[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede nota van wijziging

Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023)

Nota van wijziging

Nummer: 2023D35094, datum: 2023-09-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36357-9).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36357 -9 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023).

Onderdeel van zaak 2023Z08518:

Onderdeel van zaak 2023Z14565:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2022-2023

36 357 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2023)

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 4 september 2023

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I komt te luiden:

ARTIKEL I

De Alcoholwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11d, tweede lid, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur».

B

Artikel 14, tweede lid, komt te luiden:

2. Het is verboden een horecalokaliteit of een terras tevens in gebruik te hebben voor het uitoefenen van de kleinhandel of zelfbedieningsgroothandel of het uitoefenen van een van de in het derde lid genoemde activiteiten, dan wel toe te laten dat daarin zodanige handel wordt of zodanige activiteiten worden uitgeoefend, tenzij het betreft:

a. de verkoop van etenswaren die voor consumptie gereed zijn;

b. tabaksproducten en aanverwante producten in de zin van de Tabaks- en rookwarenwet; of

c. oorpluggen, -dopjes of -stopjes die in de gehoorgang kunnen worden geplaatst ter bescherming van het gehoor.

C

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «, met uitzondering van de kleinhandel in condooms en damesverband,» vervalt.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Het in het eerste lid bedoelde verbod op de uitoefening van de kleinhandel is niet van toepassing op de kleinhandel in:

a. condooms en damesverband;

b. tabaksproducten en aanverwante producten in de zin van de Tabaks- en rookwarenwet;

c. oorpluggen, -dopjes of -stopjes die in de gehoorgang kunnen worden geplaatst ter bescherming van het gehoor.

D

Artikel 44b, derde lid, vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

E

Na artikel 48d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 48e

1. Indien de tot een inrichting behorende lokaliteiten die op 30 september 1967 in gebruik waren voor de verstrekking van alcoholhoudende drank in de uitoefening van het horecabedrijf of slijtersbedrijf, toen wel voldeden aan de ingevolge de Drankwet (Stb. 1931, 476) met betrekking tot hun afmetingen geldende eisen maar niet in overeenstemming zijn met de eisen, ter zake van de afmetingen van lokaliteiten voor die uitoefening gesteld krachtens artikel 10 van de onderhavige wet, worden zij nochtans geacht aan de ingevolge dat artikel voor de uitoefening van dat bedrijf geldende afmetingseisen te voldoen.

2. Het eerste lid geldt niet:

a. indien één of meer van de in dat lid bedoelde lokaliteiten van de inrichting inmiddels in enig opzicht zijn verkleind of een verandering in hun bestemming hebben ondergaan;

b. indien de uitoefening van het betrokken bedrijf in de inrichting na 30 september 1967 gedurende een jaar anders dan wegens overmacht ononderbroken gestaakt is geweest.

3. Het tweede lid, onder a, is niet van toepassing:

a. met betrekking tot verkleiningen, strekkende tot aanpassing van de inrichting aan ingevolge artikel 10 geldende, andere dan de in het eerste lid bedoelde eisen;

b. met betrekking tot wijzigingen ten aanzien waarvan Onze Minister, van oordeel zijnde dat daartegen uit het oogpunt van sociale hygiëne geen overwegende bezwaren bestaan, op aanvraag van de ondernemer die bepaling buiten toepassing heeft verklaard.

4. In een met toepassing van het eerste lid verleende vergunning wordt mede vermeld op welke lokaliteiten die toepassing betrekking heeft.

B

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

De Opiumwet 1960 BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan onderdeel a wordt een puntkomma toegevoegd.

b. In onderdeel b wordt «hetwelk slechts de bewerkingen heeft ondergaan, nodig voor de verpakking en het vervoer, onverschillig welk het morphinegehalte moge zijn» vervangen door «dat slechts de bewerkingen heeft ondergaan die nodig zijn voor de verpakking en het vervoer, ongeacht het morfinegehalte».

c. In onderdeel c vervalt de komma na «ruw opium» en wordt «pharmacopee» vervangen door «farmacopee».

d. In onderdeel d wordt «der» vervangen door «van de».

e. In onderdeel g wordt «morphine» vervangen door «morfine».

f. In onderdeel h wordt «diacetylmorphine» telkens vervangen door «diacetylmorfine» en wordt «diamorphine» vervangen door «diamorfine».

g. In onderdeel i wordt «C17H21NO4» vervangen door «C17H21NO4».

h. In onderdeel k wordt «produkt» vervangen door «product», vervalt de komma na «hebbende» en wordt «gebruik. Het bereid opium omvat» vervangen door «gebruik, daaronder mede verstaan».

i. Onderdeel l komt te luiden:

l. Enkelvoudig Verdrag: het op 30 maart 1961 te New York tot stand gekomen Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, met bijlagen (Trb. 1963, 81);

j. In onderdeel m wordt «begrepen» vervangen door «mede verstaan» en wordt «microorganismen» vervangen door «micro-organismen».

2. In het tweede lid wordt «Onder invoeren van middelen, bedoeld in artikelen 3 en 4, is begrepen» vervangen door «Onder het invoeren van middelen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt mede verstaan» en wordt «zelve,» vervangen door «zelf».

3. In het derde lid wordt «Onder uitvoering van middelen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, is begrepen» vervangen door «Onder het uitvoeren van middelen, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt mede verstaan».

B

In artikel 2 wordt de komma vervangen door «en».

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De komma aan het slot van de onderdelen a tot en met e en aan het slot van de onderdelen A tot en met C en de punt aan het slot van onderdeel f wordt telkens vervangen door een puntkomma.

b. In onderdeel d wordt «morphine, diacetylmorphine» vervangen door «morfine, diacetylmorfine» en wordt «hare» vervangen door «hun».

c. In onderdeel f wordt «de Minister» vervangen door «Onze Minister» en wordt «, welke» telkens vervangen door «die».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Onze Minister kan bereidingen aanwijzen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, waarop het eerste lid geheel of ten dele niet van toepassing is.

3. In het derde lid vervalt telkens de komma na «opium», wordt «20 pct.» vervangen door «20%» en wordt «morphine» telkens vervangen door «morfine».

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onder omzetten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel D, wordt alleen het omzetten langs scheikundige weg verstaan. Daaronder wordt niet het omzetten verstaan van alkaloïden in hun zouten.

5. In het vijfde lid vervalt de komma en wordt «regelen besteld» vervangen door «regels gesteld».

D

In artikel 3a, eerste lid, wordt de komma aan het slot van de onderdelen A en B telkens vervangen door een puntkomma.

E

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De komma aan het slot van de onderdelen a tot en met d en aan het slot van onderdeel A wordt telkens vervangen door een puntkomma.

b. In onderdeel c vervalt de komma na «hars».

c. In onderdeel d vervalt de komma na «bereidingen», vervallen de haakjes en wordt «hashish» vervangen door «hasjiesj».

2. In het tweede lid vervallen de eerste twee komma’s en wordt «het verbod, vervat in het eerste lid onder B» vervangen door «het eerste lid, onderdeel B».

3. In het derde lid vervallen de komma’s en wordt «regelen» vervangen door «regels».

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «, in de artikelen 3 en 3a bedoeld,» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 3 en 3a».

2. In het tweede lid wordt «, in artikelen 3 en 3a bedoeld,» vervangen door «als bedoeld in de artikelen 3 en 3a», wordt «, bedoeld in het eerste lid van artikel 7,» vervangen door «als bedoeld in artikel 7, eerste lid,» en wordt «, bedoeld in het tweede lid van artikel 7,» vervangen door «als bedoeld in artikel 7, tweede lid,».

3. In het derde lid wordt «in artikel 3 bedoeld» vervangen door «als bedoeld in artikel 3».

G

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Het verbod, gesteld in artikel 3, eerste lid, A, en het verbod, gesteld in artikel 4, eerste lid, A, is» vervangen door «Artikel 3, eerste lid, onderdeel A, en artikel 4, eerste lid, onderdeel A, zijn» en wordt «plaats hebben» vervangen door «plaatshebben».

2. In het tweede lid wordt «ieder verlof, in dit artikel bedoeld,» vervangen door «een verlof» en wordt «volgens een tarief overeenkomstig regelen, bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen» vervangen door «overeenkomstig een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld tarief».

H

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Het verbod, gesteld in artikelen 3, eerste lid B, C en D, en 3a eerste lid, B, C en D en in artikel 4, eerste lid, B, is» vervangen door «Artikel 3, eerste lid, onderdelen B tot en met D, artikel 3a, eerste lid, onderdelen B tot en met D en artikel 4, eerste lid, onderdeel B, zijn», wordt «onder g» vervangen door «, onderdeel f», wordt de komma aan het slot van onderdeel a vervangen door een puntkomma, wordt «ieder verlof, in dit artikel bedoeld,» vervangen door «een verlof» en wordt «volgens een tarief, overeenkomstig regelen, bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen» vervangen door «overeenkomstig een bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld tarief».

2. In het tweede lid wordt na «artikelen 3, eerste lid,» ingevoegd «onderdelen», wordt «onder a en b» vervangen door «onderdelen a en b,», vervalt «mede» en wordt «bepalingen, welke» vervangen door «bepalingen die».

3. Het derde lid komt te luiden:

3. De volgende verboden zijn niet van toepassing op hen die aantonen dat zij deze middelen in de bevonden hoeveelheid nodig hebben voor de uitoefening van de geneeskunde, tandheelkunde of diergeneeskunde of voor eigen geneeskundig gebruik of volgens wettelijk voorschrift in voorraad moeten hebben en langs wettige weg verkregen hebben:

a. artikel 3, eerste lid, onderdeel B, voor zover het betreft het vervoeren;

b. artikel 3, eerste lid, onderdeel C, voor zover het betreft de in dat lid, onderdelen a, c, d, e en f genoemde middelen;

c. artikel 3a, eerste lid, onderdeel C;

d. artikel 4, eerste lid, onderdeel B, voor zover het betreft de in dat lid, onderdelen a en b genoemde middelen.

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. De volgende verboden zijn niet van toepassing op hen die aantonen dat zij deze middelen vervoeren in opdracht van een daartoe bevoegde:

a. artikel 3, eerste lid, onderdeel B, voor zover het betreft het vervoeren;

b. artikel 3, eerste lid, onderdeel C, voor zover het betreft het bezitten en aanwezig hebben;

c. artikel 3a, eerste lid, onderdeel B, voor zover het betreft het vervoeren;

d. artikel 3a, eerste lid, onderdeel C, voor zover het betreft het bezitten en aanwezig hebben;

e. artikel 4, eerste lid, onderdeel B, met betrekking tot de in dat lid, onderdelen a en b, bedoelde middelen en voor zover het betreft het bezitten en aanwezig hebben.

I

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel b vervallen de eerste twee komma’s.

b. In onderdeel c vervallen de komma’s.

c. In onderdeel d vervalt de komma na «aan hen», vervalt de komma na «aantonen» en wordt «onder» vervangen door «onderdelen».

2. In het tweede lid vervallen de komma’s.

3. In het derde lid vervalt «uit kracht van dit artikel verleend».

4. In het vierde lid wordt «welke» vervangen door «die», vervalt de komma na «vermeldt», wordt «; daarbij» vervangen door «. Daarbij» en wordt «, binnen welke» vervangen door «waarin».

J

In artikel 9, eerste lid, onder a, wordt «Justitie» vervangen door «Justitie en Veiligheid».

K

In artikel 9a, tweede lid, vervalt de komma na «alle plaatsen», vervalt de komma na «zijn», vervalt de komma na «officier van justitie», wordt «hulp-officier» vervangen door «hulpofficier van justitie», wordt «procesverbaal» vervangen door «proces-verbaal» en vervalt de komma na «degene».

L

In artikel 9b, eerste lid, vervalt de komma na «ladingen» en vervalt de komma na «onderwerpen».

M

Artikel 9c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «tot en met» vervangen door «en».

2. In het tweede lid vervalt de komma na «personen».

3. In het vierde lid wordt een komma ingevoegd na «verlangd».

N

In artikel 10a, eerste lid, wordt «artikelen 3, eerste lid, onderdelen A, B, of D 3a» vervangen door «artikelen 3, eerste lid, onderdelen A, B of D, 3a».

O

In artikel 10b, eerste lid, wordt «artikel 3, eerste lid, onderdelen A, B, of D» vervangen door «de artikelen 3, eerste lid, onderdelen A, B of D».

P

Artikel 10c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt een komma ingevoegd na «bevinden» en wordt een spatie ingevoegd na «4,».

2. In het tweede lid, derde zin, wordt na «bevel» ingevoegd «is».

Q

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Hij» vervangen door «Degene», wordt «Indien hij» vervangen door «indien degene», wordt de puntkomma in de aanhef van onderdeel a vervangen door een dubbele punt, wordt telkens aan subonderdeel 1 een puntkomma toegevoegd, wordt «tijdelijk» vervangen door «tijdelijke», wordt «vier en twintig» vervangen door «vierentwintig», wordt «ten hoogste de vijfde categorie» telkens vervangen door «de vijfde categorie», wordt «72» vervangen door «tweeënzeventig», wordt «bedoeld in de onderdelen» telkens vervangen door «als bedoeld in de subonderdelen», wordt de punt in onderdeel a, subonderdeel 4, en in onderdeel b, subonderdeel 2, telkens vervangen door een puntkomma, wordt «In» vervangen door «in» en wordt «36» vervangen door «zesendertig».

2. In het tweede lid wordt «Hij» vervangen door «Degene», wordt «artikelen» vervangen door «artikel», wordt «4 eerste lid» vervangen door «4, eerste lid», wordt «voor zoveel» vervangen door «voor zover», wordt «danwel» vervangen door «dan wel», wordt «4 derde lid» vervangen door «4, derde lid,», wordt «Indien hij» vervangen door «indien degene», wordt aan onderdeel a, subonderdeel 1, een puntkomma toegevoegd, wordt «vier en twintig» vervangen door «vierentwintig», wordt «ten hoogste de vijfde categorie» telkens vervangen door «de vijfde categorie», wordt «72» vervangen door «tweeënzeventig», wordt «bedoeld in de onderdelen» telkens vervangen door «als bedoeld in de subonderdelen», wordt «In» vervangen door «in», wordt «geldboeten van ten hoogste» vervangen door «geldboete van» en wordt «36» vervangen door «zesendertig».

3. In het derde lid wordt «Hij» vervangen door «Degene», wordt «ten hoogste de derde categorie» vervangen door «de derde categorie» en wordt «danwel» vervangen door «dan wel».

4. Het vierde lid komt te luiden:

4. De gebruiker, huurder of eigenaar van een voertuig, vaartuig of luchtvaartuig, gebouw, erf of besloten terrein, waar een of meer van de in de artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoelde middelen aanwezig worden bevonden, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie, dan wel met beide straffen, indien niet blijkt dat die aanwezigheid aldaar geoorloofd is. Degene is niet strafbaar, indien blijkt dat diegene alle nodige maatregelen heeft genomen om de ongeoorloofde aanwezigheid van de middelen te voorkomen.

5. In het zesde lid wordt «middelen, als in artikelen 3, 3a en 4, eerste lid, bedoeld» vervangen door «middelen als bedoeld in de artikelen 3, 3a en 4, eerste lid,», vervalt telkens de komma na «voorwerpen», wordt «der» vervangen door «van de», vervalt de komma na «bewijst» en vervalt de komma na «geschied».

6. In het zevende lid vervalt de komma na «personen».

R

In artikel 11a wordt «Hij» vervangen door «Degene», wordt «feit, bedoeld» vervangen door «feit als bedoeld», wordt «3a, eerste lid, onderdeel A, B of D» vervangen door «3a, eerste lid, onderdeel A of B,», wordt de komma na «verschaffen» telkens vervangen door een puntkomma, wordt «hij» vervangen door «degene», wordt «vier en twintig» vervangen door «vierentwintig», vervalt in onderdeel c «ten hoogste» en wordt «straffen bedoeld» vervangen door «straffen als bedoeld».

S

Artikel 11b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Hij» vervangen door «Degene», vervalt de komma na «voorwerp», wordt «vier en twintig» vervangen door «vierentwintig», vervalt in onderdeel b «ten hoogste» en wordt «straffen bedoeld» vervangen door «straffen als bedoeld».

2. In het tweede lid wordt «hem» vervangen door «degene».

T

Artikel 11c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Hij» vervangen door «Degene» en wordt «ten hoogste de vijfde categorie» vervangen door «de vijfde categorie».

2. In het tweede lid wordt «hem» vervangen door «degene».

U

Artikel 11d komt te luiden:

Artikel 11d

Voor de toepassing van de artikelen 11a tot en met 11c worden onder voorwerpen mede verstaan voer- en vaartuigen en stoffen.

V

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «voor zoveel» vervangen door «voor zover», wordt «regelen» vervangen door «regels», wordt «verlof, bedoeld» vervangen door «verlof als bedoeld», wordt een komma ingevoegd na «4, derde lid», wordt «, bij een verlof, bedoeld» vervangen door «bij een verlof als bedoeld», vervalt de komma na «8» en wordt «artikelen 11 a t/m c» vervangen door «artikelen 11a tot en met 11c».

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Op feiten die vallen onder een strafbepaling van deze wet, zijn de strafbepalingen niet van toepassing die voorkomen in wetten die gaan over de invoerrechten en accijnzen.

3. In het derde lid wordt «der» vervangen door «van de», wordt «artikel 11 a» vervangen door «artikel 11a», wordt «, dan wel» vervangen door een puntkomma en wordt «of artikel 3a, eerste lid onderdeel A» vervangen door «artikel 3a, eerste lid, onderdeel A,».

4. In het vierde lid wordt «der» vervangen door «van de».

C

In artikel III wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 11c, vierde lid, vervalt.

D

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

Artikel 11 van de Wet afbreking zwangerschap wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «eens per maand» vervangen door «eens per jaar».

2. In het derde lid wordt «eens per drie maanden» vervangen door «eens per jaar».

E

Na artikel VII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIA

Artikel 26a, zesde lid, van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES, komt te luiden:

6. Onze Minister beslist niet eerder tot toekenning, weigering of intrekking van een vergunning als bedoeld in het eerste lid, dan nadat een bij Onze Minister aan te wijzen commissie is gehoord. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de werkzaamheden van de commissie.

F

Na artikel VIII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIIIA

In artikel 1 van de Wet publieke gezondheid wordt het tweede onderdeel ac verletterd tot onderdeel ad.

ARTIKEL VIIIB

In artikel 29 van de Wet uitvoering antidopingbeleid wordt «Wet van xxxx» vervangen door «Wet van 19 april 2023» en wordt «(Stb. xxxx, xxx)» vervangen door «(Stb. 2023, 143)».

G

Artikel XXI wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Indien artikel IIIA na 1 januari 2024 in werking treedt, werkt dat artikel terug tot en met 1 januari 2024.

Toelichting

Met deze nota van wijziging worden aan het wetsvoorstel enkele wijzigingen van technische aard toegevoegd. De wijzigingen worden hierna afzonderlijk toegelicht.

Onderdeel A (Alcoholwet)

Dit onderdeel wijzigt artikel I van het wetsvoorstel. Met deze nota van wijziging wordt artikel I met vier onderdelen (B, C, D en E) uitgebreid. Hierbij is ervoor gekozen om artikel I in zijn geheel opnieuw vast te stellen.

Artikel I, onderdeel A

Artikel 11a van de Alcoholwet bepaalt dat er een Landelijke commissie sociale hygiëne (hierna: Lcsh) is. De Lcsh heeft onder meer tot taak diploma’s te erkennen als bewijsstuk voor voldoende kennis en inzicht in sociale hygiëne (artikel 11c, eerste lid, onder a, van de Alcoholwet). Ingevolge artikel 11d, tweede lid, van de Alcoholwet wordt bij algemene maatregel van bestuur bepaald wat onder sociale hygiëne wordt verstaan en kunnen andere voorwaarden worden gesteld aan de erkenning van diploma’s als bewijsstuk. Gelet op de gedetailleerde uitwerking hiervan, wordt het wenselijk geacht om in artikel 11d, tweede lid, van de Alcoholwet subdelegatie mogelijk te maken. Voorgesteld wordt artikel 11d, tweede lid, van de Alcoholwet zodanig te wijzigen dat het mogelijk wordt het krachtens dit lid geregelde onderwerp bij ministeriële regeling te regelen.

Artikel I, onderdeel B

Op grond van artikel 7, derde lid, van de Tabaks- en rookwarenwet wordt in het Tabaks- en rookwarenbesluit een verbod opgenomen om tabaksproducten en aanverwante producten te verkopen in verkooppunten waar in overwegende mate eet- en drinkwaren worden verkocht (zoals supermarkten) en in horeca-inrichtingen. Aangezien de horeca met een vergunning op grond van de Alcoholwet reeds op grond van laatstgenoemde wet geen kleinhandel mag bedrijven, waar ook de verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten onder valt, zou ten aanzien van verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten een dubbel verbod komen te gelden met elk een eigen toezichthouder. Namelijk de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) voor het verbod op grond van de Tabaks- en rookwarenwet en de gemeente waarin de horeca-inrichting is gevestigd voor het verbod op grond van de Alcoholwet. Om een dubbel verbod te voorkomen worden tabaksproducten en aanverwante producten uitgezonderd van het kleinhandelsverbod in horeca-inrichtingen met een vergunning op grond van de Alcoholwet. De verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten blijft in die horeca-inrichting verboden (en wordt in alle overige horeca-inrichtingen verboden) op grond van de Tabaks- en rookwarenwet. De NVWA zal toezicht houden op dit verbod.

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de verkoop van gehoorbeschermingsmiddelen in horeca-inrichtingen met een vergunning op grond van de Alcoholwet toe te staan. Deze wijziging vindt plaats omdat bezoekers van horeca-inrichtingen blootgesteld (kunnen) worden aan harde geluiden, zoals versterkte muziek. Het gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen is een effectieve maatregel om tinnitus en gehoorschade door blootstelling aan harde muziek te voorkomen. Het is wenselijk dat bezoekers van horeca-inrichtingen met een vergunning op grond van de Alcoholwet, de mogelijkheid hebben tot het ter plaatse aanschaffen van gehoorbeschermingsmiddelen, waarmee zij hun gehoor kunnen beschermen.

Artikel I, onderdeel C

Het Ministerie van VWS heeft het Derde Convenant Preventie Gehoorschade Versterkte Muziek ondertekend1, waarin onder meer wordt samengewerkt met verschillende brancheverenigingen waarvoor het gebruik van versterkte muziek een grote rol speelt. In het convenant wordt het belang van veilig luisteren naar muziek nagestreefd en zijn er onder andere afspraken gemaakt met de brancheverenigingen om gehoorbeschermingsmiddelen op een laagdrempelige manier beschikbaar te stellen op hun locaties. Deze locaties kunnen ook horeca-inrichtingen zijn. De wijziging past aldus binnen het doel en streven van het convenant.

Artikel I, onderdeel D

Verder wordt voorgesteld het derde lid van artikel 44b te schrappen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld bij de Alcoholwet, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag bepaalt van de daarvoor op te leggen bestuurlijke boete. Artikel 44b, derde lid, van de Alcoholwet bepaalt dat de algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat de hoogte van de boete een samenhang vertoonde met de transactiebedragen die het openbaar ministerie hanteerde in schikkingsvoorstellen. Aanwijzing voor de regelgeving 2.27 bepaalt echter dat ten aanzien van de voordracht en ondertekening van een algemene maatregel van bestuur in de delegerende wet geen voorschriften worden gegeven, omdat dit onnodig en ongewenst is. Bovendien voorzien artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht en het kabinetsstandpunt over bestuurlijke boetestelsels al in de wijze waarop bestuurlijke en strafrechtelijke beboeting worden afgestemd. Om deze redenen wordt voorgesteld de bepaling te schrappen.

Artikel I, onderdeel E

Voordat de Alcoholwet op 1 juli 2021 van kracht werd, gold een minimumoppervlakte-eis voor horecazaken van 35m2 en voor slijterijen van 15 m2. In de Drank- en Horecawet stond echter een overgangsbepaling voor zaken die al voor 30 september 1967 bestonden, op grond waarvan deze zaken niet aan de oppervlakte-eis hoefden te voldoen.

Het kabinet had bij de invoering van de Alcoholwet besloten de oppervlakte-eis voor horecazaken en slijterijen te laten vervallen, omdat de relevante eisen voor gebouwen al zijn opgenomen in het Bouwbesluit. In de memorie van toelichting2 is toen ook aangekondigd dat het artikel dat overgangsrecht bevatte voor de afmetingseisen ingetrokken zou worden. Als er geen afmetingseisen meer zijn, is immers ook geen overgangsrecht meer nodig.

De Tweede Kamer heeft echter bij de behandeling van de Alcoholwet twee amendementen aangenomen waarin staat dat een horecazaak een minimale vloeroppervlakte moet hebben van 35 m2en een slijterij een minimale vloeroppervlakte moet hebben van 15 m2.3 4 De oppervlakte-eisen zijn daarmee weer teruggekomen, maar het betreffende artikel waarin het overgangsrecht was geregeld niet.

Uit de behandeling van de Alcoholwet en de toelichting op het amendement blijkt niet dat de indiener van het amendement heeft beoogd het overgangsrecht te schrappen. Aangezien dit onbedoeld is weggevallen en dit voor reeds lang bestaande kleine horecazaken en slijterijen tot problemen kan leiden, wordt voorgesteld om het overgangsrecht weer op te nemen in de Alcoholwet.

Onderdeel B (Opiumwet 1960 BES)

De Opiumwet 1960 BES bevat bepalingen met archaïsch woordgebruik, lange zinsconstructies en inconsistente verwijzingen naar artikelonderdelen. Bovendien zijn veel bepalingen niet in lijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving. Van de gelegenheid wordt daarom gebruikgemaakt om (technische) wijzigingen in de Opiumwet 1960 BES voor te stellen ter verbetering van de taaltechniek, leesbaarheid en consistentie, om foute verwijzingen te herstellen en om ervoor te zorgen dat de bepalingen beter in lijn zijn met de Aanwijzingen voor de regelgeving van tegenwoordig. Daarnaast is geconstateerd dat in artikel 7, vierde lid, Opiumwet 1960 BES de verwijzing naar artikel 3a, eerste lid, onderdeel C, per abuis ontbreekt. Deze omissie wordt hersteld (onderdeel H). Met dit artikel worden overigens geen inhoudelijke wijzigingen beoogd.

Onderdeel C (Tabaks- en rookwarenwet)

Artikel 11c, vierde lid van de Tabaks-en rookwarenwet bevat eenzelfde bepaling als artikel 44b, derde lid, van de Alcoholwet. Ook hier geldt dat bij algemene maatregel van bestuur een bijlage wordt vastgesteld bij de Tabaks- en rookwarenwet, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag bepaalt van de daarvoor op te leggen bestuurlijke boete. Artikel 11c, vierde lid, bepaalt dat de algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in overeenstemming met de Minister van Justitie en Veiligheid. De reden hiervoor was dat de hoogte van de boete een samenhang vertoonde met de transactiebedragen die het openbaar ministerie hanteerde in schikkingsvoorstellen. Aanwijzing voor de regelgeving 2.27 bepaalt echter dat ten aanzien van de voordracht en ondertekening van een algemene maatregel van bestuur in de delegerende wet geen voorschriften worden gegeven, omdat dit onnodig en ongewenst is. Bovendien voorzien artikel 5:44 van de Algemene wet bestuursrecht en het kabinetsstandpunt over bestuurlijke boetestelsels al in de wijze waarop bestuurlijke en strafrechtelijke beboeting worden afgestemd. Om deze redenen wordt voorgesteld de bepaling te schrappen.

Onderdeel D (Wet afbreking zwangerschap)

In de kabinetsreactie op de tweede evaluatie van de Wet afbreking zwangerschap (Kamerstukken II 2022/23, 30 371, nr. 52) is aangegeven dat opvolging wordt gegeven aan de aanbeveling van de onderzoekers om de frequentie van de rapportageplicht te verlagen (aanbeveling 11). Daartoe wordt artikel 11, eerste en derde lid, van de Wet afbreking zwangerschap gewijzigd naar een jaarlijkse rapportageplicht. Omdat het niet wenselijk is om de rapportageplicht gedurende een lopend kalenderjaar te wijzigen en het evenmin wenselijk wordt geacht om deze wijziging met een jaar vertraging in werking te laten treden, is in de inwerkingtredingsbepaling geregeld dat de wijziging zo nodig met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 in werking treedt.

Onderdeel E (Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES)

De in artikel VIIA opgenomen wijziging van artikel 26a, zesde lid, van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening BES ziet toe op de aanpassing van de delegatiegrondslag voor het instellen van een commissie die gehoord moet worden alvorens de Minister kan beslissen op de vergunningsaanvraag ten behoeve van het vestigen van een apotheek op Caribisch Nederland. In de huidige wet dient de commissie ingesteld te worden middels een algemene maatregel van bestuur.

Met deze wijziging behoeft de commissie niet meer te worden ingesteld middels een algemene maatregel van bestuur, maar kan dit bij aanwijzingsbesluit van de Minister. Hiermee wordt een passend delegatieniveau bewerkstelligd. De laatste volzin is tevens taalkundig aangepast ter bevordering van de leesbaarheid.

Onderdeel F, artikel VIIIA (Wet publieke gezondheid)

Artikel 1 van de Wet publieke gezondheid bevat abusievelijk twee onderdelen ac, namelijk de begripsomschrijving van «inspectie» en de begripsomschrijving van «referentielaboratorium». Met dit onderdeel wordt het onderdeel dat de begripsomschrijving van «referentielaboratorium» bevat, verletterd naar onderdeel ad.

Onderdeel F, artikel VIIIB (Wet uitvoering antidopingbeleid)

In de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van de Wet uitvoering antidopingbeleid ter instelling van de Beoordelingscommissie dopingzaken (Stb. 2023, 143) wordt door middel van artikel I, onderdeel H, een artikel met overgangsrecht in de Wet uitvoering antidopingbeleid opgenomen. In dit nieuwe artikel 29 van de Wet uitvoering antidopingbeleid zijn de data waarop bovengenoemde wijzigingswet is vastgesteld en gepubliceerd niet goed opgenomen. Met dit artikel wordt dit hersteld.

Onderdeel G (inwerkingtredingsbepaling)

De voorgestelde wijziging van de inwerkingtredingsbepaling in artikel XXI hangt samen met de eventuele terugwerkende kracht van de wijziging van de Wet afbreking zwangerschap (artikel IIIA).

Deze toelichting is mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers


  1. Kamerstukken II 2019/20, 32 793, nr. 479.↩︎

  2. Kamerstukken II 2019/20, 35 337, nr. 3.↩︎

  3. Kamerstukken II 2020/21, 35 337, nr. 40.↩︎

  4. Kamerstukken II 2020/21, 35 337, nr. 41.↩︎