Antwoord op vragen van het lid Mutluer over criminele uitbuiting van basisscholieren
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2023D33926, datum: 2023-08-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20222023-3377).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (VVD)
Onderdeel van zaak 2023Z10620:
- Gericht aan: D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
- Indiener: S. Mutluer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (đ origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2022-2023 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
3377
Vragen van het lid Mutluer (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over criminele uitbuiting van basisscholieren (ingezonden 12Â juni 2023).
Antwoord van Minister YeĆilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) en van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 18 augustus 2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022â2023, nr. 3075.
Vraag 1
Kent u het bericht «Basisscholieren Delfshaven geronseld voor drugscriminaliteit» en herinnert u zich de antwoorden op vragen van de leden Mutluer en Mohandis over criminelen die schoolkinderen ronselen met snus en kent u het onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel naar strafrechtelijke aanpak van criminele uitbuiting?1, 2, 3
Antwoord 1
Ja, wij zijn bekend met het bericht over basisscholieren in Delfshaven die worden geronseld voor drugscriminaliteit. Daarmee is het Ministerie van Justitie en Veiligheid ook bekend met het onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) naar de strafrechtelijke aanpak van criminele uitbuiting. Dit onderzoek is in 2020 gestart in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.
Vraag 2
Kent u naast de bovengenoemde stukken meer recente signalen over het ronselen van basisscholieren door criminelen? Zo ja, wat zijn die signalen? Zo nee, acht u het wenselijk om meer informatie over dit probleem te vergaren en hoe gaat u daar voor zorgen?
Antwoord 2
Op dit moment bestaat geen (totaal)beeld van het aantal signalen of op welke manier en in welke omvang scholieren en studenten worden geronseld door criminelen. Onderwijsinstellingen staan midden in de maatschappij, waardoor het aannemelijk is dat scholen ook in meer of mindere mate te maken hebben met criminaliteit en ondermijning. In dit verband wordt ook verwezen naar de beantwoording van de Kamervragen van de leden Kuik en Bikker van 6 juni jl. over het project «Onder mijn Ogen», dat wordt gebruikt op een aantal mbo-scholen in Noord-Brabant. Hierin staat meer informatie over de taken en verantwoordelijkheden en beschikbare handreikingen en instrumenten van en voor scholen.
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 1, is in 2020 een landelijk onderzoek gedaan naar de aard en omvang en strafrechtelijke aanpak van criminele uitbuiting, als onderdeel van de integrale aanpak criminele uitbuiting. Aan dit onderzoek hebben in totaal 153Â onderwijsinstellingen meegewerkt: 96Â basisscholen en 57Â middelbare scholen. Vijftien van de 240 bevraagde eerstelijns professionals geeft in het onderzoek aan dat minstens Ă©Ă©n van de slachtoffers is geworven of geronseld op of rondom een basisschool (6%).
Daar waar politie signalen herkent van het ronselen van scholieren door criminelen betreft het met name scholieren van de middelbare school. Daarbij ziet de politie dat de leeftijd van de geronselde scholieren steeds lager wordt en het ook brugklasleerlingen betreft. De beperkte signalen die (eventueel bij politie) bekend zijn, hebben tot op heden nog niet tot een opsporingsonderzoek geleid. Vanuit de praktijk en onderzoek is bekend dat er ook basisschoolleerlingen worden geronseld.
Vraag 3
Welke acties zijn tot nu toe ondernomen naar aanleiding van signalen over het ronselen van minderjarigen door criminelen en met welk resultaat?
Antwoord 3
Graag wordt verwezen naar de recente aan uw Kamer toegezonden Kamerbrief inzake de aanpak van criminele uitbuiting.4
De sleutel tot een succesvolle aanpak van criminele uitbuiting ligt bij bewustwording, goede signalering, intensieve en integrale samenwerking tussen vele partijen, waaronder scholen. Scholen beschikken over handreikingen en instrumenten om leerlingen en studenten die zorgwekkend gedrag vertonen in beeld te krijgen en â indien nodig â in te grijpen. Op dit moment werkt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een «meldplicht ernstige veiligheidsincidenten» in het funderend onderwijs. Hierdoor geldt straks dat voor ernstige incidenten een melding moet worden gedaan bij de Inspectie van het Onderwijs. Naast het melden van incident omtrent het bezit, handel in of gebruik van vuurwapens, kunnen hier ook andere vormen van ondermijning onder vallen die ernstige sociale, fysieke of psychische gevolgen hebben voor een leerling, ouder of personeelslid. De Inspectie bekijkt vervolgens de meldingen en neemt zo nodig contact op met de school voor nadere toelichting, overleg of onderzoek. Onderdeel van dit overleg kan ook zijn dat de Inspectie de school oplegt dat zij aangifte moet doen van het incident bij de politie. Deze meldplicht van de school bij de Inspectie heeft als doel toe te zien op de kwaliteit van het veiligheidsbeleid op school en de inzet daarvan door het bestuur te toetsen. Het hiertoe benodigde wetsvoorstel «Vrij en Veilig Onderwijs» gaat binnenkort in internetconsultatie. Scholen kunnen, ook zonder deze verplichting, nu al een melding maken bij de Inspectie van een situatie waar zorgen over zijn. Zij kunnen bij incidenten omtrent seksueel misbruik, seksuele intimidatie, ernstig fysiek of psychisch geweld en discriminatie of radicalisering ook terecht bij een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs.
Aanvullend bestaan er diverse instrumenten en workshops die scholen kunnen inzetten om hun docenten bewuster te maken van de signalen en aanwezigheid van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit of criminele uitbuiting. Het Ministerie van JenV heeft in 2021 een subsidie verleend aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) voor de ontwikkeling van het spel «Onder mijn Ogen». Eind 2022 is een gebruikersevaluatie gedaan door het CCV onder deelnemende docenten na de eerste proeflessen. Het spel maakt docenten bewust van signalen van ondermijnend gedrag van studenten. Omdat het onderwerp op school met de eigen collegaâs wordt besproken, is de drempel daarna lager om eventuele zorgen en signalen bij de zorgcollegaâs neer te leggen. Over het algemeen blijkt uit de evaluatie dat het spelen van het spel als zinvol is ervaren om gezamenlijk met collegaâs over het onderwerp ondermijning te spreken.
Met diverse partners wordt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid breed ingezet op de bestrijding van alle vormen van mensenhandel, onder andere door het vergroten van bewustwording en versterken van signalering door (zorg)professionals. Het is in het kader van bewustwording en preventie belangrijk dat vanuit scholen voorlichting wordt gegeven over mensenhandel. In praktijk gebeurt dit ook.
Zo wordt in de provincie Noord-Holland ingezet op de aanpak van criminele uitbuiting door middel van een modulaire toolkit. Deze bevat een gratis lespakket, bestaande uit een film en een interactieve lesmodule, waarmee op VO-scholen en in groep 8 van het basisonderwijs voorlichting gegeven kan worden aan leerlingen en de professionals die met hen in aanraking komen. In de interactieve les kunnen leerlingen via een fictief app-gesprek praten met de personages uit de film.
Uit het onderzoek van het CKM blijkt dat slachtoffers met name op straat of openbare hangplekken worden benaderd, maar het komt ook voor dat daders op locaties ronselen waar inherent kwetsbare personen zijn, zoals bijvoorbeeld basisscholen, praktijkonderwijsinstellingen en zorginstellingen. Ook zien de respondenten een steeds belangrijkere en toenemende rol voor sociale media bij het ronselen van nieuwe slachtoffers. Slachtoffers vragen zelden om hulp, onder meer vanwege het feit dat zij zichzelf niet als slachtoffer zien, angst hebben voor represailles vanuit de uitbuiter(s) of omdat zij bang zijn zelf te worden gestraft voor de onder dwang gepleegde criminaliteit. Om een veilige omgeving voor slachtoffers te creëren en om het zicht op de aard en omvang van criminele uitbuiting te vergroten, is het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit jaar gestart met het financieren van een tweejarige pilot. Met de tweejarige pilot, uitgevoerd door het CKM, wordt een online, landelijk hulpplatform gelanceerd, waarop slachtoffers van gedwongen criminaliteit of hun omgeving kunnen chatten met professionele hulpverleners. Deze hulpverleners verschaffen informatie, ondersteunen slachtoffers, bieden een luisterend oor en proberen hen (waar mogelijk) uit de anonimiteit te halen en te bewegen richting lokale hulpverlening, ondersteuning en/of opsporingsinstanties. Het platform zal naar verwachting in (het najaar van) 2023 «live» gaan.
Ten slotte wordt in het kader van «Preventie met gezag» in veel gemeenten ingezet op het herkennen van de signalen van criminele uitbuiting onder jongeren en het vervolgens inzetten van de passende interventies. Omdat verschillen in problematiek verschillende oplossingen en interventies vragen, wordt altijd gekeken naar de lokale problematiek en wordt op basis daarvan maatwerk geboden. In een aantal gemeenten betekent dit dat wordt ingezet op het verhogen van kennis bij professionals over het signaleren en aanpakken van uitbuiting of jonge aanwas. Ook zetten sommige gemeenten in op de ontwikkeling of versterking van de Veilig In en Om School (VIOS)-aanpak. De rol van de gemeente is hierbij van groot belang. De gemeente kan met de politie, jeugdzorg, jongerenwerk en de scholen afspraken maken (veiligheidsconvenanten) om gezamenlijk jeugdcriminaliteit aan te pakken. Preventie met gezag is een lerende aanpak waarin continu kennis wordt uitgewisseld via een lerend netwerk. Schoolveiligheid en criminele uitbuiting zal hier ook in worden besproken. Daarnaast zetten we ons in voor de verspreiding van geleerde lessen over de rest van Nederland. Uw Kamer wordt voor meer informatie verwezen naar de recent door de Minister van Justitie en Veiligheid toegezonden brief inzake Preventie met Gezag.5
Vraag 4
Is er bij het inzetten van basisscholieren door criminelen per definitie sprake van criminele uitbuiting in de zin van mensenhandel zoals omschreven in het huidige artikel 273f Sr? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Nee, daarvan is niet per definitie sprake, maar pas als is voldaan aan de voorwaarden die artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) stelt om strafrechtelijke aansprakelijkheid aan te nemen. Uit jurisprudentie blijkt wel dat hier al snel sprake is als minderjarigen tot het plegen van strafbare feiten worden aangezet.
Is sprake van criminele uitbuiting van minderjarigen dan worden doorgaans artikel 273f, eerste lid, subleden 2 en 4, Sr ten laste gelegd. Als de bestanddelen van deze subleden zijn vervuld, is sprake van criminele uitbuiting in de zin van mensenhandel. Ten aanzien van sublid 2 dient daartoe te worden bewezen dat de verdachte een handeling â bijvoorbeeld het werven of huisvesten van een minderjarige â heeft verricht met het oogmerk van uitbuiting. Of sprake is van dit oogmerk van uitbuiting, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat hierbij wordt gekeken naar de aard en de duur van de verrichtte activiteit, de beperkingen voor het slachtoffer en het economisch voordeel dat hiermee door de verdachte is behaald. De Hoge Raad heeft ook bepaald dat bij het toetsen van de feiten aan deze criteria een rol moet spelen dat het slachtoffer minderjarig was. Dat een minderjarige slechts eenmaal tot het plegen van een strafbaar feit is aangezet en daarbij niet onder druk is gezet, hoeft bovendien, zo heeft de Hoge Raad ook bepaald, aan een veroordeling van mensenhandel niet in de weg te staan.6
Ten aanzien van het bewijs van de gedraging die in sublid 4 is opgenomen, geldt dat â in aanvulling op het voorgaande â vast moet worden gesteld dat de betrokken minderjarige door een zogeheten «middel» is bewogen zich voor strafbare activiteiten beschikbaar te stellen. Dit middel kan geweld betreffen, of de bedreiging daarmee, maar ook het misbruik maken van een kwetsbare positie of van een overwichtsituatie. In gevallen waarin het slachtoffer minderjarig is, kan daarvan al snel sprake zijn.7
Vraag 5
Kan er bij het inzetten van minderjarigen voor criminele doeleinden naast criminele uitbuiting ook sprake zijn van andere strafbare feiten zoals het doen plegen van een misdrijf of uitlokking? Zo ja, hoe onderscheiden deze strafbare feiten in dit geval zich van elkaar? En zo ja, wat betekent dit voor de eventuele strafvervolging van de minderjarige? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, dat kan. Om een voorbeeld te geven kan een zaak dienen waarin een oom zijn minderjarige neefjes aanzette tot het plegen van een woninginbraak.8 Omdat zijn invloed bij de uitvoering daarvan zo ver reikte, werd de oom door de Rechtbank Den Haag zowel veroordeeld voor het medeplegen van de woninginbraak als de mensenhandel ten aanzien van zijn neefjes. In dit concrete geval is daarmee recht gedaan aan de twee afzonderlijke verwijten die de oom konden worden gemaakt: het toebrengen van schade aan het vermogen van de betreffende woningeigenaar als het maken van inbreuk op de persoonlijke vrijheid van zijn neefjes. Het doen plegen van een strafbaar feit kan aan de orde zijn als de minderjarige die het desbetreffende feit uitvoert zelf niet strafbaar is. Uitlokking kan aan de orde zijn als de uitgelokte minderjarige voor het desbetreffende feit wel strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden.
De vraag onder welke omstandigheden, naast strafvervolging wegens mensenhandel, het wenselijk is ook voor andere strafbare feiten vervolging in te stellen, is niet in algemene zin te beantwoorden. Het openbaar ministerie beziet per zaak wie wordt vervolgd en zo ja, voor welke feiten.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de bovengenoemde berichtgeving bevestigt dat voor slachtoffers van criminele uitbuiting het non-punishmentbeginsel in de wet zou moeten worden verankerd? Zo ja, hoe gaat u hier voor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Wij hechten grote waarde aan het non-punishmentbeginsel, een internationaal- en Europeesrechtelijk beginsel dat voorschrijft dat staten de mogelijkheid moeten bieden om slachtoffers van mensenhandel niet te vervolgen dan wel te bestraffen voor strafbare feiten die zij, kort en goed, vanuit de mensenhandelsituatie hebben begaan. Het is van belang dat in zaken waarin plegers van strafbare feiten ook slachtoffer van mensenhandel zijn, door het openbaar ministerie en de rechter rekening kan worden gehouden met dit slachtofferschap. En dat in voorkomende gevallen geen vervolging plaatsvindt of bestraffing uitblijft.
Het is om die reden dat het non-punishmentbeginsel reeds via verschillende, wettelijke en niet-wettelijke, instrumenten kan worden toegepast. In eerste instantie door de discretionaire vrijheid die de officier van justitie via het opportuniteitsbeginsel heeft om van vervolging af te zien. Om het belang van het non-punishmentbeginsel in deze zaken te onderstrepen, is dat beginsel zowel stevig verankerd in de Aanwijzing mensenhandel van het openbaar ministerie alsook in de Aanwijzing sepot en gebruik sepotgronden. Besluit hij wel tot vervolging over te gaan dan kan de officier van justitie rekening houden met de concrete situatie waarin de verdachte van het strafbare feit zich heeft bevonden, door te vorderen dat de rechter de verdachte niet-strafbaar acht of geen straf oplegt. In het verlengde hiervan kan de rechter bijvoorbeeld toepassing geven aan dit beginsel door een strafuitsluitingsgrond toe te passen, waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de verdachte straffeloos is. Komt de rechter wel tot het opleggen van een straf, dan kan de rechter bij het bepalen daarvan met het slachtofferschap rekening houden. Dat kan bijvoorbeeld door het toepassen van een zogeheten «rechterlijk pardon», een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
De mogelijkheden hierboven stellen zowel de officier van justitie als de rechter in voldoende mate in staat om het beginsel op een adequate wijze toe te passen en daarbij ook rekening te houden met de concrete omstandigheden die zich in deze zaken voordoen. Verankering in een expliciete, wettelijke bepaling naast dit reeds uitgebreide instrumentarium wordt â juist vanwege de variĂ«teit aan gevallen â niet opportuun geacht.
Trouw, 6 juni 2023, «Basisscholieren Delfshaven geronseld voor drugscriminaliteit», Basisscholieren Delfshaven geronseld voor drugscriminaliteit (trouw.nl).â©ïž
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022â2023, nr. 484.â©ïž
CKM â Kijken met andere ogen (hetckm.nl).â©ïž
Kamerstuk 28 638, nr. 222.â©ïž
Kamerstuk 28 741, nr. 106.â©ïž
HR 21Â april 2020, ECLI:NL:HR:2020:672.â©ïž
Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 28Â februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2078.â©ïž
Rb. Den Haag 26Â augustus 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:10605.â©ïž