voor het vastleggen van koolstof in minerale bodems – Ervaringen uit de praktijknetwerken van Slim Landgebruik, 2022). Dat kan bijvoorbeeld door het aanpassen van gewasrotatie, het achterlaten van gewasresten, inzet van extra groenbemesters, gereduceerde grondbewerking, inzet van dierlijke mest en compost, het verhogen van de leeftijd van grasland en inzet van kruidenrijk grasland. Veel van deze maatregelen zijn aan te merken als duurzaam bodembeheer en dragen daarmee bij aan meerdere opgaven, zoals betere grondwaterkwaliteit, hoger watervasthoudend vermogen, meer koolstofvastlegging en betere (bodem)biodiversiteit.

Vastlegging in landbouwbodems gebeurt via verschillende instrumenten. Hieronder licht ik drie instrumenten toe.

Ten eerste wordt gebruikt gemaakt van kennisontwikkeling en -verspreiding. Via het Nationaal Programma Landbouwbodems wordt gewerkt aan het stimuleren van maatregelen die landbouwbodems duurzaam beheren en extra koolstof vastleggen. Er is vol ingezet op kennisontwikkeling en – verspreiding via onder andere DAW, zodat voldoende onderbouwing en kennis rondom maatregelen voor koolstofvastlegging beschikbaar is en via versterkte kennisverspreiding met agrariërs wordt gedeeld. Dit gaat om maatregelen die agrariërs kunnen nemen zoals een hogere inzet van groenbemesters, vaste mest, wisselteelt (maïs – grasklaver), leeftijd grasland verhogen en hoger aandeel rustgewassen.

Ten tweede worden provincies gevraagd om maatregelen te stimuleren via de gebiedsplannen. Begin juni wordt er door het Louis Bolk Instituut een rapport gepubliceerd genaamd Impact van koolstofmaatregelen op regioniveau (Hervert et al., 2023) met de meest effectieve maatregelen per provincie om koolstofopslag in landbouwbodems te verhogen.

Ten derde wordt het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid ingezet voor koolstofvastlegging. Een extra stimulans voor verhoging van de implementatie van maatregelen die aan koolstofvastlegging bijdragen, vindt plaats doordat ervoor gezorgd is dat een aantal maatregelen zijn opgenomen in de eco-regelingen (GLB).

Al deze inspanningen zijn erop gericht om de implementatie van maatregelen die bijdragen aan duurzaam bodembeheer en koolstofvastlegging verder te vergroten, waarmee wordt bijgedragen aan extra koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouwbodems.

45

Kunt u voorbeelden geven van manieren waarop het inkorten van de bewijslasttermijn bij de consumentenkoop van dieren kan leiden tot dierenwelzijnsproblemen?

Antwoord

De bewijslasttermijn was altijd zes maanden. Sinds 27 april 2022 is deze verruimd naar twaalf maanden. Met de Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren (Kamerstuk 36 163) wordt dit weer zes maanden. Op grond van de regels die golden vóór 27 april 2022 lag de bewijslast de eerste zes maanden bij de verkoper en dat werkte voor levende dieren goed. Voorop staat dat zowel de koper als de verkoper een dier goed moeten behandelen. Dit is vastgelegd in de Wet dieren en onderliggende besluiten. De verkoper is verplicht om een dier te verkopen waarvan het welzijn en de gezondheid op orde is.

Ook met het terugdraaien van de termijn van de bewijslasttermijn naar zes maanden is er voor de verkoper nog steeds een voldoende prikkel om een dier goed te verzorgen, zodat ziekten en gebreken bij dieren kunnen worden voorkomen en er voor te zorgen dat een dier bij aflevering in goede gezondheid verkeert en het dierenwelzijn op orde is. Daar komt bij dat de ervaring leert dat de meest voorkomende problemen bij veel verkochte huisdieren zich vaak in de eerste zes maanden openbaren, en niet in de periode van zes tot twaalf maanden na aankoop.

De consumentkoper heeft een grote verantwoordelijkheid bij het aanschaffen en houden van dieren. Hij moet er voor zorgen dat hij zich goed laat informeren voorafgaand aan de aanschaf van het dier. Daarnaast is hij verantwoordelijk dat zijn dier goed verzorgd en gehouden wordt om daarmee de gezondheid en het welzijn van zijn dier te waarborgen. Ik verwijs u voor de verdere onderbouwing naar de toelichting bij voornoemde wet.8

46

Kan het verkorten van de bewijslasttermijn voor de koop van levende dieren ervoor zorgen dat fokkers zich minder geneigd voelen om bij de fok de gezondheid van dieren voorop te stellen?

Antwoord

De Aanpassingswet waarin de bewijslasttermijn van één jaar naar zes maanden gaat, ziet niet primair op bescherming van dierenwelzijn. Daar zien andere wetten op, zoals de Wet dieren of het Besluit houders van dieren. In het Besluit houders van dieren staan regels opgenomen over het fokken met dieren. Zo is het verboden te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.

Met de verkorting van de bewijslasttermijn is er voor de verkoper nog steeds voldoende prikkel om een dier goed te verzorgen, zodat ziekten en gebreken bij dieren kunnen worden voorkomen en er voor te zorgen dat een dier bij aflevering in goede gezondheid verkeert en het welzijn op orde is.

De consumentkoper heeft de verantwoordelijkheid zich goed te laten informeren, voordat hij overgaat tot de koop van een dier. Om de consumentkoper daarin te helpen, heeft het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG) veel goede en betrouwbare informatie over het aanschaffen van dieren op hun website staan. Het LICG wordt door mijn ministerie ondersteund. Ik verwijs u voor de verdere onderbouwing naar de toelichting bij voornoemde wet.9

47

Is uw ministerie betrokken bij de Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren? Zo ja, op welke manier(en)?

Antwoord

Ja, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is betrokken bij de Aanpassingswet bewijslasttermijn consumentenkoop levende dieren. We werken hierin samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid omdat het beleid van dieren onder de verantwoordelijkheid valt van LNV.

48

Wanneer verwacht u met een positieflijst voor reptielen, vogels en andere dierklassen te kunnen komen?

Antwoord

Momenteel wordt gewerkt aan de implementatie van de huis- en hobbydierenlijst (ook wel positieflijst genoemd). Op deze lijst staan de zoogdiersoorten die nog mogen worden gehouden in Nederland. Deze lijst is nog niet in werking getreden, de verwachting is dat de lijst in 2024 in werking treedt. Nadat de lijst voor zoogdieren is geïmplementeerd zal worden gewerkt aan lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën.

49

Op welke manier waarborgt u dat de nieuwe REACH-verordening niet gaat leiden tot een stijging van het aantal dierproeven?

Antwoord

Het gebruik van proefdiervrije beoordelingsmethoden en het zo restrictief mogelijk inzetten van dierproeven zijn al belangrijke doelen van de REACH-verordening. De verordening beschrijft dan ook dat een dierproef alleen mag worden gedaan als er geen alternatieve methode beschikbaar is en er mag geen dierproef worden uitgevoerd als deze reeds eerder is uitgevoerd. Het zal daarmee ook zeker een rol spelen bij de herziening van REACH en aan de orde komen in het Impact Assessment die door de Europese Commissie zal worden uitgevoerd ten behoeve van deze herziening.

Om minder dierproeven te gebruiken is het belangrijk dat er gevalideerde alternatieve testen zijn, daar zet Nederland zich binnen de EU voor in. Het Ministerie van IenW zet zich in om de betrouwbaarheid van nieuwe methodes meer systematisch te laten onderzoeken zodat die ook kunnen worden voorgeschreven in de regelgeving. Zo draagt Nederland financieel bij aan het Franse initiatief PEPPER dat erop gericht is methodes te valideren om hormoonverstorende eigenschappen van een stof vast te kunnen stellen. Ook draagt ons land financieel bij aan het opstellen van nieuwe testrichtsnoeren door de OECD10, opdat nieuwe methodes in de Europese regelgeving kunnen worden voorgeschreven.

Er zijn dus al veel maatregelen en acties om het gebruik van dierproeven te reduceren. Er kan echter geen garantie worden gegeven over het aantal dierproeven dat uiteindelijk nodig is om vast te stellen dat stoffen voldoende veilig zijn. Dit hangt ook af van bijvoorbeeld het aantal nieuwe stoffen dat op de markt komt en de eisen die worden gesteld aan de informatie die nodig is om aan te tonen dat een stof voldoende veilig is voor gezondheid en milieu.

Tot slot wil ik u wijzen op de gerelateerde motie van de leden Tjeerd de Groot en Wassenberg (Kamerstuk 32 336, nr. 147) waarin de regering verzocht wordt om zich in Brussel hard te maken voor NAMs bij de herziening van de REACH-verordening. De Staatssecretaris van IenW zal u na de zomer informeren over de tenuitvoerlegging van deze motie.

50

Hoeveel apen zijn het afgelopen jaar vanuit Nederland verhandeld ten behoeve van dierproeven?

Antwoord

De NVWA houdt geen registratie bij van het doel «dierproeven» bij de import en export van apen.

51

Kunt u een overzicht geven van de totaaljaarstaten van aan- en afvoer van dieren van de Tilburgse apenhandelaar Hartelust?

Antwoord

In het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens en artikel 68 van de Grondwet kan ik over individuele bedrijven geen specifieke bedrijfsinformatie verschaffen. Alle bedrijven die handelen in apen moeten voldoen aan verordening 2016/429 (Diergezondheidsverordening).

Dit bedrijf heeft een vergunning volgens de Wet op de Dierproeven (Wod) artikel 11a. Conform deze vergunning dient het bedrijf te voldoen aan de vereisten van de Wod. De NVWA houdt toezicht op dit bedrijf en voert periodieke inspecties uit. Ook vraagt de NVWA jaarlijks over het voorafgaande jaar naar het aantal en de herkomst van de bij de vergunninghouder aanwezige dieren. In diezelfde registratie dient de vergunninghouder het aantal dieren aan te geven dat gaat naar een geregistreerde instelling binnen Nederland of Europa of een andere bestemming.

52

Kunt u een overzicht geven van alle uitgevoerde inspecties en andersoortige controles en bezoeken bij de Tilburgse apenhandelaar Hartelust vanaf 1 februari 2021? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

Bij Hartenlust is in 2022 één inspectie uitgevoerd op de Wet op de dierproeven. De NVWA kan omwille van privacyoverwegingen geen uitslagen van inspecties van individuele bedrijven bekend maken.

53

Hoe wordt gewaarborgd dat het lopende onderzoek naar dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen onafhankelijk wordt uitgevoerd?

Antwoord

Het onderzoek naar dieronvriendelijke hulp- en trainingsmiddelen wordt uitgevoerd door Dr. Ir. Kathalijne Visser, lector Human-Animal Interactions bij de Aeres Hogeschool. Binnen dit lectoraat staat het waarborgen van dierenwelzijn bij de mens-dier interactie centraal, wat naadloos aansluit bij het onderzoek. Dr. Visser is geen belanghebbende in de paarden- of hondensport en voert het onderzoek volledig onafhankelijk uit. De onderzoekers leveren zelf geen inhoudelijke bijdrage aan de inventarisatie en de risico-inschatting van de verschillende hulpmiddelen. De sector levert input over het gebruik van de verschillende middelen middels interviews en een uitgezette vragenlijst onder trainers en instructeurs. De inschatting van het risico op welzijnsaantasting wordt uitgevoerd door een groep experts (o.a. dierenartsen en wetenschappers) in de vorm van een Delphi studie. De gekozen methoden zijn wetenschappelijk verantwoord voor het borgen van een onafhankelijk onderzoek.

54

Hoeveel controles hebben de afgelopen drie jaar, uitgesplitst per jaar, plaatsgevonden bij maneges? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

De NVWA houdt toezicht op de naleving van de dierenwelzijnsregelgeving voor paarden bij bedrijfsmatige paardenhouders. Naast maneges en paardenhandelaren zijn er ook andere bedrijfsmatige paardenhouders, zoals fokkerijen, trainingsstallen en pensionstallen. Verder zijn er bedrijfsmatige houders die naast melkvee, vleesvee, schapen of geiten, ook een aantal paarden houden. In de inspectiegegevens van de NVWA is geen onderscheid te maken tussen maneges en andere bedrijfsmatige paardenhouders. In 2020, 2021 en 2022 zijn er respectievelijk 205, 192 en 196 inspecties uitgevoerd bij bedrijfsmatige paardenhouders. Bij respectievelijk 46, 41 en 39 van deze inspecties zijn er overtredingen geconstateerd. In 2020 heeft dat geleid tot 18 schriftelijke waarschuwingen en 38 boeterapporten. In 2021 waren dat 25 schriftelijke waarschuwingen en 23 boeterapporten. In 2022 zijn er 14 schriftelijke waarschuwingen en 31 boeterapporten opgelegd. De som van de waarschuwingen en boeterapporten is in deze jaren hoger dan het aantal inspecties waarbij overtredingen zijn geconstateerd omdat er tijdens sommige inspecties meerdere verschillende interventies zijn toegepast.

55

Hoe vaak zijn de afgelopen jaren illegale stands aangetroffen op maneges? Hoeveel overtredingen zijn hierbij geconstateerd, hoeveel waarschuwingen zijn er gegeven en hoeveel boetes zijn er opgelegd?

Antwoord

De NVWA heeft tijdens haar inspecties op maneges in de jaren 2020 t/m 2022 geen overtredingen geconstateerd ten aanzien van huisvesting van paarden in stands.

Het gebruik van stands is niet bij wet verboden. De Federatie voor Nederlandse Ruitersportcentra(FNRS) geeft in haar gids voor goede praktijken wel aan dat stands, waarin paarden permanent aangebonden worden gehouden, verboden zijn. Paarden die voor korte tijd worden aangebonden met als doel hoefverzorging, het verrichten van medische handelingen of tijdens pauze bij (buiten)ritten en evenementen/wedstrijden worden in het voorgaande niet meegenomen. Het is de verantwoordelijkheid van de FNRS om er op toe te zien dat het verbod uit haar gids voor goede praktijken wordt nageleefd door haar leden.

56

Hoe wordt het verbod op rollkur gehandhaafd?

Antwoord

Omdat er geen wettelijk verbod is op rollkur, wordt hier door de NVWA niet op gehandhaafd. Het is de verantwoordelijkheid van de diverse sectorverenigingen paard om er op toe te zien dat het verbod van de Internationale Paardensportbond (FEI) wordt nageleefd door haar leden.

57

Hoe vaak hebben de NVWA en de LID de afgelopen drie jaar, uitgesplitst per jaar, één of meerdere honden van een fokker in beslag of in bewaring genomen, zonder alle dieren van die betreffende houder mee te nemen?

Antwoord

De NVWA houdt niet bij of een deel of het totale aantal dieren van een bedrijf worden meegenomen.

58

Op hoeveel van de gereserveerde 101 miljoen euro, om boeren al in staat te stellen zich voor te bereiden op de transitie en gebiedsgerichte aanpak, is tot op heden al aanspraak gemaakt?

Antwoord

In het PPS programma onder de KIA-landbouw-water-voedsel zijn in 2022 in totaal 92 nieuwe PPS projecten zijn geselecteerd. LNV zet hier 39,2 mln euro WR capaciteit op in, gespreid over 4–5 jaar (in de vraag wordt foutief het bedrag 92 miljoen euro genoemd). Verreweg de meeste projecten worden voor 50% door de private sector gefinancierd. Bij 12 projecten bedraagt het percentage dat het bedrijfsleven bijdraagt 30%. Tegenover de 39,2 miljoen euro aan WR capaciteit staat daarom een nagenoeg even grote bijdrage (ca. 90%) vanuit de private sector.

59

Wat betekent het omzetten van een programma-DG in een lijn-DG voor het dossier stikstof?

Antwoord

Het DG Landelijk Gebied en Stikstof (DGLGenS) is als lijn-DG ontstaan nadat de opgave voor de aanpak van stikstof in het coalitieakkoord van 15 december 2021 is verbreed naar de (Europese) normen en opgaven van de waterkwaliteit, bodem, klimaat en biodiversiteit. De stikstofopgave is hiermee geïntegreerd in een brede integrale aanpak met een sterke gebiedsgerichte oriëntatie.

Met deze brede aanpak richt DGLGenS zich op het herstel van de natuur en aanpassingen in het landelijk gebied (transitie landelijk gebied) om te kunnen voldoen aan de normen voor klimaat, water en natuur onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Natuur en Stikstof.

Dat betekent voor de nieuwe lijn-DG een duidelijke verbreding van de opgave en een kanteling van een programma-DG met LNV als coördinerend departement naar een lijn-DG binnen LNV met programmatische onderdelen en nog steeds een coördinerende verantwoordelijkheid.

Het dossier stikstof blijft onverminderd urgent en de organisatie is er nu op ingericht om het vraagstuk mee te kunnen nemen met de andere opgaven (klimaat en water), passend bij wat in het coalitieakkoord is afgesproken.

60

Wat is het doel van de Nationale Grondbank en wat worden de activiteiten van deze bank?

Antwoord

De Nationale Grondbank (NGB) is een aanvulling op het provinciaal grondinstrumentarium (grondbanken, grondvoorraden, etc.). Het doel van de NGB is het faciliteren van de gebiedsprocessen in het kader van de transitie landelijk gebied (realisatie opgaven Nationaal Programma Landelijk Gebied – NPLG) en de transitie landbouw. De NGB kan worden ingezet voor aan- en verkoop van agrarische gronden (bijvoorbeeld voor extensivering) en bedrijven die geschikt zijn als alternatieve locatie voor agrarische bedrijven die willen verplaatsen. Zodoende vergroot de NGB de grondmobiliteit in het landelijk gebied, creëert die «schuifruimte» in het gebiedsproces. In de periode tussen aan- en verkoop kunnen gronden ook in tijdelijke pacht worden uitgegeven. Met inzet van de Nationale Grondbank kan de realisatie van de NPLG-opgaven op het gebied van natuur, water en klimaat versneld worden en een bijdrage geleverd worden aan de transitie van de landbouw.

61

Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die zijn uitgevoerd of in uitvoering zijn door de provincies met het geld van de versnellingsaanpak?

Antwoord

Tijdens het voorjaar van 2022 is een uitvraag gedaan onder de provincies voor versnellingsvoorstellen zoals aangekondigd in de hoofdlijnenbrief van de Minister voor Natuur en Stikstof van 1 april 2022 (Kamerstuk 33 576, nr. 265). De versnellingsvoorstellen lopen vooruit op de gebiedsprogramma’s en dragen bij aan een of meerdere doelen van de integrale gebiedsgerichte aanpak: natuur (inclusief stikstof), water en klimaat. Op grond van de Regeling specifieke uitkering provinciale versnellingsvoorstellen transitie landelijk gebied zijn eind 2022 en in 2023 financiële middelen aan de provincies beschikbaar gesteld voor goedgekeurde voorstellen. Een overzicht van alle voorstellen is te vinden in de bijlage van de gepubliceerde Regeling. Voor 15 juli vindt de financiële verantwoording door de provincie plaats aan het Rijk over het voorgaande jaar. In het Meerjarenprogramma Transitie Landelijk Gebied en Natuur dat ik voornemens ben naar de Tweede Kamer te sturen als bijstuk bij de begroting van het Transitiefonds Landelijk gebied en natuur zal ook worden ingegaan op de voortgang van deze versnellingsvoorstellen.

62

Hoeveel PAS-melders hadden zich aanvankelijk gemeld voor een dergelijk traject tot legalisering via de benoemde restruimte en op welke grond zijn dergelijke legaliseringen toegekend of afgewezen, gezien het feit dat vanuit de restruimte van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) zes Programma Aanpak Stikstof (PAS)-melders zijn gelegaliseerd?

Antwoord

In totaal hebben 2488 PAS-melders gegevens doorgegeven met het verzoek om de PAS-melding te legaliseren. Als er stikstofruimte beschikbaar komt, wordt vastgesteld welke combinatie van de positief geverifieerde meldingen de beschikbare ruimte zo optimaal mogelijk benut. Dat bleken de betreffende 6 PAS-meldingen te zijn binnen het kader van de toen geldende afspraken over de toedeling van depositieruimte. Alleen aan de PAS-melders die gelegaliseerd kunnen worden, wordt verzocht een vergunningaanvraag te doen. Met deze werkwijze wordt voorkomen dat PAS-melders een aanvraag moeten opstellen en later toch niet gelegaliseerd kunnen worden.

63

Wat is de stand van zaken van de schadecommissie voor PAS-melders? Is deze al in functie? Zo nee, wanneer wel? Zo ja, met hoeveel PAS-melders heeft de commissie sindsdien gesproken?

Antwoord

De Commissie schadevergoeding PAS-melders is op 14 februari jl. ingesteld (Stcrt. 2023, nr. 4495). De samenstelling van de commissie moet eerst rond zijn alvorens deze inhoudelijk kan worden ingezet. Het is de verwachting dat de commissie uiterlijk deze zomer volledig bemenst is. Op het moment hebben vier PAS-melders bij het schadeloket om informatie gevraagd. Er zijn nog geen schadeclaims ingediend.

64

Wanneer ontvangt de Kamer meer informatie over de aanpak om ongewenste ingebruikname van latente ruimte te voorkomen?

Antwoord

In november heeft het kabinet in de Kamerbrief «Voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos (Kamerstukken 34 682;35 334, nr. 108)» aangegeven op welke punten het beleid en instrumentarium van toestemmingverlening verduidelijkt wordt. In deze brief heeft het kabinet ook de aanpak om ongewenste ingebruikname van latente ruimte te voorkomen op hoofdlijnen beschreven. Uw kamer is over de voortgang van de uitwerking van het instrumentarium voor toestemmingsverlening geïnformeerd in de brief «voortgang aanpak stikstof» van 30 juni.

65

Wat is de verhouding met de bijdrage van de private sector, gezien het feit dat het ministerie 92 miljoen euro heeft ingezet voor publiek-private samenwerking (PPS)-projecten gespreid over vier à vijf jaar?

Antwoord

In het PPS programma onder de KIA-landbouw-water-voedsel zijn in 2022 in totaal 92 nieuwe PPS projecten zijn geselecteerd. LNV zet hier 39,2 mln euro WR capaciteit op in, gespreid over 4–5 jaar (in de vraag wordt foutief het bedrag 92 miljoen euro genoemd). Verreweg de meeste projecten worden voor 50% door de private sector gefinancierd. Bij 12 projecten bedraagt het percentage dat het bedrijfsleven bijdraagt 30%. Tegenover de 39,2 miljoen euro aan WR capaciteit staat daarom een nagenoeg even grote bijdrage (ca. 90%) vanuit de private sector.

66

Wanneer verwacht het ministerie de publicatie van deze nieuwe agenda, gezien het feit dat in 2022 eerste uitgangspunten zijn gedefinieerd voor het vormgeven van de vernieuwde kennis- en innovatieagenda van 2024?

Antwoord

De verwachting is dat de nieuwe agenda in november 2023 wordt gepubliceerd.

67

Wanneer verwacht het ministerie eventueel te weten of er nieuwe subsidieregelingen en verdere openstellingen van beide subsidiemodules voor innovatie er in de toekomst anders uit komen te zien?

Antwoord

Op dit moment werkt het ministerie eerst aan een openstelling van de investeringsmodule van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv). Bij brief van 9 juni (aanpak piekbelasting) heb ik de Kamer daarover geïnformeerd (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 96). Daarnaast werkt RVO in opdracht van het ministerie op dit moment aan een inventarisatie van de knelpunten waar innovatieprojecten, die subsidie hebben ontvangen uit de innovatiemodule van de Sbv, in de praktijk tegenaan lopen. Deze inventarisatie is uitgezet naar aanleiding van signalen uit de sector en Sbv innovatieprojecten over vertraging en knelpunten die gedurende de uitvoering van innovatieprojecten werden ervaren (Kamerstukken 29 383 en 28 973, nr. 386). Mede op basis van de uitkomsten van de inventarisatie door RVO zal ik bepalen hoe ik om zal gaan met toekomstige opstellingen van de innovatiemodule. Voor het zomerreces informeer ik de Kamer nader over de voortgang op innovatie van emissiearme stalsystemen.

68

Wat zijn voorbeelden van pilots en initiatieven binnen het marktprogramma Verduurzaming dierlijke productie om de vraag naar duurzame dierlijke producten te vergroten?

Antwoord

In het marktprogramma VDP wordt er gewerkt aan het vergroten van de vraag naar duurzame dierlijke producten. De kern is ondersteuning – in de vorm van kennis, onderzoek en voorlichting – aan initiatiefnemers die duurzamere ketenconcepten (door)ontwikkelen, zowel voorlopers als volgers.

Enkele voorbeelden van initiatieven en pilots die die reeds gerealiseerd zijn:

• De zelfslachtende (regionale) slagers werken aan het onderzoeken van, kennisverspreiding over en verbeteren van de condities voor het behoud van de regionale ambachtelijke zelfslachtende slager, als belangrijk onderdeel van de (korte) regionale vleesketen voor de (toekomstige) kringlooplandbouw.

• Er is onderzoek uitgevoerd naar de beleving van de consument in de supermarkt voor duurzaam varkensvlees. Deze resultaten zijn gedeeld in een bredere keten-kennis-dialoog «De smaken van duurzamer varkensvlees» (februari 2023) waar marketingexperts de kansen voor het vermarkten van duurzamer varkensvlees besproken met een breed publiek uit de hele keten.

• Er loopt een traject om duurzaamheid integraal onderdeel te maken van vakonderwijs in de Foodsector. De taxonomie van de opleidingen wordt hierop doorontwikkeld, op basis waarvan opleidingen voor winkelmedewerkers, slagers, horecapersoneel, catering medewerkers enz. lesmateriaal kunnen ontwikkelen.

• Omdat er verschillende methodieken zijn om klimaatimpact te meten, monitoren en weergeven wordt er inventariserend onderzoek gedaan naar de bestaande methodieken (als footprint/LCA methoden) en de mogelijkheid tot het uniformeren daarvan. Tevens wordt nu als vervolg hierop gewerkt aan de ontwikkeling van een praktische LCA tool voor varkens, ei en pluimveevlees.

69

Wanneer wordt het intensiveringsplan preventie vogelgriep naar verwachting naar de Kamer gestuurd?

Antwoord

Ik verwacht u het intensiveringsplan preventie vogelgriep in juni te sturen.

70

Was een chipplicht voor katten onderdeel van de verkenning ten aanzien van de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen rondom loslopende huis- en zwerfkatten? Zo ja, wat zouden de kosten zijn van een dergelijke chipplicht voor enerzijds de dierenbezitters en anderzijds de overheid?

Antwoord

De chipplicht voor katten was onderdeel van de verkenning ten aanzien van de problematiek en mogelijke oplossingsrichtingen rondom loslopende huis- en zwerfkatten. Tijdens de verkenning is onderzocht hoe elke mogelijke oplossingsrichting bij kan dragen aan de genoemde problematiek. Tijdens de verkenning is per mogelijke oplossingsrichting een korte verkenning gedaan van uitvoeringsaspecten, waaronder de verwachte kosten. Met betrekking tot de chipplicht is hierbij geput uit een eerder uitgevoerde maatschappelijke kosten en baten analyse (MKBA) uit 2020. De verkenning en de MKBA zijn met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 28 286, nrs. 1287 en 1170)

Deze MKBA ging uit van € 30,– voor het plaatsen van de chip en € 4,50 voor de registratie. De MKBA schatte de kosten voor de initiële opstart destijds op 0,5 miljoen euro. Daarnaast zijn er kosten om het registratiesysteem in te voeren en te onderhouden. Momenteel wordt de chipplicht voor katten nader uitgewerkt. Daarbij wordt ook de kosten en financiering daarvan door de verschillende partijen meegenomen. Ik verwacht u hier begin 2024 over te informeren.

71

Wat is de stand van zaken van de gesprekken van de werkgroep die onder voorzitterschap van Nederland de opties heeft verkend rondom EU-dierenwelzijnswetgeving voor honden en katten die worden verhandeld met een commercieel oogmerk? Welke opties worden of zijn er concreet besproken en wanneer worden er resultaten verwacht?

Antwoord

Deze vrijwillige initiatiefgroep «health & welfare of pets in trade» heeft als eerste aanbevelingen met betrekking tot EU-transportvoorschriften voor honden en katten ontworpen. De aanbevelingen betreffen onder meer criteria inzake geschiktheid voor vervoer, vereiste lichaamsconditiescores voor vervoer en een minimumleeftijd voor vervoer over lange afstanden. De groep heeft ook aanbevelingen ontworpen met betrekking tot vereiste drenk- en voerintervallen tijdens transport en reis- en rusttijden. Verder zijn er aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot de vereiste beschikbare ruimte tijdens transport en adequate ventilatie en klimaatbeheersing in de transportruimte.

Daarna is gewerkt aan het ontwerpen van aanbevelingen voor EU-regels voor fokkers van honden en katten. Algemene aanbevelingen betreffen onder meer minimumleeftijden voor fokdieren, een maximumleeftijd waarboven alleen gefokt mag worden na dierenartscontrole, en een minimum interval tussen nestjes. Aanbevelingen betreffen verder voeding, goede huisvesting en goede gezondheid. Er zou ook gezorgd moeten worden voor voorzieningen ter ondersteuning van passend gedrag: de dieren moeten worden voorzien van een stimulerende omgeving, mogelijkheden voor positieve mens-dier interacties en passend gezelschap van hun soortgenoten. De groep heeft ook aanbevelingen geformuleerd met betrekking tot maatregelen tegen extreem selectief fokken, waaronder het niet mogen fokken met dieren met erfelijke schadelijke kenmerken of bekende genetische defecten. Daarnaast is aangegeven dat dieren met bepaalde schadelijke kenmerken niet zouden mogen worden verkocht of geïmporteerd in de EU. Verder is als aanbeveling geformuleerd dat verboden moet worden om met honden en katten die een operatie hebben ondergaan om fokafwijkingen te verhelpen, deel te nemen aan tentoonstellingen en wedstrijden.

Ten slotte heeft de groep aanbevelingen ontworpen met betrekking tot de marketing & verkoop van honden en katten. Deze betreffen onder andere de registratie van de leveranciers van honden & katten en hun vestigingen en eisen aan advertenties, waaronder de minimum-informatie die over de betreffende dieren en over de aanbieders zou moeten worden verstrekt. Ook worden met betrekking tot andere leveranciers dan fokkers aanbevelingen gedaan betreffende voeding, goede huisvesting, goede gezondheid en voorzieningen ter ondersteuning van passend gedrag (in lijn met die bij fokkers). Ten slotte wordt een EU-verbod op de verkoop van honden en katten in dierenwinkels aanbevolen.

De aanbevelingen worden momenteel afgerond, op 16 juni aan het EU-Platform voor dierenwelzijn gepresenteerd en daarna gepubliceerd. De Europese Commissie zal bezien welke aanbevelingen zij kan benutten in haar EU-regelgevingsvoorstellen. De voorstellen van de Europese Commissie voor de herziening van de EU-regelgeving dierenwelzijn worden vooralsnog eind september verwacht.

72

Is er een inschatting te maken van de kosten voor gemeenten en het Rijk voor het instellen van een landelijk registratiesysteem voor bijtincidenten door honden? Zo ja, wat zijn die kosten?

Antwoord

Het is sinds 2022 mogelijk voor BOA’s uit deelnemende gemeenten om bijtincidenten en risicovol gedrag van honden in het Landelijk Honden Dossier te registreren. Dit is een module binnen het NatuurNetwerk. Veel gemeenten maken al gebruik van het NatuurNetwerk.

Eind 2022 waren 30 gemeenten aangesloten op het Landelijk Honden Dossier. Hoe meer gemeenten meedoen, hoe meer informatie er verzameld kan worden over bijtincidenten. De gegevens worden dan betrouwbaarder en kunnen geëxtrapoleerd worden voor heel Nederland. Om gemeenten te stimuleren, heeft LNV voor de periode 2020 – 2025 de kosten van in totaal van € 42.350,– op zich genomen.

73

Wanneer wordt de toelating van kunstmestvervangers (RENURE) in Europees verband besproken, zoals aangekondigd door de Europese Commissie?

Antwoord

Teneinde het gebruik van kunstmest te reduceren zet LNV zich in op verruiming van de Europese afspraken voor het gebruik van hoogwaardige producten uit dierlijke mest. De Europese Commissie heeft op 9 november 2022 een mededeling gepubliceerd over het gebruik en betaalbaarheid van meststoffen. In deze mededeling worden zogenaamde RENURE-criteria genoemd, die in 2023 in het kader van het Integraal Nutriënten Management Actieplan (INMAP) zullen worden bediscussieerd. De Europese Commissie heeft aangekondigd dit Actieplan in het tweede kwartaal van 2023 te presenteren. Afhankelijk van de voornemens in de Actieplan en het formele besluitvormingsproces kan een besluit in 2023 worden verwacht.

74

Wat voor «juridische maatregelen» worden bedoeld in het volgende citaat: «De WUR voert onderzoek uit naar de versnellingsagenda van de eiwittransitie, de resultaten worden in 2023 verwacht. Ook worden eventuele juridische maatregelen onderzocht.»?

Antwoord

Het onderzoek naar de versnellingsagenda eiwittransitie beoogt het identificeren van de te zetten stappen die nodig/mogelijk zijn om de ten doel gestelde verschuiving in eiwitconsumptie te behalen, een verschuiving in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030. Het onderzoek loopt tot en met 2025. Hierin worden mogelijke maatregelen onderzocht die een bijdrage kunnen leveren aan de eiwittransitie. Welke (wettelijke) maatregelen dit kunnen zijn moet uit het onderzoek blijken. In de voedselbrief, die u is toegezegd zodra het Landbouwakkoord gereed is, wordt ingegaan op de eerste resultaten van het onderzoek naar de versnellingsagenda eiwittransitie en eventuele wettelijke maatregelen gericht op de verduurzaming van het voedselsysteem.

75

Welke acht bestaande Regio Deals van Rijkszijde worden thans nog gecoördineerd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vanwege de relatie met het landelijk gebied?

Antwoord

Het gaat hier om de regio Deals in onderstaand overzicht. Meer informatie over deze regio deals e.a. kunt u vinden via www.elkeregiotelt.nl.

Regio Deals gecoördineerd vanuit LNV:

1. Noordelijk Flevoland

2. Foodvalley

3. Zuidhollandse Delta

4. Natuurinclusieve landbouw Noord-Nederland

5. Zuidoost Friesland

6. Veluwe

7. Noordoost Brabant

8. Bodemdaling Groene Hart

76

In hoeverre wordt de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector betrokken bij de uitwerking van de impactanalyse naar een eventuele integratie van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) met de NVWA?

Antwoord

Ik heb de Tweede Kamer 25 mei 2023 per brief geïnformeerd dat ik – op basis van mijn appreciatie van de KPMG-analyse – wil inzetten op inhuizing van KDS bij de NVWA in de tweede helft van 2024. Inmiddels zijn er een stuurgroep en verschillende werkgroepen opgericht die gaan voorzien de zorgvuldige begeleiding van de medewerkers, bij zowel NVWA als KDS. Hierbij is voldoende aandacht voor werving, opleiding en de cultuur van beide organisaties.

77

Waarom is in de Nationale Eiwitstrategie gekozen voor het doel om de balans tussen dierlijke en plantaardige eiwitten van 60–40 procent naar 50–50 procent te verschuiven en niet naar 40–60 procent, zoals onder meer wordt geadviseerd door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli)?

Antwoord

Bij het toewerken naar een balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten is gekozen voor een ambitie van een 50/50-verhouding in 2030. Dit is een eerste duidelijke stap om consumenten te stimuleren om minder dierlijke eiwitten te eten. Voor een verdere stap, en deze verhouding te verschuiven naar een 60% plataardig eetpatroon, is eerst meer kennis nodig over de effecten van dit veranderde voedingspatroon op de gezondheid van consumenten. Daarvoor is advies gevraagd aan de Gezondheidsraad. Eind dit jaar verwachten wij hiervan de resultaten. Op basis van dit advies kan de ambitie mogelijk worden bijgesteld.

78

Is het verboden voor onderzoekers aan Nederlandse universiteiten om in het buitenland dierproeven te doen die in Nederland niet zouden worden toegestaan? Zo ja, hoe wordt hierop gehandhaafd?

Antwoord

Een onderzoeker kan niet met een Nederlandse vergunning onderzoek doen in het buitenland of vice versa.

Dierproeven vallen onder de wet- en regelgeving van het betreffende land waar deze worden uitgevoerd. Ook toezicht en handhaving valt onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende nationale autoriteiten. Tussen EU-lidstaten is deze wet- en regelgeving geharmoniseerd bij het in werking treden van de EU richtlijn. Buiten de EU bestaan er grote variaties tussen landen. Daarop heeft Nederland geen directe invloed.

79

Welke delen van de aanvraag van en besluitvorming over een dierproef zijn openbaar en welke delen niet?

Antwoord

De Niet-Technische Samenvatting (NTS, projectsamenvatting), zoals opgesteld door de aanvrager, wordt op internet gepubliceerd. Tot en met 2020 werd de NTS gepubliceerd op de website van de CCD11. Sinds 1 januari 2021 wordt de NTS gepubliceerd op een website van de Europese Unie.12 Het staat instellingen daarnaast vrij om projectaanvragen/vergunningen te publiceren, zoals ook door enkele instellingen wordt gedaan. Het projectvoorstel, de bijlage dierproeven, het DEC advies en de projectvergunning worden niet openbaar gemaakt. Interne communicatie, advies en inhoudelijke vragen aan de aanvragers worden ook niet openbaar gemaakt.

80

Zijn de adviezen van dierexperimentencommissies openbaar? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Nee, het oordeel over een vergunningaanvraag is aan de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Deze zijn openbaar. De Dierexperimentencommissie (DEC) adviseert de CCD en moet daarbij vrij van gedachten kunnen wisselen. Om dit mogelijk te maken is er voor gekozen de stukken van de DEC niet openbaar te maken.

81

Zijn de samenstellingen van dierexperimentencommissies openbaar? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Een Dierexperimentencommissie (DEC) adviseert de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) over een aanvraag of verlenging voor een projectvergunning dierproeven. De CCD erkent DEC’s in Nederland en kan die erkenning ook weer intrekken. In een DEC zitten deskundigen op het gebied van wetenschap, dierenwelzijn en ethiek.

Het oordeel over een vergunningaanvraag is aan de CCD. De DEC is haar adviseur en moet deze rol vrijuit kunnen invullen zonder de druk van externe verantwoording. De samenstelling van de verschillende DECs is daarom in principe niet openbaar.

82

Wat is de laatste stand van zaken wat betreft de toets naar de wettigheid van de verkoop van dolfijnen en andere zeezoogdieren van het Dolfinarium aan Hainan Ocean Paradise?

Antwoord

De toets loop nog. Het Dolfinarium heeft recent gereageerd op mijn eerdere vragen, maar moet nog aanvullende vragen beantwoorden. Daarnaast heb ik het Dolfinarium gewezen op hun rol en verantwoordelijkheid in dit proces. Het Dolfinarium dient mij te overtuigen dat zij zich ervan verzekerd hebben dat de dieren in China gehouden, huisvest en verzorgd conform de Nederlandse normen.

83

Wanneer ontvangt de Kamer de resultaten van het onderzoek naar het beëindigen van bilaterale afspraken om dieren te exporten naar niet-EU landen, waarvan eerder is toegezegd dat de Kamer die in het eerste kwartaal van 2023 zou ontvangen?

Antwoord

De Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd.

84

Hoeveel gezelschapsdieren zijn er de afgelopen vijf jaar, uitgesplitst per jaar, afgestaan aan opvangcentra? Hoeveel van deze dieren zijn herplaatst en hoeveel geëuthanaseerd?

Antwoord

We weten niet hoeveel gezelschapsdieren er de afgelopen vijf jaar zijn afgestaan aan opvangcentra. Er worden landelijk geen cijfers bijgehouden van particulieren die hun dieren afstaan aan opvangcentra. Ook is er geen landelijke registratie van de herplaatsing en mogelijke euthanasie van deze opgevangen dieren.

85

Hoeveel gezelschapsdieren zijn er de afgelopen vijf jaar gecoupeerd, uitgesplitst per diersoort? In hoeveel gevallen gebeurde dit illegaal?

Antwoord

We weten niet hoeveel gezelschapsdieren er de afgelopen vijf jaar zijn gecoupeerd. Hier worden landelijk geen cijfers van bijgehouden. Bij controles van de NVWA, Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de politie worden er in enkele gevallen illegaal gecoupeerde dieren aangetroffen.

86

Hoeveel en welke dierentuinvergunningen zijn ingetrokken in het afgelopen jaar?

Antwoord

RVO heeft 0 dierentuinvergunningen ingetrokken in 2022.

87

Hoeveel dierentuinvergunningen heeft de Rijksdienst van Ondernemend Nederland (RVO) geweigerd in het afgelopen jaar?

Antwoord

Er zijn afgelopen jaar geen aanvragen voor dierentuinvergunningen geweigerd.

88

Hoeveel en welke dierentuinvergunningen heeft de RVO in het afgelopen jaar verleend?

Antwoord

RVO heeft 0 dierentuinvergunningen verleend in 2022.

89

Kunt u een overzicht geven van de afspraken die met het Dolfinarium zijn gemaakt, de deadlines van deze afspraken en de mate waarin ze tot nu toe zijn gehaald?

Antwoord

Afsprakenkader Dolfinarium

In antwoord op vragen van het lid Wassenberg in 2022 (Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 337) heb ik toegezegd om de Kamer in de periodieke verzamelbrief Dierenwelzijn op de hoogte te houden van relevante ontwikkelingen betreffende de uitvoering van de gemaakte afspraken met het Dolfinarium. Hieronder volgt een overzicht met een samenvatting per afspraak. De meeste afspraken moesten direct worden doorgevoerd. Ten aanzien van afspraak 8 zijn verschillende deadlines gesteld die verder in de tijd liggen. De volledige afspraken vindt u in de afsprakenset die ik in 2021 met de Kamer heb gedeeld (Kamerstuk 28 286, nr. 1212).

Educatief programma:

– Afspraak 1: De dieren zullen geen onnatuurlijk gedrag vertonen tijdens voorstellingen en in de voorstellingen zal uitleg gegeven worden over natuurlijk gedrag.

– Afspraak 2: Tijdens de voorstellingen staat de educatieve boodschap centraal.

– Afspraak 3: Attributen zullen enkel gebruikt worden tijdens voorstellingen met als doel om natuurlijk gedrag, soorteigen kenmerken, gezondheidstraining of dierverzorging te illustreren.

– Afspraak 4: Interactie tussen dierverzorgers en de dieren tijdens de voorstelling zal een directe link hebben met de educatieve boodschap die tijdens de voorstelling wordt overgebracht.

– Afspraak 5: Het Dolfinarium zal de voorstellingen niet meer aanduiden als shows, maar zijnde voorstellingen of dierpresentaties.

– Afspraak 6: Het Dolfinarium zal op verschillende manieren borgen dat geluid geen negatieve invloed heeft op het dierenwelzijn.

– Afspraak 7: Het Dolfinarium stopt met fotomomenten en zorgt voor een educatief programma voor het beperkte contact tussen bezoekers en dieren.

Aanpassen dierverblijven:

– Afspraak 8a: Het Dolfinarium zal het verblijf van de Stellerzeeleeuwen in fasen aanpassen (deadlines: 1 maart 2026 en 1 maart 2029)

– Afspraak 8b: Het Dolfinarium zal het verblijf van de Californische zeeleeuwen in fasen aanpassen (deadlines: 1 maart 2022, 1 maart 2024 en 1 maart 2026)

– Afspraak 8c: Het Dolfinarium zal het verblijf van de Dolfijnen in fasen aanpassen (deadlines: 24 augustus 2021 en 1 maart 2029)

Het Dolfinarium heeft het educatieve programma inmiddels aangepast op basis van de gemaakte afspraken. Het educatieve programma ligt momenteel voor schriftelijk advies bij de visitatiecommissie dierentuinen. Binnenkort wordt een inspectie uitgevoerd door de NVWA waarbij de bevindingen van de visitatiecommissie met betrekking tot het educatieve programma worden meegenomen.

Ten behoeve van afspraak 8b diende het Dolfinarium tijdig een projectplan in m.b.t. de aanpassing van het verblijf van de Californische zeeleeuwen. Ten behoeve van de educatieve doelstellingen binnen meerdere afspraken heeft het Dolfinarium reeds een educatief programma ingediend.

Het educatieve programma ligt momenteel voor schriftelijk advies bij de visitatiecommissie. Uit eerder contact blijkt dat het Dolfinarium uitvoering heeft gegeven aan de uitvoering van de afspraken die direct moesten worden doorgevoerd. Binnenkort wordt een inspectie uitgevoerd door de NVWA waarbij de bevindingen van de visitatiecommissie meegenomen worden.

90

Kunt u aangeven op basis van welk onderzoek is vastgesteld dat de stikstofreductie door verdunnen van mest is beperkt? Geldt dit voor zowel zodebemesting als voor bemesting met sleepvoet?

Antwoord

Het betreft een meerjarig onderzoek van Wageningen University & Research (WUR) naar het effect van het verdund aanwenden van mest met een zodenbemester in grasland op zandgrond. De resultaten van het onderzoek zijn nog niet gepubliceerd, het rapport wordt op dit moment binnen de WUR gereviewd. Uit de nog niet gepubliceerde resultaten is gebleken dat het effect van verdunning met water op de emissie van ammoniak bij het gebruik van een zodenbemester niet significant is. Dit in tegenstelling tot verdunde toediening van mest met een sleepvoetbemester op klei- en veengrond, waarbij een reductie werd gerealiseerd van 20% – 50% afhankelijk van de mate van verdunning met water (Huijsmans et al, 2015;2017). Des te groter de verdunning, des te groter de emissiereductie.

91

Op welke wijze houdt u toezicht op de retributietarieven die de Stichting Skal Biocontrole in rekening brengt bij bedrijven en hoe wordt gezorgd voor een kostenefficiënte werkwijze?

Antwoord

Alvorens de door Skal vastgestelde tarieven in werking kunnen treden dient de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV) de hoogte hiervan goed te keuren. Eventuele weigeringsgrond bij deze goedkeuring is of de hoogte van de door Skal vastgestelde tarieven in strijd is met het recht of het algemeen belang (artikel 17 Kaderwet zelfstandige bestuursorganen).

De Minister van LNV blijft tevens in gesprek met Skal over de kostenontwikkeling van certificering, toezicht en andere activiteiten, de doeltreffendheid en doelmatigheid hiervan, de invloed van loon- en prijsontwikkelingen, de reactie van marktdeelnemers op de hoogte van de doorberekening van de kosten en de maatschappelijke belangen. In het actieplan biologische landbouw (bijlage bij Kamerstuk 30 252, nr. 78) is aangegeven dat in 2023 de tarievensystematiek van Skal zal worden geëvalueerd. Wageningen Economic Research doet op dit moment onderzoek naar eventuele (uitvoerbare) alternatieven voor de huidige tariefsystematiek, die beter aansluiten bij de ambities op het gebied van de biologische landbouw.

92

Kunt u specificeren aan welke projecten in verband met CO2-reductie in veenweidegebieden, met welk beoogd doel en tijdslijn er 100 miljoen euro is uitgegeven in 2020 en 2021?

Antwoord

De 100 mln die door LNV is uitgegeven in 2020 en 2021 betreft een specifieke uitkering aan zes veenweide provincies (Groningen, Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Overijssel). Met deze middelen geven provincies een impuls aan de gebiedsgerichte aanpak van de veenweidegebieden om uiterlijk in 2030 een CO2-reductie te realiseren van 1 megaton broeikasgasemissies uit veengronden. Provincies kunnen de middelen tot eind 2025 uitgeven.

De afgelopen twee jaar hebben provincies uiteenlopende activiteiten gefinancierd passend bij de fase waarin het provinciale veenweidenprogramma verkeert: van het opstarten of intensiveren van gebiedsprocessen tot het nemen van concrete maatregelen, zoals de aankoop van grond of bedrijven, bedrijfsverplaatsing, kavelruil, het verhogen van het waterpeil en de aanleg van waterinfiltratiesystemen. Tot nu toe gaat het veelal om een kleinschalige aanpak in kansrijke gebieden gericht op het opdoen van kennis en ervaringen en verkennen van de mogelijkheden voor grootschaliger uitrol van maatregelen.

93

Kunt u aangeven hoeveel geld is ingezet per project, voor wat betreft de projecten gericht op onder andere mangroven- en koraalherstel, uitbreiding riolering en waterzuivering en (zee)waterkwaliteit monitoring op Bonaire; koraalherstel, bestrijding invasieve soorten en herstel van het droog tropisch bos op Sint Eustatius; en herbebossing, bestrijding van loslopende geiten en uitbreiding van de hydroponics farm op Saba? Wat is het beoogd doel en tijdslijn per project?

Antwoord

Voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn voor de hierna aangegeven projecten de volgende middelen beschikbaar gesteld en beoogde doelen en tijdslijnen opgesteld. Voor de zomer wordt u nader geïnformeerd over de uitvoering van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland.

Bonaire

Projecten:

– voor herstel van koraal op Bonaire is USD 1.131.345 verleend, de uitvoering vindt plaats in de periode 2022–2025. Het project is gericht op het uitbreiden het versterken van de capaciteit van de organisaties betrokken bij koraalherstel en het opschalen en verbreden van koraalherstel-gerelateerde activiteiten en technieken;

– voor herstel van mangrove is USD 100.080 verleend, het betreft het verbreden van de waterwegen in het gebied Lac Baai in de periode 2022–2025;

– voor de uitbreiding van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) is USD 2.478.000 verleend, de uitbreiding vindt plaats in de periode 2022–2025;

– voor de uitbreiding van de riolering is USD 875.654 verleend. Het betreft de aanleg van 40 vacuümputten in de periode 2022–2023, waarna bestaande percelen aangesloten kunnen worden op het rioleringssysteem;

– voor de monitoring van (zee)waterkwaliteit is USD 600.000 verleend. Het betreft de monitoring van de waterkwaliteit inclusief de organisatie van de monitoring(cyclus) en de realisatie van de benodigde meetnetten in de periode 2022–2024.

Sint Eustatius

Projecten:

– voor het koraalherstel op Sint Eustatius is USD 2.435.000 verleend, de uitvoering vindt plaats in de periode 2023–2024. Het project is gericht op het herstellen van populaties van belangrijke plantenetende soorten op het rif om het koraal te herstellen en natuurlijk herstel van koraal mogelijk te maken;

– voor de bestrijding van invasieve soorten en herstel van het droog tropisch bos is USD 660.000 verleend in de periode 2023–2024. Het betreft het volledig verwijderen van (verwilderd) vee en andere invasieve soorten uit specifieke omheinde gebieden, om met betrokkenheid van de bevolking de bewustwording te vergroten over het belang van een veerkrachtige natuur voor het eiland.

Saba

Projecten:

– voor herbebossing op Saba is USD 608.168 verleend, de uitvoering vindt plaats in de periode 2022–2025. Het doel van het project is het herstel en uitbreiding van bos te versnellen om erosie te verminderen en om via fruitbomen lokale voedselproductie te versterken;

– voor de bestrijding van loslopende geiten is USD 821.630 verleend voor de periode 2022–2024, met als doel het volledig verwijderen van alle vrij rondlopende grazers;

– voor de uitbreiding van de hydroponics boerderij is USD 608.168 verleend. Het doel is om meer lokaal vers voedsel op het eiland te produceren met de hydroponics boerderij in 2024.

94

Hoeveel garnalenvissers hebben thans gebruikgemaakt van de investeringsregeling voor stikstofkatalysatoren?

Antwoord

Op het moment hebben 122 vissers een aanvraag ingediend voor deze regeling. Aangezien de regeling nog openstaat kan dit aantal nog oplopen.

95

Zijn er plannen om bij de aankomende LNV-begroting het bestrijdingsplafond van de pluimveesector binnen het Diergezondheidsfonds (DGF) te verhogen, gelet op de recent hoge kosten wegens bestrijding van vogelgriep?

Antwoord

Er zijn geen plannen om bij de aankomende LNV-begroting het bestrijdingsplafond van de pluimveesector te verhogen. In het convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2020–2024 zijn afspraken gemaakt tussen LNV en sectoren over de verdeling van kosten die betaald worden uit het Diergezondheidsfonds en over de plafondbedragen. Deze plafondbedragen zijn afgesproken voor de periode van 5 jaar. Ik houd mij aan de afspraken die zijn gemaakt in het convenant. In de Wet Dieren is bovendien ook vastgelegd dat een plafond voor een periode van vijf kalenderjaren wordt vastgelegd bij algemene maatregel van bestuur. Dat kan de regering dus niet tussentijds wijzigen.

In het najaar van 2023 zullen de gesprekken met de sectoren starten over een nieuw convenant voor de periode 2025–2029. Hierin zal uiteraard opnieuw worden gekeken naar de risico’s van de uitbraak van besmettelijke dierziekten, de potentiële kosten voor het Diergezondheidsfonds (DGF) en naar de draagkracht en verantwoordelijkheden van sectoren en overheid, ook voor vogelgriep.

96

Wat is de stand van zaken van het plan van aanpak om de inzet van gemeentelijke boa’s bij de handhaving op dierenwelzijn te betrekken (Kamerstuk 28 286, nr.1155)?

Antwoord

Aan het begin van het jaar is de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken m.b.t. dit plan van aanpak (Kamerstuk 28 286, nr. 1287). De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft zich ook uitgesproken over dit onderwerp in haar zienswijze «Dieren in het huis van Thorbecke». Daarin raadt de RDA af bevoegdheden over te hevelen naar boa’s, maar om de signaleringsrol van deze boa’s te ondersteunen met een landelijke handreiking dierenmishandeling/dierenwelzijn. Ik neem deze aanbeveling over en zal dit, zoals de motie ook vraagt, uitwerken in een plan van aanpak. Dit plan van aanpak is in concept af en zal worden afgestemd met de instanties uit de handhavingsketen (NVWA, LID, Politie, RvO en OM) en uitgevoerd in samenspraak met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en/of vertegenwoordigers van enkele actieve gemeenten.

97

Welke bedragen krijgen gemeentes in het gemeentefonds voor de inzet op dierenwelzijn en voor welke specifieke taken zijn die bedragen beschikbaar?

Antwoord

Gemeenten krijgen geld uit het gemeentefonds van het Rijk. Zij bepalen zelf waar ze dit geld aan besteden. Hiervoor leggen ze verantwoording af aan de gemeenteraad. De mate waarin gemeenten zich in meer of mindere mate bezighouden met dierenwelzijn verschilt per gemeente.

98

Wanneer en op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 33 037, nr. 390) waarin wordt verzocht om heroverweging van het voornemen om niet-grondgebonden bedrijven te verplichten alle mest af te voeren en te laten verwerken?

Antwoord

Als aangekondigd in mijn brief van 25 november jl. (Kamerstukken 30 252 en 35 334, nr. 77) is de mestverwerking van de mest van niet-grondgebonden bedrijven onderdeel van de gesprekken die zijn gevoerd in het kader van het Landbouwakkoord. Zoals ik heb aangegeven in mijn brief «concept landbouwakkoord en vervolgtraject» van 23 juni, informeer ik de kamer verder in september over het landbouwplan van het kabinet.

99

Hoeveel reptielenbeurzen worden er jaarlijks gehouden in Nederland?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 15.

100

Zijn er cijfers over het totaal aantal verhandelde dieren op reptielebeurzen? Zo ja, hoeveel en welke diersoorten worden er jaarlijks verhandeld op reptielenbeurzen?

Antwoord

Deze informatie is niet beschikbaar bij de NVWA en wordt ook niet geregistreerd bij andere overheidsinstanties.

101

Hoeveel controles heeft de NVWA in 2022 gehouden op reptielenbeurzen? Welke onregelmatigheden zijn geconstateerd door de NVWA bij deze controles?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 15.

102

Wanneer en op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 467) waarin verzocht wordt om met een voorstel te komen waarin ammoniakruimte die ontstaat door de afbouw van de derogatie wordt ingezet voor de vergunningverlening van PAS-melders?

Antwoord

Momenteel worden door de WUR de ecologische effecten van de derogatiebeschikking berekend. Hierbij wordt ook het effect op de mogelijke vermindering van emissies door stikstof berekend. Naar verwachting wordt de Kamer rond de zomer over de uitkomsten van deze studie geïnformeerd. Hiermee zal uitvoering worden gegeven aan de motie van het lid van Campen c.s. (Kamerstuk 33 037, nr. 468).

Met de uitkomsten van deze studie wordt vervolgens bekeken op welke wijze invulling wordt gegeven aan de motie van het lid van Campen c.s. (Kamerstuk 33 307, nr. 467), die vraagt om een voorstel voor de inzet van de vrijgekomen ammoniakruimte door de afbouw van de derogatie.

103

Wanneer wordt gedurende het voorjaar van 2023 de maximale temperatuur voor diertransporten verlaagd, zoals wordt verzocht in de aangenomen motie van het lid Vestering c.s (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 63)?

Antwoord

De op 8 december 2022 aangenomen motie van het lid Vestering c.s.13 vraagt mij de beleidsregel voor diertransport bij hoge temperaturen in het voorjaar van 2023 aan te passen en daarbij de EFSA adviezen te betrekken. In mijn brief van 19 december 202214 heb ik uw Kamer laten weten dat ik voornemens ben om de bestaande beleidsregel, die diertransport verbiedt bij omgevingstemperaturen boven de 35 graden Celsius tenzij er gebruik wordt gemaakt van wagen met een actief koelingssysteem, aan te passen conform de in 2021 aangenomen motie van het lid Vestering c.s.15. Ik heb in diezelfde brief ook aangegeven dat ik de EFSA-adviezen in dit proces betrek en dat ik er, ondanks het zeer ambitieuze tijdspad, naar streef om de beleidsregel nog in het voorjaar van 2023 aan te passen. Ondanks de stappen die de afgelopen periode op dit onderwerp zijn gezet, lukt het helaas niet om de beleidsregel nog dit voorjaar aan te passen.

Ik had graag, net als uw Kamer, snellere voortgang geboekt op dit dossier. Echter vind ik het zeer belangrijk om goed, handhaafbaar én uitvoerbaar beleid te maken. Dat weegt voor mij erg zwaar. Daarom heb ik de sector begin 2023 gevraagd om een impactanalyse op te stellen, zodat ik die ook kan betrekken in het aanpassen van de beleidsregel. De sector heeft mij laten weten deze analyse in september van dit jaar klaar te hebben. Deze analyse wacht ik af. Rond diezelfde periode worden ook de eerste voorstellen van de herziening van de Europese dierenwelzijnswetgeving (waaronder ook de transportverordening) verwacht, inclusief een Europese impactanalyse.

Ik zal de beleidsregel aanpassen als duidelijk is welke impact het verlagen van de maximum temperatuur voor diertransport heeft en als duidelijker is hoe de voorstellen van de Europese Commissie eruit zien. Deze voorstellen zijn hierbij van belang, omdat ik wil voorkomen dat de aanpassing van de beleidsregel niet voldoet aan de nieuwe transportverordening, zowel juridisch als inhoudelijk. Daarom vind ik dat het beleid ten aanzien van het aanpassen van de beleidsregel aan moet sluiten bij de nieuwe transportverordening, uiteraard zonder ambitie te verliezen waar dat kan.

Ik streef ernaar dat de beleidsregel voor diertransport bij hoge temperaturen is aangepast voor de zomer van 2024.

104

Op welke wijze wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Bisschop (Kamerstuk 33 576, nr. 277) waarin wordt verzocht ruimte te geven aan initiatieven uit de agrarische sector voor een bottom-up-aanpak van innovatieve emissiereductie voor natuur en externe saldering en de aanpak van de stikstofproblematiek hierop af te stemmen?

Antwoord

Lokale, gebiedsgerichte initiatieven vanuit de agrarische sector kunnen bijdragen aan de reductie van emissies en zijn daarom van belang voor de toekomst van de landbouw. Voor het creëren van ruimte voor deze initiatieven zijn een aantal trajecten relevant. Die trajecten zijn er onder meer op gericht dat (gebieds)doelen worden gehaald en dat initiatieven juridisch robuust zijn, zodat de emissiereductie goed geborgd kan worden via toestemmingverlening.

Waar initiatieven plaatsvinden in het kader van gebiedsprocessen zal toetsing aan de gebiedsdoelen plaatsvinden door provincies en betrokken gebiedspartijen. De regieorganisatie transitie landelijk gebied (RTLG) fungeert daarbij waar nodig als vraagbaak, biedt ondersteuning bij de gebiedsprocessen en heeft ook een rol bij onder meer kennisdeling.

Voor zover de emissiereductie wordt bereikt wordt door emissiereducerende stalsystemen zijn ook de wijzigingen in het toestemmingbeleid van belang, zoals aangekondigd in de brief over de voortgang integrale aanpak landelijk gebied en opvolging uitspraak Raad van State over Porthos.

Rond emissiereductie wordt ook bezien of er innovatie mogelijk is met behulp van een stoffenbalans. In de gesprekken over het Landbouwakkoord is het de bedoeling hierover tot afspraken te komen.

Daarnaast is de regeling Samenwerken aan innovatie (EIP) fieldlabs recent gepubliceerd. Deze regeling is bedoel voor samenwerkingsverbanden die uiteindelijk een gebiedsgerichte fieldlab willen opzetten over innovatie voor een duurzame en toekomstbestendige landbouw. De regeling zal worden opengesteld vanaf 1 juni 2023 tot en met 13 juli 2023. Deze fieldlabs hebben een gebiedsgerichte insteek waarbij de aanpak van stikstofproblematiek één onderdeel is. De fieldlabs richten zich op een integrale aanpak en over het ontwikkelen van nieuwe bedrijfssystemen die tegelijk werken aan bodem, water en luchtkwaliteit (NPLG doelen). Agrariërs zijn onderdeel van de fieldlab organisatie en bepalen mee welke onderwerpen worden uitgetest en dus hebben de fieldlabs ook een bottom-up karakter.

Uw Kamer is hierover nader geïnformeerd via Kamerstuk 35 334, nr. 208.

105

Worden precisielandbouw en niet kerende grond bewerking (NGK) meegenomen in de ecoregeling voor 2024 en verder?

Antwoord

Ik onderzoek momenteel of precisielandbouw en niet-kerende grondbewerking (NGK) als onderdeel van de aanpassingen van de ecoregeling per 2024 kunnen worden meegenomen. Hiervoor voert de RVO een implementatietoets uit. In deze implementatietoets wordt gekeken naar de controleerbaarheid en uitvoerbaarheid. Ik ben voornemens om de sector in de zomer duidelijkheid te verschaffen. Ik ben hierover in contact met de sector.

106

Wanneer ontvangt de Kamer de resultaten van het onderzoek naar zoönosen- en dierenwelzijnsrisico’s van reptielenbeurzen, waarvan eerder is gezegd dat de Kamer die naar verwachting in januari 2023 zou ontvangen?

Antwoord

Het onderzoek is recent afgerond. Ik bestudeer het rapport en zal voor de zomer mijn inzet met de Kamer delen in de verzamelbrief Dierenwelzijn.

107

Welke gesprekken hebben sinds 20 april 2022 plaatsgevonden tussen uw ministerie en de Raad van Beheer en wat is de uitkomst van die gesprekken?

Antwoord

Op meerdere momenten is er op ambtelijk niveau contact geweest tussen mijn ministerie en de Raad van Beheer. In deze gesprekken is gesproken over gezonde fokkerij van honden en de issues die momenteel spelen op dit gebied. Ook is met de Raad van Beheer en andere partijen gesproken over het voorgenomen vertoningsverbod voor dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken en het voorgenomen houdverbod voor dieren met kenmerken die altijd lijden veroorzaken. In september maak ik nader kennis met de Raad van Beheer.

108

Welke gesprekken hebben inmiddels plaatsgevonden met de Universiteit Utrecht en met stichting Fairdog over een certificaat van gezonde fok en wat is de uitkomst van die gesprekken?

Antwoord

Er zijn in 2022 en 2023 twee ambtelijke overleggen geweest met de Stichting Fairdog. Tijdens het eerste gesprek heeft Stichting Fairdog toegelicht wie de deelnemende partners zijn, wat hun doel is, wat de plannen zijn, en hoe zij verwachten voldoende financiering voor deze plannen te realiseren. In het tweede gesprek heeft Stichting Fairdog nader toegelicht hoe zij kunnen bijdragen aan een betrouwbaar aanbod van fysiek en mentaal gezonde honden. In dit gesprek is ook besproken op welke wijze Stichting Fairdog vorm zou kunnen geven aan een gezondheidscertificaat en welke ondersteuning van mijn Ministerie zij hierbij nodig zouden hebben. Naast Stichting Fairdog zijn er andere organisaties bezig met dezelfde doelstelling, zoals Stichting Fokregistratie en Gezondheidsbeheer (ras)Honden. Ik wil ook met deze organisaties spreken voor ik een besluit neem over eventuele financiële ondersteuning van een initiatief.

Nagezonden Kamervragen inzake jaarstukken LNV

Vragen aan de Ministers van LNV en voor Natuur en Stikstof

1. In het Jaarverslag (p. 43 en verder) staan diverse omvangrijke mutaties die niet of nauwelijks worden toegelicht, zoals de middelen die zijn bestemd voor duurzame veehouderij, mestbeleid en de sociaaleconomische positie van boeren. Kunt u per onderwerp toelichten:

A. Waarom sprake is van lagere uitgaven dan begroot?

B. Wat de financiële gevolgen zijn?

C. Wat de gevolgen zijn voor de realisatie van de beleidsdoelen?

Antwoord

• De lagere uitgaven voor duurzame veehouderij kennen een technische oorzaak. De uitgaven hebben op het instrument «bijdrage aan medeoverheden» in plaats van het instrument «subsidies». Er zijn geen financiële of beleidsmatige gevolgen.

• De middelen voor mestbeleid zijn niet besteed, omdat uit de eerste resultaten is gebleken dat de stikstofreductie van de maatregelen minder groot is dan gedacht. Momenteel worden alternatieve maatregelen uitgewerkt waarmee de stikstofreductie alsnog gerealiseerd kan worden. De middelen blijven hiervoor beschikbaar.

• De uitgaven voor de sociaaleconomische positie van boeren zijn hoger door de voortzetting van de Ongedekte Vaste Kosten regeling, verhoging van de uitgaven voor de nadeelcompensatie pelsdierhouderij en uitvoering van de regeling Tegemoetkoming waterschade. Hiervoor is het beschikbare budget bij de 1e suppletoire begroting verhoogd. Omdat gerealiseerde uitgaven in het jaarverslag worden afgezet tegen de oorspronkelijk vastgestelde begroting, is sprake van een fors verschil. Er zijn geen gevolgen voor de beleidsdoelen.

Bij duurzame veehouderij en mestbeleid zijn er middelen overgeboekt naar andere beleidsartikelen (i.c. 23 en 24) binnen de LNV begroting. Ook deze technische reden heeft geen financiële of beleidsmatige gevolgen.

2. Het Ministerie van Financien geeft in de Miljoenennota 2023 (Kamerstuk 36 200, nr. 1) een overzicht van de totale uitgaven van het Rijk aan reductie van stikstofdepositie (in 2022)? Kunt u per post aangeven hoeveel stikstofreductie dat daadwerkelijk heeft opgeleverd?

Antwoord

In het kader van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) rapporteert een consortium bestaande uit het PBL, het RIVM en Wageningen University & Research (WUR) periodiek over de voortgang van de stikstofreductie en natuurverbetering. Op 24 oktober 2022 is de eerste stikstofrapportage16 gepubliceerd, waarin op basis van de meest actueel beschikbare gegevens de historische en verwachte ontwikkeling van de emissies en de neerslag van stikstof in beeld is gebracht.

De conclusie in de rapportage is, dat – op basis van het beleid tot 1 mei 2020 – in 2030 de hoeveelheid stikstofneerslag op 43 procent van het oppervlak natuur onder de norm valt, met een bandbreedte van 40 tot 51 procent. Omdat derhalve het risico bestaat dat de doelstelling niet gehaald wordt, is in de structurele aanpak stikstofreductie en natuurversterking17 een omvangrijk en breed pakket aan bronmaatregelen opgenomen. Dit pakket is vastgelegd in het programma stikstofreductie en natuurverbetering (Psn). Inmiddels blijkt dat de opbrengst van dit pakket lager is dan verwacht, ondanks alle inspanningen hierop. Dit blijkt uit de rapportage over de voortgang van de bronmaatregelen18 die ik recent met de Kamer gedeeld heb. Een nieuwe raming als onderdeel van de stikstofrapportage vindt eind 2023 plaats.

Daarop vooruitlopend is reeds besloten tot bijsturing van het landelijke pakket maatregelen, onder meer door de aanpak piekbelasting in de agrarische sector en aanvullende middelen gereserveerd voor maatregelen in de industrie, mobiliteit of in de bouw, waaronder de aanpak van industriële piekbelasters.19 Bovendien werken Rijk en provincies aan het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de gebiedsprogramma’s voor het versnellen van de depositiedoelstelling van 2035 naar 2030 conform het coalitieakkoord. Het doelbereik is onverminderd uitgangpunt en indien nodig worden aanvullende maatregelen worden genomen conform de monitorings- en bijsturingssystematiek van het Psn.

3. Hoe voorkomt u dat andere bewindspersonen maatregelen treffen die haaks staan op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen?

Antwoord

Artikel 6, lid 3 van de Habitatrichtlijn stelt dat voor ieder plan of project wat significante gevolgen kan hebben voor een Natura2000-gebied een passende beoordeling moet worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied, waarbij ook rekening wordt gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen. Op basis hiervan zullen de bevoegde instanties slechts toestemming geven voor een plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. Dit is alleen met uitzondering van dwingende redenen van groot openbaar belang zoals de menselijke gezondheid en de openbare veiligheid, zoals beschreven in artikel 6, lid 4 van de Habitatrichtlijn.

De realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen is dus bij wet beschermd. Wel is het belangrijk dat er daarnaast ook een goede kennisbasis ten grondslag ligt aan besluitvorming en dat de verschillende factoren die invloed hebben op een natuurgebied in samenhang worden bekeken. Via het NPLG wordt per gebied in kaart gebracht hoe het met deze factoren staat om zo te weten welke maatregelen er nodig zijn. Hiervoor vinden ook toetsingen plaats om te zien of de essentiële ecologische informatie die nodig is voor besluitvorming aanwezig en onderbouwd is.

4. De titel van de LNV-begroting was «Perspectief voor landbouw en natuur». Wat is uw reflectie op de mate waarin dit perspectief in 2022 is geboden? Welke indicatoren gaat u opstellen om in toekomstige begrotingen en jaarverslagen inzicht te bieden in de voortgang daarvan?

Antwoord

Het kabinet zet zich op verschillende manieren in voor de toekomst van de landbouw en natuur. In 2022 is er, onder meer naar aanleiding van het rapport van de heer Remkes, gestart met de onderhandelingen om tot een landbouwakkoord te komen. Het proces om tot een landbouwakkoord te komen is beëindigd. Het kabinet zal mede op basis van de elementen uit de gevoerde gesprekken toewerken naar een kabinetsplan om invulling te geven aan het proces van de benodigde transitie.

Tegelijkertijd zijn er duidelijke kaders nodig en is het van belang om integraal en gebiedsgericht te werken. Via het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) bekijken onder meer provincies, ondernemers en terreinbeheerders per gebied wat nodig is voor een gezonde natuur, schoon water en schone lucht. Door meerdere opgaven tegelijk aan te pakken, wil de overheid voorkomen dat ondernemers op meerdere momenten te maken krijgen met verschillende eisen en regels. De provincies moesten op 1 juli 2023 hun 1e versie van de gebiedsprogramma’s klaar hebben.

Het Landbouwakkoord het vervolg daarop in de vorm van een kabinetsplan en het NPLG zijn dus belangrijke trajecten die zijn gestart en krijgen de volle aandacht van het kabinet om stappen voorwaarts te zetten in 2023 en verder. De urgentie is groot, maar de toekomst van de natuur en landbouw vraagt ook om een lange adem.

Eind 2022 is de website «De Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel» gelanceerd (Home – De Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel (staatvanlandbouwnatuurenvoedsel.nl). Deze website bevat een veelheid aan indicatoren en kengetallen. Het jaarlijkse rapport Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel biedt een nadere duiding van deze cijfers. Het ministerie onderzoekt op dit moment hoe ontwikkelingen op gebiedsniveau (realisatie NPLG, sociaaleconomische impact van het NPLG, in het bijzonder ook voor de landbouw(keten), prestaties op bedrijfsniveau (kpi’s voor kringlooplandbouw) en implementatie van GLB/NSP zo goed mogelijk en zo uniform mogelijk gemonitord en gepresenteerd kunnen worden.

5. Kunt u een overzicht geven van alle specifieke uitkeringen die aan medeoverheden zijn verstrekt ten behoeve van het natuurbeleid en het stikstofbeleid? Hoe gaat u zich over elk van die uitgaven verantwoorden?

Antwoord

Op 17 mei heeft de Minister van BZK uw Kamer met het Onderhoudsrapport specifieke uitkeringen (OSU) 2022 20 een overzicht gestuurd van alle specifieke uitkeringen die in 2022 aan medeoverheden zijn verstrekt. Van de in totaal 13 specifieke uitkeringen (€ 549 miljoen) vanuit LNV zijn er zes specifieke uitkeringen (€ 543 miljoen) verstrekt ten behoeve van natuur- en stikstofbeleid. Zie in het overzicht hieronder welke dat betreft.

L1 Regeling specifieke uitkeringen uitvoering Subsidieregeling sanering varkenshouderijen 1 € 10.000 5 € 45.690
L6 Regeling specifieke uitkeringen uitvoering Subsidieregeling sanering varkenshouderijen 32 € 4.700.000
L8 Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden 6 € 121.469.664
L16 Programma Natuur 12 € 214.471.548
L24 Voorbereidingskosten landelijk gebied en PAS-melders 12 € 13.940.603
L25 Provinciale versnellingsvoorstellen gebiedsgericht 10 € 187.983.949
1 Wet gemeenschappelijke regelingen (WGR)

Elke specifieke uitkering moet worden verantwoord via de zogeheten SiSa-systematiek (single information, single audit), waarbij er een accountantscontrole plaatsvindt op de uitgaven, zodat er zekerheid is over de rechtmatigheid van de bestedingen. Daarnaast is er per specifieke uitkering maatwerk in de gevraagde verantwoording. Zo wordt er bijvoorbeeld periodiek om een inhoudelijke tussenrapportage gevraagd bij het Programma Natuur (L16) en de provinciale versnellingsvoorstellen gebiedsgerichte aanpak (L25). Bij het niet tijdig indienen van verantwoordingsinformatie (SiSa) of het niet voldoen aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen, kan in voorkomend geval respectievelijk het maatregelenbeleid van het Ministerie van BZK of het terugvorderingsbeleid van het Ministerie van LNV worden toegepast.

6. Kunt u toelichten welke lessen zijn getrokken uit de 30 demo-bedrijven in 10 provincies (p. 59) die zijn gefinancierd? Zijn deze lessen breder toepasbaar/uitrolbaar?

Antwoord

De «demoregeling» als onderdeel van de Subsidiemodule Agrarische Bedrijfsadvisering en Educatie (Sabe) is een recente regeling. De eerste openstelling, waaraan 30 demobedrijven meedoen, is in de zomer van vorig jaar van start gegaan. De looptijd hiervan is drie jaar. Het is nu nog te vroeg om al «harde» lessen te trekken, want een formele (tussen)evaluatie van de Sabe-regeling zelf inclusief «de demoregeling», staat voor volgend jaar op de planning. Er is uiteraard wel al geleerd tijdens de uitvoering en deze lessen neem ik mee in een volgende openstelling van de demoregeling in oktober dit jaar.

Het doel van de demoregeling is boeren te inspireren en te leren over omschakeling naar duurzame landbouw. Ik zie dat de demoregeling voorziet in een behoefte. Ik heb bij de eerste openstelling veel aanvragen gekregen en ik heb moeten selecteren.

Ik vind het te prijzen dat zo veel agrarische ondernemers hun bedrijf als demobedrijf willen openstellen. Zij delen hun kennis en ervaringen over verduurzaming van hun eigen bedrijf.

Een belangrijke boodschap die ik hoor vanuit de demobedrijven is dat zij niet voorschrijven hoe andere agrariërs hun bedrijf moeten inrichten, maar dat zij laten zien op welke wijze zij werken om als inspiratie te dienen. Ieder bedrijf is immers uniek en heeft eigen kenmerken en kwaliteiten van de agrarisch ondernemer. De bezoekende agrariër kan eruit halen wat voor hem of haar het beste past.

Het is soms voor demobedrijven lastig andere agrariërs naar hun bedrijf te krijgen, doordat ze voorop lopen op ontwikkelingen of net een andere koers hebben dan veel andere boeren. De demobedrijven heb ik daarom ondersteund bij het vormen van een netwerk, waarin zij onderling ervaringen met voorlichtingsactiviteiten kunnen uitwisselen. Een belangrijke les is dat deze uitwisseling tussen demobedrijven zeer waardevol is. Het helpt deze bedrijven die duurzaam produceren bij het bereiken en ondersteunen van andere boeren.

7. Heeft u in 2022 concrete afspraken gemaakt met onze buurlanden over de reductie van stikstofemissies in die landen? Zo ja, welke afspraken zijn dat en wat zijn de gevolgen in Nederland? Zo nee, waarom niet en wat gaat u doen om alsnog tot dergelijke afspraken te komen?

Antwoord

De gesprekken die ik vorig jaar met mijn ambtgenoten van Vlaanderen en Duitsland heb gevoerd en de (hoog)ambtelijke overleggen die regelmatig plaatsvonden, hebben als inzet om te komen tot een gezamenlijke aanpak voor stikstofreductie en natuurverbetering aan weerszijden van de grens. Gelet op de problematiek in de grensregio wordt hierbij samengewerkt met betrokken provincies.

Met Vlaanderen is vorig jaar een gezamenlijke strategische agenda afgesproken. Hierbinnen wordt samen met onder meer de betrokken grensprovincies concreet gewerkt aan een afsprakenkader voor vergunningverlening en grensoverschrijdende pilots gericht op het tot stand brengen van een gemeenschappelijk feitenbeeld (inzicht in data), gezamenlijk natuurbeheer in Natura 2000-gebieden in de grensstreek en stikstofreductie. De op 10 maart door de Vlaamse regering goedgekeurde definitieve Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zal bij de daadwerkelijke uitvoering van het maatregelenpakket een positieve impact hebben op de natuur in Nederland.

Met Duitsland (op Bondsniveau) hebben we in 2022 en bij de grüne Woche in 2023 afgesproken om meer en structureel informatie- en kennis te delen, en intensiever samen te werken op onder meer natuurherstel/ behoud en emissiereductie. Ook met deelstaat Noordrijn-Westfalen heb ik eind vorig jaar afgesproken om meer te gaan samenwerken met daarbij ook aandacht voor de waterkwaliteit. Hierbij wordt samengewerkt met betreffende provincies maar ook waterschappen, en vindt steeds meer afstemming plaats met Duitse (regionale) partners.

Dit jaar blijf ik me vol inzetten om de samenwerking met de buurlanden verder invulling te geven. Hierbij geldt echter wel dat Nederland niet in de positie is om landen te dwingen afspraken te maken met Nederland over reductie van stikstofemissies.

8. De adviescommissie Burgerbetrokkenheid bij het klimaatbeleid (maart 2021) adviseerde om burgers meer te betrekken bij het klimaatbeleid. Vindt u het wenselijk burgers ook te betrekken bij het natuur- en stikstofbeleid? Zo ja, wat heeft u daartoe in 2022 gedaan en hoe beoogt u dit in de toekomst ter hand te nemen?

Antwoord

Het betrekken van de hele samenleving maakt nadrukkelijk ook in de toekomst deel uit van het natuurbeleid (van welk beleid het stikstofbeleid een onderdeel is). Dit komt onder meer tot uitdrukking in de stappen die Nederland gaat zetten om begin 2024 een Nationaal Biodiversiteit Strategie en Actieplan (NBSAP) afgerond te hebben. Bij dat plan, dat natuurbeleid en de integratie van dat beleid in een veelheid aan andere beleidsterreinen bevat, wordt nadrukkelijk een «whole of government» en ook een «whole of society approach» gehanteerd. Dat wil zeggen dat bij het opstellen van het beleid en de beleidsvoornemens die deel uitmaken van deze NBSAP de samenleving zoveel als mogelijk betrokken wordt.

Observaties en vragen ten aanzien van de informatiewaarde van de begroting

1. De begroting en het jaarverslag zijn slecht naast elkaar te lezen. Daardoor is het een enorme puzzel om informatie terug te vinden. Hierdoor levert het Jaarverslag veel onduidelijkheden op.

2. Er staan veel aanzienlijk mutaties in het Jaarverslag die niet goed worden toegelicht.

3. Het jaarverslag bevat veel kleine onduidelijkheden: geen consistent woordgebruik en de schalen bij sommige tabellen ontbreken bijvoorbeeld.

4. De informatievoorziening is erg verkokerd. Is het mogelijk te komen tot meer integrale communicatie naar de samenleving?

5. Er staat veel relevante informatie in de bijlage (bijvoorbeeld de indicatoren en kengetallen). Het is niet duidelijk waarom hiervoor is gekozen.

6. Waarom worden er geen infograhics of «stoplichten» gebruikt om de informatie helderder weer te geven?

7. Het Jaarverslag gaat meer in op de plannen dan op wat er is bereikt. Kunt u meer transparant zijn over wat er wel en niet is gelukt?

Antwoord

Voor het opstellen van begrotingstukken worden door alle ministeries de actuele Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) zoals opgesteld en gepubliceerd door het Ministerie van Financiën gevolgd. Daaruit volgt o.a. een aparte bijlage bij het jaarverslag met de indicatoren en kengetallen in plaats van als onderdeel van de beleidsartikelen, zoals dat in eerdere jaren gebeurde. Ook voor de teksten, toelichtingen op mutaties en de vormgeving worden in beginsel de RBV gevolgd.

De resultaten op de verschillende beleidsterreinen zijn toegelicht onder het onderdeel Beleidsconclusies in de beleidsartikelen. De belangrijkste focuspunten van het afgelopen jaar vindt u onder de beleidsprioriteiten in het onderdeel beleidsverslag. Suggesties informatievoorziening en presentatiewijze te verbeteren worden uiteraard meegenomen richting het volgende jaarverslag.


  1. Kamerstuk 36 100 XIV, nr. 6↩︎

  2. EUR-Lex – 32023R0340 – EN – EUR-Lex (europa.eu)↩︎

  3. Natuur in Nederland – Stand van zaken eind 2021 en ontwikkelingen in 2022 (bij12.nl)↩︎

  4. https://www.ncadierproevenbeleid.nl/adviezen-ncad/documenten/brochure/2019/3/26/handreiking-synthesis-of-evidence-in-proefdieronderzoek↩︎

  5. https://www.aerius.nl/files/media/notitie_effect_snelheidsverlaging_op_rijkswegen_c2020.pdf↩︎

  6. Nieuw bos in Natuurnetwerk Nederland – fase 2 | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  7. Handreiking voor de gebiedsprogramma’s Nationaal Programma Landelijk Gebied | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  8. Kamerstuk 36 163, nr. 3, p. 1 en 2.↩︎

  9. Kamerstuk 36 163, nr. 3, p. 1 en 2.↩︎

  10. https://www.oecd.org/↩︎

  11. https://www.centralecommissiedierproeven.nl/onderwerpen/niet-technische-samenvatting↩︎

  12. https://webgate.ec.europa.eu/envdataportal/web/resources/alures/submission/nts/list↩︎

  13. Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 63.↩︎

  14. Kamerstuk 28 286, nr. 1286.↩︎

  15. Kamerstuk 35 830 XIV, nr. 10.↩︎

  16. Monitor stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden 2022. Uitgangssituatie voor de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering | RIVM.↩︎

  17. Kamerstuk 35 334, nr. 182↩︎

  18. Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 114↩︎

  19. Kamerstukken 34 682 en 35 334, nr. 108.↩︎

  20. Kamerstuk 36 200 B, nr. 16.↩︎