[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over de brief van de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige zorg (Kamerstuk 32847-1047)

Integrale visie op de woningmarkt

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D31928, datum: 2023-07-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D31928).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z11031:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D31928 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) over haar reactie op het verzoek van de commissie over de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige zorg1.

De voorzitter van de commissie,

Smals

De adjunct-griffier van de commissie,

Heller

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

II. Reactie van de Minister

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor LZS. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat de woningbouwambitie voor ouderen onveranderd is en dat voor elke locatie die vertraagt is een andere locatie moet worden aangewezen of versneld. Hoe wordt erop toegezien dat dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt? Wordt er ook rekening gehouden met de regionale verdeling bij het aanwijzen van deze nieuwe locaties?

Genoemde leden lezen dat uit de regiomonitor van 2022 van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) blijkt dat zorgaanbieders plannen hebben voor een uitbreiding met 19.920 plekken. Dit aantal is niet voldoende om de doelstelling te behalen. Op welke manier wordt alles op alles gezet om deze doelen wel te halen? Wat is de prioritering hierbij? En wat is de termijn om de actietafels te organiseren om de doelstellingen voor wonen en zorg te bewaken? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de Minister voor VRO hier ook prioriteit aan stelt in de gehele woningbouwopgave?

Genoemde leden vinden het goed dat de Minister ook haar verantwoordelijkheid neemt om de gemeenten aan te spreken om een gemeentelijk volkshuisvestingprogramma op te stellen. Wat de leden van de VVD-fractie betreft mag dit een stevigere inzet zijn dan enkel gemeenten aan te spreken. Wat zijn de middelen die de Minister voor LZS en de Minister voor VRO hebben als de doelen van dit programma niet gehaald worden? Zijn er dan alternatieven zoals tijdelijke/containerwoningen die ingezet kunnen worden?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van de Minister om ook te investeren in zorgverlening die minder afhankelijk is van het bouwproces. Wordt de vergunningverlening van eventuele verbouwingen die in bestaande woningen moeten gebeuren versoepeld? Zo ja, wordt erop toegezien dat dit in alle gemeentes zo uniform mogelijk wordt, om regionale verschillen tegen te gaan? En hoe worden mensen waar dit een oplossing voor zou zijn hierover geïnformeerd? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de landelijke versoepeling die de Minister voor VRO aan wil brengen als het gaat om de bouw van mantelzorgwoningen, zoals toegezegd in het debat over de woon- en zorgplannen voor ouderen op 23 maart 2023.

Tot slot kijken de leden van de VVD-fractie uit naar de update van de voorgang van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO).

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de bouwambities met betrekking tot de langdurige zorg. De Minister schrijft dat de ambities onveranderd blijven, ondanks de obstakels in de bouwsector. De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de Minister een tijdspad kan schetsen voor het uitvoeren van motie Sahla2, zodat er een inschatting gemaakt kan worden of de bouwplannen op tijd gereed zullen zijn voor 2030. En heeft de Minister een ijkmoment waarop de knoop wordt doorgehakt of de ambities daadwerkelijk nog realistisch zijn?

Voor de realisatie van woningen verwijst de Minister naar regionale woondeal. Tegelijkertijd constateren deze leden dat de Minister voor VRO al geruime tijd aan de gemeenten vraagt om woonzorgvisies op te stellen om het vraag en aanbod van zorg in kaart te brengen. De deadline voor de woonzorgvisies is recentelijk weer vooruitgeschoven. Kan de Minister toelichten wat de reden is van dit uitstel en hoe de woonzorgvisies zich verhouden tot de regionale woondeals? Wat is de procedure, bijvoorbeeld, als er tegenstrijdige opgaven worden opgenomen in een woondeal en opzichte van een woonzorgvisie? En kan de Minister toelichten in hoeverre de Minister voor VRO dwingend kan en gaat optreden als gemeenten de gestelde deadline voor het opstellen van een woonzorgvisie niet haalt?

Tenslotte, deze leden zien graag een toelichting met betrekking tot het stimuleringsbudget Wet langdurige zorg (Wlz) (€ 70 miljoen per jaar), wat in het kader van het scheiden van wonen en zorg wordt ingezet. Kan de Minister toelichten hoe dit budget is besteed en hoe dit bedrag is verantwoord?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op het verzoek van de commissie over de brief van de Minister voor VRO over de bouwambities, met hierin een toelichting op de gevolgen voor de langdurige zorg, en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie willen van de Minister weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen reeds vergund zijn en snel gebouwd kunnen worden. Verder willen zij van haar weten hoeveel nultredenwoningen, geclusterde woningen of verpleegzorgwoningen er op korte termijn vergund zullen gaan worden. Hoe wordt de bouw van deze woningen gefinancierd?

Hoe zorgen de «actietafels» er concreet voor dat er daadwerkelijk actie wordt ondernomen? Hoe zorgt de Minister ervoor dat dit initiatief niet weer verzandt in het zand van de beoogde bouwplaatsen?

Het kabinet stelt ruim een half miljard euro beschikbaar voor de start-bouwimpuls (minimaal € 250 miljoen) en de versnelde realisatie van flexwoningen (€ 300 miljoen). Wat hebben ouderen hieraan, zo willen de leden van de PVV-fractie weten. Bovendien was het antwoord van de Minister op vraag 45 in de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag VWS 2020 dat (deze) ruim € 300 miljoen wordt ingezet om de bouw van flexwoningen voor onder andere statushouders en Oekraïense ontheemden te stimuleren. Dan blijft er niet veel meer over om huizen te bouwen voor ouderen. Kan de Minister concreet aangeven hoeveel van deze ruim half miljard euro wordt uitgetrokken om daadwerkelijk huisvesting voor ouderen en zorgbehoevenden te realiseren?

Er zijn tot 2030 290.000 extra nultredenwoningen nodig, maar de bouwsector heeft het moeilijk. Wat gebeurt er als deze woningen niet gerealiseerd worden?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Minister uit te leggen wat de ouderen van nu concreet gaan merken van de wet Versterking Regie Volkshuisvesting Wat houdt deze wet precies in en hoe gaat deze wet ervoor zorgen dat de bouwduur van huizen in dit overgereguleerde en űber-gebureaucratiseerde land met meer dan de helft wordt bekort?

Zorgaanbieders hebben plannen voor uitbereiding met 18.920 plekken. Zit in dit aantal ook de 4.800 eerdergenoemde nog te realiseren verpleeghuisplekken? Zo ja, wat is er gebeurd met de plannen voor 18.111 geclusterde verpleegzorgplekken van de sector voor 2021–2027? Hoeveel van de 18.920 plekken kunnen op korte termijn worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen? Wanneer verwacht de Minister dat de eerste plekken gerealiseerd zullen zijn?

Kan de Minister alstublieft in éen keer een goed overzicht geven van de aantallen extra nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken die er nodig zijn in 2030 en 2040? Kan de Minister dit in een tabel weergeven? Kan de Minister per woonvorm (nultredenwoningen, geclusterde woningen, verpleegZORGwoningen en verpleegHUISplekken) de voorwaarden, criteria, rechten en plichten aangeven?

Kan de Minister aangeven hoe zij de € 312 miljoen gaat investeren om de bouw van geclusterde verpleegzorgplekken te realiseren?

Hoe kan de Minister garanderen dat er voor mensen voor wie zorg thuis niet langer een optie is, in de toekomst een plek in het verpleeghuis beschikbaar is en blijft?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie lezen dat specifiek voor de verpleegzorgplekken ZN plannen heeft voor uitbreiding met 18.920 plekken tot en met 2027, terwijl de doelstelling 40.000 plekken in 2030 is. In de brief geeft de Minister zelf ook aan dat dit lager dan de doelstelling is, maar dat men ook in overweging moet nemen dat de tijdshorizon anders is. Een simpele rekensom laat echter zien dat als men spreekt over 18.920 plekken tot en met 2027 dit gemiddeld zo’n 4.204 plekken per jaar betekent (18.920 gedeeld door 4,5 jaar3). Om de doelstelling van 40.000 te halen per 2030 betekent dat er in 2028 en 2029 nog 21.080 plekken bij moeten komen. Dit betekent dat men voor die laatste twee jaar van 4.204 plekken per jaar er opgeschaald moet worden naar 10.540 plekken per jaar. Hoe denkt de Minister dit voor elkaar te krijgen? Is een dergelijke opschaling in die laatste twee jaar wel realistisch? Daarnaast vallen onder deze 18.920 verpleegzorgplekken ook verpleeghuisplekken. Hoe ziet de verdeling tussen verpleegzorgplekken en verpleeghuisplekken eruit voor zowel deze 18.920 plekken als voor de ambitie voor 2030? Verder is er op dit moment al een grote behoefte aan specifiek meer verpleeghuisplekken. Welke maatregelen gaat de Minister op korte termijn nemen om de mensen die nu op de wachtlijst staan voor een plek in het verpleeghuis en voor wie zorg thuis echt niet langer een optie is, alsnog een plek te bieden?

Genoemde leden lezen ook dat de Minister de knelpunten in de bouw voor woningen voor ouderen vooral wil aanpakken via subsidies. In eerdere verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer is naar voren gekomen dat subsidies verstrekt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) niet altijd doelmatig en/of doeltreffend zijn. Kan de Minister de doelmatigheid en doeltreffendheid van deze (toekomstige) stimuleringsregelingen onderbouwen? Hoe zal de Minister de rechtmatigheid van deze stimuleringsregelingen nagaan?

Tot slot zijn genoemde leden benieuwd naar de betaalbaarheid van de 290.000 woningen die voor ouderen gecreëerd zullen worden. Kan de Minister betaalbaarheid definiëren en aangeven hoe dit toegepast gaat worden op de 290.000 woningen voor ouderen? Verder zijn genoemde leden benieuwd in hoeverre de woonwensen van (toekomstige) ouderen en hun zorgverleners worden meegewogen in het ontwerp van deze woningen. Hoe zien de buurten eruit waar deze woningen voor ouderen gebouwd worden? Worden zaken als het ontwerpen van een dementievriendelijke buurt voldoende meegenomen in de bouwplannen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling de reactie van de Minister gelezen op de brief van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over de bouwambities, en de gevolgen voor de langdurige zorg. Deze leden hebben al diverse malen gewezen op de onrealistische bouwambities en met name op de gevolgen daarvan voor mensen die afhankelijk zijn van langdurige zorg. Zij vragen een overzicht van de keren dat de Kamer de Minister heeft gewezen op het feit dat de bouwambities niet gehaald zouden worden en de gevolgen voor de langdurige zorg, met name de gevolgen voor de benodigde woningen waar mensen zorg thuis zouden moeten krijgen. Sinds wanneer heeft de Kamer hierop gewezen en wat heeft de Minister precies vanaf toen gedaan om te anticiperen op de gevolgen van de falende bouwplannen en de zorg voor ouderen, thuis of in een verpleeghuis, overeind te houden? Welke aanvullende maatregelen heeft zij ingezet?

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe realistisch de ambitie is om tussen nu en 2030 290.000 geschikte woningen voor ouderen te realiseren (170.000 nultredenwoningen, 80.000 geclusterde woonvormen en 40.000 verpleegzorgplekken). Wat zijn de gevolgen voor ouderen als deze ambitie niet gehaald wordt? Hoe zien de tussenstappen per jaar er uit? Hoe houdt de Minister voor LZS de vinger aan de pols en zorgt zij ervoor dat onmiddellijk ingegrepen kan worden en alternatieve maatregelen klaarliggen voor als de ambitie niet wordt gehaald? Welke alternatieve maatregelen zijn dan beschikbaar?

De leden van de PvdA-fractie lezen met verbazing dat zorgaanbieders plannen hebben voor uitbreiding met 18.920 plekken tot 2027 en dat de Minister stelt dat dit weliswaar lager is dan de doelstelling van 40.000 extra plekken per 2030, maar dat dit een inventarisatie betreft voor plannen tot en met 2027, terwijl de tijdshorizon voor de 40.000 plekken 2030 is. Denkt de Minister dan dat in de periode 2027–2030, de overgebleven drie jaar, nog 21.080 plekken gerealiseerd kunnen worden? Waarop is deze verwachting gebaseerd?

De leden van de PvdA-fractie zijn het met de Minister eens dat het van belang is dat de bestaande uitbreidingsplannen zo snel mogelijk worden uitgewerkt tot concrete bouwplannen. Hoe gaat de Minister hiervoor zorgen? Van wie is dat afhankelijk en wie is hiervoor uiteindelijk verantwoordelijk? Als de Minister meent dat zij hiervoor niet eindverantwoordelijk is, is zij het dan met de leden van de PvdA-fractie eens dat zij dan in ieder geval alternatieven moet hebben klaarliggen? En als zij wel eindverantwoordelijk is, welk tijdspad wordt dan gehanteerd, hoeveel plekken worden er per jaar gerealiseerd? Of denkt de Minister dit naar de volgende regeerperiode te kunnen schuiven? Hoe neemt zij dan haar verantwoordelijkheid voor voldoende zorg voor ouderen?

De leden van de PvdA-fractie vragen om in de nadere concretisering van de voornemens voor woningen voor ouderen eind, die 2023 gereed moet zijn, een duidelijk tijdspad op te nemen. Ook vragen zij haar dit vóór de volgende begrotingsbehandeling aan de Kamer te doen toekomen.

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie van de Minister op het feit dat de publicatie van de «Nota van inlichtingen meerjarig inkoopbeleid Wlz» is uitgesteld door ZN omdat verpleeghuizen in alle zorgkantoorregio’s massaal gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om vragen te stellen en daarmee bezwaar te maken tegen het nieuwe meerjarige inkoopbeleid Wlz dat op 1 juni is gepubliceerd. Klopt het dat de verlaging van het budgettair kader Wlz voor volgend jaar met 1.2 procent, oplopen tot 3 procent in 2026, betekent dat de sector ouderenzorg tot 2026 € 12 miljoen moet bezuinigen en dat dit vooral uit de meerjarige contracten moet komen? Wat vindt zij van het protest van de zorgorganisaties tegen de onderbouwing van het richttariefpercentage, omdat zij voorzien dat dit tariefpercentage onvoldoende kostendekkend is voor een groot deel van de sector, zo vragen deze leden haar. Wat zijn de gevolgen in de praktijk, met name voor ouderen die zorg nodig hebben, als dit werkelijk het geval blijkt te zijn?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de onderhavige stukken. Hier heeft zij nog een aantal vragen over.

De Minister schrijft in haar brief € 312 miljoen vrij te maken voor geclusterde verpleegzorgplekken. Het lid van de BBB-fractie juicht dit van harte toe. Dit maakt zorg dichter bij huis, toegankelijker en verhelpt eenzaamheid. Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister hoeveel mensen voor de € 312 miljoen in deze vorm kunnen worden gehuisvest.

Verder schrijft de Minister dat zij samen met de Minister voor VRO in gesprek is met alle regio’s om 290.000 ouderenwoningen te bouwen voor 2030. Dit is een zeer ambitieus streven waarvan genoemd lid zich afvraagt of dit gaat lukken, al heeft zij goede hoop. Het lid van de BBB-fractie ziet graag dat de woningen eerlijk verspreid worden over alle gebieden in ons land. Wat betreft de voorgenomen 290.000 ouderenwoningen die gemeenten moeten gaan bouwen: waar gaan deze ouderenwoningen komen? Het lid van de BBB-fractie begrijpt dat de Minister dit nog niet precies in kaart heeft, omdat het proces nog in de planningsfase zit. Het lid van de BBB-fractie vraagt aan de Ministers of er voldoende rekening gehouden wordt met landelijke gebieden.

Het lid van de BBB-fractie vindt het uiterst belangrijk dat alle regio’s in Nederland gelijk behandeld gaan worden. Kan de Minister toezeggen dat de 290.000 huizen en de € 312 miljoen voor geclusterde ouderenwoningen evenredig verspreid zullen worden over Nederland? Als de Minister dit niet kan, kan zij uitleggen waarom niet?

II. Reactie van de Minister


  1. Kamerstuk 32 847, nr. 1047.↩︎

  2. Kamerstuk 31 765, nr. 755.↩︎

  3. De helft van 2023, 2024, 2025, 2026 en 2027.↩︎