[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwikkelingen proces eventuele verkoop TenneT Duitsland

Deelnemingenbeleid Rijksoverheid

Brief regering

Nummer: 2023D31646, datum: 2023-07-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-28165-409).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 28165 -409 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid.

Onderdeel van zaak 2023Z13327:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid

Nr. 409 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juli 2023

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister voor Klimaat en Energie, over de laatste ontwikkelingen in het proces rondom een eventuele verkoop van TenneT Duitsland.

Zoals bekend, onderzoekt het kabinet momenteel of een volledige verkoop van TenneT Duitsland aan de Duitse staat onder acceptabele voorwaarden mogelijk is. Op basis van een brede weging van verschillende factoren zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 24 februari jl.1 van de Minister voor Klimaat en Energie en mijzelf beschouwt het kabinet dit als voorkeursscenario. Daarbij zijn wel drie randvoorwaarden geformuleerd:

a) De continuïteit van de Nederlandse operatie mag door een splitsingsproces niet in gevaar komen.

b) De belangrijkste synergievoordelen moeten zo veel mogelijk behouden blijven door middel van samenwerkingsafspraken tussen zowel TenneT Nederland en TenneT Duitsland als beide staten.

c) Een volledige verkoop van TenneT Duitsland is alleen aan de orde tegen een overtuigende en marktconforme prijs, die de waarde van het bedrijf weerspiegelt.

Pas als duidelijk is of een transactie onder deze voorwaarden mogelijk is, kan het kabinet definitief besluiten of een volledige verkoop van TenneT Duitsland inderdaad wenselijk is. Tot die tijd worden geen onomkeerbare stappen gezet.

In het tweeminutendebat van 25 mei jl. heb ik aangegeven een «niet volledig niet-bindend bod» te hebben ontvangen (Handelingen II 2022/23, nr. 85, item 7). Dat wil zeggen dat de Duitse staat in verkennende gesprekken een eerste indicatie heeft gegeven van hun visie op de waardering van TenneT Duitsland, maar nog geen formeel niet-bindend bod uitgebracht heeft. Dit is pas aan de orde als beide partijen er comfortabel mee zijn dat dit bod voldoende perspectief biedt op een succesvolle transactie. Hoewel de onderhandelingen in constructieve sfeer verlopen, zijn er op een aantal belangrijke elementen nog materiële verschillen die overbrugd moeten worden. Om hangende deze gesprekken zo veel mogelijk voortgang te blijven maken, is nu besloten om toe te werken naar een (zo goed als) volledig conceptakkoord op de transactievoorwaarden. Of dat mogelijk is zal na de zomer moeten blijken. Indien en wanneer een conceptakkoord wordt bereikt, informeer ik u opnieuw.

Ik hecht eraan te benadrukken dat een eventueel conceptakkoord niet direct tot definitieve besluitvorming zal leiden. Het uitgangspunt blijft dat er geen definitief besluit wordt genomen en er geen onomkeerbare stappen worden gezet, voordat de Minister voor Klimaat en Energie en ik met uw Kamer over de (voorlopige) uitkomst van de onderhandelingen van gedachten hebben gewisseld. Dit is ook aan de Duitse staat bekend gemaakt. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief van 24 februari jl. zijn er terugvalopties voor het geval een transactie tegen acceptabele voorwaarden niet haalbaar zou blijken.

De hierboven beschreven ontwikkelingen in het proces hebben consequenties voor de tijdlijnen van een eventuele transactie. Hoewel initieel werd gestreefd naar ondertekening en afronding van de transactie vóór 2024, is er een reële kans dat een eventuele transactie pas in 2024 afgerond zal kunnen worden. Vooralsnog wordt niet voorzien dat dit tot onaanvaardbare gevolgen voor het bedrijf zou leiden. Zoals bekend2, ontstaat er in 2024 niet alleen een kapitaalbehoefte voor TenneT Nederland (laatste schatting: ca. € 1 miljard) maar ook voor TenneT Duitsland. Deze wordt momenteel geraamd op ca. € 3,6 miljard. Waar er eerst van werd uitgegaan dat er al begin 2024 voor de kapitaalbehoefte van TenneT Nederland en TenneT Duitsland zou moeten worden gestort, is het op basis van nieuwe inzichten en ontwikkelingen mogelijk om pas later in 2024 in deze kapitaalbehoefte te voorzien. Er is dus ruimte om wat meer tijd te nemen om een zorgvuldig onderhandelingsproces te doorlopen voordat er een kapitaalbehoefte ontstaat. TenneT is uiteraard ook gebaat bij een zorgvuldig onderhandelingsproces, al wil TenneT de werknemers begrijpelijkerwijs niet langer dan nodig in onduidelijkheid laten. De inspanningen van TenneT en het kabinet zijn erop gericht de juiste balans tussen snelheid en zorgvuldigheid te vinden. Mocht de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland desondanks al moeten worden ingevuld voordat een eventuele transactie met de Duitse staat of een terugvaloptie is afgerond, ben ik zoals eerder toegezegd3 eventueel bereid om deze te overbruggen totdat er een alternatieve oplossing voor deze kapitaalbehoefte gevonden is.

In aanvulling op het bovenstaande kom ik in deze brief graag terug op een aantal toezeggingen die ik heb gedaan in het Commissiedebat van 19 april jl.4 over de toekomst van TenneT Duitsland. Ik heb toen toegezegd uw Kamer nadere informatie te sturen over hoe Eurostat is omgegaan met kapitaalinjecties in TenneT bij de berekeningen rondom het EMU-saldo. In de zomer van 2018 heeft het CBS mede namens het Ministerie van Financiën Eurostat om advies gevraagd over de verwerking in het EMU-saldo van kapitaalinjecties in TenneT. De belangrijkste conclusie van Eurostat was dat TenneT onvoldoende bevoegd is om zelfstandig te beslissen over de aanwending van ontvangen gelden van de kapitaalinjecties. Volgens Eurostat voert TenneT met deze gelden de facto overheidsbeleid uit. Die notie was doorslaggevend voor Eurostat om de kapitaalinjecties in TenneT te bestempelen als relevant voor het EMU-saldo ex artikel 20198(b) van het ESA2010. Dat artikel schrijft namelijk voor dat kapitaalinjecties, waar onvoldoende bestedingsvrijheid is voor de ontvanger, ten laste van het EMU-saldo gebracht dienen te worden. Hiermee is het niet langer mogelijk om kapitaalinjecties in TenneT te behandelen als financiële transacties, die niet relevant zijn voor het EMU-saldo. Eurostat heeft dit methodologische advies – zoals gebruikelijk – gepubliceerd op haar website. CBS en mijn ministerie verwerken kapitaalinjecties in TenneT conform dit advies.

Ook heb ik toegezegd schriftelijk terug te komen op een aantal cijfermatige vragen van de heer Van Dijck «over onder meer de accountancymethoden die toegepast zijn op de winst- dan wel verliesstatus van TenneT en de dividenden en dat soort zaken». TenneT is verplicht om IFRS als waarderingsgrondslag voor de jaarrekening toe te passen. IFRS is de internationale waarderingsgrondslag die voor onder andere alle beursgenoteerde bedrijven geldt. Onder IFRS is het niet toegestaan om kosten die in 2022 gemaakt zijn en in de toekomst in de tarieven verwerkt worden ook in datzelfde jaar als opbrengsten te verantwoorden. Het is echter wel logisch om op deze manier naar deze kosten te kijken, omdat deze kosten via de regulering in de jaren daarna worden vergoed. TenneT weet dus van tevoren dat ze gecompenseerd gaat worden voor deze kosten. Om dit effect wel mee te nemen heeft TenneT, naast de verplichte IFRS grondslag, haar eigen waarderingsgrondslag genaamd «Underlying». TenneT stuurt hier intern ook op. Extern wordt Underlying gehanteerd in het persbericht, het bestuursverslag en in de toelichting bij hoofdstuk twee van de jaarrekening. Op basis van IFRS is in 2022 een resultaat na belastingen gerealiseerd van EUR 879 miljoen negatief terwijl op basis van Underlying het resultaat EUR 671 miljoen positief bedraagt. Dit verschil wordt voornamelijk verklaard door de gestegen kosten voor systeembeheer als gevolg van hogere energieprijzen. De verschillen tussen IFRS en Underlying zijn daardoor de laatste twee jaar significant gestegen.

Tot slot verwijs ik voor de overige cijfermatige vragen van de heer Van Dijck naar de brief van 24 februari jl. en mijn antwoord op vraag 1 van de schriftelijke vragen die uw Kamer naar aanleiding van die brief heeft gesteld.

De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag


  1. Kamerstuk 28 165, nr. 386.↩︎

  2. Kamerstuk 28 165, nr. 386.↩︎

  3. Kamerstuk 28 165, nr. 391.↩︎

  4. Kamerstuk 28 165, nr. 391.↩︎