[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Memorie van toelichting

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024

Memorie van toelichting

Nummer: 2023D35213, datum: 2023-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-XV-2).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 XV-2 Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2023Z14466:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023–2024
36 410XV Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2024
Nr. 2

Memorie van toelichting

Geraamde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Geraamde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 58.022.371.000,-

Figuur 2 Geraamde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 2.341.636.000,-

Figuur 3 Geraamde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 77.871.516.000,-

Figuur 4 Geraamde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (bedragen x € 1 mln.). Totaal € 214.603.000,-

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

C.E.G. Van Gennip

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

C.J.Schouten

B. Artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen

1. Leeswijzer

Opbouw begroting

De begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) is vormgegeven conform de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV), die zijn gestoeld op de Comptabiliteitswet 2016. Na deze leeswijzer volgen hoofdstukken met de beleidsagenda, de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen. Hoofdstuk 5 bevat paragrafen met departementspecifieke informatie, hoofdstuk 6 de bijlagen.

Beleidsagenda

In de paragraaf beleidsprioriteiten van de beleidsagenda worden de hoofdlijnen van het beleid van SZW voor het komende jaar beschreven. In de beleidsagenda wordt daarnaast ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven die onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid vallen. Tevens zijn in de beleidsagenda de Openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en een overzicht van de coronamaatregelen opgenomen.

Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2024 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zeven van de dertien artikelen is naast begrotingsuitgaven sprake van premiegefinancierde uitgaven, die eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op:

  1. het doel van het financiële instrument;
  2. wie er voor in aanmerking komen;
  3. de financiële regeling;
  4. de budgettaire ontwikkeling;
  5. de beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2024 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de eerste suppletoire wetten 2024 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen. In het onderdeel nominaal wordt de geraamde ontwikkeling van de prijzen per jaar gereserveerd.

Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW bevat twee niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement en de nog niet verdeelde reserveringen.

Departementspecifieke informatie

De departementspecifieke informatie bestaat uit de paragrafen «Sociale fondsen SZW» en «Koopkracht en specifieke inkomensaspecten».

Bijlagen

De begroting van SZW bevat negen bijlagen. De eerste acht van deze bijlagen zijn op basis van de RBV verplicht. Dit betreft de bijlage Zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak, de bijlage Specifieke uitkeringen, het Verdiepingshoofdstuk, de bijlage Moties en toezeggingen, het Subsidieoverzicht, de Uitwerking Strategische Evaluatieagenda, de bijlage Rijksuitgaven Caribisch Nederland en de NGF-bijlage. De lijst van afkortingen is niet verplicht.

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefinancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Zij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda (in de paragraaf Budgettaire ontwikkeling uitgavenplafond Sociale Zekerheid) en in de verdiepingsbijlage wordt gedetailleerd ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De analyse in de paragraaf Budgettaire ontwikkeling uitgavenplafond Sociale Zekerheid komt inhoudelijk in belangrijke mate overeen met de in de RBV voor de beleidsagenda voorgeschreven overzichtstabel van belangrijke beleidsmutaties. Laatstgenoemde tabel is daarom niet in de begroting 2024 van SZW opgenomen.

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

De politieke leiding van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestaat uit de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De verdeling van de beleidsterreinen is vastgelegd in de portefeuilleverdeling van het kabinet Rutte IV. Waar in deze begroting gesproken wordt van 'de Minister', wordt bedoeld de Minister in wier portefeuille betreffend beleidsterrein valt.

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van gegevens die in vorige publicaties werden gepresenteerd. Ramingen van de kerncijfers komen – tenzij anders vermeld – voor rekening van het Ministerie van SZW.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In lijn met voorgaande jaren roept de Europese Commissie Nederland in 2023 en 2024 op om prikkels te verminderen om flexibele of tijdelijke contracten te gebruiken. Ook beveelt de Commissie aan om, rekening houdend met sectorspecifieke behoeften, structurele tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken, onder meer door het onderbenutte arbeidspotentieel aan te boren en de bij- en omscholingsmogelijkheden te verbeteren, met name voor degenen die zich in de marge van de arbeidsmarkt bevinden en inactieven. In de beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de uitwerking van deze aanbeveling.

Groeiparagraaf

Tot en met de begroting 2023 bevatte de departementspecifieke informatie een horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden. Op grond van de RBV 2023 is dit overzicht vanaf de begroting 2024 komen te vervallen.

2. Beleidsagenda

2.1 Beleidsprioriteiten

1) Inleiding

Nederland heeft de afgelopen jaren te maken gehad met meerdere crises: corona, de oorlog in Oekraïne en, mede als gevolg daarvan, hoge inflatiecijfers. De economie heeft deze crises met alleen de laatste twee kwartalen een lichte economische krimp goed doorstaan en de samenleving heeft enorme veerkracht getoond. Op de arbeidsmarkt blijft de werkloosheid historisch laag. In veel sectoren is er nog steeds sprake van grote personeelstekorten.

Het kabinet treft ondanks zijn demissionaire status maatregelen om te zorgen voor een evenwichtig koopkrachtbeeld en om een toename van de armoede te voorkomen. In 2024 zouden volgens de augustusraming van het CPB de meeste mensen er in hun koopkracht op vooruit gaan. Tegelijkertijd zou zonder aanvullende maatregelen het aantal mensen dat in armoede leeft toenemen en was het koopkrachtbeeld onevenwichtig verdeeld. Het koopkrachtpakket dat het kabinet voorstelt houdt ook de doelstelling van het halveren van de kinderarmoede in 2025 in zicht. Het pakket is breder dan de SZW-begroting. Zo worden bijvoorbeeld ook de huurtoeslag en arbeidskorting verhoogd. Op de SZW-begroting staat onder andere een verhoging van het kindgebonden budget. Voor het eerste kind met 750 euro, en voor het tweede kind en verder met 883 euro per jaar. Daarmee wil het kabinet tekorten bij grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen voorkomen. Een risico waar ook de commissie sociaal minimum op wees. Daarnaast verhoogt het kabinet de minimumuitkeringen en de kinderbijslag in Caribisch Nederland, wordt opnieuw een bijdrage geleverd aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, de verlaging van de jonggehandicaptenkorting geschrapt en de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand in 2024 bevroren.

Nederland staat de komende jaren voor structurele uitdagingen door demografische en technologische veranderingen. Onze demografie verandert door migratie en vergrijzing. Op de arbeidsmarkt vinden verschuivingen plaats door onder andere technologisering, de transitie naar een circulaire economie en veranderingen in de manier waarop we (samen) werken en leven.

De sociale en maatschappelijke gevolgen van deze ontwikkelingen raken veel mensen, op alle terreinen van het SZW-beleid. Voor de toekomst van werk bieden bovenstaande (mega)trends kansen, maar ook risico’s. Hoogwaardig werk biedt mensen bestaanszekerheid, de mogelijkheid om hun talenten te benutten en ontplooien, en de ruimte om hun privéleven in te richten. Om te zorgen dat zulk werk breed beschikbaar is en blijft, moeten we voorbereid zijn op wat er op ons af komt. We leven in een vergrijzende economie, waardoor de bijdrage die ouderen leveren als opleider, mentor, werknemer, collega, mantelzorger of vrijwilliger steeds belangrijker wordt. Technologie moeten we inzetten om werk productiever, veiliger en interessanter te maken. De transitie naar een groene economie levert banen op, en we zullen werkenden in staat moeten stellen de kansen die dat biedt te benutten. Ook in 2024 zullen deze gevolgen zichtbaar en voelbaar zijn in de samenleving. En daarmee een uitdaging vormen bij het maken van beleid. Hierbij is steeds meer aandacht voor de brede maatschappelijke effecten van het SZW-beleid en de kloven tussen verschillende lagen van de sociale klassen in ons land.

Op het terrein van de arbeidsmarkt en pensioenen heeft het kabinet het afgelopen jaar al grote stappen gezet. Zo heeft het kabinet een akkoord gesloten met de polder voor de arbeidsmarkt (het arbeidsmarktpakket) en wil het kabinet zorgen voor meer duurzame arbeidsrelaties. Met de banenafspraak en door bijvoorbeeld te investeren in beschutte werkplekken bieden we perspectief aan mensen voor wie het vinden van een plek op de arbeidsmarkt soms moeilijk of minder vanzelfsprekend is. En met de Wet toekomst pensioenen is het perspectief op een koopkrachtig pensioen toegenomen en sluit het stelsel beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt.

Het kabinet is sinds 7 juli 2023 demissionair. Dat maakt de opgaven waar Nederland voor staat echter niet minder urgent. Het demissionair kabinet (hierna: kabinet) werkt daarom ook in 2024 samen met uitvoeringsorganisaties, sociale partners, medeoverheden en andere stakeholders verder aan het realiseren van werk, bestaanszekerheid en perspectief voor iedereen.

Het is bij alle genoemde uitdagingen belangrijk dat we goed kijken of we als ministerie ons beleid niet te complex hebben gemaakt. En of we bij het maken en uitvoeren van dat beleid wel voldoende aansluiten bij wat mensen (aan)kunnen. Waar nodig werken we aan vereenvoudiging. Het recent verschenen interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) vereenvoudiging sociale zekerheid biedt daarvoor aanknopingspunten. Vereenvoudiging zoeken we in de uitvoering. Vanuit SZW werken we daarom, ook in 2024, aan het overheidsbrede programma ‘Werk aan de Uitvoering’ (WaU). Het doel van WaU is om te werken aan het verbeteren van de dienstverlening aan mensen en bedrijven. Daarnaast zoeken we vereenvoudiging in de regelgeving zelf. Op verschillende wetten, zoals de WW en de Participatiewet, zijn al vereenvoudigingstrajecten in gang gezet. Een integrale blik is hierbij van groot belang. Daartoe is het kabinet gestart met het programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen. Dat programma betreft een brede samenwerking tussen alle departementen en uitvoerders op het terrein van inkomensondersteuning.

Veel van de genoemde uitdagingen en thema’s beperken zich niet tot de landsgrens, maar hebben een grensoverschrijdend karakter. Zo zijn er uitdagingen waarbij er behoefte bestaat om een eerlijk en gelijk speelveld te creëren tussen werkenden, bedrijven en landen. Ook kunnen Europese en internationale initiatieven bijdragen aan onze welvaart en ons concurrentievermogen. SZW heeft zich daar de afgelopen periode voor ingezet en we kijken naar mogelijke prioriteiten voor de volgende Europese Commissie (2024-2029). We richten ons op de volgende prioritaire thema’s: arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, digitalisering in het arbeidsrecht, de toekomst van sociale zekerheidscoördinatie, gezond en veilig werken, inburgering en integratie, en de ontwikkeling van vaardigheden die aansluiten bij en nodig zijn voor de grote transities waar we ons als Europa voor gesteld zien (onder andere klimaat en digitalisering).

Deze ontwikkelingen vinden plaats tegen een achtergrond van de noodzaak om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Dat vergt soms moeilijke keuzes. Bijvoorbeeld om te stoppen met de huidige STAP-regeling. Dat is spijtig. Het kabinet koos voor deze bezuiniging, omdat die de kwetsbaren in de samenleving minder raakt dan andere bezuinigingen op de SZW-begroting zouden doen.

2) Arbeidsmarkt

Werk moet van goede kwaliteit zijn. Dat betekent eerlijk, gezond en veilig werk. Werk dat onder goede arbeidsvoorwaarden plaatsvindt. En werk dat mensen zekerheid biedt. Zekerheid over het inkomen én over de toekomst.

Met het arbeidsmarktpakket wil het kabinet die zekerheid van werkenden vergroten. Dat doen we door het stimuleren van duurzame arbeidsrelaties en het remmen van de flexibilisering. Daarmee sluiten we aan bij de adviezen van onder andere de SER en de commissie Borstlap. In dit kader werken we bijvoorbeeld aan een wetsvoorstel rondom flexibel werk. Nulurencontracten worden afgeschaft en worden vervangen door een basiscontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. De meest onzekere fasen binnen uitzendwerk worden verkort van maximaal 5,5 jaar naar maximaal 3 jaar. En de onderbrekingstermijn bij tijdelijk werk wordt verhoogd van zes maanden naar vijf jaar.

Het kabinet pakt misstanden met arbeidsmigranten aan, onder andere via betere regulering van de uitzendsector. Te veel arbeidsmigranten werken in omstandigheden die Nederland onwaardig zijn. Het kabinet is voornemens de uitvoering voort te zetten van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (commissie-Roemer).

Het arbeidsmarktpakket bevat ook maatregelen om de zekerheid van zelfstandigen te vergroten. En om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Zo werkt SZW aan een verplichte, publiek toegankelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. We verkennen of een geclausuleerde mogelijkheid om uit de publieke verzekering te stappen (opt-out) uitvoerbaar, betaalbaar, uitlegbaar en tijdig kan worden ingevoerd. Ook wordt de zelfstandigenaftrek verder afgebouwd. Dit om een meer gelijk speelveld te creëren tussen werknemers en zelfstandigen. Ook werkt het kabinet aan verduidelijking van de regels over wanneer iemand in dienst is of als zelfstandige werkt. Er komen meer heldere criteria over wanneer sprake is van gezag en inbedding in een organisatie. Criteria over het werken voor eigen rekening en risico krijgen een eigen plaats in het arbeidsrecht. Zelfstandigen en hun opdrachtgevers krijgen daardoor meer duidelijkheid over de vraag of een bepaalde klus als zelfstandige of als werknemer kan worden uitgevoerd. Ook bereidt het kabinet wetgeving voor die het makkelijker moet maken voor een werkende om een arbeidsovereenkomst op te eisen, wanneer de werkende werkt onder een bepaald uurtarief. Dat geldt ook voor het voornemen om handhaving op schijnzelfstandigheid te versterken en te verbeteren door het handhavingsmoratorium op te heffen. Het is belangrijk dat zelfstandigen en hun vertegenwoordigers een goede plek aan de overlegtafel hebben. Zelfstandigen krijgen daarom een eigen plaats binnen de SER.

Tegelijkertijd maakt arbeidsmarktwetgeving het voor bedrijven soms moeilijk om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Dat zet druk op de aantrekkelijkheid van het werkgeverschap en het verdienvermogen van Nederland. Het arbeidsmarktpakket bevat maatregelen om de wendbaarheid voor werkgevers te vergroten, zoals de Crisisregeling Personeelsbehoud, waarmee werkgevers die te maken hebben met een crisis of calamiteit hun werknemers kunnen herplaatsen binnen het bedrijf. Of hen kunnen vragen om tijdelijk minder uren te werken. Er wordt ook gewerkt aan een aanpassing rondom de regels van loondoorbetaling bij ziekte. Zo krijgen kleine en middelgrote werkgevers eerder duidelijkheid over de mogelijkheid tot vervanging van een langdurig zieke werknemer. Ook de regels rond WW-premiedifferentiatie bij overwerk door werknemers met een vast contract verdienen een aanpassing. Hierdoor krijgen werkgevers achteraf minder vaak te maken met de hogere WW-premies als er gemiddeld over het hele jaar meer is overgewerkt dan 30% van de con­tracturen.

Leven Lang Ontwikkelen (LLO) is een belangrijk instrument om de dynamiek op en de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt te garanderen. Door mensen uit te dagen zich te ontwikkelen, en ze daarbij te ondersteunen, verhogen we werkzekerheid. Een sterke ontwikkelcultuur is daarvoor cruciaal, en vraagt inzet van mensen zelf en van bedrijven en organisaties. Daarom zijn wij voornemens te starten met een (ambtelijke) verkenning gericht op de langere termijn, waarin verschillende varianten worden uitgewerkt, waaronder leerrechten. Een deel van de middelen voor het STAP-budget voor 2023 wordt ingezet voor een verhoging van de SLIM-regeling vanaf 2024 tot en met 2027. Aan de SLIM-subsidie wordt een tijdelijke voorziening voor individuele scholing toegevoegd. Deze biedt burgers de mogelijkheid met scholing eigen regie te nemen op hun loopbaan. In de tweede helft van 2023 zijn we ook voornemens te starten met een meerjarig programma leercultuur, gericht op het versterken van informeel leren op het werk. Dit vraagt gezamenlijke inzet vanuit de overheid en de betrokkenen, zoals sociale partners, opleiders, intermediairs, uitvoeringsorganisaties en regionale arbeidsmarktpartijen.

3) Meedoen in de samenleving

Het is belangrijk zoveel mogelijk mensen die meer willen werken te motiveren en te helpen om dat ook te gaan doen. Omdat werk betekenis en grip op de toekomst kan geven en voor verbinding en ontwikkeling kan zorgen. Maar ook omdat we als Nederland voor een aantal grote maatschappelijke opgaven staan, waarbij we iedereen hard nodig hebben. Om uiteenlopende redenen lukt het niet alle mensen om aan het werk te gaan. Alle mensen verdienen een gelijkwaardige kans om te participeren. Ook andere vormen van participatie dan werk zijn waardevol voor onze samenleving. Zo kunnen mensen meedoen in de maatschappij zonder belemmeringen.

De arbeidsmarktkrapte is een belangrijke kans om zoveel mogelijk mensen te laten werken op de voor hen meest geschikte plek. Om dit te faciliteren en de krapte aan te pakken, heeft het kabinet een aanpak opgesteld die het onbenut potentieel in Nederland optimaal probeert te benutten. Deeltijdwerkers die meer willen werken en mensen aan de kant die willen werken, worden geholpen en aangespoord dit te gaan doen. Werkgevers worden aangespoord verder te kijken dan het schaap met de vijf poten. En om de toegankelijkheid van werk binnen de organisatie te vergroten door bijvoorbeeld bedrijfsprocessen anders te organiseren (bijvoorbeeld jobcarving) of werving en selectieprocedures aan te passen (bijvoorbeeld open hiring).

Ook is het belangrijk werkzoekenden vroegtijdig de dienstverlening te bieden die zij nodig hebben om (ander) werk te vinden of werk te houden. Dit is ook in het belang van werkgevers. Zij krijgen hierdoor beter zicht op werkzoekenden. In 2024 wordt de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur verder uitgewerkt met alle betrokken partijen. Om de periode tot eventuele nieuwe arbeidsmarktinfrastructuur te overbruggen, blijven in 2023 en 2024 de regionale mobiliteitsteams bestaan.

Mensen voor wie werk niet vanzelfsprekend is, worden geholpen om naar vermogen mee te doen. De banenafspraak is een belangrijk instrument om werkgevers aan te sporen deze mensen in dienst te nemen. Ook investeert het kabinet in beschutte werkplekken voor mensen die niet bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen. Gemeenten en sociale ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol in het begeleiden en mee laten doen van mensen met een arbeidsbeperking. Het kabinet heeft structureel € 64,7 miljoen extra beschikbaar gesteld voor de financiering van beschut werk. Voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven is in 2024 een budget van € 63,9 miljoen beschikbaar gesteld.

Alhoewel het steeds beter gaat met de arbeidsparticipatie van 55+’ers, is er nog veel te doen. De participatie wordt aanzienlijk lager naarmate senioren dichter bij de pensioenleeftijd komen. Raken zij werkloos, dan is de weg naar werk moeilijker en langer. Dit terwijl senioren voor de arbeidsmarkt van grote meerwaarde zijn. De Seniorenkansenvisie (SKV) gaat over het herwaarderen van senioren op de arbeidsmarkt en het verder verbeteren van de arbeidsmarktpositie. Dit gebeurt aan de hand van de 3 thema’s: (1) beeldvorming, (2) intensieve begeleiding en matching en (3) scholing en duurzame inzetbaarheid. Daarnaast onderkent het kabinet met de seniorenkansenvisie de lastige positie van oudere werknemers op de arbeidsmarkt en worden maatregelen ingezet om de positie van de doelgroep senioren te verbeteren. Omdat een groot deel van de maatregelen een gedegen aanpak op de langere termijn inhoudt, is het kabinet voornemens de IOW met vier jaar te verlengen om de terugval in inkomen voor deze groep te blijven dempen.

Het is voor nieuwkomers van belang om snel te starten met inburgeren en de Nederlandse taal te leren om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Het nieuwe inburgeringsstelsel is van start gegaan en zal zich ook in 2024 nog moeten bewijzen. Het stelsel startte in een complexe tijd met onder andere een verhoogde asielinstroom en huisvestingsproblematiek. De start van de inburgering ging voor veel nieuwkomers mede daardoor minder snel dan gehoopt. Inmiddels komt de doorstroom in het stelsel beter op gang. SZW blijft zich samen met relevante ketenpartners inspannen om nieuwkomers sneller te laten starten met hun inburgering en ze eerder te laten participeren in de Nederlandse samenleving.

Met het actieplan Statushouders aan het Werk wordt ingezet op verbetering van arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders. Meedoen in de samenleving is zeker voor nieuwkomers cruciaal. Voor hun eigen sociaaleconomische positie en welbevinden, maar ook voor het draagvlak in de samenleving. Het actieplan is een aanvulling op de Werkagenda van het programma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA). Dit programma richt zich op gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een migratieachtergrond. In 2024 worden deze inspanningen onverminderd voortgezet.

Oekraïense ontheemden in Nederland die gevlucht zijn voor de oorlog in Oekraïne zijn relatief snel na aankomst in Nederland gaan werken. Uit onderzoek blijkt dat het vaak gaat om tijdelijke banen in deeltijd. Daarom wordt met werkgevers – en werknemersorganisaties, maatschappelijke organisaties, gemeenten en ontheemden een aanpak opgetuigd om duurzamere banen te stimuleren voor deze groep. Ook wordt er langjarig onderzoek uitgevoerd naar de lessen die te ontlenen zijn aan de relatief hoge arbeidsmarktparticipatie van deze groep voor andere nieuwkomers. Ontheemden uit Oekraïne hebben op dit moment tijdelijke bescherming in Nederland tot 4 maart 2024. Naar verwachting wordt deze tijdelijke bescherming door de Raad in Brussel dit najaar verlengd tot (maximaal) 4 maart 2025.

Op de arbeidsmarkt heeft lang niet iedereen altijd een gelijkwaardige kans om te participeren. Om gelijkwaardige kansen te bevorderen en discriminatie te voorkomen is het kabinet eerder gekomen met een wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie. Dit wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om beleid te hebben voor werving en selectie, waarbij ieder die beschikbaar is voor de baan gelijke kansen krijgt. In 2024 zal verder worden ingezet op het voorlichten van werkgevers en het ontwikkelen van hulpmiddelen om een goede procedure voor werving en selectie op te zetten en daarmee arbeidsmarktdiscriminatie te voorkomen.

We vinden het belangrijk dat mensen in alle verscheidenheid met elkaar kunnen samenleven. De komende jaren wordt onze samenleving drukker, grijzer en diverser. Door toenemende verscheidenheid naar herkomst en meer tijdelijke verblijfsduur van (arbeids)migranten komt de sociale samenhang soms onder druk te staan. Dit vraagt meer inzet om de sociale samenhang en inclusie te versterken. Het advies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 dat in januari 2024 wordt uitgebracht kan hiervoor nieuwe aanknopingspunten bieden.

Dat vraagt ook dat iedereen mee kan doen in onze samenleving. Om de sociale stabiliteit in Nederland te bevorderen, versterken we de veerkracht van mensen in kwetsbare omstandigheden. De Agenda Veerkracht en Weerbaarheid 2023-2025 richt zich op de professionals die met hen werken: jeugdwerkers, maatschappelijke organisaties, gemeenteambtenaren en anderen. Voor hen en met hen ontwikkelen we interventies om beschermende factoren te versterken, zoals een gezonde identiteitsontwikkeling, zelfbeschikking en democratisch burgerschap.

Zowel de koning als het kabinet hebben excuses gemaakt voor het slavernijverleden. Het kabinet neemt maatregelen tegen de doorwerking van het slavernijverleden in het heden. Met het maatschappelijk middenveld wordt verkend of en welke inzet mogelijk is om discriminatie in de context van de doorwerking van het slavernijverleden te voorkomen. Deze uitwerking raakt ook aan het voorkomen van arbeidsmarktdiscriminatie en het bevorderen van gelijkwaardig deelnemen op het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarnaast is 2023/2024 het herdenkingsjaar slavernijverleden. Ons ministerie is betrokken bij het zichtbaar maken van dit herdenkingsjaar. Via het Mondriaanfonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie worden middelen beschikbaar gesteld voor maatschappelijk initiatief om het herdenkingsjaar zichtbaar te maken.

4) Bestaanszekerheid

In Nederland zorgen we voor een vangnet als het tegenzit. Dat kan komen door bijvoorbeeld ziekte, werkloosheid of geldzorgen. Bestaanszekerheid voor iedereen is het doel. Helaas wordt dit niet altijd gerealiseerd. Er zijn ook mensen die tijdelijk of langdurig onder het sociaal minimum belanden, bijvoorbeeld omdat zij niet voldoende aanvullingen ontvangen. Terwijl zij daar soms wel recht op hebben. Er komt een oplossing voor alleenverdieners die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een vergelijkbaar paar in de bijstand door samenloop van de fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. Gemeenten hebben aangegeven in 2024-2027 een tegemoetkoming uit te kunnen keren als een regeling hiervoor uitvoerbaar wordt ontworpen. Vanaf 2028 komt er een oplossing via de fiscaliteit.

De Commissie Sociaal Minimum heeft recent aanbevelingen gedaan om het sociaal minimum te herijken en beter te laten aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. Het kabinet komt met een steunpakket om de toename van armoede volgend jaar te voorkomen. Dit betreft onder andere het verhogen van het kindgebonden budget, het schrappen van de verlaging van de jonggehandicaptenkorting en het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand. Ook stelt het kabinet middelen beschikbaar voor gemeenten voor bijzondere bijstand en vroegsignalering van geldzorgen.

Het versterken van de bestaanszekerheid vereist een samenhangende aanpak. SZW start daarom het programma ‘Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen' (VIM). Het doet dit programma samen met de Ministeries van Financiën, VWS, OCW en BZK, de betrokken publieke dienstverleners zoals UWV, Toeslagen, Belastingdienst, SVB en DUO, gemeenten en de mensen voor wie de inkomensondersteuning is bedoeld. Het doel is om vanuit het perspectief van mensen scenario’s te ontwikkelen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning voor de toekomst. Daarnaast gaat het programma werken aan oplossingen voor domeinoverstijgende knelpunten waar mensen nu tegenaan lopen. Naast dit programma sluit SZW aan bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV), waarmee het kabinet investeert in leefbaarheid en veiligheid door middel van een gebiedsgerichte, integrale aanpak in 20 stedelijke focusgebieden.

Daarnaast werkt het kabinet aan vereenvoudigingen binnen het stelsel van sociale zekerheid. De wet die de inrichting van dit stelsel regelt (wet SUWI), wordt gemoderniseerd. Ook werkt het kabinet met de uitvoerders aan een herijking van het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid om de gevolgen van complexiteit voor mensen te verminderen en rekening te houden met wat mensen kunnen.

Voor de Werkloosheidswet (WW) is het kabinet een vereenvoudigingstraject opgestart. Hoewel de WW voor veel mensen werkt, zien we ook een brede en groeiende groep voor wie dat niet geldt. De uitkomsten uit het knelpuntenonderzoek zullen in 2024 verder uitgewerkt worden. Daarnaast wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een grootschalig onderzoek naar de sollicitatieplicht als invulling van de inspanningsplicht in de WW. Het onderzoek kijkt naar de effecten van deze plicht en naar wat eventuele alternatieven zijn, waarbij meer aandacht is voor de situatie van individuele WW-gerechtigden.

Voor de arbeidsongeschiktheidsregelingen worden in 2024 verdere acties doorgevoerd om knelpunten op te lossen en volgt een advies van de commissie OCTAS. Door de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal medische beoordelingen moeten mensen te lang wachten op hun WIA-(her)beoordeling. Dit leidt tot onzekerheid over het recht op een uitkering en daarmee tot onzekerheid over het inkomen. Ook voor werkgevers betekent dit dat er te lang onduidelijkheid is over de financiële gevolgen van een mogelijke uitkering. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van het UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het voornemen van het kabinet om de tijdelijke maatregel vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60-plussers te verlengen en de tijdelijke maatregel «beoordelen op verdiensten» in te voeren. Daarnaast wordt eraan gewerkt om waar mogelijk hardheden uit de WIA weg te nemen, bijvoorbeeld met een aanpassing van de dagloonsystematiek. De commissie OCTAS werkt aan een probleemanalyse voor de lange termijn, met opties voor mogelijke herziening van het stelsel van ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het rapport van de commissie OCTAS is voorzien voor het eerste kwartaal van 2024.

De Participatiewet moet meer in balans worden gebracht. Daartoe is de internetconsultatie voor een wetsvoorstel recent afgelopen. Dit wetsvoorstel biedt gemeenten meer ruimte om te doen wat nodig is om mensen die recht hebben op een bijstandsuitkering goed te ondersteunen. Daarnaast onderzoekt het kabinet de opties voor een herziening van de Participatiewet op de lange termijn.

Het kabinet heeft kwantitatieve doelstellingen voor de Aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden die aansluiten bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling (SDG’s) van de VN om armoede te beëindigen. De meerjarige Aanpak geldzorgen, armoede en schulden heeft als doel om te komen tot een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 ten opzichte van 2015, een halvering van het totaal aantal personen in armoede en een halvering van het aantal huishoudens in de problematische schulden in 2030 ten opzichte van 2015.

Een belangrijke pijler van de aanpak is voorkomen dat schulden ontstaan. De stress, eenzaamheid en uitsluiting die geldzorgen met zich meebrengen beperken mensen bij het invulling geven aan hun leven. Het belemmert mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving. Het kabinet wil blijven voorkomen dat beginnende schulden problematische schulden worden. Het blijft daarom inzetten op vroege signalering en ondersteuning bij beginnende achterstanden. Verder zorgt het kabinet voor een betere, verantwoorde overheidsincasso en gaat het de doorverkoop van schulden als verdienmodel tegen. Per 1 juli 2023 is de standaardlooptijd van de aflosperiode van schuldregelingen al verkort tot 18 maanden. Daarnaast zet het kabinet in op financiële educatie, in het bijzonder in het mbo.

Het kabinet wil daarnaast voorkomen dat armoede overgaat van generatie op generatie. Een kind dat opgroeit in armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat op tal van plekken in het leven op achterstand. Om te komen tot een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede heeft het versterken van bestaanszekerheid van gezinnen dan ook prioriteit. Om te zorgen dat ieder kind mee kan doen, geeft het kabinet onder andere subsidie aan het samenwerkingsverband ‘Sam& voor alle kinderen’.

De Ministeries van SZW, BZK en EZK werken samen met gemeenten aan de aanpak van energiearmoede. Vanwege de gestegen energieprijzen heeft het kabinet in 2023 onder andere het prijsplafond ingevoerd en krijgen huishoudens met een laag inkomen een energietoeslag. Ook is er subsidie verstrekt aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. Het kabinet heeft extra middelen gereserveerd om een bijdrage te doen aan het noodfonds, zodat de laagste inkomens in de winter van 2023-2024 een vangnet hebben.

Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) moeten, net zoals in Europees Nederland, kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Daarom is het kabinet van plan in 2024 de minimumuitkeringen en de kinderbijslag in Caribisch Nederland te verhogen. Bovendien zijn er middelen gereserveerd om na 2024 een volgende stap te zetten op basis van het aanstaande advies van de Commissie Sociaal Minimum. Ook is er aandacht voor de arbeidsmarkt in Caribisch Nederland met daarin speciale aandacht voor de positie van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Met het wetsvoorstel Kinderopvang BES draagt SZW daarnaast bij aan het verlagen van de kosten voor levensonderhoud. Het wetsvoorstel heeft als doel het verbeteren van de kwaliteit en het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Het wetsvoorstel met inwerkingtreding voorzien voor 2024 is aangeboden aan het parlement.

5) Pensioen

Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen een prettige oude dag kunnen beleven met een goed vangnet (de AOW) en goed aanvullend pensioen voor alle generaties.

Het kabinet wil een gebaar maken naar ouderen van Surinaamse herkomst. Een grote groep ouderen is voor de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland gekomen waarbij zij de verwachting hadden zo hun rechten en plichten te behouden. Bij hen bestond de verwachting recht op volledige AOW te hebben, hetgeen niet het geval is. Het kabinet wil met een eenmalig bedrag recht doen aan de gevoelens van onrecht die volgen uit de bijzondere samenloop van omstandigheden.

Op 1 juli 2023 is de Wet toekomst pensioenen in werking getreden. Hiermee is het perspectief op een koopkrachtig pensioen toegenomen, is het pen­sioenstelsel transparanter en persoonlijker geworden en sluit het beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. Doelstelling van de nieuwe wet is om het draagvlak voor het pensioenstelsel op korte termijn verder te vergroten voor ouderen (eerder zicht op indexatie) én jongeren (een beter contract).

Pensioenuitvoerders en sociale partners krijgen tot en met uiterlijk 2027 de tijd om de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel te maken. Hier gaat een zorgvuldig proces aan vooraf, dat ook in 2024 zal lopen, waarin eerst sociale partners en daarna uitvoerders aan zet zijn om een transitieplan en implementatieplan op te stellen dat een evenwichtige transitie naar de nieuwe regeling moet borgen.

Voor de implementatie van het nieuwe pensioenstelsel is budget beschikbaar gesteld om de capaciteit uit te breiden van overheidsinstanties die een (in)directe rol hebben gedurende de transitie. Dat zijn onder andere de Belastingdienst, de Raad voor de Rechtspraak en de verdere rechtsketen. Ook is er een centraal informatieplatform dat informatie verschaft over het nieuwe pensioenstelsel aan deelnemers (pensioenduidelijkheid.nl) en aan professionals (werkenaanonspensioen.nl). Daarnaast is voor de komende jaren een publiekscampagne opgezet.

Het kabinet zal de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel de komende jaren intensief monitoren. Het parlement zal gedurende de transitieperiode periodiek geïnformeerd worden over de voortgang van de transitie. Ook zal een speciaal hiervoor aangestelde regeringscommissaris het kabinet adviseren over de pensioentransitie vanuit het perspectief van uitvoerbaarheid en goede voorbeelden delen binnen de sector. Op basis van de monitoring en de onafhankelijke adviezen van de regeringscommissaris zal het kabinet bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn.

6) Gezond en Veilig Werken nu en in de toekomst

Ook in 2024 is gezond en veilig werken een speerpunt. Mensen moeten zich veilig en zeker genoeg voelen over hun werk, nu en in de toekomst. Goed arbobeleid is cruciaal om dit doel te kunnen verwezenlijken. SZW is van plan te komen met een Arbovisie 2040 waarin de basis wordt gelegd voor gezonder en veiliger werken in Nederland. Met onder andere de sociale partners werken we deze Arbovisie verder uit, door een stevige inzet op preventie, een betere uitvoering met als sluitstuk goed toezicht en handhaving. Op Europees niveau toont het kabinet ambitie door zich in te zetten om het doel van Vision Zero te halen. Hierbij wordt gestreefd naar het voorkomen van arbeidsongevallen en beroepsziekten én het bevorderen van fysieke en mentale gezondheid van werknemers.

Het is belangrijk om ook in 2024 te blijven investeren in de kwaliteit van de bedrijfsarts en de arbeidsgerelateerde zorg. Het kabinet heeft daarom middelen gereserveerd om zowel opleidingsuren van praktijkopleiders te compenseren zodat meer artsen kunnen worden opgeleid, als een bijdrage aan de kosten voor meer opleidingsplekken (zie ook paragraaf 2 over het arbeidsmarktpakket). Dit om het oplopende tekort aan praktijkopleiders tegen te gaan. Daarnaast wordt ook de kwaliteit van de opleidingen verbeterd en wordt geïnvesteerd in een efficiëntere samenwerking in multidisciplinaire teams.

Veilig werken met gevaarlijke stoffen en het voorkomen van beroepsziekten is cruciaal. Het beleid is gericht op alle onderdelen van de keten. Sinds 1 januari 2023 is de Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) in werking getreden. Deze regeling komt mensen eenmalig tegemoet die tijdens hun werk in aanraking zijn gekomen met gevaarlijke stoffen. In 2024 wordt de regeling uitgebreid met enkele nieuwe beroepsziekten.

De intensieve aanpak van mentale klachten en burn-outklachten wordt in 2024 gecontinueerd. In onze samenleving ervaren mensen, onder wie jeugd, steeds meer druk om te presteren, wat bijdraagt aan mentale klachten. Werkenden hebben vaker burn-outklachten. De oorzaken liggen in zowel werk, de persoonlijke en sociale situatie van mensen als de samenleving. Daarom zet het kabinet met de «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten» (BMS) en de aanpak «Mentale Gezondheid van ons allemaal» in op een brede, met name preventieve, aanpak met veel partijen.

Het kabinet heeft een actieprogramma gelanceerd tegen het grote maatschappelijke probleem van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Het kabinet wil een samenleving waarin iedereen zich veilig voelt en bijdraagt aan een veilige omgeving. Het actieprogramma werkt met maatregelen aan een cultuurverandering. Denk daarbij aan gedeelde waarden en normen, bijpassende wet- en regelgeving, organisaties die hun processen op orde hebben, omstanders die handelingsbekwaam zijn en goede en vindbare hulpverlening. De regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, houdt het maatschappelijke gesprek op gang en adviseert het kabinet over de totstandkoming en uitvoering van het actieprogramma. In 2024 werkt SZW aan onder meer wet- en regelgeving over het verplichten van klachtenprocedure en gedragscode voor werkgevers.

7) Arbeid en zorg, gezinnen en gendergelijkheid op de arbeidsmarkt

Wij staan voor een kwalitatieve en toegankelijke kinderopvang. Kinderopvang draagt bij aan een goede start van het leven. Het legt de basis om mee te kunnen doen in de samenleving en zich te ontwikkelen, zodat mensen zelf kunnen bijdragen aan hun eigen toekomst. Goede kinderopvang is eveneens essentieel voor ouders die hun werk en de zorg voor hun kinderen combineren, mede in het licht van arbeidsparticipatie.

We werken verder aan plannen voor de afschaffing van de kinderopvangtoeslag en de invoering van een nieuw financieringsstelsel in de kinderopvang. We zetten ons in voor kwalitatief goede kinderopvang. In de huidige systematiek waarin grote bedragen als onzeker voorschot worden uitgekeerd aan ouders, bestaat het risico dat zij worden geconfronteerd met hoge terugvorderingen. Het voornemen is daarom de kinderopvangtoeslag zoals we die nu kennen af te schaffen en de overheidsvergoeding rechtstreeks uit te keren aan de kinderopvangorganisaties. Daarnaast werken we aan een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding voor werkende ouders. Hierdoor neemt de toekenningszekerheid toe en de marginale druk significant af.

Het is essentieel dat kinderopvang toegankelijk blijft en we de hoge kwaliteit van de kinderopvang die we hebben, behouden. Uit de impactanalyses van de uitvoerders is gebleken dat invoering per 2025 niet haalbaar is. Daarom is besloten de invoering van het nieuwe financieringsstelsel niet eerder dan in 2027 te laten plaatsvinden. Wel wordt het nieuwe stelsel gefaseerd ingevoerd, door middel van aanpassingen van het bestaande KOT-stelsel in de jaren voorafgaand aan de start van het nieuwe stelsel.

Daarnaast werken we, samen met Dienst Toeslagen en brancheorganisaties, ook in 2024 door aan verbeteringen binnen het huidige stelsel. De huidige tekorten op de arbeidsmarkt laten zien dat voldoende plek op de kinderopvang een essentiële randvoorwaarde is voor mensen om aan het werk te gaan. Maar ook de sector zelf heeft te maken met arbeidstekorten. Het kabinet onderneemt daarom samen met de sector acties om nieuw personeel aan te trekken, het huidige personeel te behouden en hen te motiveren meer uren te werken. Zo ontwikkelen we een loopbaanpad met leerlijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals statushouders, om stapsgewijs door te kunnen groeien van groepshulp naar pedagogisch medewerker. We zetten ook in op een verbetering van de kwaliteit van de gastouderopvang en we herijken de kwaliteitseisen in de kinderopvang. Tot slot is het van belang nu al de kinderopvangtoeslag eenvoudiger en begrijpelijker te maken. Zo wordt er onder andere een wetswijziging voorbereid voor doelgroepers met zwangerschapsverlof en wordt het partnerbegrip eerstegraads bloedverwanten aangepast.

Gendergelijkheid op onder andere de arbeidsmarkt vraagt naast gerichte beleidsmaatregelen ook om een cultuuromslag. In 2024 zal het kabinet doorgaan met een maatschappelijke dialoog over dit onderwerp. Die dialoog moet aanbevelingen opleveren die breed gedragen worden zodat ze bijdragen aan het doorbreken van de culturele norm over de rollen van vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt. In de dialoog wordt daarnaast in keukentafelgesprekken met gezinnen verkend met welke uitdagingen zij te maken hebben als het gaat om het combineren van arbeid en zorgtaken en welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn voor mensen zelf, werkgevers en de overheid. Gelijke kansen dragen bij aan meer arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van met name vrouwen. Het kabinet zet verschillende stappen om de arbeidsmarktpositie van vrouwen te verbeteren en om het voor ouders makkelijker te maken om arbeid en zorg te combineren. Zoals de invoering van betaald ouderschapsverlof (2022) en het voornemen de Europese Richtlijn loontransparantie te implementeren (uiterlijk 2026), die onder andere organisaties met meer dan 100 werknemers verplicht om te rapporteren over loonverschillen tussen mannen en vrouwen.

In de afgelopen jaren is het verlofstelsel, bedoeld om mensen te ondersteunen in het vinden van een evenwicht tussen werk en zorgtaken, meermaals uitgebreid. Met deze uitbreidingen van de wet arbeid en zorg zijn meer mogelijkheden ontstaan voor mensen om hun werk en zorgtaken te combineren. Het heeft echter ook de wens om de wet te vereenvoudigen versterkt, waardoor werknemers beter voor hun eigen situatie een weloverwogen keuze kunnen maken. De mogelijkheden voor vereenvoudiging worden in 2023 in beeld gebracht. In 2024 zal daaraan verder uitwerking worden gegeven, waarbij ook het SER-advies over verlof, dat in het najaar van 2023 verschijnt, zal worden betrokken.

Brede welvaart

Naar aanleiding van de motie Hammelburg c.s.12 kondigde het kabinet in 2022 aan te gaan kijken naar de mogelijkheden om brede welvaart te koppelen aan departementale begrotingen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft sindsdien de factsheet met brede welvaartsindicatoren verder ontwikkeld3. De factsheet brengt brede welvaartsuitkomsten in beeld die relevant zijn voor het beleidsterrein van SZW.

De factsheet laat zien dat verbetering van de brede welvaart op SZW-terrein mogelijk lijkt. Zo maakten in 2022 meer Nederlanders zich zorgen over hun financiële toekomst door onder andere de oorlog in Oekraïne en de torenhoge energieprijzen en inflatie. Tussen 2013 en 2021 namen zorgen over de financiële toekomst juist elk jaar af4. Het kabinet heeft voor 2023 een fors koopkrachtpakket getroffen om huishoudens te ondersteunen bij de inflatie en stijgende energieprijzen. Ook voor 2024 treft het kabinet koopkrachtmaatregelen om de evenwichtigheid van de koopkracht te bevorderen en te voorkomen dat de armoede oploopt. Ook op het terrein van gelijke behandeling is verbetering mogelijk. Zo is het aandeel vrouwen op managementposities in internationaal opzicht laag en rekent een relatief groot deel van de bevolking zichzelf tot een groep die gediscrimineerd wordt. Het ziekteverzuim nam toe tijdens de coronapandemie in 2021 en 2022. De eerste tekenen zijn dat het ziekteverzuim in 2023 weer daalt5.Tot slot is de groep die vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid niet kan werken groter dan in andere Europese landen.

In algemene zin is het beeld van de brede welvaart op de voor SZW meest relevante terreinen positief. Het overgrote deel van de uitkomsten is beter dan voorheen en laat zo een positieve trend zien. Bij de helft van de uitkomsten doet Nederland het op internationaal vlak goed en behoort het tot de top 5 van de Europese Unie. Voorbeelden van positieve uitkomsten zijn de hoge tevredenheid met arbeids­omstandig­heden, hoge tevredenheid met het leven, hoge ervaring van eigen regie, lage langdurige werkloosheid en goede werk-privé balans.

Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2022 is toegelicht in het jaarverslag over 2022. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2022 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.

2020 2021 2022 2020 2021 2022
UWV1 6,7 4,9 4,5 23 18 15
SVB2 3,9 2,7 3,0 6,0 5,0 6,2
Gemeenten3 25 26 20 59 59 47
Totaal 4 4 4 88 82 69
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal.
2020 2021 2022 2020 2021 2022 2020 2021 2022
UWV1 3,7 2,1 1,7 3,7 2,5 2,0 4,9 6,5 7,1
SVB2 1,1 0,9 0,9 0,9 0,8 0,9 4,6 3,2 4,0
Gemeenten3 9,2 7,2 5,8 5,6 4,3 3,7 7,3 6,8 4,2
Totaal 14 10 8 10 8 7 17 17 15
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
UWV1 61 59 46 38 24
SVB2 51 42 37 45 21
Gemeenten3 40 33 28 21 13
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering 150 150 150 2
Mensen met recht op Ziektewetuitkering 400 450 500 2
Mensen met recht op WIA-uitkering 3.000 3.000 4.200 3.000
Mensen met recht op Wajong 6.700 7.100 7.700 8.000
Totaal 10.250 10.650 12.600
  1. De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.
  2. Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

2.2 Motie Schouw

Op 4 oktober 2022 is het definitieve Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd. Het definitieve Nederlandse HVP bestaat uit 49 maatregelen. Het Ministerie van SZW geeft uitvoering aan de volgende vijf maatregelen, onderverdeeld in hervormingen en investeringen:

  1. Hervormingen

    1. Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV ZZP)
    2. Hervorming pensioenstelsel tweede pijler
    3. Aanpak schijnzelfstandigheid
  2. Investeringen

    1. Nederland Leert door
    2. Regionale Mobiliteitsteams (RMT's).

Het kabinet werkt momenteel hard aan de implementatie van het HVP. Over de voortgang van de implementatie van het HVP wordt de Kamer tweejaarlijks geïnformeerd. In het voorjaar van 2024 zal dit gebeuren door middel van het Nationaal Hervormingsprogramma en in het najaar door middel van een aparte Kamerbrief.     

Nederland is voornemens eind 2023 het eerste betalingsverzoek ter waarde van € 1,4 miljard in te dienen bij de Europese Commissie. De minister van Financiën bereidt, namens het kabinet en in nauwe samenwerking met de departementen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende maatregelen, het formele betalingsverzoek voor. Het Ministerie van SZW is voor het eerste betaalverzoek verantwoordelijk voor de uitvoering en verantwoording van de mijlpalen en doelstellingen van de hervormingen/investeringen (zie onderstaande tabel) en het borgen van de financiële belangen van de Unie voor de relevante maatregelen van het Ministerie van SZW. Over de beoordeling van het eerste betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Kamer te zijner tijd geïnformeerd.

Nederland is tevens voornemens om medio 2024 het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Over de beoordeling van dit tweede betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Kamer ook te zijner tijd geïnformeerd.

Hervormingen Hervorming pensioenstelsel tweede pijler Inwerkingtreding van de wet tot hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel.
Aanpak schijnzelfstandigheid Aan het parlement gepresenteerd actieplan om het aantal schijnzelfstandigen terug te dringen.
Investeringen Nederland leert door Professioneel ontwikkelingsadvies aan 68.705 individuen om hun loopbaan te heroriënteren.
Opleidings- en leeractiviteiten aan 119.000 individuen ter ondersteuning van de ontwikkeling van vaardigheden.
Regionale mobiliteitsteams (RMT's) Inwerkingtreding van het ministerieel besluit tot oprichting van regionale mobiliteitsteams.
Publicatie van een dashboard met kwantitatieve informatie over de diensten die de regionale mobiliteitsteams aanbieden.

2.3 Budgettaire ontwikkeling uitgavenplafond Sociale Zekerheid

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken dat voor mutaties van de werkloosheidsuitgaven (WW en bijstand) die niet het gevolg zijn van beleidsmatige keuzes het uitgavenplafond wordt aangepast. Dit bevordert de automatische stabilisatie van de overheidsfinanciën. Voor beleidsmatige mutaties van werkloosheidsuitgaven en bijstand wordt het plafond niet aangepast. Daarnaast wordt het plafond aangepast voor de loon- en prijsontwikkeling. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt ook aangepast voor de maatregelen die zijn genomen in antwoord op de coronacrisis, omdat het kabinet het niet wenselijk acht hiervoor andere uitgaven te verminderen.

2.2.1 Opbouw uitgavenplafond Sociale Zekerheid

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefinancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden gefinancierd uit belastingopbrengsten. De premiegefinancierde uitgaven komen ten laste van de sociale fondsen: deze uitgaven worden gedaan door UWV en de SVB. Tabel 6 bevat een toelichting op de opbouw van de uitgaven die tot het uitgavenplafond Sociale Zekerheid worden gerekend.

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd 48,7 58,0 58,4 60,1 61,4 61,7
-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen 20,6 28,1 28,7 29,6 30,5 30,6
-/- Uitgaven plafond Rijksbegroting 1,4 2,1 1,6 1,7 1,4 1,1
-/- Uitgaven plafond Investeringen 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd 1,7 0,6 0,6 0,7 0,6 0,6
+ Loon- en prijsbijstelling 0,0 2,0 3,3 4,7 6,0 7,3
+ Overig 0,0 0,1 0,1 0,2 0,2 0,2
A. SZ-uitgaven begroting 25,0 29,4 30,8 33,1 35,2 37,0
Totaal uitgaven premiegefinancierd 71,5 77,9 82,8 88,5 93,7 98,3
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd 0,2 0,2 0,2 0,3 0,3 0,3
B. SZ-uitgaven premie 71,3 77,7 82,6 88,2 93,4 98,0
C. Integratie-uitkering sociaal domein 1,9 1,9 1,8 1,7 1,7 1,6
Totale SZ-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C) 98,2 108,9 115,2 123,0 130,2 136,5

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel worden gefinancierd uit begrotingsmiddelen, dit is de correctie voor rijksbijdragen. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, die nodig is om de AOW-uitgaven te kunnen dekken. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende toereikend voor de AOW-uitgaven. In 2024 worden de uitgaven onder het uitgavenplafond hierdoor met € 28,1 miljard gecorrigeerd.

Ook zijn er uitgaven op de SZW-begroting die onder het uitgavenplafond Rijksbegroting vallen, waarvoor met € 2,1 miljard wordt gecorrigeerd. Dit betreft onder meer verschillende subsidies en opdrachten en de apparaatsuitgaven van SZW. Eenzelfde soort correctie wordt gedaan voor het uitgavenplafond Investeringen. Deze post is te klein om tot uiting te komen in de tabel.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,6 miljard (terugontvangsten Kinderopvang en terugontvangsten Tegemoetkoming ouders).

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen zijn hiervoor middelen gereserveerd (€ 2,0 miljard in 2024). Deze middelen staan niet op de SZW-begroting, maar op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd.

De post overig bestaat uit middelen die op de aanvullende post bij Financiën staan. Hierin is de in=uittaakstelling ook verwerkt, dit is de tegenhanger van de eindejaarsmarge. Met de eindejaarsmarge worden middelen toegevoegd aan het volgende jaar, wat leidt tot uitgaven bovenop het afgesproken plafond. De in=uittaakstelling wordt geboekt om te voorkomen dat het plafond door het toevoegen van de eindejaarsmarge wordt overschreden.

De premiegefinancierde uitgaven zijn uitgedrukt in lopende prijzen. De post wordt gecorrigeerd voor de premiegefinancierde ontvangsten. Het gaat hier om de ontvangsten uit het Ufo (Uitvoeringsfonds voor de overheid), die overheidswerkgevers betalen ten behoeve van de WW.

De middelen voor de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein (IUSD) en staan daarom niet op de SZW-begroting. Deze uitgaven (€ 1,9 miljard in 2024) zijn wel onderdeel van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid en worden bijgeteld.

In lopende prijzen bedragen de uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid € 108,9 miljard in 2024.

2.2.2 Uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2023-2028

In tabel 7 wordt de opbouw van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. In 2024 bedragen de totale uitgaven € 108,9 miljard. In de jaren van 2024 tot 2028 stijgen de verwachte uitgaven van € 108,9 miljard naar € 136,5 miljard. De stijging is voor een groot deel toe te wijzen aan de nominale ontwikkeling (aanpassing aan de loon- en prijsontwikkeling). Deze post bedraagt € 7,0 miljard in 2024 en stijgt naar € 26,3 miljard in 2028. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling blijven de uitgaven onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid min of meer gelijk. Een overzicht van het verloop van de uitgaven over de jaren 2023 t/m 2028 is te vinden in de horizontale toelichting in de bijlagen bij de Miljoenennota.

De grootste uitgavenpost onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid voor 2024 is de AOW (€ 48,3 miljard in 2024). Resterende grote uitgavenposten zijn de arbeidsongeschiktheidsregelingen (€ 17,2 miljard), de WW en bijstand (tezamen € 10,2 miljard) en de kinderopvang en kindregelingen (tezamen € 13,2 miljard). De verwachte uitgaven aan de AOW lopen op als gevolg van een toenemend aantal AOW-gerechtigden. De WW- en bijstandsuitgaven lopen naar verwachting de komende jaren op als gevolg van een stijging van de werkloosheid tot aan het evenwichtsniveau.

Arbeidsmarkt
LIV/jeugd-LIV/LKV 0,7 0,7 0,5 0,3 0,2 0,2
Transitievergoeding/Compensatieregeling TV MKB 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4
Werkloosheid/Bijstand
WW-uitgaven (werkloosheid) 2,7 3,2 3,6 3,9 4,2 4,5
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) 6,7 7,0 7,2 7,4 7,6 7,7
Ziekte/arbeidsongeschiktheid/verlofregelingen
ZW-uitgaven 2,1 2,1 2,1 2,1 2,1 2,1
WIA/WAO/WAZ/Wajong 17,0 17,2 17,4 17,5 17,6 17,8
WAZO/geboorteverlof/ouderschapsverlof 2,5 2,6 2,7 2,8 2,8 2,9
Ouderdom/Nabestaanden
AOW 47,8 48,3 49,4 50,6 51,8 52,2
Inkomensondersteuning AOW 0,2 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
Anw 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Kinderopvang en kindregelingen
KOT 4,2 4,3 4,7 5,8 6,5 6,9
AKW/WKB 7,9 8,9 8,6 8,3 8,2 8,1
Re-integratie/Participatie
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Integratie-uitkeringen sociaal domein 1,9 1,9 1,8 1,7 1,7 1,6
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) 3,0 2,9 2,8 2,9 2,9 2,9
Overige uitgaven 0,5 1,8 1,9 2,2 2,3 2,4
Nominale ontwikkeling 0,0 7,0 11,5 16,7 21,5 26,3
Totaal SZ-uitgaven 98,2 108,9 115,2 123,0 130,2 136,5

2.2.3 Mutaties uitgaven uitgavenplafond Sociale Zekerheid 2023-2028

Tabel 8 geeft de mutaties weer tussen ontwerpbegroting 2023 en de ontwerpbegroting 2024. Hierbij worden een aantal grote beleidsmatige mutaties toegelicht. Zo is het kindgebonden budget verhoogd tijdens de koopkrachtbesluitvorming. Hiermee wordt de koopkracht in 2024 bevorderd en wordt voorkomen dat de (kinder)armoede komend jaar verder oploopt.

Daarnaast is er in het kader van het arbeidsmarktpakket ingezet op een lastenverlichting voor het bedrijfsleven. De middelen worden via de SZW-begroting overgeheveld van de uitgavenkant naar de inkomstenkant van de Rijksbegroting. De middelen worden onder andere ingezet voor de uitzondering op de hoge WW-premie voor voltijdscontracten.

In de voorjaarsnota is het uitstel van het nieuwe financieringsstelsel kinderopvang aangekondigd. Uit de impactanalyses van de uitvoerders is gebleken dat de invoering van het nieuwe financieringsstelsel niet eerder plaats kan vinden dan 2027, in plaats van 2025. Wel wordt het nieuwe stelsel gefaseerd ingevoerd, door middel van aanpassingen van het bestaande KOT-stelsel in de jaren voorafgaand aan de start van het nieuwe stelsel.

SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2023 99,9 105,1 111,9 117,4 123,2
Koopkrachtpakket: verhoging kindgebonden budget 0,1 1,1 1,1 1,0 1,0
Arbeidsmarktpakket: Lastenverlichting bedrijfsleven 0,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,3
Uitstel invoering nieuw financieringsstelsel kinderopvang 0,0 ‒ 0,1 ‒ 1,9 ‒ 2,0 ‒ 0,5
Ingroei naar nieuw financieringsstelsel kinderopvang 0,0 0,0 0,4 1,2 0,0
Overige uitgaven ‒ 1,8 3,0 4,0 5,7 6,8
SZ-uitgaven ontwerpbegroting 2024 98,2 108,9 115,2 123,0 130,2 136,5

2.2.4 Uitgaven Sociale Zekerheid en toetsing aan uitgavenplafond SZ

Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt jaarlijks conform de begrotingsregels bijgesteld voor loon- en prijsontwikkelingen, niet-beleidsmatige mutaties van de werkloosheidsuitgaven (onder andere de WW en bijstand), overboekingen met andere uitgavenplafonds en statistische correcties. De ontwikkeling van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt verder toegelicht in de bijlage «Plafondtoetsen» van de Miljoenennota 2024.

Uitgavenplafond SZ ontwerpbegroting 2023*1
Correcties*1
Uitgavenplafond SZ ontwerpbegroting 2024*1
  1. De ontwikkeling van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt toegelicht in de bijlage «Plafondtoetsen» bij de Miljoenennota 2024.

De actuele uitgavenramingen onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid, zoals deze zijn weergegeven in tabel 7, dienen volgens de regels budgetdiscipline voor 2024 te worden getoetst aan het actuele uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Deze plafondtoetsing wordt weergegeven de bijlage «Plafondtoetsen» bij de Miljoenennota 2024.

Totale SZ-uitgaven1 98,2 108,9
Uitgavenplafond SZ1
Over-/onderschrijding uitgavenplafond SZ1
  1. De totale SZ-uitgaven worden getoetst aan het uitgavenplafond in de bijlage «Plafondtoetsen» bij de Miljoenennota 2024.

2.4 Openbaarheidsparagraaf

Het versneld op orde brengen van onze informatiehuishouding en het vergroten van de transparantie naar de samenleving en parlement zijn belangrijke lessen uit het verslag ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK, december 2020). Daarnaast heeft de Wet open overheid (Woo) per 1 mei 2022 de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vervangen. Dit betekent dat de overheid (nog) transparanter moet worden.

SZW heeft de verbetering van haar informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid belegd in het programma ’ENIGMA, Informatiehuishouding Open op Orde 2021 ‒ 2026’. Het programma heeft tot doel om het informatiebeheer van SZW te verbeteren, transparanter te maken en om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van medewerkers en in het werk van SZW te verankeren.

In 2024 zal het verbeteren en het transparanter maken van de informatiehuishouding van SZW verder worden vormgegeven. In deze paragraaf worden deze inspanningen voor 2024 inhoudelijk nader toegelicht voor de drie hoofdonderdelen van deze opgave, namelijk de verbetering van de informatiehuishouding (langs de vier actielijnen van het programma ENIGMA) en de actieve en passieve openbaarmaking (implementatie Woo). Ten slotte wordt ingegaan op de financiën van het programma ENIGMA.

Verbetering van de informatiehuishouding (highlights)

Actielijn 1. Informatieprofessionals

De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan de bewustwording en het vergroten van de kennis van de SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. In 2024 wordt hiermee verdergegaan. In 2023 is het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) geïmplementeerd. Het KWIV geeft aan welke eisen en competenties noodzakelijk zijn voor het profiel van de informatieprofessional. Vanaf 2024 maakt het KWIV onderdeel uit van het (strategisch) personeelsbeleid en -planning van de organisatie. De werving van informatieprofessionals was in de afgelopen jaren een grote uitdaging gezien de afhankelijkheid en huidige schaarste op de arbeidsmarkt. Voor 2024 wordt verwacht dat het uiteindelijk wel zal lukken om medewerkers te werven. Daarom is het van belang tijdig met de werving te beginnen.

Actielijn 2. Volume en aard van de informatie

Op 6 april 2023 is de kabinetsreactie gepubliceerd op het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IO&E), op de adviezen van de Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) en de Regeringscommissaris Informatiehuishouding (RIHH). In 2023 is een interdepartementaal traject gestart om te komen tot nieuw rijksbreed beleid en daaraan ondersteunende technische voorzieningen. De verwachting is dat dit in 2024 wordt afgerond. Tot die tijd blijft SZW haar huidige werkwijze hanteren: chatberichten van bewindspersonen en bestuursraadleden worden veiliggesteld, geschoond en gearchiveerd.

Voor e-mailarchivering worden in 2024 nieuwe rijksbrede hulpmiddelen aangeboden om e-mailarchivering te verbeteren.

De oude Archiefwet wordt gemoderniseerd zodat deze volledig is toegespitst op het digitale tijdperk. De tijd om belangrijke informatie over te brengen naar het Nationaal Archief is van 20 jaar naar 10 jaar ingekort. De inwerkingtreding van de wet is begin 2025 voorzien. SZW zal de voorziene wijzigingen gaan implementeren.

In 2023 wordt de eerste pilot opgestart voor social media archivering en de verwachting is dat deze geïmplementeerd wordt in 2024.

Actielijn 3. Informatiesystemen

Een goed werkend Document Management systeem (DMS) is randvoorwaardelijk voor het op orde brengen van de informatiehuishouding (goed kunnen opslaan, archiveren en eenvoudig/snel/goed terugvinden van informatie). DigiDoc Online wordt in 2023 opgeleverd en geïmplementeerd, waarna heel SZW hier in 2024 mee werkt.

In 2023 zijn de eerste ontwikkelingen op het gebied van het opschonen van de netwerkschijven uitgevoerd. Er is beleid opgesteld en er zijn twee pilots uitgevoerd. Op basis van uitkomsten wordt in 2024 de start gemaakt om in de tweede fase het opschonen breder uit te voeren.

Actielijn 4. Bestuur en naleving

Er wordt een kwaliteitssysteem opgezet en ingericht om de kwaliteit van de IHH te kunnen meten. Naar verwachting zal dit begin 2024 gereed zijn,

Actieve openbaarmaking

In de Wet open overheid (Woo) is geregeld dat de overheid (nog) transparanter moet worden en daarom moet ook SZW een deel van haar informatie (documenten) tijdig actief openbaar maken naar de burger toe, daar waar de burger dat nu nog vaak via een Woo-verzoek moet opvragen.

Op 10 juni 2022 is de nieuwe versie van de Beleidslijn actieve openbaarmaking van beslisnota’s geaccordeerd in de ministerraad. Met ingang van 20 september 2022 worden door SZW bij alle categorieën Kamerstukken de achterliggende beslisnota’s openbaar gemaakt.

In de Woo staat beschreven welke 11 informatiecategorieën verplicht openbaar moeten worden gemaakt onder artikel 3.3. Daarnaast is er een inspanningsverplichting voor overige informatie. In 2023 en 2024 wordt verder gewerkt aan de inventarisatie van de documenten die openbaar moeten worden gemaakt in het kader van de bovengenoemde 11 informatiecategorieën.

Er is een project gestart om bij alle directies de documenten die verplicht openbaar gemaakt dienen te worden te inventariseren en te specificeren per informatiecategorie. Vervolgens worden deze gepubliceerd en via de Woo-index PLOOI gemeld welke informatiecategorie waar is gepubliceerd. PLOOI (Platform Open Overheidsinformatie) ontsluit de informatie met een centrale zoekoplossing waarmee eenieder alle gepubliceerde informatie van de overheid kan doorzoeken. Dit laatste zal waarschijnlijk in het eerste kwartaal van 2024 gaan plaatsvinden.

Passieve openbaarmaking (Woo-verzoeken)

Het is van groot belang om burgers, wetenschappers en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien ingeval zij een Woo- of informatieverzoek indienen.

Hiervoor is het noodzakelijk om binnen SZW een goed ingericht werkproces te hebben. De Wet open overheid (Woo) schrijft voor dat een Woo-verzoek binnen 4 weken moet worden afgehandeld. Bij complexe verzoeken kan deze termijn eenmaal worden verdaagd met 2 weken. Deze termijn wordt door SZW niet in alle gevallen gehaald. SZW heeft in 2022 in 16% van de gevallen binnen de wettelijke termijn kunnen beslissen. SZW blijft continu investeren in en sturen op het op orde krijgen en houden van de arbeidsintensieve werkstroom afhandeling Woo-verzoeken om burgers, bedrijven en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien en achterstanden te voorkomen.

In 2022 en 2023 is vooral getracht het proces rond de beantwoording van Woo-verzoeken te verbeteren. Zo zijn er procesbeschrijvingen van de Woo-deelprocessen bij de juridische directie opgesteld, heeft een projectleider de juridische directie ondersteund bij het opstellen en implementeren van het proces rond Woo-verzoeken en is er een SZW brede workshop georganiseerd over de Woo.

Er is ook een pilot geweest (2022/2023) met als focus het verbeteren van de afhandeltermijn van een Woo-verzoek. Er is in dit kader een verkenning/analyse uitgevoerd op het proces van een groot en complex Woo-verzoek welke twee beleidsdirecties raakt.

Op basis van de adviezen uit het adviesrapport is in 2023 een Handreiking afhandelen Woo-verzoek ontwikkeld voor medewerkers van SZW en de Nederlandse Arbeidsinspectie. Er wordt in 2023 met deze handreikingen getest zodat na eventuele aanpassingen deze beide handreikingen eind 2023 kunnen worden vastgesteld.

In 2024 gaat SZW zich met name richten op het werken met bovengenoemde handreikingen.

Financiën programma ENIGMA

In januari 2022 zijn de definitieve actieplannen IHH Open op Orde 2022 van SZW, SVB en UWV door de pSG aangeboden aan BZK. Op basis van fiches (financiële onderleggers van de projecten) in het actieplan van SZW is voor deze opgave in totaal € 6,2 miljoen ontvangen voor 2024. Daarnaast heeft SZW circa € 0,4 miljoen beschikbaar in het kader van de implementatie van de Woo.

2.5 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) is een overkoepelende agenda met daarin de evaluatieprogrammering van de beleidsterreinen van SZW. De evaluatieonderzoeken staan geordend naar thema’s die aansluiten bij de strategie van heel SZW en zijn opgebouwd vanuit onze maatschappelijke opgaven (top-down) en vanuit onze kennis van hoe ons beleid werkt (bottom-up).

Dit is het vierde en formeel het laatste jaar van de overgangsfase van de systematiek van beleidsdoorlichtingen naar de SEA. Bij de begroting van 2024, is gekeken naar de samenhang met beleidsthema’s van andere departementen en de verschillende thema’s van SZW. Dit is terug te zien in de toelichtende teksten bij de thema’s en het agenderen van onderzoeken onder meerdere thema’s.

De evaluaties op deze SEA dienen niet alleen ter verantwoording van gevoerd beleid, maar zijn ook gericht op verbetering van bestaand beleid en het voorbereiden van nieuw beleid. Met de evaluaties kan op langere termijn worden beoordeeld hoe het beleid werkt en hoe we het beleid kunnen verbeteren. Daarbij hebben we aandacht voor de publieke waarde van ons beleid; ofwel de impact van beleid op de maatschappij. De SEA is van en voor heel SZW om te reflecteren op bestaand beleid ten behoeve van keuzes voor toekomstige SZW beleid.

Per SEA-thema is (voor een periode van de komende 4-7 jaar) inzichtelijk gemaakt:

  1. welke doelen het beleid op dat thema heeft;
  2. welke vastgestelde kennis er op dit thema al is;
  3. welke kennis er nog niet is en wat de inzichtbehoeften zijn;
  4. hoe de evaluatieplanning daaruit volgt;
  5. waar een eventuele overlap met andere thema’s van de SEA bestaat.

In de SEA maakt SZW onderscheid tussen evaluaties en overig onderzoek. De evaluaties zijn als volgt getypeerd: ex-ante evaluaties (zoals pilots, nulmetingen en experimenten), ex-durante evaluaties (zoals monitoring en tussenevaluaties), ex-post evaluaties (zoals wets- en effectevaluaties en periodieke rapportages). Bijlage 6 bij deze begroting biedt een beschrijving per individuele evaluatie van elk thema op de SEA.

Thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden

Het beleid omtrent gezond en veilig werken (G&VW) heeft tot doel dat werkenden in Nederland hun werk op een gezonde en veilige manier kunnen doen, zodat zij gezond blijven en werkend de pensioenleeftijd kunnen halen. Het fundament van de beleidsinzet wordt gevormd door de Arbeidsomstandighedenwet, het Arbeidsomstandighedenbesluit en de Arbeidstijdenwet. Een belangrijk deel van het beleid bestaat uit stimuleringsprogramma’s en -projecten gericht op werkgevers en werknemers, communicatie via het Arboportaal, en de dialoog met sociale partners en andere stakeholders.

SZW heeft in september 2020 een uitgebreide beleidsdoorlichting over artikel 1 van de SZW-begroting uitgevoerd, inclusief het beleidsterrein van G&VW. SZW werkt aan de Arbovisie 2040, onder meer op basis van deze beleidsdoorlichting en het onderzoek toekomstverkenning arbeid & gezondheid. In de Arbovisie 2040 wordt de basis gelegd voor het gezonder en veiliger werken in Nederland. Met onder andere de sociale partners werken we deze Arbovisie verder uit, door een stevige inzet op preventie, een betere uitvoering van de arboregels met als sluitstuk goed toezicht en handhaving. Daarmee bieden we ook een handvat om in de toekomst terug te blikken en te evalueren.

Naast de genoemde trajecten volgt G&VW met een meerjarig monitoringsprogramma de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van werkenden. Dit alles biedt, samen met de evaluaties van de beleidsinstrumenten onder dit thema, input voor de periodieke rapportage die in 2028 gepland staat.

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-post evaluatie 2028 1
Tussenevaluatie Programma Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten (BMS) Ex-durante evaluatie 2024 1
Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel Ex-durante evaluatie 2024 1
Toekomstverkenning arbeid & gezondheid Ex-ante evaluatie 2024 1
Arbobalans Ex-durante monitoring 2024 1
Evaluatie Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) Ex-post evaluatie 2027 1
Evaluatie meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners Ex-post evaluatie 2030 1

Thema 2: Leven lang ontwikkelen

De beleidsinstrumenten onder het thema leven lang ontwikkelen (LLO) stimuleren en faciliteren mensen om zichzelf verder te ontwikkelen en duurzaam inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Met name op een arbeidsmarkt die steeds in beweging is, wordt het belang van LLO steeds groter.

LLO helpt werkloosheid voorkomen door kennis en vaardigheden actueel te houden; LLO stimuleert doorgroeien in de loopbaan en geeft meer voldoening, werkplezier en meer inkomen. LLO draagt daarmee bij aan het goed functioneren van de arbeidsmarkt, het beter matchen van vraag en aanbod en het kunnen realiseren van ambities op het gebied van de klimaat- en energietransities, innovatie en groei. Cruciaal is een sterke ontwikkelcultuur waarin het voor mensen en bedrijven vanzelfsprekend is om zich te blijven ontwikkelen. Daarnaast wordt er steeds meer toegewerkt naar een op skills gerichte arbeidsmarkt, waarin niet alleen diploma’s van belang zijn, maar ook vaardigheden, competenties, kennis en bekwaamheid. SZW werkt op dit thema samen met onder andere OCW, EZK, SER en de NWO zodat onderzoeksagenda’s op elkaar afgestemd worden.

Op dit moment lopen er diverse subsidieregelingen die gericht zijn op werkenden of werkgevers: zoals de SLIM-regeling, NL leert door en de expeditie-regeling. Voor deze subsidieregelingen zijn al evaluatieplanningen opgesteld en opgenomen in de SEA 2024. Deze evaluaties geven inzicht in de vraag of de instrumenten doeltreffend en doelmatig zijn. Met deze evaluaties werken we toe naar een periodieke rapportage waarin we kijken naar de samenhang tussen de instrumenten. Het is de wens om hiermee inzicht te krijgen in de toegankelijkheid en het gebruik van de regelingen voor de verschillende groepen werkenden, waaronder flexwerkers en praktisch opgeleiden. Onder andere met het oog op deze inzichtbehoefte wordt komend jaar gekeken of het nuttig is om ook de evaluaties die worden uitgevoerd in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) op te nemen op dit SEA-thema. Een van de prioriteiten van ESF+ is ‘Kwetsbare werkenden en werkzoekenden’, waarbij een van de doelstellingen ‘een leven lang ontwikkelen’ is.

Daarnaast is er behoefte aan inzicht in de mate waarin scholing aansluit op de arbeidsmarkt. Met de huidige arbeidsmarktkrapte is intersectorale mobiliteit steeds belangrijker. Echter, mensen blijven doorgaans hun gehele loopbaan in dezelfde sector werken. Er is daarom behoefte om de onderliggende motivatie en mechanismen voor deelname aan formeel, non-formeel en informeel leren en omscholing ten behoeve van intersectorale mobiliteit te onderzoeken en hoe daar binnen het LLO-beleid beter op ingezet kan worden. Momenteel wordt verkend of het mogelijk is om dit in de geplande onderzoeken mee te nemen. Dit zijn twee cohortstudies die het wellicht mogelijk maken om loopbanen en de factoren die daarop van invloed zijn, waaronder scholing en ontwikkeling, over langere tijd te volgen. Tot slot wordt gekeken of het mogelijk is om in deze rapportage te kijken naar de samenhang tussen instrumenten op het thema LLO en verwante instrumenten van andere thema’s, zoals van werk naar werk, scholingsbudget voor de WW-doelgroep, leerwerkloketten en het Nationaal Groeifonds (NGF).

Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen Ex-post evaluatie 2027 1
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2024 1
Evaluatie SLIM-regeling Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek 2025 1
Evaluatie expeditie-regeling Ex-post evaluatie 2027 1
Evaluatie subsidieregeling STAP-budget Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek 2027 1
Enquête Leven Lang Ontwikkelen en Skills Survey Overig onderzoek 2030 1

Thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden

De beleidsinstrumenten onder het thema Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden beschermen en versterken de positie van werkenden. Op die manier bevorderen ze het functioneren van de arbeidsmarkt (evenwicht tussen werkgevers en werknemers). De beleidsinstrumenten onder dit thema zijn divers: van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag die ervoor zorgt dat iedere werknemer een minimum loon ontvangt, tot de Wet arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers in de EU, en beleid rondom gelijke behandeling op de werkvloer.

In 2020 is de beleidsdoorlichting naar artikel 1 Arbeidsmarkt van de SZW-begroting afgerond. De belangrijkste conclusie was dat niet of nauwelijks te beoordelen was in hoeverre de doelen van artikel 1 worden bereikt, omdat de instrumenten moeilijk te koppelen zijn aan deze doelen en weinig voor de beleidsdoorlichting bruikbare evaluaties van de instrumenten zijn uitgevoerd. Om te zorgen dat er bij de volgende periodieke rapportage wel uitspraken gedaan kunnen worden over onder andere de bijdrage van beleid aan het bereiken van de doelen is artikel 1 opgesplitst in een aantal thema’s, waaronder arbeidsverhoudingen en -voorwaarden. De beleidstheorie van het thema wordt momenteel uitgewerkt. Om te voorkomen dat er net als bij de vorige doorlichting onvoldoende bruikbaar evaluatiemateriaal beschikbaar is, wordt momenteel en de komende jaren gekeken welke inzichtbehoeften er zijn en welke onderzoeken uitgevoerd dienen te worden.

Inzichtbehoeften komen voort uit veranderingen in de instrumenten en/of veranderingen in de maatschappij. Voor de inzichtbehoeften die voortkomen uit instrumentwijzigingen staan verschillende evaluaties gepland, zoals de Wet arbeidsmarkt in balans, de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn en de Meldingsplicht Wet Arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Ook op handen zijnde wijzigingen in de instrumenten kunnen aanleiding vormen voor het plannen van een onderzoek. Voorbeeld van dergelijk onderzoek is het ex-ante onderzoek EU-richtlijn platformwerk. Middels dit onderzoek wordt inzicht verkregen in de gevolgen van de implementatie van het richtlijnvoorstel voor platformwerkers. Daarbij is aandacht voor de wensen van platformmedewerkers en de risico's die zij signaleren. Ook het uitwerken van het arbeidsmarktpakket kan de komende periode leiden tot extra onderzoeksbehoeften. De onderzoeksprogrammering hiervoor wordt nog uitgewerkt. Een verandering in de maatschappij die om onderzoek vraagt betreft de migratiecrisis. Vraagstukken op het thema arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden die daaruit voortvloeien zijn: Hoe ziet de arbeidsmarkt van de toekomst eruit en wat betekent dit voor arbeidsmigratie? Wat bepaalt de omvang van arbeidsmigratie en welke handvatten biedt dit om hierop te sturen? Deze beleidsvraagstukken worden nader verkend en daaruit kunnen op termijn nieuwe onderzoeksbehoeften voortkomen. Daaraan gerelateerd is het onderzoek van de Staatscommissie Demografie 2050, die in 2022 is ingesteld en begin 2024 een rapport zal opleveren. Dit kan belangrijke inzichten geven voor het (arbeids)migratiebeleid op de lange termijn.

Tot slot wordt er komend jaar nagegaan of het nuttig is om de evaluaties die worden uitgevoerd in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) op te nemen op dit SEA-thema. Het programma is momenteel in ontwikkeling en lijkt op onderdelen raakvlakken te hebben.

Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-post evaluatie 2027 1
Monitoring en evaluatie Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn Ex-durante monitoring en evaluatie 2023 1
Ex-ante onderzoek EU-richtlijn platformwerk Ex-ante evaluatie 2023 1
Positie van kinderen van arbeidsmigranten Overig onderzoek 2023 1
Quickscan naar instrumenten en methodieken voor de waardebepaling Overig onderzoek 2023 1
Evaluatie hoogte van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) Ex-post evaluatie 2023 1
Evaluatiekader en nulmeting regulering uitzendsector Ex-ante evaluatie 2024 1
Nulmeting evaluatie Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie Ex-ante evaluatie 2024 1
Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) Ex-post evaluatie 2025 1
Tweede evaluatie Meldplicht WagwEU Ex-post evaluatie 2025 1
Invoeringstoets Implementatiewet detachering wegvervoer Ex-ante evaluatie 2025 1
Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen Ex-post evaluatie 2025 1
Verkenning arbeidsrechtelijke verschillen tussen Caribisch Nederland en het Europese deel van Nederland Overig onderzoek 2026 1
Tevredenheidsonderzoek onder arbeidsmigranten Overig onderzoek 2028 1

Thema 4: Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind

Het beleid van SZW op het gebied van arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind valt uiteen in de onderwerpen kinderopvang, kinderbijslag en het kindgebonden budget (tegemoetkoming ouders) alsook arbeid en zorg (onder andere zwangerschaps-, bevallings-, geboorte- en ouderschapsverlof).

Dit thema in de SEA maakt inzichtelijk dat het beleid enerzijds ziet op het bevorderen van arbeidsparticipatie en anderzijds op het bieden van inkomensondersteuning aan ouders. Het biedt mensen controle op hun werk en leven en tegelijk de mogelijkheid zich te kunnen ontwikkelen. De regelingen voortvloeiend uit dit beleid hebben ten slotte het streven een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het kind en het bestrijden van armoede onder kinderen.

De komende jaren zal middels evaluaties in en van dit thema als geheel het beleid van SZW (op onderwerpen die raken aan arbeid en zorg en de ontwikkeling van het kind) nader worden bezien. Wat zijn de doelen van dit SZW-beleid, welke inzichtbehoefte bestaat er op dit vlak en vooral ook waar is overlap en waar ontbreekt kennis of een eventuele hogere doelomschrijving en link met ander (SZW- of rijks-)beleid. Samenhangend hiermee staan er twee onderzoeken gepland naar de situatie van gezinnen in Nederland en gezinsbeleid van de ons omringende landen. In deze onderwerpoverstijgende onderzoeken is aandacht voor de thema’s inkomen, werk en zorg, welzijn van kinderen en overige onderwerpen zoals huisvesting en demografisch beleid.

De splitsing in onderwerpen kinderopvang, tegemoetkoming ouders, en ‘arbeid en zorg (verlofregelingen en mogelijkheden tot flexibel werken)’ kent nu een evaluatieplanning per onderwerp maar zal uiterlijk in 2026 middels een overkoepelende analyse nader worden bekeken op samenhang en onderbouwing van beleid.

Inventarisatie gezinsbeleid in de ons omringende landen Overig onderzoek 2023 1
Situatie gezinnen in Nederland Overig onderzoek 2024 1

Kinderopvang

Het kinderopvangbeleid kent twee hoofddoelen: de arbeidsparticipatie van ouders bevorderen en de ontwikkeling van het kind stimuleren. Kinderopvang moet daarom kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar zijn. Het coalitieakkoord ‘omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ van het demissionaire kabinet Rutte IV bevat het voornemen voor een herziening van het financieringsstelsel kinderopvang. Hoe de herziening van het financieringsstelsel kinderopvang wordt ingevuld is aan het volgende kabinet.

Het periodieke onderzoek naar het kinderopvangbeleid beslaat de periode 2015-2022. In dit onderzoek ligt de focus op het doel: ‘ontwikkeling van kinderen stimuleren’.

Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Dit is het andere doel van het kinderopvangbeleid. Dit is ook een doel van de herziening van het financieringsstelsel. Het volgende periodieke onderzoek kinderopvang gaat na in hoeverre het kinderopvangbeleid heeft bijgedragen aan de arbeidsmarktparticipatie van ouders. Dit periodieke onderzoek zal samen met de inzichten uit het onderzoek naar het beleidsdoel ‘ontwikkeling kind bevorderen’ een reflectie bieden op het totaalbeleid kinderopvang in Nederland.

Betaalbare kinderopvang is nodig om ouders te ondersteunen in hun mogelijkheid om werk en zorg te combineren. Het kabinet wil het financieringsstelsel eenvoudiger maken en de toekenningszekerheid vergroten door een inkomensonafhankelijke vergoeding voor ouders in te voeren die rechtstreeks aan kinderopvangorganisaties wordt uitgekeerd. Deze herziening van het financieringsstelsel is ingrijpend voor de kinderopvang­sector, ouders en de uitvoering vanuit de overheid. Daarnaast is er sprake van personeelstekorten in de sector en zal de vraag door de herziening van het financieringsstelsel fors toenemen. Daarom is invoering van de herziening van het financieringsstelsel verschoven van 2025 naar 2027. Vanaf 2025 wordt in twee stappen toegewerkt naar het nieuwe financieringsstelsel.

Het syntheseonderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid dat zich richt op het doel 'bevordering arbeidsparticipatie’ zal vooruit lopen op en gedeeltelijk samengaan met (de stappen naar) de herziening van het financieringsstelsel.

Periodieke rapportage kinderopvang Ex-post evaluatie 2023 7
Onderzoek implementatie taaleis in de kinderopvang Ex-ante/ex-durante 2024 7
Onderzoek verschillen in toezicht en handhaving kinderopvang Ex-post evaluatie 2024 7
Monitor inzet beroepskrachten in opleiding Ex-post evaluatie 2024 7
Monitor kwaliteitseisen kinderopvang Ex-post evaluatie 2024 7
Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang Ex-durante evaluatie 2025 7
Tussenrapportage Monitor & Evaluatie Programma BES(T)4kids en wet Kinderopvang BES Ex-durante evaluatie 2025 7
Syntheseonderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid kinderopvangbeleid (bevorderen arbeidsparticipatie) Ex-post evaluatie 2027 7

Tegemoetkoming ouders

Het huidige toeslagenstelsel is complex en moet eenvoudiger worden. Ook moeten ouders meer zekerheid krijgen. Gelet op de grote knelpunten van het toeslagenstelsel en het gegeven dat het kindgebonden budget hier onderdeel van uitmaakt, zal onderzoek worden gedaan naar een alternatief voor het kindgebonden budget. Een ambtelijke werkgroep heeft reeds onderzoek gedaan naar hoe de inkomensondersteuning verbeterd kan worden. De uitkomsten zijn vastgelegd in twee deelrapporten: het eerste deelrapport van Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Toeslagen betreft de uitkomsten gericht op de verbetermogelijkheden binnen het bestaande stelsel en het tweede deelrapport onderzoekt ook de opties daarbuiten. Beide rapporten gaan in op de beleidskeuzes die aan het toeslagenstelsel ten grondslag liggen. Daarnaast is er recent een IBO-vereenvoudiging uitgevoerd, dat ook waardevolle aanknopingspunten biedt voor de kindregelingen.

Het is van belang dat alle kindregelingen-onderdelen volledig in kaart zijn gebracht. Ten aanzien van de kinderbijslag zijn er naar aanleiding van de vorige beleidsdoorlichting van artikel 10 twee vervolgonderzoeken gedaan: een onderzoek naar de dubbele kinderbijslag intensieve zorg en een onderzoek naar dubbele kinderbijslag om onderwijsredenen. Deze onderzoeken bieden inzicht in de verschillende kanten van de kinderbijslag. Met deze evaluatieplanning wordt ingegaan op een drietal vragen die nog openstaan om te kunnen komen tot een voorstel voor een mogelijk nieuw stelsel aan kindregelingen en hiermee ook tot een syntheseonderzoek tegemoetkoming ouders in 2025. In de uit te voeren onderzoeken is het van belang dat er voldoende aandacht is voor het burgerperspectief en in het bijzonder denk- en doenvermogen van de burger. In de nieuw voor te stellen regeling is het zodoende van belang dat er breed wordt gekeken: is de sociale zekerheid de plek voor de nieuwe regeling, of zijn er mogelijkheden in de fiscaliteit waarmee je het onderdeel van de kindregelingen kunt inregelen? De onderzoeken kunnen gezamenlijk de voorbereiding vormen voor toekomstige besluitvorming.

Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders Ex-post evaluatie 2025 10
Onderzoek nieuwe regeling voor kinderen Ex-ante evaluatie 2024 10
Potentiële nieuwe kindregeling en de uitvoerder Ex-ante evaluatie 2025 10

Arbeid en zorg

Het doel van de Wet Arbeid en Zorg (Wazo) is betere mogelijkheden creëren voor de combinatie van arbeid en zorg. In de Wazo zijn verlofregelingen rondom de geboorte van en zorg voor kinderen, de zorg voor naasten en calamiteitenverlof opgenomen. Recent is het verlofstelsel uitgebreid met het (aanvullende) geboorteverlof en het betaalde ouderschapsverlof. Beide uitbreidingen (inclusief evaluaties) worden hieronder toegelicht.

Op 1 januari 2019 is de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) in werking getreden. Sindsdien hebben partners in loondienst na de geboorte van hun kind recht op eenmaal het aantal werkuren per week aan geboorteverlof, met loondoorbetaling door de werkgever. Per 1 juli 2020 is het geboorteverlof uitgebreid en hebben partners in loondienst in aanvulling daarop recht op vijf keer het aantal werkuren per week aan aanvullend geboorteverlof. De WIEG beoogt een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de band tussen de partner en het kind. Ook beoogt de wet de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt te vergroten, omdat met de invoering van de WIEG minder verschil kwam in de duur van het verlof voor moeders en dat voor partners. In mei 2022 is een rapport met de eerste evaluatie van de WIEG opgeleverd aan de Tweede Kamer. De evaluatie was primair gericht op het aanvullende geboorteverlof en gaf geen aanleiding tot wijziging van het geboorteverlof. Er wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de samenstelling van de groep en de achterliggende beweegredenen om geen of minder verlof op te nemen.

Met de inwerkingtreding van de Wet betaald ouderschapsverlof vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers ook in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof. In de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof, die binnen vijf jaar na inwerkingtreding plaats zal vinden, wordt aandacht besteed aan zowel het gebruik en de effecten van de invoering van het betaald ouderschapsverlof als het gebruik, de effecten en de doelmatigheid van het geboorteverlof. Zodoende kan ook het gezamenlijke effect van het geboorteverlof en het betaalde ouderschapsverlof op de arbeidsparticipatie en de verdeling van zorgtaken tussen partners worden onderzocht. Een jaar na inwerkingtreding, dus in de tweede helft van 2023, vindt de invoerings­toets van de Wet betaald ouderschapsverlof plaats en wordt verder invulling gegeven aan de evaluatieplanning rond betaald ouderschaps- en geboorteverlof.

In 2023 vindt een verkenning plaats van de vereenvoudigingsmogelijkheden in het verlofstelsel. De verkenning zit qua planning dicht op de periodieke evaluatie, die gepland is voor 2024. De verkenning vormt daarmee (op onderdelen) een goed startpunt voor de periodieke evaluatie. De focus van de periodieke evaluatie ligt op het onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het thema arbeid en zorg. En omvat dus naast het verlofstelsel ook de Wet flexibel werken. De Kamer is middels een brief geïnformeerd over de opzet van de periodieke rapportage.

Periodieke rapportage verlofregelingen Ex-post evaluatie 2024 6
Verdiepend onderzoek niet-gebruik geboorteverlof Overig onderzoek 2023 6
Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof Ex-post evaluatie 2027 6

Thema 5: Pensioen en oudedag

Ten behoeve van een toekomstbestendig pensioenstelsel is samen met sociale partners in 2019 het pensioenakkoord gesloten. De maatregelen die voortvloeien uit het pensioenakkoord zijn bedoeld voor de verbetering van de oudedagsvoorziening en moeten perspectief bieden op een koopkrachtig pensioen. Dit sluit aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben een vangnet bij ouderdom’. Daarnaast bevat het pensioenakkoord tijdelijke maatregelen met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken. Dit sluit aan bij het SZW-doel ‘mensen hebben (duurzaam) gezond en veilig werk’. De maatregelen met betrekking tot de oudedagsvoorziening en een koopkrachtig pensioen zijn uitgewerkt in het wetsvoorstel Toekomst Pensioenen (WTP). Daarnaast wordt via de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen meer keuzevrijheid geïntroduceerd bij de start van de uitkeringsfase van het ouderdomspensioen. De evaluaties van deze wetten zijn geagendeerd in de SEA. Daarnaast wordt de voortgang van de transitieperiode van de WTP (2023-2028) gemonitord. In 2028 is de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel afgerond. De effecten van deze transitie worden in de jaren daarna zichtbaar. De periodieke rapportage voor ‘oudedagsvoorziening’ is daarom voorzien voor 2028/2029.

De tijdelijke maatregelen met betrekking tot duurzame inzetbaarheid en eerder stoppen met werken uit het pensioenakkoord zijn onder andere uitgewerkt in de subsidieregeling Maatwerk duurzame inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), de Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) en de uitbreiding van verlofsparen. Deze regelingen worden gemonitord en geëvalueerd. Ook is in het pensioenakkoord overeengekomen dat de AOW-leeftijdsverhoging vanaf 2020 wordt getemporiseerd en vanaf 2025 wordt gekoppeld aan de levensverwachting. De gevolgen van de leeftijdsverhoging op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid worden gemonitord. Ook wordt er middels een beleidstraject in kaart gebracht wat de gevolgen zijn op het terrein van sociale zekerheid en fiscaliteit. Een periodieke rapportage op dit onderwerp is vooralsnog voorzien voor 2026. Tot slot is er een onderzoek voorzien waarin gekeken wordt naar de knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan het pensioen. In dit onderzoek is aandacht voor het perspectief van de werkende en de werkgever zodat het duidelijk wordt welke factoren de uittreedleeftijd bepalen en hoe langer doorwerken gestimuleerd kan worden. Dit onderzoek wordt samen met de voortgangsrapporten van de monitoring en evaluatie van de MDIEU benut om een beslissing te nemen over het vervolg van de MDIEU.

Naast opgedane ervaringen met de MDIEU en RVU, wordt bekeken of er verbinding gelegd kan worden met het thema ‘leven lang ontwikkelen’ en met gezondheidsthema’s rondom ouder worden.

Oudedagsvoorziening
Periodieke rapportage oudedagsvoorziening Ex-post evaluatie 2028/2029 8
Evaluatieonderzoek automatische waardeoverdracht kleine pensioenen Ex-post evaluatie 2023 8
Witte vlekken op pensioengebied Ex-durante evaluatie 2024 8
Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen Ex-durante monitoring en evaluatie 2027 8
Evaluatie Wet bedrag ineens Ex-durante en ex-post evaluatie 2029 8
Monitoring Wet toekomst pensioenen Ex-durante monitoring 2028 8
Evaluatie van de Wet toekomst pensioenen Ex-post evaluatie 2038 8
Gezond naar pensioen
Periodieke rapportage gezond naar pensioen Ex-post evaluatie 2026 1 en 8
Monitor AOW-leeftijdsverhoging Ex-durante evaluatie 2024 8
Onderzoek naar knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan pensioen Overig onderzoek 2025 1
Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU) Ex-durante evaluatie 2025 8
Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden Ex-durante en ex-post evaluatie 2026 1

Thema 6: Armoede en schulden

Op 12 juli 2022 lanceerde het kabinet de landelijke aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven rondom de armoedegrens, met hardnekkige en wijdverspreide problematiek tot gevolg. Met deze aanpak wil het kabinet ervoor zorgen dat mensen een vangnet hebben, dat minder mensen te maken krijgen met geldzorgen, armoede en schulden, en dat ze, als ze in de knel komen, betere hulp krijgen en zich gezien en gehoord voelen. Zo krijgen mensen de ruimte om mee te doen in de samenleving en om zichzelf te ontwikkelen en kan de vicieuze cirkel van (kansen)armoede doorbroken worden. Dit draagt bij aan het in orde brengen van de bestaanszekerheid van meer mensen.

De meerjarige aanpak geldzorgen, armoede en schulden heeft tot doel te komen tot een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 ten opzichte van 2015, een halvering van het totaal aantal personen in armoede, en een halvering van het aantal huishoudens in de problematische schulden in 2030 ten opzichte van 2015. Voor (kinder)armoede wordt hierbij de SCP-definitie die het besteedbaar inkomen van een huishouden vergelijkt met het ‘niet-veel-maar-toereikend’-budget gehanteerd. Dit budget omvat de minimale uitgaven van een zelfstandig huishouden aan onvermijdbare, basale zaken (voedsel, kleding en wonen), moeilijk-vermijdbare posten (verzekeringen, persoonlijke verzorging), en de minimale kosten van ontspanning en sociale participatie.

Om goed zicht te hebben op de voortgang van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden wordt een landelijke monitor ontwikkeld. De monitor heeft tot doel om (1) inzicht te krijgen in de aard van de problematiek en hoe deze zich ontwikkelt. Hiermee moet de monitor bijvoorbeeld antwoord geven op vragen als ‘waar in Nederland zien we veel armoede?’ en ‘hoe ontwikkelt de hoogte van de schuld van mensen met problematische schulden zich?’ Daarnaast heeft de monitor tot doel om te zien (2) of we op de goede weg zijn: halen we de doelstellingen en de subdoelstellingen?

De monitor bevat zoveel mogelijk kwantitatieve en kwalitatieve gegevens en maakt gebruik van bronnen zoals het CBS, Nibud, de NVVK, etc. Deze monitor wordt in de komende periode verder ontwikkeld. Op basis van nieuwe inzichten en beschikbare data zal de monitor gaandeweg worden verbeterd en aangevuld. De monitor wordt gelijktijdig met iedere voortgangsrapportage van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden gepubliceerd (tweemaal per jaar).

Periodieke rapportage armoede en schulden Ex-post evaluatie 2026 2
Schuldenproblematiek in beeld Ex-durante monitoring 2023 2
Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland Overig onderzoek 2023 2
Onderzoek NL Arbeidsinspectie Overig onderzoek 2024 2
Evaluatie adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind Ex-post evaluatie 2026 2

Thema 7: Bijstand en participatie

In Nederland bestaat een vangnet voor wie (tijdelijk) niet zelf in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien. Sinds 2015 wordt een deel van dat vangnet geregeld door de Participatiewet. Deze wet is net als zijn voorgangers bedoeld om mensen die het tegenzit inkomensondersteuning te bieden via de bijstand en weer (gedeeltelijk) aan het werk te helpen. Samenhangend met de Participatiewet stimuleert de Wet banenafspraak en het quotum arbeidsbeperkten werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Deze wetten dragen bij aan de visie van SZW dat iedereen de kans moet krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen, en dat we tegelijkertijd zorgen voor een vangnet als het tegenzit.

Op 13 maart 2020 is de Beleidsdoorlichting artikel 2 over de Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet gepubliceerd, waarin de eindevaluatie van de Participatiewet door het SCP van 19 november 2019 meegenomen is. De conclusie was dat de Participatiewet ondanks enkele positieve resultaten de komende jaren nog flink wat werk behoeft om succesvol te kunnen zijn. De afgelopen jaren is gebleken dat de Participatiewet niet altijd uitpakt zoals is bedoeld. Daarom is het traject Participatiewet in balans gestart. Eerder is met het Breed Offensief al gepoogd om de situatie van mensen met een arbeidsbeperking binnen de Participatiewet te verbeteren. De Participatiewet wordt al sinds de introductie in 2015 uitgebreid gemonitord. Zo verschijnt jaarlijks een monitoringsbrief Participatiewet en twee keer per jaar een factsheet Participatiewet met de belangrijkste cijfermatige ontwikkelingen. Daarnaast schetst de Nederlandse Arbeidsinspectie een beeld van het stelsel werk en inkomen in de Spiegel Bestaanszekerheid, waarin ook veel aandacht bestaat voor de Participatiewet. In de monitoring en evaluatie van de Participatiewet wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht bij ontwikkelingen in het sociale domein.

Op dit moment bestaat er al specifieke aandacht voor het onderzoeken van potentiële brede baten (bijvoorbeeld op het gebied van zorggebruik) die kunnen ontstaan bij dienstverlening aan bijstandsgerechtigden. Daarnaast is er ook aandacht voor de oorzaken en gevolgen van niet-gebruik van bijstandsregelingen. Een ander belangrijk aspect, dat ook in de evaluatie van de Participatiewet benoemd werd, is de duurzaamheid van werk(hervatting). Deze onderwerpen zullen de komende jaren prominent aan de orde komen bij onderzoek naar de werking van de Participatiewet. Een periodieke rapportage van de effecten van het huidige beleid zal in 2027 verschijnen. In deze rapportage zullen, voor zover mogelijk, ook de effecten van de maatregelen uit het Breed Offensief en Participatiewet in Balans onderzocht worden.

Periodieke rapportage bijstand en participatie Ex-post evaluatie 2027 2
Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling Ex-durante monitoring jaarlijks 2
Verdeelsleutel inleenverbanden banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks 2
Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks 2
Onderzoek niet-gebruik loonkostenvoordelen Overig onderzoek 2023 1
Brede baten-onderzoek van re-integratie Ex-post evaluatie 2023 2
Meerjarig tekorten en overschotten gebundelde uitkering (BUIG) Ex-post evaluatie 2023 2 en 13
Verdiepend onderzoek niet-gebruik bijstand Overig onderzoek 2024 2
Evaluatie REACT-EU Ex-post evaluatie 2024 meerdere
Evaluatie verlengde pilot Sociaal Innovatie Fonds Ex-post evaluatie 2024 2
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2024 meerdere
Pilot No-riskpolis langdurig bijstandsgerechtigden Ex-durante monitoring 2025 2
Evaluatie banenafspraak Ex-post evaluatie 2026 2

Thema 8: Jonggehandicapten

Het thema jonggehandicapten omvat de doelstelling om jonggehandicapten de kans te bieden zich te ontwikkelen zodat ze zelf kunnen bijdragen aan hun toekomst in de vorm van betaald werk en hen een financieel vangnet te bieden als zij niet zelf kunnen voorzien in een inkomen.

Op basis van de bevindingen uit de beleidsdoorlichting Wajong in 2017 is de Wajong aangepast. Met de Wet vereenvoudiging Wajong zijn diverse maatregelen in de Wajong verwerkt die er onder andere voor zorgen dat meer (gaan) werken loont, dat Wajongers altijd terug kunnen vallen op de Wajong en dat Wajongers hun uitkering behouden als zij onderwijs (gaan) volgen. Daarnaast is UWV in 2017 gestart met een nieuw dienstverleningsmodel voor het activeren van jonggehandicapten met arbeidsvermogen. De onderzoeksplanning staat daarom de komende periode in het teken van het afronden van een evaluatie naar de effectiviteit van deze dienstverlening en het voorbereiden op een wetsevaluatie in 2025. Met deze wetsevaluatie geven we gelijktijdig invulling aan de periodieke rapportage jonggehandicapten.

Periodieke rapportage jonggehandicapten Ex-post evaluatie 2025 4
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening Ex-post evaluatie 2023 4 en 11
Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering Ex-durante evaluatie 2023 3, 4 en 6
Gebruikerservaringen loketfunctie Ex-durante evaluatie 2023 3 en 4
Monitor effect wetsvoorstel Wajong-maatregelen Ex-durante monitoring 2024 4
Kwalitatief onderzoek vereenvoudiging Wajong Ex-durante evaluatie 2024 4
Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong Ex-post evaluatie 2025 4
Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA Ex-post evaluatie 2029 3 en 4

Thema 9: Werkloosheid werknemers

Het thema ‘werkloosheid bij werknemers’ bevat de doelstelling om werknemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en hen te stimuleren het werk te hervatten. Voor dit thema is in 2023 een periodieke rapportage opgesteld die naar de Tweede Kamer is gestuurd. De evaluatieplanning voor de komende jaren wordt in grote mate bepaald door de conclusies die zijn getrokken in die periodieke rapportage. In de rapportage is er ook aandacht voor onderzoek dat nodig is om in de toekomst nog betere conclusies te kunnen trekken over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het gevoerde beleid. Het gaat bijvoorbeeld om het verder onderzoeken van de effecten van de Wet werk en zekerheid. Het vervolgonderzoek naar de duurverkorting WW zoals dat in de onderzoeksplanning opgenomen is, volgt uit een aanbeveling van de periodieke rapportage. De rapportage wijst ons er ook op dat we meer aandacht mogen hebben voor de bredere welzijnseffecten van de WW en dat bepaalde kwetsbare groepen minder geholpen zijn met de WW-dienstverlening dan andere groepen. We gebruiken de komende tijd om te bekijken hoe we daar onderzoek naar kunnen doen. Op dit moment loopt het onderzoek vereenvoudiging WW, dat binnenkort afgerond zal worden. Dit is een onderzoek naar knelpunten in de WW (zoals door verschillende groepen ervaren) in het kader van het traject om te komen tot vereenvoudiging. In het derde kwartaal van 2023 wordt de Tweede Kamer hierover geïnformeerd. Daarnaast start er in 2024 een meerjarig onderzoek naar de werking van de sollicitatieplicht in de WW. Het onderzoek vergelijkt de effectiviteit van diverse varianten van invulling van de sollicitatieplicht in de WW.

Periodieke rapportage Werkloosheid Werknemers Ex-post evaluatie 2030 5
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2024 meerdere
Vervolgonderzoek duurverkorting WW Ex-post evaluatie 2024 5
Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht Ex-post evaluatie 2028 5

Thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers

Het thema ‘ziekte en arbeidsongeschiktheid’ bevat de doelstelling om werknemers te beschermen tegen de financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid en hen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk.

Daar waar het gaat om de doelstelling mensen te ondersteunen in hun zoektocht naar werk, loopt er (onder andere) een omvangrijk meerjarig experiment naar de effectiviteit van de WGA-dienstverlening. In 2022 hebben we de Tweede Kamer middels een mid-term review inzicht gegeven in de doorontwikkeling van de WGA-dienstverlening in de periode 2017-2021. We gaven een eerste beeld van de samenstelling van de WGA-gerechtigden die ondersteuning ontvangen, de opzet van de dienstverlening en de eerste resultaten van het experiment. Om te achterhalen hoe werknemers beschermd kunnen worden tegen financiële gevolgen van ziekte en arbeidsongeschiktheid, loopt er een meerjarig onderzoeksprogramma waarin het CPB onderzoekt hoe diverse levensgebeurtenissen (waaronder ziekte en arbeidsongeschiktheid) leiden tot inkomensschokken, en in hoeverre verschillende huishoudens in staat zijn hiermee om te gaan. Daarnaast kijkt de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) integraal naar het stelsel en beziet of, en zo ja welke, hervormingen nodig zijn om het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid uitvoerbaar, uitlegbaar en betaalbaar te houden voor de toekomst.

De huidige onderzoeken uit de evaluatieplanning vormen de bouwstenen voor een overkoepelende periodieke rapportage op dit thema gepland voor 2025.

Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers Ex-post evaluatie 2025 3 en 6
Willen, kunnen en doen. Gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering Overig onderzoek 2023 3, 4 en 6
Gebruikerservaringen loketfunctie Ex-durante evaluatie 2023 3 en 4
ZW/WIA 35-min: de doelgroep in beeld Overig onderzoek 2023 3
Onderzoek over de dienstverlening in de hybride markt Ex-post evaluatie 2023 3
Toekomstgericht onderzoek stelsel ziekte en arbeidsongeschiktheid Overig onderzoek 2024 3
Onderzoek effectiviteit hybride markt Ziektewet Ex-post evaluatie 2024 6
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2024 meerdere
Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening Ex-durante en ex-post evaluatie 2025 3 en 11
Wat kopen we in voor wie? Ex-durante monitoring 2025 3, 4, 6
Evaluatie scholingsexperiment Ex-ante evaluatie 2025 3
Evaluatie pilot generieke werkgeversvoorzieningen Ex-ante evaluatie 2026 3
Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratieinstrumenten voor IVA/DGA Ex-post evaluatie 2029 3 en 4

Thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen

Het beleid omtrent nabestaanden en wezen beschermt deze groepen tegen financiële gevolgen van het verlies van partner of ouder(s). Op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw) biedt de overheid met de nabestaandenuitkering en wezenuitkering een vangnet om bestaanszekerheid te garanderen voor deze groepen.

In 2019 is er in de beleidsdoorlichting geconcludeerd dat de nabestaandenuitkering doeltreffend is geweest. Doordat de maatregel erg generiek is zijn er aanknopingspunten om het beleid doelmatiger te maken. Op verzoek van SZW is er in navolging van dit onderzoek een verkennend kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de wezenuitkering. Uit dit onderzoek blijkt dat zowel de doeltreffendheid als doelmatigheid van de wezenuitkering te vergroten zijn. Mogelijke budgettaire effecten en de potentiële impact op de uitvoering zijn nog niet meegenomen in deze vervolgonderzoeken. De hieronder genoemde evaluatie-agendering sluit hierop aan door beter te kijken naar de specifieke behoeften en situatie van de wees door middel van onderzoek naar mogelijk niet-gebruik van de wezenuitkering, onderzoek naar kostenbehoefte van wezen, onderzoek naar de situatie van oudere wezen en een verkennend onderzoek naar de afbakening van de doelgroep. Zo bezien werken de onderzoeken toe naar de volgende periodieke evaluatie op dit thema in 2026. Vergeleken met vorig jaar zijn dit jaar twee onderzoeken uit de SEA gehaald: het onderzoek naar de situatie van oudere wezen en niet-gebruik binnen de Anw. Om de problematiek die oudere wezen ervaren in kaart te brengen wordt een verkennende inventarisatie gedaan naar de problematiek waar zij tegenaan lopen. Eventueel leidt dit in de toekomst tot nader onderzoek. Daarnaast heeft de SVB een intern onderzoek naar niet-gebruik uitgevoerd. Hierover wordt de Kamer naar verwachting eind 2023 geïnformeerd. Op een later moment zal bekeken worden of er nader onderzoek nodig is en, zo ja, zal het tegen die tijd weer in de SEA opgenomen worden.

Periodieke rapportage nabestaanden en wezen Ex-post evaluatie 2028 9
Onderzoek van de kostenbehoefte van wezen Overig onderzoek 2023 9

Thema 12: Integratie en maatschappelijke samenhang

SZW wil bijdragen aan een inclusieve en sociaal stabiele samenleving waarin mensen in alle verscheidenheid met elkaar samen leven en zonder belemmeringen kunnen participeren in de maatschappij. Het beleid van Integratie en maatschappelijke samenhang richt zich op het bevorderen van gelijkwaardige kansen en posities op de arbeidsmarkt, een snelle en goede inburgering van nieuwkomers, het stimuleren van samenleven in verscheidenheid, het weerbaar maken tegen ongewenste beïnvloeding en het versterken van de sociale stabiliteit.

In 2016 is een integrale en samenhangende evaluatie uitgevoerd van het integratiebeleid die uitmondde in de synthesestudie beleidsdoorlichting integratiebeleid. Er werd geconcludeerd dat er voortgang zichtbaar was in termen van doelbereik, maar dat dit niet gold voor de arbeidsmarkt. Deze conclusie vormde de aanleiding voor het ontwikkelen van het beleidsprogramma Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA, voorheen: Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt), en is vervolgens vormgegeven met pilotstudies en bijbehorende evaluaties. De inzichten die daarmee zijn opgedaan, worden aan de hand van de Werkagenda VIA breder uitgerold. De Werkagenda VIA is in 2023 inmiddels uitgebreid met het Plan van Aanpak Statushouders aan Werk en een intensivering van dit plan van aanpak met verschillende maatregelen om de toeleiding van statushouders naar werk te verbeteren.

Voor de komende periode wordt de werking van het beleid verder inzichtelijk gemaakt aan de hand van een periodieke rapportage in 2023. In de jaren na 2023 wordt deze aangevuld met monitoring en evaluatie van de Werkagenda VIA, de nieuwe Inburgeringswet en evaluaties van een aantal acties gericht op het bevorderen van samen leven.

Beleidsonderwerpen rondom Samenleven en Weerbare Samenleving bevinden zich veelal in de beleidsontwikkelingsfase en zijn daarom niet evenredig vertegenwoordigd in de evaluatieplanning. Het onderzoek voor deze beleidsonderwerpen is de eerstkomende jaren met name gericht op de vorming en onderbouwing van het beleid.

De onderwerpen waarmee SZW zich bezighoudt zijn maatschappelijk brede thema’s en dit betekent dat er ook interdepartementaal wordt samengewerkt. Voorbeelden daarvan zijn - in aanvulling op de eerdergenoemde Werkagenda-VIA waarin samengewerkt wordt met OCW en negentien andere partners - de meerjarige longitudinale onderzoeken onder het cohort statushouders (LOCS) en Oekraïense vluchtelingen (LOCOV) waarvoor wordt samengewerkt met JenV, een consortium van kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties, en de beleidsontwikkeling en organisatie van de brede beleidsinformatiestructuur op het thema demografie waarvoor negen departementen samenwerken. Bij al deze projecten is SZW trekker.

Periodieke rapportage integratie Ex-post evaluatie 2023 13
Ontwikkelingen in evenredigheid Ex-durante monitoring 2023 13
Evaluatie vervolgtraject preventieve aanpak anti-zwart racisme Ex-post evaluatie 2023 13
Evaluatie Pilot intersectionele blik in de discriminatie aanpak Ex-durante evaluatie 2023 13
Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent Overig onderzoek 2024 13
Evaluatie Meerjarenplan Zelfbeschikking Ex-post evaluatie 2026 13
Onderzoek naar effectieve interventies gericht op de preventie van radicalisering Ex-ante pilots 2024 13
Derde evaluatie Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) Ex-post evaluatie 2025 13
Synthese monitoringsrapporten en evaluatie VIA Ex-post evaluatie 2026 13
Monitoring VIA Ex-durante monitoring 2026 13
Monitor integratie en samenleven Ex-durante monitoring 2026 13
Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders (LOCS) Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie 2026 13
Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen (LOCOV) Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie 2026 13
Evaluatie intensivering plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’ n.t.b. 2026 13
Monitor marktwerking Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2027 13
Onderzoek perspectief inburgeraar Ex-durante monitoring 2027 13
Jaarlijkse monitor Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2027 13
Monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2028 13
Actualisatie verkenning bevolking 2025 Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie 2033 13

Thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel

De Wet Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (de Wet SUWI) regelt de structuur voor de uitvoering van taken met betrekking tot de arbeidsvoorziening en sociale verzekeringswetten. Deze structuur moet bijdragen aan twee hoofddoelen: het bieden van bestaanszekerheid en het bevorderen van arbeidsparticipatie.

In 2021 is de beleidsdoorlichting van de uitvoering van het SUWI-stelsel in de periode 2015-2020 afgerond. Hierbij lag de focus op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het SUWI-stelsel en de betrokken uitvoeringsorganisaties. Het oordeel van de onderzoekers was over het algemeen positief, maar het ontbrak de onderzoekers soms aan informatie om harde conclusies te kunnen trekken op basis van het synthese-onderzoek. Om te voorkomen dat er bij een volgende periodieke rapportage te weinig onderzoeksmateriaal voorhanden is om de uitvoering binnen het SUWI-stelsel goed te kunnen evalueren en waar mogelijk de uitvoering van het SUWI-stelsel te kunnen verbeteren is er, zoals aan de Tweede Kamer gecommuniceerd, een onderzoeksprogrammering opgesteld. Deze moet als basis gaan dienen voor de periodieke rapportage die (vermoedelijk) in 2026 naar de Kamer gestuurd gaat worden. Thema’s die hierin centraal staan zijn: (1) de doeltreffendheid van de uitvoering, (2) de inrichting van het SUWI-stelsel, (3) sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel, (4) kwaliteit en bedrijfsvoering ZBO’s en (5) cliëntenparticipatie en klantgerichtheid. Geplande onderzoeken in de SEA dragen aan deze onderwerpen bij.

In tegenstelling tot de laatste beleidsdoorlichting, die terugkeek op een periode van bezuinigingen, zal de periodieke rapportage 2020-2025 juist terugkijken op een periode van intensiveringen. Onderdeel hiervan is het programma ‘Werk aan Uitvoering’ (WaU). Het programmabureau WaU zal de aankomende periode ook werk maken van een Rijksbrede evaluatie van de incidentele WaU-middelen.

Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2026 11
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening Ex-post evaluatie 2023 4 en 11
Evaluatie regionale mobiliteitsteams Ex-durante monitoring en evaluatie 2023 5 en 11
Cliëntenparticipatie domein SZI Overig onderzoek 2023 11
Toegevoegde waarde van preventie Overig onderzoek 2024 11
Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening Ex-durante en ex-post evaluatie 2025 3 en 11
Doelmatigheid uitvoering SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2026 11
Evaluatie doeltreffendheid IB en BKWI Ex-post evaluatie 2026 11
Sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2026 11
Evaluatie WEU Ex-post evaluatie 2026 11
Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht Ex-post evaluatie 2028 5

Thema 14: Corona

De overheid heeft meer dan tweehonderd financiële steunmaatregelen getroffen om werkenden en bedrijven door de coronacrisis te helpen. Eind 2020 verstuurden de ministers van FIN, EZK en SZW een Kamerbrief met daarin een eerste uitwerking van de evaluatieplanning (Kamerstukken II 2020/21, 35 420, nr. 227). Het ging daarbij om de budgettair meest omvangrijke maatregelen op het terrein van SZW, EZK en FIN die zich primair richten op baanbehoud en het steunen van ondernemers die geraakt zijn door de coronacrisis, zoals de NOW, Tozo, TVL/TOGS en Uitstel betaling belastingen. De ministeries hebben vervolgens de evaluatie-aanpak verder uitgewerkt met behulp van enkele onafhankelijke deskundigen vanuit de wetenschap en de planbureaus.

Begin 2023 verstuurden de ministers een update van de planning naar de Kamer met de aankondiging van een overkoepelende synthesestudie. De synthesestudie zal zich richten op de grootste steunmaatregelen (TVL/TOGS, NOW, TOZO en belastinguitstel) en zal afhankelijk van de tijdige totstandkoming van de onderliggende evaluaties uiterlijk eind 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Centraal bij deze synthese staat de vraag hoe doeltreffend en doelmatig de opeenvolgende steunpakketten als geheel zijn geweest. Tevens gaan we na wat de belangrijkste lessen en eventuele onbedoelde neveneffecten zijn op basis van de individuele evaluaties. Ten slotte wordt in de brief een internationale vergelijking aangekondigd van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de steunpakketten in 2020 tot en met 2022.

Naast de meer omvangrijkere maatregelen die onderdeel uitmaken van bovengenoemde Kamerbrief, worden ook de andere steunpakketten van SZW geëvalueerd, voor zowel het Europese deel van Nederland als Caribisch Nederland. Voor de meeste steunmaatregelen wordt 2023 of het eerste kwartaal van 2024 voorzien voor publicatie van de evaluaties. In de tussentijd worden maatregelen gemonitord en vinden er tussentijdse evaluaties plaats.

Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang Ex-post evaluatie 2023 7
Evaluatie steunmaatregelen Caribisch Nederland Ex-post evaluatie 2023 2
Evaluatie regionale mobiliteitsteams Ex-durante monitoring en evaluatie 2023 5 en 11
Evaluatie NOW/TVL (kwantitatief) Ex-post evaluatie 2023 2
Evaluatie NOW (kwalitatief) Ex-post evaluatie 2024 1
Evaluatie Tozo Ex-post evaluatie 2023 2
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2024 1
Schuldenproblematiek in beeld Ex-durante monitoring 2024 2
Internationale vergelijking steunpakketten Ex-post evaluatie 2024 meerdere
Synthesestudie interdepartementaal Ex-post evaluatie 2024 / 2025 meerdere
Dashboard maatschappelijke en economische veerkracht Ex-durante evaluatie n.t.b 2 en 13

Voor een verdere onderbouwing van de Strategische Evaluatie Agenda, zie . Klik op deze link voor een interactieve versie van de SEA. Voor een overzicht van afgerond evaluatie- en overig onderzoek, klik op deze link.

2.6 Overzicht coronamaatregelen

Het kabinet heeft diverse (nood)maatregelen genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Deze paragraaf geeft een overzicht van de corona gerelateerde maatregelen op de begroting van SZW. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https://www.rijksfinancien.nl/overheidsfinancien-coronatijd.

1 Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)1 9.669 1.208 316 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. V
Kamerstuk 35 420, nr. 217
Kamerstuk 35 420, nr. AW
Kamerstuk 35 420, nr. 365
Kamerstuk 35 420, nr. 458
Kamerstuk 35 420, nr. 462
Kamerstuk 35 420, nr. 466
Kamerstuk 35 420, nr. 478
Kamerstuk 35 420, nr. 486
Kamerstuk 35 420, nr. 512
Kamerstuk 35 420, nr. 513
2 Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)1 1.133 281 13 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 217
Kamerstuk 35 420, nr. AW
Kamerstuk 35 420, nr. 365
Kamerstuk 35 420, nr. 458
Kamerstuk 35 420, nr. 462
Kamerstuk 35 420, nr. 466
Kamerstuk 35 420, nr. 478
7 Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang 276 63 Kamerstuk 35 420, nr. 22
Kamerstuk 31 322, nr. 425
Kamerstuk 31 322, nr. 432
Kamerstuk 31 322, nr. 442
Kamerstuk 31 322, nr. 444
Kamerstuk 31 322 nr. 464
Kamerstuk 35 420, nr. 462
Kamerstuk 35 420, nr. 466
11, 98 Arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland 0,7 0,7 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 134
Kamerstuk 35 420, nr. 365
Kamerstuk 35 420, nr. 478
1, 98 Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland 16 Kamerstuk 35 420, nr. 9
Kamerstuk 35 420, nr. 38
Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. V
Kamerstuk 35 420, nr. 217
Kamerstuk 35 420, nr. AW
1 NL leert door 95 30 37 0 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 134
Kamerstuk 35 420, nr. 228
Kamerstuk 35 420, nr. 458
5, 11, 96, 99 Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams)2 40 64 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 134
Kamerstuk 35 420, nr. 228
Kamerstuk 35 420, nr. BE
Kamerstuk 35 420, nr. 365
Kamerstuk 35 420, nr. 458
Kamerstuk 33 566, nr. 566
2,99 Waarborgfonds 6 6 6 6 6 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 134
Kamerstuk 35 420, nr. 228
2 Versnellen brede schuldenaanpak 5 3 2 1 0,1 0,1 Kamerstuk 35 420, nr. M
Kamerstuk 35 420, nr. 134
Kamerstuk 35 420, nr. 228
Kamerstuk 35 420, nr. 365
Kamerstuk 35 420, nr. 458
Totaal 11.241 1.656 374 7 6 0,1
  1. Betreft enkel de verwachte uitgaven, niet de ontvangsten.
  2. Betreft het deel van de uitgaven / reserveringen dat betrekking heeft op de SZW-begroting.

Toelichting op de coronamaatregelen

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkgelegenheid (NOW)

De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkbehoud (NOW) is ingezet om werkgevers die door de coronacrisis met omzetverlies te maken hadden te compenseren. Met de tegemoetkoming NOW werden werkgevers ondersteund in de loonkosten, waardoor banen behouden konden blijven. Werkgevers die te maken hadden met minstens 20% omzetverlies kwamen in aanmerking voor de regeling. Om werkgevers snel van dienst te kunnen zijn, hebben zij een voorschot ontvangen op basis van het verwachte omzetverlies. In totaal zijn er 8 NOW-tranches ingezet, waarvan de laatste afliep op 1 april 2022. Achteraf vindt de subsidievaststelling plaats op basis van het daadwerkelijke omzetverlies. Ook wordt gekeken of werkgevers de loonkosten daadwerkelijk hebben doorbetaald. Het laatste vaststellingsloket sloot op 2 juni 2023. De komende tijd werken UVB en UWV door aan de vaststellingen van de subsidies.

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) heeft als doel ondernemers te ondersteunen tijdens de coronacrisis. De regeling is voor zelfstandig ondernemers, waaronder zzp’ers. Ondersteuning kon tot 1 oktober 2021 worden aangevraagd in de vorm van een aanvullende uitkering voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskapitaal. Vanaf 1 juli 2022 betalen zelfstandigen hun lening voor bedrijfskapitaal terug. Komende jaren zullen gemeenten deze ontvangsten terugbetalen aan het Rijk.

Tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang

Vanwege de kabinetsmaatregelen rondom COVID-19 is de kinderopvang-sector gedurende enkele periodes gesloten geweest. Ouders met kinderopvangtoeslag, ouders met gemeentelijke subsidiëring en personen zonder overheidsvergoeding die de factuur hebben doorbetaald tijdens de periode(s) dat de kinderopvang gesloten was, konden voor een tegemoetkoming van de eigen bijdrage in aanmerking komen. Daarnaast konden ouders die in de eerste sluitingsperiodes (voorjaar 2020 en winter 2020/21) te weinig TTKO hadden ontvangen op basis van de op dat moment bekende kinderopvanggegevens, een additionele tegemoetkoming aanvragen op basis van de kinderopvanggegevens zoals die op 1 mei 2022 bekend waren.

Arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

Betreft extra inzet op arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland. Dit om te voorkomen dat als gevolg van de coronacrisis werkloos geworden lokale arbeidskrachten onnodig (lang) aan de kant blijven staan en een (steeds) grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt krijgen.

Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland

Het doel van deze regeling was het voorkomen van werkloosheid en het opvangen van inkomensverlies als gevolg van de acute vraaguitval die optreedt als gevolg van het coronavirus in Caribisch Nederland. Zowel werkgevers als zelfstandig ondernemers konden aanspraak maken op de regeling.

NL leert door

Deze maatregel bestaat uit het aanbieden van online scholing en ontwik­keladviezen en een ondersteunende campagne om de kansen van scholing onder de aandacht te brengen. Dit helpt mensen die door de crisis hun baan zijn verloren of dreigen te verliezen zich te (her)oriënteren op baankansen en daarvoor zo nodig (online) scholing te volgen.

Crisisdienstverlening (regionale mobiliteitsteams)

Ten tijde van de coronacrisis heeft het kabinet samen met werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV een nieuwe aanpak ontwikkeld (publiek-private samenwerking) voor de inzet van aanvullende arbeidsmarktdienstverlening voor werkzoekenden en werkgevers door de inrichting van Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) in alle 35 arbeidsmarktregio's. Na de coronacrisis wordt de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams vervolgd om de periode tot de eventuele implementatie van de hervormde arbeidsmarktinfrastructuur te overbruggen.

Waarborgfonds

De motie Segers c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35 570, nr. 24) verzoekt het kabinet om te komen tot een Waarborgfonds dat garant staat voor saneringskredieten. Het kabinet heeft hiervoor € 30 miljoen beschikbaar gesteld. Voor een periode van vijf jaar wordt er via een subsidie een bodemstorting van maximaal € 6 miljoen per jaar gedaan aan de Stichting Toegang Bemiddeling Beheer Gelden van de NVVK. Deze stichting beheert het Waarborgfonds. De eerste bodemstorting heeft reeds plaats gevonden. Eind 2021 is het Waarborgfonds van start gegaan. Er zijn reeds verscheidene kredietbanken aangesloten op het Waarborgfonds. Naar verwachting sluiten zich de komende tijd nog meer kredietbanken aan.

Versnellen brede schuldenaanpak

Met de middelen voor de versnelling en intensivering worden initiatieven uitgevoerd die voortvloeien uit diverse rondetafelgesprekken die zijn gevoerd in het kader van de armoede- en schuldenaanpak. De reeks in de tabel betreft het kasritme, alle verplichtingen zijn inmiddels aangegaan.

3. Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  1. gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
  1. arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
  1. arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
  1. toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
  1. de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
  1. maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;
  1. de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);
  1. de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
  1. de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
  1. het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
  1. het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
  1. het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
  1. het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
  2. het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
  1. de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Scholingssubsidie STAP afschaffen

Het budget voor scholingssubsidie Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) wordt vanaf 2024 afgeschaft. Dit wordt gebruikt als bijdrage aan de Rijksbrede dekkingsopgave.

Middelen voor individuele scholing SLIM-regeling

De scholingssubsidie STAP, die per 2024 wordt stopgezet, is in 2023 conform motie Van der Lee gerichter vormgegeven. Hierdoor valt in 2023 een bedrag vrij van € 147 miljoen. Van dit bedrag wordt € 73,7 miljoen aangewend om het budget voor de SLIM incidenteel te verhogen van 2024 tot en met 2027. Het extra budget wordt (eveneens conform motie Van der Lee c.s.) ingezet voor individuele scholing.  

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Besloten is dat het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever niet in werking zal treden. Reden hiervoor is dat na onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is tot een werkbaar sociaal-medisch kader te komen aan de hand waarvan ziekte van de werkgever kan worden beoordeeld.

Invoering van het wettelijk minimumuurloon

Op 1 januari 2024 wijzigt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wml). Vanaf dan is het verplicht om werknemers per uur minimaal het wettelijke minimumuurloon te betalen. In de huidige Wml geldt één vast minimummaandloon, terwijl de omvang van een voltijds dienstverband per sector kan verschillen (36, 38 of 40 uur). Dat leidt er in de praktijk toe dat bij een dienstverband van 40 uur feitelijk een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van minder dan 40 uur. Met de invoering van het wettelijk minimumuurloon geldt er in alle sectoren één uniform minimum­uurloon en verdwijnen de vaste dag-, week- en maandbedragen. Dat maakt het minimumloon transparanter en eerlijker. Omdat de hoogte van het wettelijk minimumuurloon afgeleid wordt van het huidige feitelijke uurloon bij een dienstverband van 36 uur, leidt de invoering van het wettelijk minimumuurloon ook tot een loonsverhoging voor werknemers die een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week hebben.

Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordelen (LKV)

Het kabinet werkt aan de voorbereidingen voor een wetsvoorstel dat de afschaffing van het LIV per 2025 kan regelen. Hierin wordt tevens een verbetering in het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer geregeld. In 2023 is ook besloten om het loonkostenvoordeel oudere werknemer af te schaffen per 2026. De daarvoor benodigde wetswijziging wordt ook in gang gezet.

Aanpak tekort aan bedrijfsartsen

Het demissionair kabinet hecht er waarde aan ook in 2024 te blijven investeren in de kwaliteit van de bedrijfsarts en de arbeidsgerelateerde zorg. Zoals ook blijkt uit het advies van de SER ‘Naar een werkend arbostelsel voor iedereen’ voorkomt goed georganiseerde arbozorg uitval en bevordert het effectieve re-integratie. Het kabinet is daarom voornemens om middelen beschikbaar te stellen om zowel opleidingsuren van praktijkopleiders te compenseren, zodat meer artsen kunnen worden opgeleid, als een bijdrage te leveren aan kosten voor blijvende verbetering van de kwaliteit van de opleidingen. Dit om het oplopende tekort aan praktijkopleiders tegen te gaan. Daarnaast is het kabinet voornemens om de kwaliteit van de arbeidsgerelateerde zorg te verbeteren. Voor de korte termijn gaat het bijvoorbeeld om een efficiëntere samenwerking tussen arbodeskundigen en werken in multidisciplinaire teams. Meer structurele oplossingen worden meegenomen in het traject Arbovisie 2040, dat de komende periode nader wordt uitgewerkt.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 2.152.533 1.362.157 1.431.039 639.387 397.436 330.949 320.569
Uitgaven 2.022.690 1.330.816 1.095.313 886.238 685.137 503.210 321.257
Inkomensoverdrachten
Lage-inkomensvoordeel 361.736 530.554 491.913 333.673 0 0 0
Minimumjeugdloonvoordeel 18.859 14.848 21.915 0 0 0 0
Loonkostenvoordelen 137.017 144.675 147.221 149.992 255.380 200.163 200.526
Subsidies (regelingen)
Overige subsidies algemeen 2.613 3.246 3.395 2.940 2.940 2.940 2.940
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen 1.944 3.316 14.300 13.937 28.824 11.023 11.023
Stimuleringregeling LLO in MKB 19.547 61.832 89.230 164.241 96.150 63.114 55.114
Stimulans Arbeidsmarktpositie 183.700 112.152 700 0 0 0 0
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid 1.208.261 316.315 0 0 0 0 0
Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN 25 0 0 0 0 0 0
Nederland leert door 30.296 36.923 120 0 0 0 0
TOFA 7 0 0 0 0 0 0
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden 31.726 59.609 270.374 171.389 250.907 174.493 0
Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies 1.043 0 0 0 0 0 0
Opdrachten
Opdrachten 20.530 40.753 49.616 44.537 40.608 41.149 41.326
Bekostiging
Bekostiging 550 100 100 100 100 100 100
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Ministerie van VWS 204 56 56 56 706 706 706
Ministerie van EZK 0 19 121 121 4.270 4.270 4.270
Bijdrage aan agentschappen
Agentschap RIVM 4.570 5.265 5.065 5.065 5.065 5.065 5.065
Agentschap CJIB 62 187 187 187 187 187 187
Bijdrage aan medeoverheden
SPUK BMIP 0 966 1.000 0 0 0 0
Ontvangsten 3.978.434 972.020 14.880 14.880 14.880 14.880 14.880
Ontvangsten
Algemeen 10.340 11.387 1.180 1.180 1.180 1.180 1.180
Boeten 18.032 18.000 13.700 13.700 13.700 13.700 13.700
Terug ontvangsten NOW 3.950.062 942.633 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 79%
bestuurlijk gebonden 12%
beleidsmatig gereserveerd 9%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 79% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies

Van het programmabudget van MDIEU in 2024 is ongeveer de helft bedoeld om te voldoen aan openstaande verplichtingen en daarmee juridisch verplicht. Het overige deel van het beschikbare budget is gereserveerd voor verplichtingen die aangegaan worden in 2024. Omdat dit onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord is deze helft bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2024 € 2,6 miljoen juridisch verplicht en € 11,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 89,2 miljoen in 2024 is € 50,5 miljoen juridisch verplicht en € 38,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting 11% juridisch verplicht en 89% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 13% juridisch verplicht en 87% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar. Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdragen aan medeoverheden zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de specifieke uitkering verstrekt aan de provincie Noord-Brabant ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 365.538 424.792 433.889 459.030 484.019 507.362 529.755
Uitgaven 365.538 424.792 433.889 459.030 484.019 507.362 529.755
Inkomensoverdrachten
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte 358.301 416.666 398.317 401.368 404.567 407.666 410.788
Compensatieregeling Transitievergoeding MKB 7.237 8.126 7.843 7.843 7.843 7.843 7.843
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal 0 0 27.194 48.865 70.248 90.120 109.043
Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal 0 0 535 954 1.361 1.733 2.081
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2024 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2023 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017 en is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat de werknemer een uurloon heeft tussen de 100% en 125% van het wettelijk minimumloon en een substantiële baan heeft van minimaal 1.248 gewerkte uren in een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar. In 2022 was de tegemoetkoming eenmalig verhoogd naar € 0,78 per uur en maximaal € 1.520 per kalenderjaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LIV over 2022 (budgettair effect 2023) is eenmalig verhoogd als compensatie voor de versnelde verhoging van het WML. Hierdoor nemen de uitgaven in 2023 eenmalig toe met € 211 miljoen. Vanaf 2023 (budgettair effect 2024) bestaat deze verhoging niet meer. Voor het LIV over 2023 geldt wel dat door de bijzondere WML-verhoging per 1-1-2023 er meer werknemers aan de voorwaarden van het LIV voldoen. Daardoor nemen de uitgaven aan het LIV naar verwachting toe met € 170 miljoen in 2024. Per 1-1-2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium verlaagd om het effect van de bijzondere WML-verhoging budgetneutraal op te vangen. Hierdoor zijn er in 2025 geen extra uitgaven meer aan het LIV als gevolg van de bijzondere WML-verhoging. Het kabinet is voornemens het LIV af te schaffen per 1-1-2025, waardoor er vanaf 2026 geen uitgaven meer begroot zijn voor het LIV.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen. Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1-1-2024.

Budgettaire ontwikkelingen

Door lagere realisatie dan begroot over het Jeugd-LIV 2022 (uitbetaling 2023) zijn de begrote bedragen over 2023 en 2024, met respectievelijk € 4 en € 6 miljoen bijgesteld. Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1-1-2024, waardoor er vanaf 2025 geen uitgaven meer zijn.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer, LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer en LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  1. Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV oudere werknemer.
  1. Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.
  1. Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV oudere werknemer, het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. De maximale duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is een jaar.

LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar en is voor drie jaar geldig.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet is voornemens het LKV oudere werknemer per 2026 af te schaffen. De Belastingdienst betaalt de LKV-bedragen in het jaar nadat het recht erop is vastgesteld uit. Daarom leidt dit vanaf 2027 tot een jaarlijkse besparing op de loonkostenvoordelen van € 60,7 miljoen. 

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten worden gewijzigd. Hierdoor kunnen werkgevers vaker aanspraak maken op dit loonkostenvoordeel. De verandering in de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten werknemer leidt tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen structureel.

Daarnaast nemen de uitgaven in 2026 voor bovenstaande loonkostenvoordelen met circa € 28 miljoen af doordat in 2025 (uitbetaling in 2026) de hoogte van de tegemoetkoming van het LKV Ouderen wordt verlaagd.

Tot slot stijgen naar verwachting de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2026 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven dalen in 2024 met circa € 18 miljoen ten opzichte van 2023. Dit komt doordat er in 2023 nog uitgaven met terugwerkende kracht plaatsvinden (voor transitievergoedingen waarbij het einde opzegverbod van het dienstverband in de periode van 1-7-2015 tot 1-4-2020 ligt). Daarnaast stabiliseert de voorraad af te wikkelen aanvragen vanaf 2024 op een lager niveau (doordat de voorraad nog af te wikkelen aanvragen in 2023 gedeeltelijk wordt ingelopen, zijn er dit jaar meer uitbetalingen). Vanaf 2025 nemen de uitgaven toe doordat het aantal werknemers dat naar verwachting arbeidsongeschikt raakt de komende jaren stijgt.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet in werking, omdat een uitvoerbaar en effectief uitvoeringskader voor dit onderdeel niet haalbaar blijkt (zie ook onder 'C. Beleidswijzigingen'). De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitgaven zijn in 2023 hoger door de afwikkeling van de voorraad nog te beoordelen aanvragen uit 2022. In 2024 stabiliseert de voorraad en blijven de verwachte uitgaven constant.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierdoor is het totale budget van € 1 miljard uitgesmeerd over de jaren 2021 tot en met 2027.

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) / Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Voor dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2024 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel om bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Naast communicatieactiviteiten en het verbinden van wetenschap en praktijk, is in 2022 de Expeditieregeling gestart om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van de Expeditieregeling is aanzienlijk aangepast, enerzijds omdat de tijdvakken van de Expeditieregeling in 2022 en 2024 openen, anderzijds omdat nabetalingen voor de vaak langdurige projecten in latere jaren plaatsvinden.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen in mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling.

Overige subsidies algemeen

Het budget voor «overige subsidies algemeen» betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting en aan Netspar ten behoeve van het werkprogramma 2023 ‒ 2027.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Onder meer zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes. Daarnaast worden middelen ingezet voor het beheer van het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan EZK en LNV ten behoeve van respectievelijk de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 5 miljoen gereserveerd. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ontvangt € 0,2 miljoen per jaar.

Bijdrage aan medeoverheden

Aan de provincie Noord-Brabant wordt een specifieke uitkering verstrekt ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Arbeidsinspectie. De raming van deze ontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidsinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten; zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Arbeidskorting 25.602 31.170 34.924
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.779 1.836 1.942
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 982 1.067 1.109

Kerncijfers

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt werd in 2022 gekenmerkt door krapte: het aantal openstaande vacatures was het hele jaar hoger dan het aantal werklozen. Dit ging gepaard met een forse stijging van het aantal mensen dat aan het werk was. Over het hele jaar gemiddeld genomen waren dat er ruim 9,5 miljoen, een toename van bijna 300 duizend ten opzichte van 2021 (tabel 16). Het aantal werklozen lag met 350 duizend juist zeer laag, ook internationaal vergeleken. Met 3,5% heeft Nederland een van de laagste werkloosheidspercentages van de Europese Unie, ruim onder het EU-gemiddelde van 6,2%.

De krappe arbeidsmarkt bood veel mensen een kans. Tussen 2020 en 2022 slonk het aantal langdurig werklozen, nam de groep die niet actief is op de arbeidsmarkt (de niet-beroepsbevolking) af, en daalde de tijdens de coronacrisis opgelopen jeugdwerkloosheid weer richting het niveau van 2018. Het aantal werkenden is in elke opleidingscategorie toegenomen (tabel 17). Die stijging is het grootst bij werkenden met een hoog opleidingsniveau.

De toenemende krapte is terug te zien in de spanning binnen verschillende beroepsklassen zoals gerapporteerd in de spanningsindicator van UWV. Beroepen waarvoor de arbeidsmarkt in 2020 nog werden gekarakteriseerd als ‘gemiddeld’ of ‘ruim’, zoals commerciële of dienstverlenende beroepen, gelden in 2022 als ‘krap’ of ‘zeer krap’. Ook bij beroepen in zorg, techniek, of ICT, waarvoor de arbeidsmarkt in 2020 al krap of zeer krap was, is de spanning fors opgelopen. UWV publiceert dit overzicht van de spanning per beroepsgroep op de gehele arbeidsmarkt op kwartaalbasis.

Een ander periodiek geaggregeerd overzicht van de arbeidsmarkt is de tweejaarlijkse rapportage De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Dat biedt ook ramingen over verwachte knelpunten op de arbeidsmarkt voor verschillende beroepsklassen tot 5 jaar vooruit.

Het kabinet verwijst naar deze periodieke rapportages om invulling te geven aan de motie Ceder/Smals (Kamerstukken II, 29 544, nr. 1137).

Beroepsbevolking (x 1.000) 9.581 9.663 9.898
Niet-beroepsbevolking (x 1.000) 3.786 3.483 3.330
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) 9.116 9.255 9.548
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) 465 408 350
Werkloosheidspercentage 4,8 4,2 3,5
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) 10,6 9,3 7,6
25 tot 45 jaar 3,9 3,3 2,9
45 tot 75 jaar 3,4 3,0 2,5

De werkzame beroepsbevolking kan worden uitgesplitst in vaste en flexibele arbeidsrelaties en zelfstandigen. Ruim 1 op de 3 werknemers hebben in 2022 een flexibele arbeidsrelatie. Het aantal flexibele contracten nam sterker toe dan het aantal vaste contracten. Daarbij was er vooral een stijging van het aantal flexibele contracten met relatief veel zekerheid. Dit zijn bijvoorbeeld tijdelijke contracten met uitzicht op een vaste arbeidsrelatie.

Laag (x 1.000) 2020 827 737 216 1.779
2021 848 714 231 1.792
2022 850 753 248 1.851
Midden (x 1.000) 2020 2.066 1.032 535 3.633
2021 2.058 1.020 552 3.631
2022 2.030 1.066 568 3.665
Hoog (x 1.000) 2020 2.195 746 640 3.581
2021 2.296 831 653 3.779
2022 2.413 858 713 3.984
Totaal (x 1.000)1 2020 5.088 2.515 1.391 9.116
2021 5.202 2.565 1.436 9.202
2022 5.293 2.677 1.529 9.500
  1. Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is gestegen van 4,9% naar 5,6% in 2022. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) blijkt dat het aandeel werknemers dat heeft verzuimd is gestegen; dat het aantal keer dat er is verzuimd is toegenomen en dat de verzuimduur is gestegen. De coronapandemie en een griepgolf in het najaar van 2022 hebben bijgedragen aan het verzuim. De stijging wordt vooral veroorzaakt door factoren die niet samenhangen met het werk.

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 1,2 1,3 1,3
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 1,1 0,9
Ziekteverzuim (%)3 4,7 4,9 5,6
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4 0 2 3
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5 3,2 3,3
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 1,8 1,9
  1. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
  2. Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
  3. Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.
  4. Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.
  5. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

In 2022 is er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename in het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 6.115 in 2021 naar 9.497 in 2022) en tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van kennismigranten met een kort verblijf in Nederland van maximaal drie maanden (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022).

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 5.764 5.679 5.920
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers 4.873 4.799 4.982
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers 891 880 938
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 9,2 11,6 17,0
  1. Bron: SZW, administratie.
  2. Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte IV heeft in 2022 structureel extra middelen vrijgemaakt voor onder andere de aanpak van mensenhandel/arbeidsuitbuiting (waaronder toelating van uitzendbureaus) en arbeids(markt)discriminatie. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende maatregelen zal de toezichtstaak van de Arbeidsinspectie naar verwachting ook de komende jaren groter worden. Haar formatie wordt daartoe vanaf 2023 in vier jaar structureel uitgebreid.

De Arbeidsinspectie werkt (pro-)actief in programma’s op basis van geprioriteerde arbeidsrisico’s. Zo pakt ze complexe vraagstukken effectief op en kan ze zich snel aanpassen als de maatschappelijke omgeving verandert. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners acteert de Arbeidsinspectie waar nodig reactief op niet-geprioriteerde arbeidsrisico’s. De opvolging van meldingen vormt ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen betreft reactieve activiteiten.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil ook de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

Kerncijfers

Tabel 20 toont de kerncijfers die in begroting (en jaarverslag) staan voor de door de Arbeidsinspectie beoogde (en behaalde) resultaten. Via deze kerncijfers toont de Arbeidsinspectie hoe zij als gehele organisatie wil bijdragen aan veilig, gezond en eerlijk werk voor iedereen. Haar resultaten en bevindingen per onderwerp beschrijft zij in afzonderlijke publicaties. Zo verschenen onlangs het rapport ‘Staat van gezond werk’ en de rapportages over de programma’s ‘Schijnconstructies, cao-naleving en fraude’ en ‘Uitzendbureaus’.

De Arbeidsinspectie zet blijvend in op een evenwichtige balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie dusdanig in mensen, processen en techniek investeren dat er in 2026 een beheerst niveau van informatiegestuurd werken wordt gerealiseerd. Bovendien streeft de Arbeidsinspectie naar een interventiedekking eerlijk werk in 2026 naar 5%.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Inspectie Control Framework
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %) 47:53 50:50 50:50
Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%) 89 >90 >90
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)12 3 3
Interventiedekking Eerlijk werk (%)34 4,3 3,8
Effect
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 45 >50 >50
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo) 24 <50 <50
Handhavingspercentage Brzo5 42 <40 <40
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk 54 >50 >50
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk 29 <50 <50
  1. Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen 2023 en voor 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.
  2. Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".
  3. Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.
  4. Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 3 (beïnvloeding via anderen).
  5. Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert zij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
  1. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
  1. het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
  1. de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidswijzigingen

Participatiewet in Balans

Het kabinet startte met het programma Participatiewet in balans om de balans tussen vertrouwen, verplichtingen, ondersteuning, en de menselijke maat terug te krijgen in (de uitvoering van) de Participatiewet. Door middel van drie sporen en in goede samenwerking met gemeenten en andere stakeholders werd beoogd om 1) op korte termijn ruimte te bieden aan mensen in de huidige wet, 2) te werken aan een lange termijn brede herziening van de wet, en 3) het versterken van de vakkundigheid van de uitvoerend professional. Het kabinet beraadt zich in het najaar over de voortzetting van de verschillende sporen van het programma Participatiewet in balans. De Kamer zal hier uiterlijk in het vierde kwartaal van dit jaar over worden geïnformeerd. Dit ziet onder andere toe op het in consultatie geweest zijnde wetsvoorstel dat voortkomt uit spoor 1. Dit zijn ruim twintig wetswijzigingen die de uitvoering op korte termijn meer ruimte bieden om te doen wat nodig is om mensen te ondersteunen. Onder de uitwerking van dit wetsvoorstel valt onder andere de maatregel van de huidige coalitie tot verruiming van de bijverdiengrenzen, de nuancering van de vierweken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar, en het buiten beschouwing laten van giften tot € 1.200 (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 260). Voor spoor 2 heeft het kabinet recent haar visie op een nieuwe Participatiewet gedeeld en het belang benadrukt om opnieuw te kijken naar de doelen en uitgangspunten van de wet, de beleidstheorie, en de uitwerking hiervan in verschillende beleidsopties voor de toekomst (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 283). In spoor 3 zal samen met gemeenten en andere stakeholders gewerkt worden aan het versterken van de vakkundigheid van professionals binnen de huidige wetgeving en zal er worden bezien welke ruimte er is voor het versterken van de vakkundigheid met het oog op mogelijke nieuwe wetgeving.

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Het kabinet is met de ‘Aanpak geldzorgen, armoede en schulden’ aan de slag met een meerjarige aanpak met als doel een halvering van het aantal kinderen dat opgroeit in armoede in 2025 (ten opzichte van 2015) en een halvering van armoede en problematische schulden in het algemeen in 2030 (ten opzichte van 2015). Op 8 juni 2023 heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de eerste Voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2022/23, 24 515, nr. 698). Deze eerste voortgangsrapportage biedt inzicht in de voortgang die in het eerste jaar geboekt is en wat nog nodig is om de doelen te behalen.

Zo heeft het kabinet op 30 juni 2023 het eerste deelrapport van het advies van de Commissie sociaal minimum in ontvangst genomen. Eind september volgt nog het eindrapport. Om huishoudens op het sociaal minimum te ondersteunen verhoogt het kabinet in 2024 de huurtoeslag. Daarnaast wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren, om te zorgen dat de uitkeringen op dezelfde hoogte blijven.

Bij de aanpak van armoede heeft het kabinet specifieke aandacht voor kinderen. Ook de Commissie sociaal minimum onderstreept het belang hiervan. Het kabinet verhoogt per 2024 structureel het kindgebonden budget wat bijdraagt aan het verminderen van kinderarmoede. Deze verhoging is sterker voor grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen, uit de resultaten van het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum bleken tekorten voor deze gezinnen het grootste te zijn. Ook blijft het kabinet aandacht hebben voor het versterken van participatie en ontwikkeling van kinderen, onder meer via financiële ondersteuning van de kindearmoedepartijen verenigd onder SAM& en het Jeugdeducatiefonds. In 2024 draagt SZW met € 52,5 miljoen samen met OCW en VWS bij aan het voortzetten van het aanbieden van schoolmaaltijden op scholen in kwetsbare wijken.

Een van de manieren om de bestaanszekerheid van mensen te verbeteren is door het niet-gebruik van regelingen terug te dringen, met aandacht voor de korte, middellange en lange termijn. Komend jaar gaat het kabinet verder met het verbeteren van de proactieve dienstverlening aan burgers. Samen met BZK onderzoeken we de haalbaarheid van één digitaal loket waarbij de burger inzage krijgt in voorzieningen waar hij recht op heeft.

In aanvulling op de maatregelen die het kabinet neemt om bestaanszekerheid te versterken heeft het kabinet ook oog voor mensen die desondanks in de problemen komen en (nood)hulp nodig hebben. Zo heeft het kabinet voor de periode 2021-2027 middelen beschikbaar gesteld uit het ESF+ budget voor voedselhulp. Daarnaast ondersteunt het kabinet ter invulling van het amendement Palland en Ceder (Kamerstukken II 2022/23, 36 200 XV, nr. 25) het Rode Kruis bij het verlenen van voedselhulp en heeft het kabinet subsidie verstrekt aan het Armoedefonds om het aantal menstruatieproducten uitgiftepunten te vergroten. 

Het kabinet reserveert in totaal maximaal € 60 miljoen voor de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie in de komende winter. Het Tijdelijk Noodfonds Energie wordt opnieuw ingezet om problematische energieschulden tegen te gaan. Het Noodfonds zal er voor huishoudens met een hoge energierekening en een laag (midden)inkomen zijn. Het Rijk stelt in eerste instantie een maximale bijdrage van € 40 miljoen beschikbaar. Dit bedrag vormt 2/3 van de totale beschikbare middelen; de energieleveranciers leggen 1/3 van het bedrag van € 60 miljoen in. Op het moment dat vanuit bijdragen van derden nog extra middelen beschikbaar komen, zal het Rijk een extra subsidie van maximaal € 20 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie toekennen. Bij eventuele extra toekenning vanuit het Rijk zal de genoemde verhouding van 1/3 bijdrage van derden en 2/3 bijdrage van het Rijk worden toegepast.

Voor 2024 wordt ook in totaal € 50 miljoen via het gemeentefonds aan gemeenten beschikbaar gesteld zodat gemeenten extra kunnen inzetten op het gebied van vroegsignalering en bijzondere bijstand.

Het kabinet blijft zich met kracht inzetten op de preventie van geldzorgen om waar mogelijk te voorkomen dat geldzorgen ontstaan en dat dreigende of beginnende geldzorgen niet uitgroeien tot schuldenproblematiek of langdurige armoede. Dit doet het kabinet door voortzetting van de inzet op financiële educatie in het basis-, voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs, door het eerder bereiken en in beeld krijgen van mensen met (dreigende) geldzorgen.

Alleenverdieners

Door een onbedoelde en complexe samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid is er een groep alleenverdienende huishoudens die een lager besteedbaar inkomen heeft dan een paar in de bijstand. Samen met de VNG, Divosa, UWV, Dienst Toeslagen, de Belastingdienst en het Ministerie van Financiën is intensief gezocht naar een oplossing voor deze problematiek. Uitkomst hiervan is dat het kabinet zich committeert aan een structurele oplossing via de fiscaliteit. Hiertoe wordt een gerichte herinvoering van de uitbetaling van de algemene heffingskorting voor de betreffende doelgroep uitgewerkt en worden uitvoeringsgevolgen in kaart gebracht om invoering per 2028 mogelijk te maken. Deze maatregel loopt door totdat de afbouw van dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon van de bijstand is voltooid (bij huidig beleid in 2036) of de oorzaak van de problematiek op andere wijze is weggenomen. Daarmee wordt de problematiek bij de bron opgelost.

Omdat met deze fundamentele oplossing een beroep wordt gedaan op de reeds gevulde IV-capaciteit van de Belastingdienst is deze oplossing niet op korte termijn maakbaar. Een uitvoeringstoets van de Belastingdienst moet uitwijzen of invoering per 2028, zoals is beoogd, daadwerkelijk mogelijk is. Gezien deze termijn heeft het kabinet ook de mogelijkheid onderzocht van een tijdelijke regeling om in de jaren 2024-2027 de betreffende huishoudens tegemoet te komen. De VNG heeft aangegeven dat gemeenten onder het voorbehoud van een uitvoeringstoets en een aantal belangrijke randvoorwaarden mogelijkheden zien om zo’n regeling uit te voeren. Op basis van de tijdelijke regeling gaan gemeenten huishoudens jaarlijks een forfaitaire tegemoetkoming met toepassing van eindheffing bieden. De hoogte van de forfaitaire tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en zal ieder jaar afnemen met de oorzaak van de problematiek, net als het aantal betreffende huishoudens. In de SZW-begroting zijn de verwachte uitgaven voor deze tijdelijke regeling opgenomen, inclusief uitvoeringskosten, en uitvoering van de motie Warmerdam (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 719) met betrekking tot actieve benadering van de doelgroep voor bijzondere bijstand in 2023. De kosten treden op vanaf 2026 omdat zij met een vertraging van T+2 worden vergoed aan gemeenten.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk

Momenteel werken de Ministeries van OCW en SZW verder aan de voorbereidingen voor het wetsvoorstel Overgang van school naar duurzaam werk (beoogde inwerkingtreding 2025), waarmee scholen en gemeenten beter in staat worden gesteld om jongeren met een structurele achterstand op de arbeidsmarkt te begeleiden bij de transitie van school naar werk en het behouden van werk bij (dreigende) werkloosheid. Het kabinet heeft structureel extra middelen vrijgemaakt voor scholen en gemeenten (bijna € 70 miljoen). Een wettelijke basis wordt gelegd voor (a) een preventieve aanpak, waarbij scholen de taak krijgen om jongeren voor te bereiden op vervolgonderwijs of werk, (b) een gezamenlijke aanpak gedurende een langere periode, waarbij de gemeente al tijdens de schooltijd en de school ook na diplomering jongeren op maat kunnen begeleiden naar werk/leerwerktraject met inzet van hun expertise, instrumenten en budget, (c) monitoring en begeleiding bij uitval tot 27 jaar door RMC in samenwerking met partners en (d) een regionale aanpak met aanvullend ontschot budget dat kan worden ingezet voor implementatie van bewezen/mogelijk effectieve maatregelen.

Met de nieuwe wetgeving worden de tijdelijke maatregelen uit de Aanpak Jeugdwerkloosheid, gefinancierd in het kader van het corona steun- en herstelpakket en het Nationaal Programma Onderwijs van 2020 tot en met 2022, structureel gemaakt. Om de beoogde inwerkingtreding van het wetsvoorstel te overbruggen krijgen scholen en gemeenten ook in 2023 en 2024 financiering om de maatregelen voort te zetten.

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

De Ministeries van BZK, SZW en OCW hebben voor de jaren 2023 tot en met 2025 een interdepartementale specifieke uitkering (SPUK) ontwikkeld voor de 20 focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) (Kamerstukken II 2022/23, 30 995, nr. 102). Hiermee worden de focusgebieden in staat gesteld om integrale activiteiten over meerdere beleidsdoelstellingen heen te formuleren en blijven de verantwoordingslasten voor gemeenten beperkt. Deze SPUK bevat onder andere een investering in de preventie van armoede en schulden (€ 20 miljoen in totaal voor 2023 tot en met 2025) en een investering in de re-integratiedienstverlening aan inwoners van de 20 focusgebieden. Dit betreft € 11 miljoen in 2024, oplopend tot € 13 miljoen in 2028 (voor de investering voor de jaren 2026 tot en met 2028 wordt op een later moment de financieringsvorm bepaald). Doelstelling is om hiermee meer inwoners van deze 20 gebieden, waarin relatief veel bijstandsgerechtigden wonen, duurzaam aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers of, als dat nog niet mogelijk is, bij sociaal ontwikkelbedrijven.

Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Mede naar aanleiding van de motie Ceder (Kamerstukken II 2021/22, 34 352, nr. 245) en de motie Ceder, Maatoug, Kathmann en Palland (Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 60), werken gemeenten, sociaal ontwikkelbedrijven, sociale partners en het demissionaire kabinet samen aan een toekomstbestendige inrichting van de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervoor worden (opties voor) toekomstperspectieven uitgewerkt, die naar verwachting in het najaar van 2023 aan de Tweede Kamer worden gepresenteerd.

In de tussentijd werkt het demissionaire kabinet voorstellen uit om gemeenten in 2024 tegemoet te komen bij de financiële uitdagingen die zij ervaren rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Hiervoor is in 2024 een budget van € 63,9 miljoen beschikbaar gesteld op de begroting van SZW. Ook ten aanzien van de uitwerking van deze voorstellen is het streven dat de Kamer hier in het najaar verder over wordt geïnformeerd.

Beschut werk

Met een uitgebreid maatregelenpakket beoogt het demissionaire kabinet beschut werk op korte termijn verder te stimuleren (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 300). Zo wordt met gemeenten gewerkt aan een meer divers aanbod van beschutte werkplekken, wordt met gemeenten en UWV ingezet op een versimpeling van het proces rondom beschut werk en wordt gewerkt aan een andere verdeling van de plaatsen en financiële middelen beschut werk per 2025. Verder is met gemeenten afgesproken dat zij een extra inspanning leveren om de achterstanden die er zijn op de doelstelling van beschut werk in te lopen. Tot slot worden per 2024 extra middelen beschikbaar gesteld voor de financiering van beschut werk. In 2024 gaat het om een extra investering van € 23,1 miljoen. Dit bedrag loopt vervolgens op naar € 64,7 miljoen in de structurele situatie. Door deze extra middelen ontvangen gemeenten structureel een aanvullend bedrag van € 2.157 per beschutte werkplek. Ook deze extra investering moet ertoe leiden dat op korte termijn meer beschutte werkplekken worden gerealiseerd.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2022 was om 92.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2022 is de landelijke doelstelling van 92.500 extra banen (sector en markt samen) met 81.117 banen niet gehaald. De coronacrisis zal hieraan hebben bijgedragen, hoewel de mate van invloed hiervan op het realiseren van banen voor de doelgroep niet duidelijk is. Ook kan de beschikbaarheid van kandidaten een rol spelen. De Nederlandse Arbeidsinspectie doet momenteel onderzoek naar de oorzaken waardoor een deel van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak de afgelopen jaren niet gewerkt heeft. De resultaten van dit onderzoek worden in de tweede helft van dit jaar verwacht.

Met 71.113 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 70.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2022 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 10.004 extra van de afgesproken 22.500 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2022 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de Tweede Kamer op 7 juni 2023 en 6 juli 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281 en nr. 299) geïnformeerd over het versterken van de banenafspraak en de resultaten banenafspraak 2022. In de brief van 7 juni 2023 zijn vervolgstappen aangekondigd om de banenafspraak te verbeteren. Het gaat onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak en het verder verkennen van het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de Wajong en het uitwerken van loonkostensubsidie in de WIA. Ook is hierin aangekondigd dat het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak op korte termijn wordt aangeboden aan de Tweede Kamer.

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 71.113 70.000 80.000 90.000
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 10.004 22.500 25.000 25.000
  1. Berekening SZW op basis van metingen UWV.
  2. Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Kamerstukken II 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verhoging Onderstand Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Onderstand CN tot 85% van het Wettelijk Minimumloon (WML). Hierbij is rekening gehouden met een aanzienlijke stijging van het WML per 1 januari 2024. De precieze verhoging van het WML moet nog worden vastgesteld. Partijen in CN zullen hierover om advies worden gevraagd.

Incidentele inkomensmaatregelen Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden in Caribisch Nederland stelt het kabinet in 2024 € 1 miljoen beschikbaar aan de openbare lichamen voor flankerend armoedebeleid. Daarnaast verlengt het kabinet de energietoelage (€ 4,5 miljoen).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 7.183.029 7.749.565 8.119.759 8.257.762 8.459.708 8.636.737 8.842.829
Uitgaven 7.184.756 7.755.589 8.120.187 8.257.826 8.458.669 8.640.860 8.846.952
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming 6.021.600 6.662.744 6.975.967 7.233.621 7.390.061 7.551.194 7.738.772
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004) 292.350 20.255 7.047 7.047 7.048 7.048 7.047
AIO 366.816 418.988 437.190 464.815 493.711 527.990 549.687
TW 413.000 449.878 455.533 450.493 446.290 444.597 446.994
Bijstand overig 902 903 803 754 710 670 631
Onderstand (Caribisch Nederland) 12.424 16.361 15.290 11.454 11.537 11.579 11.620
Subsidies (regelingen)
Europees fonds meestbehoeftigen 62 0 0 0 0 0 0
SBCM 2.800 3.360 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800
NIBUD 318 387 379 314 314 314 314
Overige subsidies algemeen 27.390 40.764 8.642 6.008 1.856 1.856 1.456
Armoede en schulden 438 165 0 0 0 0 0
Alle kinderen doen mee 10.774 19.646 10.590 10.590 10.590 10.590 10.590
Regionale kansen kinderen 7 0 0 0 0 0 0
Waarborgfonds sanering 6.000 100 0 0 0 0 0
Noodfonds 0 32.500 60.000 0 0 0 0
Geldzorgen Armoede en Schulden 0 8.000 0 0 0 0 0
Stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren mbo 0 0 5.000 5.000 0 0 0
Opdrachten
Opdrachten algemeen 18.957 65.869 58.277 50.749 41.571 48.041 45.860
Bekostiging
ZonMw 0 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297 1.297
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
ZonMw 0 193 193 193 193 193 193
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Financiën 809 1.800 1.800 2.200 2.200 2.200 2.200
Bijdrage aan sociale fondsen
Pensioenfonds Wsw 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 101 370 370 482 482 482 482
DUO 0 2.000 69.000 0 0 0 0
Bijdrage aan medeoverheden
Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek 0 0 0 0 38.000 20.000 17.000
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Contributie CASS 8 9 9 9 9 9 9
Ontvangsten 266.633 106.257 61.823 59.797 58.663 43.033 14.786
Ontvangsten
Algemeen 49.799 42.118 17.223 15.347 14.113 13.683 12.186
Tozo retour kapitaal verstrekkingen 216.834 64.139 44.600 44.450 44.550 29.350 2.600

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 98,4%
bestuurlijk gebonden 0,9%
beleidsmatig gereserveerd 0,8%
nog niet ingevuld / vrij te besteden -%

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98,4% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2023 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2024), UWV (Toeslagenwet € 455,5 miljoen) en de SVB (AIO € 437,2 miljoen).

Subsidies

De subsidies zijn voor 10,4% juridisch verplicht en voor 83,9% bestuurlijk gebonden. De circa 5,7% (€ 5 miljoen) kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan, hebben betrekking op geplande subsidies voor de stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren in het mbo.

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 4,1% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 2,4 miljoen. Verder zijn er veel nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.

Bekostiging

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het budget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Net zoals het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Net zoals het instrument bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken is ook de bijdrage aan de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO) 100% juridisch verplicht. Dit vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).

De bijdrage aan DUO is 100% juridisch verplicht. In 2024 ontvangen studenten via DUO een eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2024 geraamd op bijna € 7 miljard. In 2024 wordt hiervan een bedrag van € 8,6 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2022. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort dat over 2022 meer bedraagt dan 7,5% en over 2020, 2021 en 2022 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2022, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2022, gefinancierd uit het macrobudget 2024. In tabel 24 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming 6.021.600 6.662.744 6.975.967 7.233.621 7.390.061 7.551.194 7.738.772
Macrobudget participatiewetuitkeringen
Algemene bijstand en loonkostensubsidies 5.348.765 5.921.395 6.159.445 6.389.949 6.529.464 6.676.286 6.858.715
Loonkostensubsidie 319.391 415.339 507.079 578.302 616.692 654.984 694.193
IOAW 261.529 240.685 209.897 182.147 160.683 136.704 101.525
IOAZ 27.798 29.716 31.089 31.934 31.933 31.932 32.906
Bbz levensonderhoud 64.116 50.937 50.941 51.288 51.288 51.288 51.432
Correctie verdeelmodel 4.672
Overig 17.516

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 25 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Gehuwd / samenwonend 1.738,02
Alleenstaande (ouder) 1.216,62

Budgettaire ontwikkelingen

Op basis van de CPB-raming van werkloosheid wordt de bijstandsraming naar beneden bijgesteld in 2024. Daar tegenover staan een aantal eerdere wetswijzigingen die leiden tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven, zoals de Participatiewet in 2015 en de afloop van de IOAW. Daarnaast zorgt de hoge instroom van statushouders in 2023 voor een hoger bijstandsgebruik.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 26 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 341 342 359
  1. Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.
Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 223 225 217
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 171 173 162
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2 32 41 37
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 48 55 57
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3 72 68 63
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3 37 36 36
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3 6,8 6,9 7,3
  1. Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.
  2. Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.
  3. Bron: Panteia, WSW-rapportage.
Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) 165 173 178
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1 119 128 134
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2 41 38 36
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3 5,2 6,8 8,0
  1. Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.
  2. Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder «interne» plaatsing valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.
  3. Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto wettelijk minimumloon en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2023 23,5%. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor LKS worden voor 2024 geraamd op € 507,1 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds de invoering van de Participatiewet ingroeit. Daarnaast stijgt de gemiddelde hoogte van LKS door de invoering van het wettelijk mini­mumuurloon.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 31 39 45
  1. Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  1. Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;
  2. Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met een of meer meerderjarige personen.

Gehuwd / samenwonend 1.940,78
Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners 1.522,52
Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners 970,39

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan IOAW en IOAZ worden in 2024 geraamd op respectievelijk € 209,9 miljoen en € 31,1 miljoen. De IOAW-uitgaven dalen door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW. Een lager gebruik van de WW door oudere werknemers, zorgt ook voor lagere IOAW aantallen. Daarnaast zorgt de stijging van de AOW-leeftijd voor een hoger gebruik van de IOAW en IOAZ.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 16 14 12
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 1,5 1,6 1,7
  1. Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 25) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2024 worden geraamd op € 50,9 miljoen. Er worden geen wijzigingen ten opzichte van 2023 verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 6,2 2,8 2,8
  1. Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Overig

Vanwege het voorziene uitstel van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans naar 1 januari 2025, is € 23 miljoen apart gezet binnen het macrobudget. Hiervan is € 5 miljoen ingezet als dekking voor de tegemoetkoming energiekosten studenten. De overige middelen blijven staan.

Handhaving

Sinds het tweede kwartaal van 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren enige beweging zien. In 2022 namen de kennis van verplichtingen en de gepercipieerde detectiekans toe en het aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen en boetes af. Een mogelijke verklaring is dat gemeenten meer inzetten op preventie waardoor overtredingen minder vaak voorkomen en eventuele overtredingen bovendien eerder worden ontdekt waardoor de benadelingsbedragen lager liggen. Ook kan het zijn dat gemeenten in lijn met de maatschappelijke ontwikkelingen meer handelen vanuit de menselijke maat en daarom terughoudend zijn met het opleggen van boetes.

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 661 572 692
Kennis van de verplichtingen (%) 801 872 892
Opsporing3 Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 25 26 20
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 59 59 47
Sanctionering3 Aantal boetes (x 1.000) 9,2 7,2 5,8
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 5,6 4,3 3,7
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering5 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 28 21 13
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
  5. Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Startende zelfstandige 45.670
Gevestigde zelfstandige 248.064

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgaven in 2024 (€ 6,9 miljoen) bestaan uit vergoedingen aan gemeenten voor kapitaalverstrekkingen die zij in 2022 hebben uitgegeven.

Tijdelijke overbruggingsgeregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud zijn per 1 oktober 2021 afgelopen.

Wie kwam er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het (huishoud)inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum was geraakt en die aan de overige voorwaarden voldeden, ontvingen aanvullende bijstand. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, konden een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand was gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 25). Voor bedrijfskredieten gold dat er een lening van maximaal € 10.271,- werd verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

Naar verwachting zullen er vanaf 2024 met name terugontvangsten binnenkomen door terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen. Deze worden onder de ontvangsten verantwoord. Er worden geen uitgaven meer verwacht.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met een of meer meerderjarige personen met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Gehuwd / samenwonend 1.843,60
Alleenstaande (ouder) 1.357,66

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag in de AOW vanaf 2015. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. Tussen 2024 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt, bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) 52 53 55
  1. Bron: CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

In de handhaving van de aan de AIO verbonden verplichtingen geeft de SVB prioriteit aan preventie. Met zichtbare handhaving en duidelijke voorlichting draagt de SVB bij aan de gepercipieerde pakkans en aan de kennis van de verplichtingen. Ook heeft de SVB de nodige aandacht voor controle- en opsporingsonderzoek en de afdoening van overtredingen. Daarbij ligt de nadruk meer op waarschuwingen om overtredingen te voorkomen en te stoppen dan op boetes. De laatste jaren verbeterde daarbij de inbaarheid van vorderingen, zichtbaar in een relatief hoog incassoratio.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 562 652
Kennis van de verplichtingen (%) 1 952 942
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 0,5 0,5 0,6
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 0,4 0,4 0,5
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 1,3 1,1 1,3
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,3 0,3 0,4
Aantal boetes (x 1.000) 0,2 0,2 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,2 0,2 0,2
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 38 51 21
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: SVB, administratie.
  4. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  1. Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;
  1. Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;
  1. Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met een of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Gehuwd / samenwonend 91,72
Alleenstaande van 21 jaar en ouder 64,75
Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners 41,32

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven nemen in 2024 per saldo licht toe. Dit komt doordat het aantal uitkeringen in 2024 in de WW en WIA toeneemt. Daarentegen verwachten we een afname van de TW-aanvullingen op de WAO. Het aantal WAO-uitkeringen daalt elk jaar, omdat er geen nieuwe instroom meer mogelijk is in deze aflopende regeling.

Verder leidt het bevriezen van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand in 2024 en het schrappen van het versnelde afbouwpad in 2024 en 2025 tot een opwaartse bijstelling van de uitkeringslasten van de Toeslagenwet.

Beleidsrelevante kerncijfers

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) 99 101 104
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) 3.412 4.450 4.411
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Handhaving

Sinds 2019 worden door middel van een extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht. De risico’s worden via het ontwikkelde afwegingskader gewogen en geprioriteerd. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig aanvullende beheersmaatregelen voor, waarover gezamenlijke besluitvorming plaatsvindt tussen UWV en SZW. Voor de Toeslagenwet is het extern onderzoek naar misbruikrisico’s begin 2022 afgerond. Ook de fase van weging en prioritering van de risico’s is inmiddels gereed. Wanneer besluitvorming over eventuele aanvullende beheersmaatregelen voor de belangrijkste risico’s heeft plaatsgevonden wordt de Tweede Kamer hierover nader geïnformeerd.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2022 laten een verdere daling ten opzichte van 2021 zien. UWV maakt sinds 2021 efficiënter gebruik van reeds beschikbare gegevens van uitkeringsgerechtigden, hetgeen tot minder meldingen van overtredingen leidt. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar, ultimo 2022 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat voor fraudevorderingen uit eerdere jaren al langer inspanningen worden verricht om deze te incasseren.

Opsporing1 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,1 1,5 1,1
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 1,5 1 0,8
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 5,9 4,2 3,5
Sanctionering1 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,4 0,3 0,2
Aantal boetes (x 1.000) 0,9 0,6 0,5
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,7 0,6 0,4
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering1 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 37 27 16
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Uitgaven onder de repatriëringsregeling worden dit jaar via de AIO gedaan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) 0,1 0,1 0,1
  1. Bron: SVB, administratie.

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de onderstand zijn hoger in 2022 (€ 7 miljoen), 2023 (€ 7 miljoen) en 2024 (€ 4,5 miljoen) omdat de incidentele middelen voor de energietoelage op dit artikel verantwoord zijn. Daarnaast nemen uitgaven voor de Onderstand toe. Per 1 januari 2023 en per 1 oktober 2023 is de Onderstand beleidsmatig verhoogd tot het niveau van het ijkpunt sociaal minimum. Per 1 januari 2024 vindt een volgende beleidsmatige verhoging plaats.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) 0,8 0,8 0,8
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2024 € 87,4 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is € 10,6 miljoen beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Daarnaast is € 8,6 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden in het algemeen, verbetering van de uitwisseling van matchingsgegevens (VUM) en vakmanschap. Ook is er € 5 miljoen beschikbaar voor de stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren in het mbo. Verder is er € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) en € 0,4 miljoen voor NIBUD.

Het Rijk stelt een initiële bijdrage van maximaal € 40 miljoen beschikbaar voor het Tijdelijk Noodfonds Energie 2024. Dit bedrag vormt 2/3 van de totale beschikbare middelen; de energieleveranciers leggen 1/3 van het bedrag van € 60 miljoen in. Op het moment dat vanuit bijdragen van derden nog extra middelen beschikbaar komen, zal het Rijk een extra subsidie van maximaal € 20 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie toekennen. Bij eventuele extra toekenning vanuit het Rijk zal de genoemde verhouding van 1/3 bijdrage van derden en 2/3 bijdrage vanuit het Rijk worden toegepast. In totaal wordt er een bedrag van maximaal € 60 miljoen voor het Noodfonds gereserveerd op de SZW Begroting.

Opdrachten

De € 58,3 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten in 2024 zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van armoedebestrijding en schuldhulpverlening (€ 34,2 miljoen), bevordering arbeidsparticipatie (€ 15 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,5 miljoen), opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 6,2 miljoen) en onderzoek (€ 1,4 miljoen). Verder is er € 1 miljoen beschikbaar voor flankerend armoedebeleid in Caribisch Nederland.

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2024 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2024.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget van € 1,8 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,4 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).

Studenten ontvangen via DUO een eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten. DUO zal de tegemoetkoming naar verwachting begin 2024 uitkeren aan studenten die aan de voorwaarden voldoen. Hiervoor is € 69 miljoen beschikbaar in 2024.

Bijdrage aan medeoverheden

Van 2024 tot en met 2027 zien gemeenten mogelijkheden om een tijdelijke regeling uit te voeren om huishoudens tegemoet te komen voor de alleenverdienersproblematiek, onder het voorbehoud van een uitvoeringstoets en een aantal belangrijke randvoorwaarden. Gemeenten zullen voor deze regeling naar verwachting gefinancierd worden via een specifieke uitkering, waarbij de kosten die gemeenten maken worden vergoed in jaar T+2.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2024.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2024 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden er vanuit het Bbz en de Tozo terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen verwacht, € 13,4 miljoen voor het Bbz en € 44,6 miljoen voor de Tozo.

3.3 Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Verlenging maatregel vereenvoudigde claimbeoordeling 60+

Om de mismatch bij sociaal medisch beoordelen te verkleinen is het streven om in 2024 de vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60-plussers voort te zetten. De maatregel zorgt ervoor dat 60-plussers die wachten op hun WIA-claimbeoordeling tijdelijk op een andere manier en door andere professionals dan de verzekeringsarts worden beoordeeld. Omdat deze maatregel buitenwettelijk is, is de maatregel zo vormgegeven dat deze niet nadelig uitvalt. Dit heeft als gevolg dat er tijdelijk meer en hogere WIA-uitkeringen (WGA 80-100) worden verstrekt.

Tijdelijke maatregel beoordelen op verdiensten

Momenteel wordt de tijdelijke maatregel ‘beoordelen op verdiensten’ nader uitgewerkt. Met deze maatregel wordt de WIA-claimbeoordeling anders vormgegeven om de mismatch bij sociaal medisch beoordelen te verkleinen. Dit heeft als gevolg dat er tijdelijk meer en hogere WIA-uitkeringen worden verstrekt.

Verlenging tijdelijke maatregel kwijtschelding voorschotten

De tijdelijke maatregel waarbij voorschotten niet teruggevorderd worden wanneer blijkt dat werknemers bij de claimbeoordeling geen recht op een WIA-uitkering hebben, als dit niet verrekend kan worden met een andere uitkering, wordt verlengd met een jaar t/m 2024. Het kwijtschelden van de terugvorderingen betreft buitenwettelijk begunstigend beleid.

Invoering maatregel loonloze tijdvakken door WW-uitkering in WIA referteperiode

In het kader van het wegnemen van hardheden in de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), wordt een maatregel uitgewerkt om in 2024 voor een specifieke groep uitkeringsgerechtigden een wijziging aan te brengen in de dagloonsystematiek. De hoogte van de WIA-uitkering wordt vastgesteld op basis van het inkomen uit het verleden. Daartoe wordt iemands dagloon vastgesteld. Voor mensen die een WW-uitkering ontvangen in de WIA referteperiode (het jaar voorafgaand aan ziekte), valt dat dagloon lager uit omdat de WW uitkering met een maand vertraging wordt uitbetaald. Daardoor kan een periode ontstaan waarin geen loon is ontvangen (een loonloos tijdvak) en dat heeft een verlagend effect op het dagloon. Dit wordt als een hardheid ervaren en daarom wordt een maatregel genomen waarmee het dagloonverlagende effect teniet wordt gedaan. Dit heeft als gevolg dat de WIA-uitkeringslasten stijgen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.083 17.085 6.629 2.631 931 936 939
Uitgaven 1.083 7.372 9.717 7.063 3.124 936 939
Inkomensoverdrachten
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) 1.083 1.334 937 923 931 936 939
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Uitvoering individuele plaatsing & steun 0 6.038 8.780 6.140 2.193 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 55%
bestuurlijk gebonden 45%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 3 Arbeidsongeschiktheid zijn voor 55% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO's/RWT's is voor 50% juridisch verplicht en voor 50% bestuurlijk gebonden. Het betreft de uitvoering van de individuele plaatsing en steun door UWV in plaats van door gemeenten.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 11.145.203 13.040.199 14.105.588 14.902.392 15.678.415 16.374.872 17.191.354
Uitgaven 11.145.203 13.040.199 14.105.588 14.902.392 15.678.415 16.374.872 17.191.354
Inkomensoverdrachten
WAO 3.179.789 3.305.644 3.020.000 2.723.353 2.433.892 2.167.706 1.950.064
IVA 3.841.318 4.742.775 4.995.817 5.185.707 5.369.611 5.553.966 5.802.508
WGA 3.559.883 4.311.830 4.516.579 4.704.813 4.873.415 4.997.562 5.128.084
WAZ 81.451 81.784 72.839 64.031 54.844 46.676 41.287
WGA eigenrisicodragers 381.613 470.265 496.921 513.392 530.920 549.503 567.032
WAO nominaal 0 0 207.552 331.447 421.980 477.992 516.117
IVA nominaal 0 0 342.763 631.183 931.323 1.225.480 1.536.929
WGA nominaal 0 0 276.776 535.067 810.346 1.067.076 1.326.726
WAZ nominaal 0 0 5.019 7.792 9.505 10.284 10.917
WGA eigenrisicodragers nominaal 0 0 30.104 58.337 88.381 117.634 147.186
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW 101.149 127.221 135.649 137.062 138.358 139.653 138.135
Scholingsexperiment WGA 0 680 0 0 0 0 0
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW nominaal 0 0 5.569 10.208 15.840 21.340 26.369
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2022 en 2023 zijn de uitgaven aan de ongevallenverzekering hoger, onder andere vanwege problemen met de loondervingsapplicatie van de RCN-unit. De problemen met de loondervingsapplicatie zijn naar verwachting verholpen in 2024. Daarom is de verwachting dat vanaf 2024 de uitgaven aan de ongevallenverzekering terug op het niveau van 2021 zullen zitten.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000, ultimo) 0,2 0,2 0,2
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur?

Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2023 € 264,57, dat is afgerond € 5.754,40 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal € 4.315,80 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden jaarlijks een tegemoetkoming (in 2023 netto € 197,72) mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Hoe hoog is de WGA-uitkering en wat is de duur?

  1. Iemand die ten minste 35% arbeidsongeschikt is komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt.
  1. Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 24 maanden recht op een loongerelateerde uitkering.
  1. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt geacht te gaan of te blijven werken. Om dit te stimuleren wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld met 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon.
  1. Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.
  1. WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2023) netto € 197,72.
  1. Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.
  1. Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire onwikkelingen

In 2024 stijgen de uitkeringslasten WIA (IVA en WGA) inclusief de lasten voor eigenrisicodragers met circa € 480 miljoen ten opzichte van 2023. De WIA is een ingroeiende regeling die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. Mensen stromen ook door van de WGA naar de IVA. Hierdoor stijgen de IVA-uitgaven relatief harder dan de WGA-uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 47.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  1. Hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;
  1. Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden alleen nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen.

  1. In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt maximaal 75% van het maximumdagloon. Dat is per 1 juli 2023 maximaal € 4.315,80 bruto per maand (inclusief vakantiegeld). De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering.
  1. In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-gerechtigde leeftijd.
  1. WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2023) netto € 197,72.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2024 naar verwachting ruim 14.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2024 met ongeveer € 290 miljoen ten opzichte van 2023. Het WAO-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand.

Beleidsrelevante kerncijfers

De instroom in de WGA daalt naar verwachting in 2023 en 2024. Dit komt onder andere omdat de extra instroom door covid afneemt. Daarnaast zorgen maatregelen als de vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60+ ervoor dat er minder voorschotten verstrekt gaan worden. Voorschotten worden geregistreerd als instroom in de WGA 80-100.

IVA, WGA en WAO
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) 577 588 596
waarvan IVA 157 169 179
waarvan WGA 240 252 264
waarvan WAO 180 167 153
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) 7,7 7,7 7,6
Instroom in uitkeringen (x 1.000) 55 54 54
waarvan IVA 11 12 12
waarvan WGA 44 42 41
waarvan WAO 0,6 0,5 0,5
Instroomkans (%) 0,7 0,7 0,7
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) 46 44 46
waarvan IVA 13 14 15
waarvan WGA 18 17 17
waarvan WAO 15 14 14
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) 13 13 12
Uitstroomkans WAO + WIA (%) 7,4 7,0 7,1
WGA
Aandeel werkend WGA (%, ultimo) 21 2 2
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo) 51 2 2
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

Het aantal onderzochte fraudesignalen en geconstateerde overtredingen is lager dan voorgaande jaren. Het totale benadelingsbedrag is daarom tevens lager. Ook werden minder waarschuwingen en boetes uitgedeeld.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 2 563 603
Kennis van de verplichtingen (%) 2 933 933
Opsporing4 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,4 3,4 1,8
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 1,1 0,5 0,3
Totaal benadelingsbedrag 6,2 5,1 3,9
Sanctionering4 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,2 0,9 0,6
Aantal boetes (x 1.000) 0,7 0,4 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,9 0,5 0,3
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering4 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 47 40 15
  1. Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.
  2. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  3. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  4. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  5. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

  1. Hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;
  1. Hij heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de maximale grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2023 maximaal € 1.496,25 bruto per maand (exclusief vakantiegeld). Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van (in 2023) netto € 197,72.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd van het zittend bestand. In 2024 bedraagt de afname van de uitkeringslasten ten opzichte van 2023 circa € 9 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) 6,5 5,8 5,2
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Uitvoering individuele plaatsing & steun

Deze subsidieregeling verleent subsidie aan GGZ-instellingen voor de uitvoering van een Individuele Plaatsing en Steun-traject (IPS). Het doel van deze regeling is om door middel van subsidie de inzet van IPS-trajecten voor de gemeentelijke doelgroep te bevorderen. Voor ggz-cliënten met een common mental disorder (CMD) kan een tweejarig IPS-traject worden aangevraagd. Voor mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) kan een driejarig IPS-traject worden aangevraagd.

Er is een budget beschikbaar voor de IPS-regeling van € 21,5 miljoen voor IPS-trajecten die in 2023 en 2024 starten. In tabel 43 is het bedrag te zien dat voor de gemeentelijke doelgroep beschikbaar is gesteld.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

UWV begeleidt uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW zo nodig naar werk of ondersteunt ze zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoersvoorzieningen) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget is in 2024 € 136 miljoen beschikbaar.

Extracomptabel overzicht re-integratiebudget

In tabel 50 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong. Aandachtspunt is dat een deel van het begrotingsgefinancierde budget gericht is op de subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). Het overige begrotingsgefinancierde deel is samen met het premiegefinancierde deel beschikbaar voor inkoop van trajecten en diensten.

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) 101.149 127.221 135.649 137.062 138.358 139.653 138.135
Begrotingsgefinancierd (Wajong) 77.500 86.604 86.880 85.509 82.383 79.179 75.884
waarvan ESB 14.000 14.000 15.000 15.000 15.000 15.000 15.000
Totaal beschikbaar budget voor inkoop 164.649 199.825 207.529 207.571 205.741 203.832 199.019

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 552 593 636
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 408 ‒ 440 ‒ 490
ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 630 656 684

3.4 Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: personen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep via arbeidsondersteuning. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de Wajong. Deze groep komt nu doorgaans in aanmerking voor de Participatiewet.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een persoon met een Wajong-uitkering en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
  1. het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen voor 2024.

Per 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging Wajong in werking getreden. Het doel van deze wet is om belemmeringen voor de arbeidsparticipatie van mensen met een Wajong-uitkering weg te nemen en de verschillende regelingen van de Wajong te harmoniseren. Naar aanleiding van de motie Esther c.s. (Kamerstukken I 2019/20, 35 213, nr. K) wordt jaarlijks gerapporteerd over de ontwikkelingen van de Wet vereenvoudiging Wajong. In 2024 wordt de vierde monitorrapportage naar het parlement gezonden. In deze monitorrapportage wordt ook ingegaan op de uitkomsten van het toegezegde kwalitatieve onderzoek naar de ervaringen van mensen met een Wajong-uitkering met de Wet vereenvoudiging Wajong (Kamerstukken II, 2020/21, 35 213, nr. 37). Beide stukken leveren input voor de wetsevaluatie en de periodieke evaluatie Wajong in 2025, op basis waarvan mogelijke verbeteringen voor de Wajong worden gepresenteerd.

Naar verwachting wordt begin 2024 een syntheserapport van de effectmeting Wajong-dienstverlening naar het parlement gestuurd. In de synthese wordt integraal naar de dienstverlening gekeken door de bevindingen en aanbevelingen uit verschillende deelonderzoeken in samenhang te bezien. Naar aanleiding van deze bevindingen en aanbevelingen wordt bekeken of er aanleiding is de Wajong-dienstverlening aan te passen. De synthese levert input voor de periodieke evaluatie in 2025.

In april 2023 is het experiment bredere inzet re-integratie instrumenten gestart. UWV kan vanaf dat moment tijdelijk ook alle re-integratie instrumenten inzetten voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Het doel van het experiment is om te onderzoeken in hoeverre mensen werk kunnen vinden, verrichten en behouden met behulp van ondersteuning, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en wat mogelijke andere individuele en maatschappelijke baten zijn van ondersteuning naar werk. Op basis van de tussenevaluatie wordt bezien of deze re-integratie instrumenten voor deze groepen structureel worden ingezet. Naar verwachting wordt de tussenevaluatie in april 2026 verstuurd naar de Staten-Generaal en de eindevaluatie in 2029.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 3.717.894 4.151.070 4.198.496 4.265.439 4.289.455 4.314.836 4.340.733
Uitgaven 3.717.894 4.151.070 4.198.496 4.265.439 4.289.455 4.314.836 4.340.733
Inkomensoverdrachten
Wajong 3.640.394 4.064.466 4.111.616 4.179.930 4.207.072 4.235.657 4.264.849
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Re-integratie Wajong 77.500 86.604 86.880 85.509 82.383 79.179 75.884
Ontvangsten 4.901 41.861 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Restituties 4.901 41.861 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij besteedbaar 0%

De uitgaven op artikel 4 Jonggehandicapten zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajong-gerechtigden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. Sinds 2015 is de Wajong alleen nog voor mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering? 

Voor personen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2023 is dit € 1.496,25 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. Op het moment dat deze personen toch gaan werken en een inkomen ontvangen, wordt 75% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor Wajong-gerechtigden die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) hebben is de uitkering 70% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2023 is dit € 1.396,50 bruto per maand (exclusief vakantiegeld) voor mensen van 21 jaar en ouder. Op het moment dat een persoon met arbeidsvermogen gaat werken en een inkomen ontvangt, wordt maximaal 70% van dit inkomen verrekend met de uitkering. Voor personen die werken met loondispensatie wordt afhankelijk van de loonwaarde een kleiner deel van het inkomen verrekend. Daarnaast wordt het inkomen van deze personen ten minste aangevuld tot het inkomen dat zij zouden hebben verdiend wanneer zij zonder loondispensatie aan het werk zouden zijn. Naast de uitkering ontvangen alle Wajong-gerechtigden in 2023 een tegemoetkoming van netto € 197,72 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een Wajong-uitkering. Dit is bedoeld als tegemoetkoming voor kosten die arbeidsongeschikten maken door hun handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Wajong stijgen met circa € 47 miljoen in 2024. Dit komt door een stijging van het aantal personen met een Wajong2015-uitkering. Hierdoor stijgt zowel het totale volume als de gemiddelde jaaruitkering. De gemiddelde jaaruitkering stijgt, omdat personen in de Wajong2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn en daarom allen een uitkering ter hoogte van 75% WML ontvangen.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2024 stijgt het totale volume in de Wajong door een toenemende instroom in de Wajong2015. Dit wordt gedempt door een per saldo afname van het volume in de oude Wajongregelingen. Ook neemt de totale uitstroom toe.

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) 2441 245 246
waarvan oude Wajongregelingen 2191 215 212
waarvan met arbeidsvermogen (%) 491 49 49
waarvan Wajong2015 251 30 35
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 6,42 6,7 6,9
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen) 5,52 5,6 5,7
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%) 553 55 55
  1. Bron: SZW berekening op basis van UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Peildatum september 2022.

Handhaving

Via een breed extern onderzoek is de Wajong doorgelicht op misbruikrisico’s. Het rapport is als bijlage bij de brief met de stand van de uitvoering sociale zekerheid op 21 juni 2023 naar de Tweede Kamer gezonden. De risico’s worden vervolgens gewogen en geprioriteerd via het afwegingskader, dat in opdracht van UWV en SZW is ontwikkeld. Het resultaat is een overzicht van de belangrijkste risico’s. Op basis hiervan stelt UWV indien nodig en waar mogelijk aanvullende beheersmaatregelen voor de belangrijkste risico’s voor. Hierover zal worden gerapporteerd in de stand van de uitvoering.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 552 562
Kennis van de verplichtingen (%) 1 882 892
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,3 0,5 0,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 1,4 0,1 0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 4,4 1,8 1,1
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,5 0,1 0,1
Aantal boetes (x 1.000) 0,7 0,1 0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,6 0,2 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 33 19 14
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie. UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 50 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2024 is voor het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re- integratiebudget € 87 miljoen beschikbaar. In de loop der jaren neemt het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget geleidelijk af. Dit hangt samen met de Participatiewet, waarin geregeld is dat de instroom in de Wajong2015 wordt beperkt tot mensen die duurzaam geen arbeidsmogelijkheden hebben. De afname in het re-integratiebudget Wajong voor deze groep wordt gecompenseerd door een toename in het re-integratiebudget Participatiewet.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regeling vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Jonggehandicaptenkorting 186 197 220

3.5 Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Inrichting van Regionale Mobiliteitsteams

Als onderdeel van het aanvullend sociaal pakket ten tijde van de coronacrisis heeft het kabinet samen met werkgevers, werknemers, gemeenten en UWV een nieuwe aanpak ontwikkeld (publiek-private samenwerking) voor de inzet van aanvullende arbeidsmarktdienstverlening voor werkzoekenden en werkgevers door de inrichting van Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s) in alle 35 arbeidsmarktregio's. De aanpak wordt ondersteund met tijdelijke middelen en een tijdelijke ministeriële regeling. In 2024 wordt de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams verlengd. Het kabinet werkt de hervorming van de regionale arbeidsmarktinfrastructuur verder uit om de overgang van werk-naar-werk en van uitkering-naar-werk verder te stimuleren. Hierbij staat niet de uitkeringssituatie centraal, maar de ondersteuning die iemand nodig heeft. De hervorming vraagt om een nadere uitwerking van diverse vraagstukken, waarbij de uitvoering en uitvoerbaarheid een belangrijke rol spelen.

Vereenvoudiging WW

In het kader van het traject om te komen tot vereenvoudiging binnen het thema werkloosheid is in 2023 een onderzoek uitgevoerd naar knelpunten in de WW zoals ervaren door werkzoekenden, werkgevers en UWV. Doel van het traject is om de WW te optimaliseren en beter te laten aansluiten op de behoeftes van uitkeringsgerechtigden, werkgevers en de uitvoering. Naar aanleiding van het overzicht van knelpunten uit de eindrapportage wordt in het traject verder gewerkt aan beleidsvarianten om de WW te verbeteren.

Onderzoek sollicitatieplicht WW

Het kabinet is voornemens om in 2024 een meerjarig onderzoek te starten naar de werking van de sollicitatieplicht in de WW, als invulling van de inspanningsplicht. Het onderzoek zal de effectiviteit van diverse varianten van invulling van de inspanningsplicht in de WW vergelijken (Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717).

Risicomodel verwijtbare werkloosheid

De risicoscan verwijtbare werkloosheid is in 2022 volledig geïmplementeerd. UWV is bezig met het vervolgonderzoek naar de intensivering van de controle op verwijtbare werkloosheid. Dit onderzoek moet aantonen of de risicogerichte controle door middel van de risicoscan efficiënter is dan de 100% controle van alle aanvragen en van andere (in het onderzoek betrokken) manieren van controleren. De resultaten van dit onderzoek worden eind 2023 verwacht.

Dienstverlening aan huis door pgb-houders

In 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat pgb-dienstverleners die minder dan vier dagen werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst verplicht verzekerd zijn voor de WW en de overige werknemersverzekeringen (zie ook Kamerstukken II 2022/23, 26 448, nr. 717). Samen met het Ministerie van VWS, UWV, SVB en de Belastingdienst worden de gevolgen van de uitspraak en de benodigde aanpassingen in kaart gebracht. Het doel is om de wetgeving in lijn te brengen met de uitspraak.

IOW verlenging

In de Kamerbrief over de voortgang van de uitwerking van het arbeidsmarktpakket (Kamerstukken II 2022/23, 29 544, nr. 1176) is de verlenging van de werkingsduur van de IOW aangekondigd. De mogelijkheid tot instroom in de IOW zou daarmee met ingang van 1 januari 2024 verlengd worden met nog eens vier jaren, tot 1 januari 2028. Omdat een WW- of WGA-uitkering maximaal 2 jaren duurt, zou instroom in de IOW tot 1 januari 2030 mogelijk blijven.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 155.470 207.348 181.927 82.515 67.637 71.052 90.522
Uitgaven 162.714 206.567 186.375 82.515 67.637 71.052 90.522
Inkomensoverdrachten
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) 102.000 108.771 99.504 82.467 67.588 71.002 90.471
Cessantiawet (Caribisch Nederland) 46 51 49 48 49 50 51
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven 45 250 102 0 0 0 0
Subsidies (regelingen)
Overige subsidies algemeen 561 505 600 0 0 0 0
Coordinatie arbeidsmarktdienstverlening 5.542 5.940 11.348 0 0 0 0
Subsidieregeling praktijkleren 445 9.000 8.500 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Scholing WW 11.900 0 0 0 0 0 0
Arbeidsmarktdienstverlening 41.951 79.950 65.400 0 0 0 0
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 224 2.100 872 0 0 0 0
Ontvangsten 10.703 4.756 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Restituties 10.703 4.756 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 5 Werkloosheid zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten voor de IOW, de Cessantiawet (Caribisch Nederland) en de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven.

Subsidies

De subsidieuitgaven zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft overige subsidies algemeen voor de Ambachtsacademie, de subsidie praktijkleren en de projectsubsidies in het kader van de coördinatie arbeidsmarktdienstverlening (RMT's). Deze projectsubsidies zijn bedoeld om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om mee te kunnen doen met de aanpak voor de aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door regionale mobiliteitsteams.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn 100% juridisch verplicht. Met de middelen voor arbeidsmarktdienstverlening wordt de personele inzet en het dienstverleningsbudget in de regionale mobiliteitsteams gefinancierd.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan agentschappen is 100% juridisch verplicht. Het betreft uitvoeringskosten RVO voor de subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 2.703.835 2.919.599 3.563.683 4.245.438 4.851.852 5.409.396 5.978.505
Uitgaven 2.703.835 2.919.599 3.563.683 4.245.438 4.851.852 5.409.396 5.978.505
Inkomensoverdrachten
WW 2.703.835 2.905.727 3.359.024 3.815.066 4.163.149 4.460.819 4.751.504
WW nominaal 0 0 190.787 416.500 674.831 934.705 1.213.129
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Scholing WW 0 13.872 13.872 13.872 13.872 13.872 13.872
Ontvangsten 164.000 180.000 214.603 243.776 274.833 306.203 328.373
Ontvangsten
Ufo 164.000 180.000 203.000 219.614 236.259 252.861 261.248
Ufo nominaal 0 0 11.603 24.162 38.574 53.342 67.125

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers zouden, na de beoogde verlenging van 4 jaren, in aanmerking kunnen komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2028 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

  1. Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering.
  1. Gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar en vier maanden.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het netto minimumloon. Dit is op 1 juli 2023 € 1.408,31 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag). De uitkering kan lager zijn dan 70% van het netto minimumloon als:

  1. De WW- of loongerelateerde WGA-uitkering lager was dan 70% van het minimumloon;
  1. De betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IOW dalen tussen 2023 en 2026 en nemen daarna weer toe. De daling van de uitkeringslasten tot en met 2026 is het gevolg van de recente lage werkloosheidscijfers die resulteren in lage WW-instroom van 60-plussers. Deze lage WW-instroom werkt met vertraging door in de volumes van de IOW. De stijging van uitkeringslasten vanaf 2027 is het gevolg van de verwachte toekomstige stijging van WW-volumes, die eveneens met vertraging doorwerkt in de IOW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) 7,3 7,3 6,8
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan uitkeringen op grond van de Cessantiawet zijn vanwege de aard van de uitkering onvoorspelbaar. De uitgavenrealisatie van 2022 is meerjarig doorgetrokken.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) <0,1 <0,1 <0,1
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW heeft een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar gesteld voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan zijn kwijtgeraakt en daardoor inkomensverlies lijden. De subsidieregeling is op 20 mei 2020 in werking getreden.

Wie komt er voor in aanmerking?

De werknemer die aan alle volgende eisen voldoet komt in aanmerking:

  1. De werknemer had een vaste dienstbetrekking;
  1. De werknemer was werkzaam bij de Hemwegcentrale of een daarmee nauw verbonden bedrijf in de kolenoverslag of afvoer van bijproducten in het Westhavengebied;
  1. De werknemer heeft de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt;
  1. De werknemer heeft zich voor dienstverlening gemeld bij het Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven (MCKW) voor 1 september 2020;
  1. De werknemer is ontslagen of herplaatst tussen 1 oktober 2019 en 1 juli 2021; het ontslag of herplaatsing was het gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale; en
  1. De werknemer lijdt door het ontslag of herplaatsing inkomensverlies.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de totale tegemoetkoming bedraagt maximaal 35% van het referentie jaarinkomen. De aanvraagperiode van de regeling liep tot 1 september 2021 en de financiële tegemoetkoming wordt uitgekeerd gedurende maximaal drie jaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor deze regeling is cumulatief zo'n € 0,7 miljoen beschikbaar gesteld van 2021 tot en met 2024. Voor 2024 gaat het om een bedrag van € 102.000.

Werkloosheidswet

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk , gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet een werknemer in ieder geval:

  1. De AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt;
  1. Verzekerd zijn voor de WW;
  1. Minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);
  1. Geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren;
  1. Beschikbaar zijn om te gaan werken;
  1. Voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;
  1. Geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;
  1. Geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);
  1. Zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf;
  1. Niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het WW-maandloon (dat maandloon wordt gebaseerd op het loon van de periode van 12 maanden voordat iemand werkloos werd). Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk verrekend, zodat het totale inkomen toeneemt naarmate de WW-gerechtigde meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2023 maximaal € 4.315,80 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 4.028,08 (beide bedragen inclusief vakantietoeslag).

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitgaven ademen met de werkloosheid mee. Naar verwachting vindt komende jaren een geleidelijke toename van de werkloosheid plaats. Hierdoor lopen de WW-uitgaven de komende jaren op.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting zal het WW-volume in 2024 hoger liggen dan in 2023 (zie ook tabel 62). Er wordt een stijging van de WW-instroom verwacht, wat resulteert in een oplopend volume in 2024.

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) 133 131 150
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) 149 170 190
Aantal WW-instromers (x 1.000) 229 250 272
waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000) 205 2 2
waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)3 24 2 2
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) 272 229 251
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Dit getal wordt niet geraamd.
  3. Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 12 maanden2 42 44 47
waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar 45 46 50
waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder 31 32 35
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 3 maanden 22 21 23
  1. De definitie van deze tabel is aangepast ten opzichte van voorgaande jaren. Alle werkgerelateerde uitstroom wordt nu meegerekend. Deze tabel onderschat de daadwerkelijke werkhervatting vanwege een vertragingseffect in de registratie en vanwege het ontbreken van gedeeltelijke werkhervatting.
  2. Het aandeel uitstroom wordt berekend door het cohort uit het voorgaande jaar 12 maanden te volgen.

Handhaving

UWV zal zich ook in 2024 inzetten voor het verbeteren van de handhaving in de WW. Naar aanleiding van de doorlichting van de WW op misbruikrisico’s zet UWV in op de aanpak van een aantal prioritaire risico’s, zoals het niet doorgeven van inkomsten tijdens de uitkering of het fingeren van dienstverbanden. De aanpak is op hoofdlijnen gepresenteerd in het Meerjarenplan Handhaving van UWV dat als bijlage bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II 2022-2023, 26 448, nr. 693) aan de Kamer is aangeboden. Deze aanpak wordt gecomplementeerd met meer aandacht voor preventie. Door goede voorlichting aan uitkeringsgerechtigden kunnen immers veel fouten worden voorkomen.

Binnen de handhavingsaanpak van de WW vormen risicoscans een belangrijk instrument. Op dit moment heeft UVW drie scans ontwikkeld. Het gaat om de risicoscans gericht op het opsporen van verwijtbare werkloosheid en verblijf buiten Nederland. Daarnaast wordt via de sollicitatiescan dienstverlening ingezet om sollicitatie-inspanningen van uitkeringsgerechtigden te verbeteren. In de Stand van de uitvoering van juni 2023 heeft de Minister van SZW de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken rondom de implementatie en het gebruik van deze scans.

De kerncijfers in tabel 64 zijn toegelicht in het jaarverslag SZW 2022.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 611 792 702
Kennis van de verplichtingen (%) 911 932 932
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 2,8 4,5 3,6
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 0,8 0,8 1,0
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln) 3,6 3,7 4,4
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1 1,6 1,9
Aantal boetes (x 1.000) 0,6 0,7 0,8
Totaal boetebedrag ( x 1 mln) 0,8 1 1,2
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio boete + benadelingsbedrag ultimo 2022 (%) 44 42 32
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

In 2024 staat subsidie voor de Ambachtsacademie (€ 0,6 miljoen). Deze middelen zijn afkomstig uit het amendement uit 2018 van leden Wiersma en Heerma (Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 28) voor het verlengen van de ambachtsacademie. Na afronding zal deze subsidie worden stopgezet.

Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening (RMT's)

De projectsubsidies zijn opgezet om het organiserend vermogen van werkgevers- en werknemersorganisaties te versterken om zo mee te doen met de aanpak voor de aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door regionale mobiliteitsteams. Deze subsidies hebben werknemers en werkgeversorganisaties in staat gesteld een landelijke structuur in te richten voor de aansturing en het bieden van ondersteuning aan de desbetreffende organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams in de regio’s. Voor 2024 is in totaal € 11,3 miljoen beschikbaar voor de verlenging en de afronding van projectsubsidies die zijn gestart in de periode 2021 t/m 2023.

Subsidieregeling praktijkleren

Werkzoekenden en werkenden kunnen via praktijkleren in het mbo bij- of omgeschoold worden ter verbetering van hun directe en duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Bij praktijkleren in het mbo wordt werken gecombineerd met het doen van (een deel van) een mbo-opleiding resulterend in een praktijkverklaring, mbo-certificaat of mbo-diploma. Op grond van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg kunnen werkgevers een vergoeding krijgen voor het realiseren van de benodigde leerbaan. Voor 2024 is € 8,5 miljoen beschikbaar om werkgevers achteraf voor deze kosten te vergoeden.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Scholing WW

Er is jaarlijks € 13,9 miljoen beschikbaar voor het financieren van scholing voor WW-gerechtigden richting een krapteberoep. Deze scholingstrajecten worden ingezet voor werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie.

Arbeidsmarktdienstverlening (RMT's)

In 2024 wordt de tijdelijke aanpak van de regionale mobiliteitsteams verlengd. Vanuit dit budget worden de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en het dienstverleningsbudget gefinancierd. In 2024 is € 33,5 miljoen beschikbaar voor de personele inzet en € 21 miljoen voor het dienstverleningsbudget. Voor het doen van nabetalingen over 2023 is € 10,9 miljoen beschikbaar in 2024.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voert de subsidieregeling Praktijkleren in de derde leerweg uit. Hiervoor ontvangt deze partij reeds € 0,87 miljoen in 2024.

Ontvangsten

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verstrekt WW-uitkeringen aan voormalige overheidswerknemers en verhaalt deze uitkeringen vervolgens op de betrokken overheidswerkgever. Dit wordt als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) op dit beleidsartikel van de begroting opgenomen. Voor 2024 verwachten we dat deze uitgaven toenemen ten opzichte van 2022, naar circa € 203 miljoen.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Assurantiebelasting vrijstelling voor werkloosheidsverzekeringen. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regeling en voor de budgettaire middelen. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de Fiscale regelingen’.

3.6 Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind en vanaf 2 augstus 2022 ook wegens verlofopname voor verzorging en opvoeding van het kind.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof en aanvullend geboorteverlof. Vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers ook in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

Wijzigingen verlofregelingen Caribisch Nederland

Het kabinet heeft de Wijzigingswet Caribisch Nederland opgesteld. Het wetsvoorstel bevat een aantal maatregelen om een gezond werkklimaat te bevorderen, waarbij de werk-privé balans meer in evenwicht is. Het wetsvoorstel regelt dat na de geboorte van een kind een partner recht krijgt op geboorteverlof. Voor de verzorging van een naast familielid wegens ziekte wordt kortdurend zorgverlof ingevoerd. Het calamiteitenverlof, bedoeld voor onverwachte gebeurtenissen die een onmiddellijke onderbreking van het werk vergen, wordt uitgebreid. En het wetsvoorstel introduceert een uitkering voor zwangere zelfstandigen. Het wetsvoorstel ligt op dit moment ter advisering bij de Raad van State. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2024.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 15.277 47.991 60.379 59.878 59.833 59.815 59.827
Uitgaven 15.277 47.991 60.379 59.878 59.833 59.815 59.827
Inkomensoverdrachten
Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) 6.548 6.640 6.242 6.242 6.242 6.242 6.242
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) 8.129 6.638 5.107 4.682 4.712 4.735 4.747
OPS- fonds 600 310 192 116 41 0 0
Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) 0 34.403 48.838 48.838 48.838 48.838 48.838
Ontvangsten 1.081 290 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Restituties 1.081 290 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 6 Ziekte en verlofregelingen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 3.697.026 4.598.348 5.022.500 5.374.962 5.712.403 5.977.416 6.256.748
Uitgaven 3.697.026 4.598.348 5.022.500 5.374.962 5.712.403 5.977.416 6.256.748
Inkomensoverdrachten
ZW 1.953.070 2.143.307 2.104.761 2.109.577 2.127.423 2.115.508 2.120.795
WAZO 1.442.603 1.620.680 1.695.724 1.751.514 1.783.631 1.807.492 1.830.824
WAZO aanvullend geboorteverlof partners 214.335 242.204 252.831 260.988 266.694 270.262 273.750
Uitkeringslasten ouderschapsverlof 87.018 592.157 697.217 719.718 732.517 742.497 752.083
ZW nominaal 0 0 119.971 231.737 347.031 445.972 544.666
WAZO nominaal 0 0 97.843 193.697 292.113 382.185 471.173
WAZO aanvullend geboorteverlof partners nominaal 0 0 14.412 28.670 43.504 56.974 70.306
Uitkeringslasten ouderschapsverlof nominaal 0 0 39.741 79.061 119.490 156.526 193.151
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Werknemers die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest tijdens het werk, kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden. Dat gebeurt in de vorm van een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever het slachtoffer alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door het IAS en de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

  1. Bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;
  1. Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;
  1. Zij, of in het geval van maligne mesothelioom ook een huisgenoot, op het werk zijn blootgesteld aan asbest;
  1. Zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 22.839 (prijspeil 2023, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd).

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2023 € 22.839, waarop reeds van de werkgever ontvangen bedragen in mindering worden gebracht. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de TAS worden vanaf 2023 geraamd op circa € 6,2 miljoen per jaar. Het is de verwachting dat de hoeveelheid succesvol afgeronde bemiddelingen tussen werkgevers en asbestslachtoffers de komende jaren gelijk blijft.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting blijft het aantal TAS aanvragen de komende jaren stabiel, ondanks dat het werken met asbest al in 1993 is verboden. Dit komt doordat mensen tot tientallen jaren na blootstelling aan asbest ziek kunnen worden.

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,4 0,4 0,4
waarvan toekenning in verband met maligne mesothelioom 0,4 0,4 0,4
waarvan toekenning in verband met asbestose 0,1 0 0
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,1 0,1 0,1
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) 80 2 2
  1. Bron: SVB, administratie.
  2. Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de ziekteverzekering nemen af richting 2025, voornamelijk omdat onrechtmatigheden vanwege problemen met de loondervingsapplicatie van de RCN-unit verholpen zullen worden. Daarnaast worden wachtdagen in de ziekteverzekering geïntroduceerd in 2025, waardoor de uitgaven vanaf 2025 lager zullen zijn.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) 219 165 110
  1. Bron: RCN-unit SZW.

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. De regeling is in maart 2020 in werking getreden. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

De tijdelijke en eenmalige regeling voor een financiële tegemoetkoming aan OPS-slachtoffers is toegankelijk voor personen die aan drie voorwaarden voldoen:

  1. Het slachtoffer beschikt over een officiële diagnose Chronische Toxische Encephalopathie (CTE) van een van de Solvent Teams aan de universiteiten van Amsterdam en Twente. Slachtoffers die bij inwerkingtreding van de regeling nog niet beschikken over zo’n diagnose kunnen deze tot een half jaar na de inwerkingtreding van de regeling alsnog aanvragen bij het Solvent Team van de universiteit van Amsterdam. De diagnose levert een bevestiging van zowel de gezondheidsschade als van het feit dat deze arbeidsgerelateerd is;
  1. Het slachtoffer heeft geen enkele vorm van een financiële tegemoetkoming gehad voor de schade als gevolg van zijn OPS aandoening, of een bedrag dat lager is dan het normbedrag voor de financiële tegemoetkoming;
  1. Er moet sprake zijn van een blootstelling die in Nederland in loondienst heeft plaatsgevonden.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is gelijk aan de tegemoetkoming bij de TAS (in 2023 bedraagt deze € 22.839). Dit is een eenmalige uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De CSE-regeling is een tijdelijke regeling voor OPS-slachtoffers. Naar verwachting liggen de meeste aanvragen in de jaren 2020 en 2021. Daarom nemen de geraamde uitgaven vanaf 2022 gestaag af naar 0 in 2027.

Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

Doordat de juridische afwikkeling van een schadeclaim bij stoffengerelateerde beroepsziekten vaak leidt tot jarenlange en kostbare procedures, krijgen veel slachtoffers hiervoor geen financiële compensatie en daarmee ook geen erkenning van hun leed. De commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (commissie Heerts) is gevraagd aanbevelingen op te stellen voor een betere organisatie van het proces van werkgerelateerde schadeafhandeling. Omdat binnen het huidige aansprakelijkheidsrecht geen mogelijkheid werd gevonden voor aanpassingen van de verhaalprocedure bij schadeclaims voor beroepsziekten, heeft het kabinet besloten tot de introductie van een tegemoetkomingsregeling. Deze regeling maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een algemene financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding maar vormt een erkenning van het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden.

Wie komt er voor in aanmerking?

De doelgroep betreft (ex-)werkenden met ernstige beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk.

Hoe hoog is de tegemoetkoming?

Het betreft een eenmalige tegemoetkoming van € 22.839 (prijsniveau 2023). Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever ontvangt, moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim.6

Budgettaire ontwikkelingen

De TSB is per 1 januari 2023 ingegaan. In 2023 staat de regeling open voor drie beroepsziekten: allergisch beroepsastma, CSE (schildersziekte) en longkanker door asbest. De verwachting is dat er vanaf 2024 en verder meer beroepsziekten aan de regeling worden toegevoegd. Ten opzichte van 2023 stijgen de geraamde uitgaven daarom met circa € 14 miljoen per jaar.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een ZW-uitkering komen:

  1. Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);
  2. Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract);
  1. Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte;
  1. Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;
  1. Vrouwen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer vrouwen in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze vrouwen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;
  1. Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken;
  1. Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijf jaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;
  1. Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen alleen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 juli 2023 gemaximeerd op € 256,54 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 5.579,66 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De uitkering duurt maximaal twee jaar. Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werkneemsters die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 7.971,06 bruto per maand inclusief vakantiegeld. Op verzoek van de werkgever kan UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

De ZW-uitkeringslasten nemen als gevolg van de WML-verhoging van 10,15% in 2023 met circa € 190 miljoen toe ten opzichte van 2022. In 2024 en verder blijven de uitgaven aan de ZW naar verwachting ongeveer constant. Dit komt omdat het ZW-volume de komende jaren licht zal dalen, maar de gemiddelde prijs als gevolg van een samenstellingseffect licht stijgt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het ZW-volume daalt ten opzichte van 2022 de komende jaren licht. De voornaamste oorzaak daarvoor is de afname van het aantal zieke werklozen en zieke uitzendkrachten.

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) 102 100 98
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 394 2 2
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 442 2 2
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van fraude en handhaving toonden in 2020 een wisselend beeld ten opzichte van de voorgaande jaren. Sinds 2021 zijn de cijfers grotendeels terug op het oude niveau. Het aantal onderzochte fraudesignalen is in 2022 verder gestegen. Opvallend is dat het aantal waarschuwingen sinds 2021 stijgt en het aantal boetes juist sterk afneemt.

In 2020 heeft onderzoek plaatsgevonden door KPMG naar misbruikrisico’s in de ZW. Ook de nadere analyse en besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen zijn genomen en in de Stand van de uitvoering van 21 juni 2023 bekend gemaakt. Voor de ZW (en WIA) wordt ingezet op het verkleinen van het risico ‘fingeren van gezondheidsklachten’ door een zogenaamde systeemscreening. Dit in aanvulling op meer generieke maatregelen die UWV al genomen heeft naar aanleiding van de doorlichting van de WW en die ook van toepassing zijn op de ZW (zoals zwart werken en het fingeren van dienstverbanden). 

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 571 782 672
Kennis van de verplichtingen (%) 871 932 952
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 3,3 4,8 5,2
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 2,0 2,4 2,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,9 2,9 2,5
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,9 3,6 4,3
Aantal boetes (x 1.000) 0,8 0,3 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,6 0,3 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 44 39 31
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, (aanvullend) geboorteverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Vaak bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering: zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering, geboorteverlofuitkering en ouderschapsverlofuitkering. Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  1. Vrouwelijke werknemers;
  1. Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (onder andere thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);
  1. Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;
  1. Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

In aanmerking voor adoptie- en pleegzorgverlof komt de werknemer die een kind heeft geadopteerd dan wel als pleegkind in zijn gezin heeft opgenomen. Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Hoe hoog is de WAZO-uitkering?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering en de adoptie- en pleegzorguitkering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 juli 2023 gelijk aan € 5.754,40 bruto per maand inclusief vakantiegeld. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2023 € 1.995,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboortes nemen de uitgaven voor de WAZO de komende jaren toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) 144 149 155
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) 132 136 142
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) 12 13 13
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

In aanmerking voor een aanvullend geboorteverlof uitkering komt de werknemer die echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de moeder van het kind is, met de moeder ongehuwd samenwoont of haar kind erkent.

Hoe hoog is de uitkering?

De hoogte van de uitkering voor aanvullend geboorteverlof bedraagt 70% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 70% van het maximumdagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte toename van het aantal geboortes nemen de uitgaven voor het aanvullend geboorteverlof de komende jaren toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen) 76 79 83
Gemiddeld aantal opgenomen dagen 23 23 23
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.

WAZO betaald ouderschapsverlof

Het betaald ouderschapsverlof duurt maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Bij adoptie of pleegzorg kan het verlof worden opgenomen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin.

Wie komt er voor in aanmerking?

Rechthebbend is de werknemer die als ouder in familierechtelijke betrekking staat tot het kind.

Hoe hoog is de uitkering?

De uitkering bedraagt 70% van het dagloon, met als maximum 70% van het maximum dagloon.

Budgettaire ontwikkelingen

In de jaren 2022-2024 nemen de uitgaven voor het betaald ouderschapsverlof fors toe. Dit komt doordat de regeling per augustus 2022 is ingegaan en in deze jaren het gebruik ingroeit tot het structurele niveau. Vervolgens nemen de uitgaven meerjarig toe door een verwachte toename van het aantal geboortes.

3.7 Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
  1. het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
  1. het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
  1. het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
  1. het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Verbeteringen in het huidige stelsel en maximum uurprijs 2024

In samenwerking met Dienst Toeslagen en de sector blijft het kabinet ook in 2024 werken aan verbeteringen binnen het huidige kinderopvangstelsel, zoals ook aangegeven in de voortgangsbrief verbetertraject kinderopvangtoeslag van 26 april 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 31 066, nr. 1219):

  1. Zo wordt er, om terugvorderingen zoveel mogelijk te voorkomen, vanuit Toeslagen gewerkt aan het meer werken in de actualiteit. Hiermee wordt bedoeld dat Toeslagen inzet op dienstverlening in de voorschotfase, waardoor de kans op terugvorderingen bij de definitieve toekenning achteraf wordt verkleind. Dit vergt echter capaciteit. Daarom wordt aan Dienst Toeslagen toestemming gegeven om structureel een doelmatigheidsgrens te hanteren op afwijkingen in het aantal genoten opvanguren. De beperkte capaciteit bij Dienst Toeslagen wordt zo efficiënter ingezet, onder andere om dienstverlenende ondersteuning bij de aanvraag van de kinderopvangtoeslag te bieden om terugvorderingen te voorkomen.
  2. De wetgeving rondom het zwangerschapsverlof voor doelgroepers wordt per 2025 aangepast, zodat alle ouders die tot een doelgroep behoren onder de huidige wet- en regelgeving aanspraak maken op kinderopvangtoeslag tijdens de periode rondom de bevalling, in lijn met het VN-Vrouwenverdrag.
  3. De maximum uurprijs voor de gastouderopvang wordt per 2025 met € 0,21 extra geïndexeerd. Gastouders hebben hierdoor meer financiële ruimte om te voldoen aan de verscherpte kwaliteitseisen.

Om bovengenoemde verbeteringen te bekostigen worden in 2024 de maximum uurprijzen met 2 cent minder geïndexeerd. In combinatie met de reguliere indexering van 6,01% komt de maximum uurprijs voor dagopvang in 2024 uit op € 9,65, voor buitenschoolse opvang op € 8,30 en voor gastouderopvang op € 7,24.

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2025 een knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen. Op dit moment komt het voor dat in mantelzorgsituaties en in situaties waarbij eerstegraads bloedverwanten noodgedwongen tijdelijk samenwonen men op diverse toeslagen (waaronder de kinderopvangtoeslag) gekort wordt. Het kabinet vindt dit ongewenst en wil dergelijke schrijnende gevallen in de toekomst voorkomen. Daartoe wordt dit knelpunt per 2025 opgelost door middel van een wijziging van het toeslagpartnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir).

Zij-instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Er wordt incidenteel € 6 miljoen (verdeeld over 2024-2026) vrijgemaakt voor de maatregel ‘zij-instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt’. SZW ontwikkelt met verschillende stakeholders een loopbaanpad met bijbehorende leerlijn zodat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt kunnen starten als groepshulp, en groepshulpen die dat kunnen en willen zich stapsgewijs kunnen ontwikkelen tot pedagogisch professional. Met het beschikbare budget kunnen kinderopvangorganisaties vanaf 2024 een tegemoetkoming krijgen voor de kosten van een groepshulp in het kader van dit loopbaanpad.

Herijking kwaliteitseisen kinderopvang

Gedurende 2024 wijzigt een aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang. Voor de dagopvang betreft het de inzet van een beroepskracht in opleiding als vast gezicht, een bewaartermijn voor de aanwezigheidsregistratie van medewerkers en kinderen en de mogelijkheid van meertalige dagopvang. Voor de buitenschoolse opvang gaat het om het berekenen van de beroepskracht-kindratio op kindercentrumniveau, vereenvoudigen van kindercentrum-overstijgend opvangen tijdens schoolvrije dagen en de inzet van anders-gekwalificeerden.

Kinderopvang Caribisch Nederland

Het wetsvoorstel KO BES ligt ter behandeling bij de Tweede Kamer. Het doel van het wetsvoorstel is om de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland te verbeteren. Het wetsvoorstel bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder eisen ten aanzien van de kwaliteit en de financiering van de kinderopvang. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2024. Het financieringsgedeelte van het wetsvoorstel zal later in werking treden, op zijn vroegst per 1 januari 2025. Dit is omdat de uitvoering voldoende tijd nodig heeft om zich hierop te kunnen voorbereiden. Tot het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is de Tijdelijke subsidie­regeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland van kracht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 4.217.155 4.536.747 4.628.664 5.044.311 6.069.521 6.753.399 7.050.253
Uitgaven 4.206.526 4.539.247 4.631.946 5.046.311 6.069.521 6.753.399 7.050.253
Inkomensoverdrachten
Kinderopvangtoeslag 4.105.961 4.466.163 4.548.571 4.991.500 6.026.913 6.716.913 7.015.143
Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage 74.097 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen)
Kinderopvang 969 1.500 2.050 2.050 2.050 2.050 2.050
Subsidies Caribisch Nederland 7.535 11.062 13.641 15.691 16.618 16.729 16.702
Opdrachten
Overige Opdrachten 1.621 2.859 2.973 3.076 3.502 3.502 3.502
Opdrachten Caribisch Nederland 270 3.942 1.692 1.692 1.692 1.692 1.692
Opdrachten Stelselherziening KO 0 3.500 18.312 3.000 0 0 0
Bekostiging
Projectbureau PGV 1.478 591 1.687 1.687 1.687 1.687 1.687
Bijdrage aan agentschappen
Agentschap DUO 7.698 9.424 9.391 8.230 8.230 8.230 8.230
Bijdrage aan medeoverheden
Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN 6.897 6.554 11.283 4.776 755 766 790
SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang 0 33.652 22.346 14.609 8.074 1.830 457
Ontvangsten 1.627.788 1.812.575 1.826.825 1.835.260 1.851.026 1.821.853 1.755.824
Ontvangsten
Algemeen 11.726 480 480 480 480 480 480
Terugontvangsten kinderopvangtoeslag 189.809 250.645 251.672 257.800 272.325 237.660 165.019
Werkgeversbijdrage Kinderopvang 1.426.253 1.561.450 1.574.673 1.576.980 1.578.221 1.583.713 1.590.325

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 99,2%
bestuurlijk gebonden 0,7%
beleidsmatig gereserveerd 0,1%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0,0%

De uitgaven op artikel 7 Kinderopvang zijn voor 99,2% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en daarom voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag.

Subsidies

Het subsidiebudget is voor 88% juridisch verplicht. Het grootste deel daarvan is bestemd voor de tijdelijke subsidieregeling Financiering kinderopvang Caribisch Nederland. Deze regeling wordt verlengd tot en met 31 december 2024. Daarnaast is een beperkt deel van het budget bestemd voor instellingssubsidies en projectsubsidies kinderopvang in Nederland juridisch verplicht.

Opdrachten

Het budget voor Opdrachten is voor 5% juridisch verplicht. Het gaat om opdrachten en onderzoek voor de kinderopvang in Nederland. De rest van het opdrachtenbudget is grotendeels bestuurlijk gebonden. Dit betreft opdrachten voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang en opdrachten en onderzoek voor kinderopvang in Caribisch Nederland.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 100% juridisch verplicht, voor de uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen is voor 91% juridisch verplicht voor de uitvoering door DUO van het Landelijk Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang.

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdragen aan medeoverheden is voor 66% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel is bestemd voor de regeling kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, die door de gemeenten wordt uitgevoerd (SPUK). De middelen bestemd voor de versterking van de kinderopvang in Caribisch Nederland en de financiering van de implementatieactiviteiten gericht op het inwerkingtreden van de wet kinderopvang BES zijn bestuurlijk gebonden.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door Dienst Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt er voor in aanmerking?

  1. Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beiden werken (werknemers en zelfstandigen);
  1. Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);
  1. Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

  1. Hoogte van het toetsingsinkomen van de ouder(s);
  1. Hoogte van de betaalde uurprijs, tot aan de maximum uurprijs;
  1. De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillende maximum uurprijs waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;
  1. Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen;
  1. Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de kinderopvangtoeslag stijgen in 2024 naar verwachting met € 81 miljoen ten opzichte van 2023. Dit heeft een aantal oorzaken. Doordat in 2023 de koppeling gewerkte uren is losgelaten neemt het gebruik van kinderopvang (en daarmee ook de uitgaven kinderopvangtoeslag) ook in 2024 naar verwachting nog toe doordat ouders geleidelijk op een beleidswijziging reageren. Daarnaast wordt voor 2024 rekening gehouden met meer nabetalingen op grond van het definitieve inkomen in 2023.

In latere jaren lopen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag geleidelijk verder op. Dit houdt met name verband met de middelen die worden ingezet om geleidelijk toe te groeien naar het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang (in totaal € 1,6 miljard) en de beoogde invoering daarvan in 2027.

Beleidsrelevante kerncijfers

In 2023 komt het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat (met kinderopvangtoeslag) naar verwachting hoger uit dan in 2022. Voor 2024 wordt juist rekening gehouden met een lichte afname van het totaal aantal kinderen (0-12 jaar) met kinderopvangtoeslag. Dit hangt vooral samen met een oplopende werkloosheid. Als gevolg van demografie is de ontwikkeling van het aantal kinderen dat naar de dagopvang (0-4 jaar) en de buitenschoolse opvang (4-12 jaar) gaat, verschillend.

Het gemiddelde aantal uren per kind neemt in 2023 en 2024 naar verwachting toe. De voorziene oploop houdt voor een groot deel verband met het loslaten van de koppeling gewerkte uren in 2023.

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) 588 600 595
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)
0-12 jaar 879 898 891
0-4 jaar (dagopvang) 419 426 426
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 460 472 465
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)
0-12 jaar 41 42 41
0-4 jaar (dagopvang) 60 61 60
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 32 33 32
Aantal uren per kind per maand
0-12 jaar 64,5 65,5 66,6
0-4 jaar (dagopvang) 89,9 91,2 92,0
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 41,4 42,4 43,3
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)
Tot 130% Wml 73 68 70
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 160 130 145
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 492 506 501
3 x modaal en hoger 154 195 174
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag
Tot 130% Wml 83 86 87
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 64 67 67
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 60 61 62
3 x modaal en hoger 70 69 71
  1. De realisatiecijfers van 2022 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.
Bijdragen sectoren (in %)
Collectief 71 69 69
waarvan Overheid 45 43 44
waarvan Werkgevers 26 26 25
Ouders 29 31 31
Wettelijke maximum uurprijs (in €)2
Dagopvang 8,50 9,12 9,65
Buitenschoolse opvang 7,31 7,85 8,30
Gastouderopvang 6,52 6,85 7,24
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)3
Dagopvang 8,86 9,43 10,00
Buitenschoolse opvang 7,95 8,39 8,89
Gastouderopvang 6,62 6,92 7,34
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen4
130% Wml 0,38 0,41 0,43
1 1/2 x modaal 1,72 1,84 1,95
3 x modaal 5,06 5,43 5,74
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4
130% Wml 0,37 0,40 0,42
1 1/2 x modaal 0,50 0,54 0,57
3 x modaal 1,28 1,38 1,46
  1. De realisatiecijfers van 2022 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik.
  2. De maximum uurprijzen betreffen de vastgestelde maximum uurprijzen (en niet een raming).
  3. De raming is opgesteld in prijzen 2023. Echter, het geraamde gemiddelde tarief 2024 is, evenals de wettelijke maximumuurprijs 2024, weergegeven op prijsniveau 2024.
    De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die de ouders aan Toeslagen doorgeven.
    Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
  4. Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gebaseerd op de maximum uurprijzen en de toeslag die ouders ontvangen.

Subsidies

Voor 2024 is € 15,7 miljoen beschikbaar voor subsidies. De tijdelijke subsidieregeling Financiering kinderopvang Caribisch Nederland wordt met ten minste één jaar verlengd tot en met 31 december 2024. Voor dat jaar is € 13,6 miljoen beschikbaar. De subsidieregeling is gericht op het verbeteren van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang in Caribisch Nederland. Daarnaast is er circa € 2,1 miljoen beschikbaar voor instellingssubsidies en projectsubsidies gericht op de kwaliteit kinderopvang (onder andere door middel van een Kennisbank), de positie van de ouders en de financiële stabiliteit van de sector kinderopvang in Nederland.

Opdrachten

Voor 2024 is in totaal € 23,0 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Daarvan is € 18,3 miljoen bestemd voor de ontwikkeling van het nieuwe financieringsstelsel voor kinderopvang. Een bedrag van € 3,0 miljoen is bestemd voor onderzoek en opdrachten voor kinderopvang in Nederland (zie ‘Overige Opdrachten’ in tabel 74). Voor de uitvoering van het programma BES(t) 4 kids is een opdrachtenbudget van € 1,7 miljoen beschikbaar (‘Opdrachten Caribisch Nederland’ in tabel 74).

Bekostiging

Voor 2024 is € 1,7 miljoen beschikbaar voor bekostiging. Het betreft uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor bijdrage aan agentschappen (€ 9,4 miljoen in 2024) is bedoeld voor de uitvoering door DUO van het beheer, onderhoud en ontwikkeling van het Landelijk Register Kinderopvang (LRK), het Personenregister Kinderopvang (PRK) en het Register Buitenlandse Kinderopvang (RBK).

Bijdrage aan medeoverheden

Het budget voor bijdrage medeoverheden betreft voor € 22,3 miljoen de compensatie aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.

In het kader van artikel 92 lid 2 sub c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt € 9,8 miljoen aan de openbare lichamen via een bijzondere uitkering verstrekt. De bijzondere uitkering is bestemd voor financiering van het programma BES(t) 4 kids en voor specifieke huisvestingsprojecten voor kinderopvang. Voor het programma BES(t) 4 kids ontvangt Bonaire in 2024 maximaal € 2,6 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 1,6 miljoen en Saba maximaal € 0,8 miljoen. Voor bouwprojecten kinderopvang in 2024 ontvangt Bonaire maximaal € 3,5 miljoen, Sint Eustatius maximaal € 0,5 miljoen en Saba maximaal € 0,8 miljoen.

Ontvangsten

De ontvangsten zijn opgebouwd uit drie componenten: de ontvangsten algemeen, de terugontvangsten kinderopvangtoeslag en de werkgeversbijdrage kinderopvang.

De ontvangsten algemeen betreft de eigen bijdrage die deelnemers betalen voor inschrijving in het Personenregister Kinderopvang.

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag betreft de ontvangsten uit terugvorderingen van kinderopvangtoeslag over eerdere jaren. In 2024 blijven de geraamde terugontvangsten rond het niveau van 2023 en nemen in de twee jaren daarna licht toe. Vanaf 2027 wordt rekening gehouden met een sterke afname van het aantal terugvorderingen als gevolg van de herziening van het financieringsstelsel kinderopvang. Daardoor nemen ook de terugontvangsten kinderopvangtoeslag geleidelijk af.

De werkgeversbijdrage kinderopvang betreft een vast percentage (0,5%) van de geraamde totale loonsom. De totale loonsom en de werkgeversbijdrage kinderopvang nemen naar verwachting licht toe.

Kerncijfers

Onder vrouwen en moeders met jonge kinderen is het aantal gewerkte uren per week in 2022 gestegen ten opzichte van 2021. Mannen en vaders met jonge kinderen zijn in 2022 gemiddeld juist iets minder uren gaan werken.

Vrouwen 15 tot 75 jaar 26,2 27,4 27,9
Mannen 15 tot 75 jaar 35,4 36,3 36,1
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) 26,9 27,5 28,1
Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar) 39,4 40,4 40,1

Onder vrouwen en moeders met jonge kinderen is het aantal gewerkte uren per week in 2022 gestegen ten opzichte van 2021. Mannen en vaders met jonge kinderen zijn in 2022 gemiddeld juist iets minder uren gaan werken.

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar 68,4 70,4 72,2
Moeders (lid van ouderpaar) 80,5 81,4 82,6
Vaders (lid van ouderpaar) 91,7 91,8 92,6
Alleenstaande moeders 68,5 71,5 70,5
Alleenstaande vaders 79,8 83,5 84,4
Moeders met jonge kinderen (0-11) 80,1 79,7 81,5
Vaders met jonge kinderen (0-11) 93,9 94,4 94,3

3.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 87% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  4. de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
  5. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidswijzigingen

Implementatietraject wetsvoorstel toekomst pensioenen

Nu de Wet toekomst pensioenen is aangenomen, zullen sociale partners en pensioenuitvoerders op een zelf gekozen moment binnen de gestelde transitietermijnen de overstap maken naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is een grote operatie die de bestaanszekerheid en het inkomen van miljoenen Nederlanders raakt en alleen kan slagen als partijen met elkaar samenwerken en ervaringen delen. Daarom loopt er gedurende de volledige transitieperiode een meerjarig implementatietraject.

Het hoofddoel van dit implementatietraject is dat samen met de betrokken partijen uit de sector de stelselherziening de komende jaren goed wordt geïmplementeerd. Met vertrouwen bij zowel de professionals in de sector als bij het algemene publiek. Voor professionals is er met werkenaanons­pensioen.nl een platform ‘voor en door de sector’ opgezet met praktische hulpmiddelen, nieuws en achtergrondinformatie. Dit platform wordt het komende jaar verrijkt met onder andere animaties en webinars, en verder aangevuld met bijeenkomsten en overige informatie waar in de sector vraag naar is. Daarnaast is er komend jaar een vervolg van de in 2023 gestarte informatiecampagne richting het algemene publiek met een verdere aanvulling op basis van vragen van het publiek van het publieksplatform onsnieuwepensioen.nl. Ten slotte is een belangrijk onderdeel van het implementatietraject het signaleren van knelpunten, het monitoren van de voortgang van de implementatie en het doen van onderzoek (onder meer naar vertrouwen in het stelsel) om daar zo nodig actie op te kunnen ondernemen. Ook dit gebeurt in samenwerking met partijen uit de sector. Verder zal de aangekondigde Regeringscommissaris transitie pensioenen hierin een rol spelen door onafhankelijk te adviseren over het verloop van de transitie en door ervaringen en goede voorbeelden binnen de sector te delen.

Externe geschilleninstantie(s)

De Wet toekomst pensioenen introduceert externe geschilleninstantie(s) voor de pensioensector. Deelnemers kunnen op die manier, na het doorlopen van de interne klachtenprocedure bij hun eigen pensioenuitvoerder, klachten neerleggen bij een externe geschilleninstantie. De geschilleninstantie(s) worden door de sector ingericht en in stand gehouden. De werking van de geschilleninstantie(s) zal tijdens en na de transitiefase op onderdelen worden geëvalueerd. Dit kan mogelijk leiden tot aanpassing van beleid. Overigens staat voor een deelnemer, naast de externe geschil­leninstantie, ook altijd de mogelijkheid open om het geschil voor te leggen aan de rechter.

Wetsvoorstel herziening bedrag ineens

Op grond van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen kan een deelnemer op de pensioeningangsdatum maximaal 10% van de opgebouwde pensioenaanspraken opnemen (‘bedrag ineens’). In het wetsvoorstel herziening bedrag ineens worden een aantal technische aanpassingen voorgesteld ten aanzien van de mogelijkheid om de uitbetaling van het bedrag ineens uit te stellen. In dit wetsvoorstel wordt onder andere de periode tussen de pensioeningangsdatum en het uitbetalingsmoment verkleind. Ook wordt de uitkeringsstroom vereenvoudigd. Het bedrag ineens treedt niet eerder in werking dan 1 juli 2024. Hierbij moet worden opgemerkt dat de uiteindelijke datum afhankelijk zal zijn van de voortgang van het parlementaire proces.

Wetsvoorstel keuzemogelijkheden nabestaandenpensioen

Op dit moment ontvangt een partner bij overlijden van de deelnemer voor pensioendatum een levenslang partnerpensioen dat veelal een maandelijks vaste uitkering inhoudt. In het advies van de Stichting van de Arbeid over het nabestaandenpensioen is aangegeven dat er ruimte moet zijn voor meer keuzemogelijkheden en maatwerk binnen het partnerpensioen, waarbij actuariële neutraliteit het uitgangspunt is.

Het kabinet werkt aan een wetsvoorstel dat een keuzerecht regelt voor nabestaanden, die op het moment van het overlijden van hun partner de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt, om een bedrag ineens op te nemen. De rechthebbende partner kan deze keuze dan maken na het overlijden van de deelnemer.

Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding

Met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen is er de wettelijke grondslag gecreëerd voor gegevensuitwisseling tussen pen­sioenuitvoerders via het platform van mijnpensioenoverzicht.nl voor keuzebegeleiding. Met deze gegevensuitwisseling kunnen pensioenuitvoerders deelnemers een completer beeld geven van hun pensioeninkomsten na pensionering, zodat ze beter in staat zijn de gevolgen van keuzes in de pensioenregeling te overzien. Per Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding, worden nadere eisen en waarborgen gesteld aan de gegevensuitwisseling zodat deze in lijn is met de van toepassing zijnde privacy wet- en regelgeving. Het kabinet is voornemens om de Algemene Maatregel van Bestuur op 1 juli 2024 in werking te laten treden.

Pensioen zelfstandigen

Het aantal zelfstandigen in ons land neemt toe. Het kabinet vindt pen­sioenopbouw voor zelfstandigen belangrijk en daarom zijn er met de Wet toekomst pensioenen verschillende maatregelen genomen. De Stichting van de Arbeid heeft aangekondigd te komen met een advies over de toegankelijkheid van de tweede pijler voor zelfstandigen. Op basis daarvan wordt bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om zelfstandigen beter in staat te stellen te sparen voor de oude dag. Daarbij wordt tevens een aantal aangenomen moties en toezeggingen over de derde pijler en vrijwillige voortzetting als default betrokken.

Schuldig Nalatig

In 2023 is het wetsvoorstel afschaffen schuldige nalatigheid AOW naar de Tweede Kamer verstuurd. Het doel van het wetsvoorstel is om de premie invordering van de AOW en de vaststelling van het AOW-recht voor de Belastingdienst en de SVB te vereenvoudigen. Daarnaast beoogt het wetsvoorstel een disproportioneel effect voor burgers te voorkomen. De AOW-opbouw systematiek blijft hiermee ongewijzigd en de plicht tot betaling van de premie blijft. De Belastingdienst zal in de nieuwe situatie trachten de premievordering als onderdeel van de belastingaanslag in te blijven vorderen zolang dit mogelijk is. Met het wetsvoorstel wordt ook de korting vanwege schuldige nalatigheid op de AOV-uitkering op Caribisch Nederland afgeschaft.

Verhoging AOV Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) CN tot 85% van het Wettelijk Minimumloon (WML). Hierbij is rekening gehouden met een aanzienlijke stijging van het WML per 1 januari 2024. De precieze verhoging van het WML moet nog worden vastgesteld. Partijen in CN zullen hierover om advies worden gevraagd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 29.515 41.945 53.173 55.606 58.373 61.391 65.077
Uitgaven 29.673 41.945 53.173 55.606 58.373 61.391 65.077
Inkomensoverdrachten
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) 28.148 40.311 51.864 54.715 57.892 61.044 64.730
Overbruggingsregeling AOW 919 1.293 948 530 134 0 0
Opdrachten
Opdrachten 606 341 361 361 347 347 347
Ontvangsten 166 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Restituties 166 0 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 99%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld/ vrij te besteden 1%

De begrotingsgefinancierde uitgaven op artikel 8 Oudedagsvoorziening zijn voor 99% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AOV en de Overbruggingsregeling AOW (OBR).

Opdrachten

De middelen onder opdrachten zijn voor 25% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen gereserveerde middelen voor onderzoek naar het effect van de AOW-leeftijdsverhoging.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 44.030.599 47.999.950 52.134.210 55.107.360 58.887.416 62.430.310 65.187.390
Uitgaven 44.030.599 47.999.950 52.134.210 55.107.360 58.887.416 62.430.310 65.187.390
Inkomensoverdrachten
AOW 43.000.051 47.803.642 48.304.646 49.391.643 50.562.927 51.762.487 52.235.083
Inkomensondersteuning AOW 1.030.548 196.308 198.584 0 0 0 0
AOW nominaal 0 0 3.611.321 5.715.717 8.324.489 10.667.823 12.952.307
Inkomensoudersteuning AOW nominaal 0 0 19.659 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

Per 1 januari 2023 is de AOV beleidsmatig verhoogd tot het niveau van het ijkpunt sociaal minimum. Per 1 januari 2024 vindt een volgende beleidsmatige verhoging plaats. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de AOV-uitkering over de periode 2022-2024. Meerjarig nemen de uitgaven toe op basis van demografische ontwikkelingen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) 4,8 4,8 4,8
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2024. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal 1 jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd (de aanvraag moet wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt). De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt voor alleenstaanden maximaal 200% van het wettelijk minimumloon en voor paren 300% van het wettelijk minimumloon. Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het vermogen uit box 3 uit de Wet Inkomstenbelasting 2001.

Hoe hoog is de OBR?

De maximale uitkeringshoogte van de overbruggingsregeling is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de AOW-gerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk verrekend met de uitkeringshoogte. Inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR voorafging.

Budgettaire ontwikkelingen

Toegang tot de OBR is in 2022 met twee jaar verlengd tot 1 januari 2024. Dit leidt ertoe dat er voor de OBR tot 2027 uitgaven worden voorzien. Aan de hand van de instroomrealisatiecijfers is het budget voor OBR naar boven bijgesteld. De relatief hoge instroom in gerealiseerde jaren werkt door in de uitkeringslasten tot 2027.

Beleidsrelevante kerncijfers

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) 0,1 0,1 0,1
  1. Bron: SVB, administratie.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk , gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2024 17 jaar) en de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2024 67 jaar) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als iemand niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

De AOW-gerechtigde leeftijd neemt de komende jaren stapsgewijs toe. In 2024 Is de AOW-gerechtigde leeftijd 67 jaar en 0 maanden. Dat is een toename van 2 maanden vergeleken met de leeftijd in 2023 (66 jaar en 10 maanden). Tussen 2024 en 2027 stijgt de AOW-leeftijd niet. In 2028 stijgt de AOW-leeftijd met 3 maanden naar 67 jaar en 3 maanden. Met ingang van 2025 wordt de AOW-leeftijd vastgesteld conform een 2/3e-koppeling aan de levensverwachting. De AOW-leeftijd wordt altijd vijf jaar van tevoren vastgesteld op basis van de wettelijk vastgestelde formule.

AOW’ers die vóór 1 april 2015 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, kunnen in aanmerking komen voor de partnertoeslag als de jongere partner nog niet AOW-gerechtigd is. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt of wanneer de oudere partner overlijdt. Per 1 april 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%. De exacte bedragen voor 1 januari 2024 worden eind 2023 bekend gemaakt.

Gehuwd / samenwonend 988,16
Alleenstaand 1453,15

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder gemist jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan uitkeringslasten AOW bedragen in 2024 circa € 48,305 miljard. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de AOW in 2024 circa € 51,916 miljard. Vanwege de vergrijzende bevolking nemen de uitkeringslasten de komende jaren toe. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller doordat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt, bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Echter, de stijging is iets afgezwakt doordat er in 2022 meer mensen van de AOW-gerechtigde leeftijd zijn overleden dan eerder verwacht. Dit werkt door in de prognose van het aantal AOW-gerechtigden, en daarmee de uitkeringslasten, in de komende jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 3.581 3.568 3.604
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) 19 19 19
  1. Bron: SVB, administratie.

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2022 met betrekking tot preventie, opsporing, sanctionering en afdoening. Uit onderstaande tabel blijkt dat er ten opzichte van 2021 een daling is in de kennis der verplichtingen. In het onderzoek van I&O Research worden verschillende redenen genoemd waarom plichten niet herkend worden: sommige plichten worden als ‘logisch’ gezien, het proces van aanvragen is dermate eenvoudig dat men vervolgens niet verder over eventuele plichten nadenkt of omdat uitkeringsontvangers ervan uit lijken te gaan dat ‘de overheid toch al alles over mij weet’. Als voorbeeld wordt een ingevuld formulier van de Belastingdienst voor de inkomstenbelasting genoemd. Op basis van deze kennis gaat men ervan uit dat deze gegevens algemeen bekend zijn bij andere overheidsinstanties.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 382 362
Kennis van de verplichtingen (%) 1 922 892
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 5,8 5,8 5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 0,4 0,4 0,5
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,0 2,0 2,6
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,3 0,4 0,5
Aantal boetes (x 1.000) 0,3 0,3 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,4 0,4 0,5
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 42 39 18
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: SVB, administratie.
  4. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Wie komt er voor in aanmerking?

De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland. Hierdoor krijgen alleen personen die woonachtig zijn in een niet-verdragsland geen inkomensondersteuning AOW (0,1% van de AOW-gerechtigden).

Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?

De hoogte van de IOAOW was tot 2022 afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren. Per 1 januari 2023 is de hoogte vastgesteld op € 5 per maand. In 2024 wordt het bedrag geïndexeerd en per 1 januari 2025 wordt de IOAOW afgeschaft.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan de IOAOW bedragen in 2024 circa € 199 miljoen. Inclusief de verwachte nominale ontwikkeling bedragen de geraamde uitgaven aan de IOAOW in 2024 circa € 218 miljoen. De IOAOW wordt per 1 januari 2025 afgeschaft.

Opdrachten

De gebudgetteerde middelen voor opdrachten bedragen in 2024 € 361.000 en nemen naar de toekomst toe iets af. De middelen onder opdrachten worden hoofdzakelijk ingezet voor onderzoek op het terrein van oudedagsvoorziening.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Pensioen niet-belaste premie 23.138 25.316 26.745
Pensioen belaste uitkering ‒ 13.952 ‒ 15.706 ‒ 17.632
Pensioen vrijstelling box 3 9.682 7.841 7.882
Lijfrente premieaftrek 656 843 886
Lijfrente belaste uitkering ‒ 399 ‒ 449 ‒ 508
Lijfrente vrijstelling box 3 277 224 227
Nettopensioen en nettolijfrente 12 15 17

Aanvullende arbeidspensioenen

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen, het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% en de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen met een grote mate van zekerheid na te komen.

De afname van het aantal pensioenfondsen in 2022 past bij de dalende trend van de afgelopen jaren. Het gaat hierbij vooral om een afname van de pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Het aandeel pensioenfondsen met een dekkingsgraad lager dan 130% daalt, evenals het aantal bij die fondsen betrokken deelnemers en gepensioneerden. Door de stijgende rente zijn de dekkingsgraden flink gestegen. Sinds 1 juli 2022 kunnen fondsen die voornemens zijn de pensioenen in te varen naar het nieuwe pensioenstelsel gebruik maken van aangepaste regelgeving. Middels die aangepaste regelgeving wordt een voorschot genomen op het nieuwe pensioenstelsel en kunnen pensioenfondsen al indexeren vanaf een beleidsdekkingsgraad van 105%. Door de gestegen dekkingsgraden kunnen meer fondsen daar gebruik van maken.

Totaal aantal pensioenfondsen2 196 188 181
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%3 192 171 125
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) 5.844 5.741 5.428
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) 3.418 3.455 3.044
  1. voorlopige cijfers
  2. Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
  3. Beleidsdekkingsgraad.

3.9 Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidswijzigingen

SZW zet zich samen met de SVB verder in om de informatievoorziening en dienstverlening te verbeteren naar aanleiding van onderzoeken over de Anw-7 en wezenuitkering8.

Verhoging AWW Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Algemene Weduwen- en Wezenverzekering (AWW) CN tot 85% van het Wettelijk Minimumloon (WML). Hierbij is rekening gehouden met een aanzienlijke stijging van het WML per 1 januari 2024. De precieze verhoging van het WML moet nog worden vastgesteld. Partijen in CN zullen hierover om advies worden gevraagd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 1.600 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
Uitgaven 1.600 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
Inkomensoverdrachten
AWW (Caribisch Nederland) 1.600 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 9 Nabestaanden zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 308.776 332.325 345.715 345.711 346.073 346.738 357.180
Uitgaven 308.776 332.325 345.715 345.711 346.073 346.738 357.180
Inkomensoverdrachten
ANW 303.394 326.795 317.603 305.910 295.663 287.687 288.640
Tegemoetkoming ANW 5.382 5.530 5.372 5.173 4.999 4.866 4.880
ANW nominaal 0 0 22.209 34.013 44.632 53.292 62.620
Tegemoetkoming ANW nominaal 0 0 531 615 779 893 1.040
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijd gerelateerd.

Budgettaire ontwikkelingen

Per 1 januari 2023 en per 1 oktober 2023 is de AWW-uitkering beleidsmatig verhoogd tot het ijkpunt sociaal minimum. Per 1 januari 2024 vindt een volgende beleidsmatige verhoging plaats. Hierdoor stijgen de uitgaven voor de AWW-uitkering over de periode 2022-2024. Meerjarig nemen de uitgaven toe op basis van demografische ontwikkelingen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) 0,4 0,4 0,4
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komt er voor in aanmerking?

Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaandenuitkering als zij jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande:

  1. Eén of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of;
  1. Voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer het kind bezig is een startkwalificatie te behalen of daarvan is vrijgesteld of volledig dagonderwijs volgt na het behalen van een startkwalificatie. De wezenuitkering kan eventueel tot 21 jaar worden verstrekt wanneer de wees volledig dagonderwijs volgt of wanneer een ongehuwde wees de tijd grotendeels besteedt aan een gezamenlijke huishouding met een andere wees of voor een hulpbehoevende zorgt.

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouden vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Voor kostendelers geldt een lager normbedrag ter hoogte van 50% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus een derde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeidsgerelateerde uitkeringen (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel verrekend. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet in mindering gebracht op de nabestaandenuitkering.

De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen. Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

Nabestaandenuitkering 1.444,57
Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm: 50% referentieminimumloon) 921,45
Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar) 475,20
Wezenuitkering (wezen van 10 tot 16 jaar 703,29
Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar) 931,38
Tegemoetkoming Anw 19,03

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Anw nemen de komende jaren af, omdat het aantal nabestaanden dat recht heeft op een Anw-uitkering naar verwachting afneemt. De Anw is een inkomensaanvulling en in die hoedanigheid inkomensafhankelijk. Door toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen sinds de invoering van de Anw komt een kleinere doelgroep in aanmerking voor de uitkering. Daarnaast bereiken de komende jaren relatief veel mensen die onder de rechtsvoorganger van de Anw (de AWW) een publieke nabestaandenuitkering krijgen de pensioengerechtigde leeftijd waardoor zij uitstromen naar de AOW.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Anw nabestaande partners (x 1.000 personen, ultimo) 24 23 22
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 3,7 3,1 2,5
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 19 19 19
waarvan met kind 7,7 7,2 7,0
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid 11 11 12
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) 1,0 1,0 1,0
  1. Bron: SVB, administratie

Handhaving

In de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW-uitvoeringsorganisaties niet aansturen op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2022 is toegelicht in het jaarverslag over 2022.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 582 732
Kennis van de verplichtingen (%) 1 872 932
Opsporing3 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 0,2 0,3 0,2
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 <0,1 <0,1 <0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 0,3 0,3 0,5
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1
Aantal boetes (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,1 <0,1 <0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering3 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 8 29 6
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: SVB, administratie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

3.10 Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  1. de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidswijzigingen

Structurele verhoging kindgebonden budget

Het kabinet heeft besloten om een pakket koopkrachtmaatregelen te treffen om de evenwichtigheid van de koopkracht in 2024 te bevorderen en te voorkomen dat de armoede onder personen en kinderen oploopt. Zonder dit pakket zou de koopkracht van uitkeringsgerechtigden namelijk dalen en de (kinder)armoede stijgen.

Een belangrijk onderdeel van dit pakket vormt de structurele intensivering van het kindgebonden budget per 2024. Huishoudens met kinderen die recht hebben op kindgebonden budget ontvangen hierdoor komend jaar € 750,- extra voor het eerste kind en € 883,- extra voor elk kind vanaf het tweede kind. Hiermee worden de maximale kindbedragen vanaf 2024 gelijk getrokken. Huishoudens met oudere kinderen (ouder dan 12 jaar) ontvangen daarnaast vanaf 2024 € 400,- extra per kind. Hier staat tegenover dat de extra toeslag voor ouders zonder toeslagpartner en de inkomensdrempel voor ouderparen met € 619,- respectievelijk € 11.111,- worden verlaagd.

Met de structurele intensivering van het kindgebonden budget wordt mede tegemoet gekomen aan de motie Marijnissen/van der Plas9 die de regering verzoekt om te voorkomen dat de armoede toeneemt door de val van het kabinet. Ook wordt tegemoet gekomen aan de motie Apeldoorn10 die de regering vraagt vast te houden aan het doel de kinderarmoede te halveren per 2025 en met het oog daarop in de Miljoenennota maatregelen te nemen die kinderarmoede in 2024 zoveel mogelijk laten dalen.

Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen

Het kabinet is voornemens om per 1 januari 2025 een knelpunt in het toeslagensysteem op te lossen. Op dit moment komt het voor dat alleenstaande ouders die samen op één adres wonen met eerstegraads bloedverwanten op diverse toeslagen gekort worden of die toeslag mislopen (alleenstaande ouderkop). Vaak gaat dit om situaties van mantelzorg, maar ook om (tijdelijk) inwonen bij vader of moeder na een scheiding. Het kabinet vindt dit ongewenst en wil dergelijke schrijnende gevallen in de toekomst voorkomen. Daartoe wordt dit knelpunt per 2025 opgelost door middel van een wijziging van het toeslagpartnerbegrip in de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen (Awir).

Verhoging Kinderbijslag Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden verhoogt het kabinet de Kinderbijslag CN met $ 90 per kind per maand. Hiermee stijgt de kinderbijslag van circa $ 130 naar circa $ 220 per maand (afhankelijk van het eiland).

Invoering Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg op Caribisch Nederland

Het kabinet heeft de Wijzigingswet Caribisch Nederland opgesteld en ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. Onderdeel van de Wijzigingswet is de invoering per 1 juli 2024 van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg voor ouders met een kind dat intensieve zorg behoeft. Hiermee wordt het bedrag dat deze ouders ontvangen voor de kinderbijslagvoorziening BES verdubbeld. De voorgenomen invoeringsdatum was 1 juli 2023. Omdat de uitwerking van de wettelijke grondslag voor dubbele kinderbijslag intensieve zorg langer duurt dan voorzien, wordt de tijdelijke regeling voor dubbele kinderbijslag intensieve zorg voor de tussenliggende periode verlengd. Op deze manier ontvangen deze ouders in de tussentijd een jaarlijkse tegemoetkoming.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 6.850.451 8.197.359 9.248.817 8.957.847 8.708.123 8.615.065 8.497.293
Uitgaven 6.850.451 8.197.359 9.248.817 8.957.847 8.708.123 8.615.065 8.497.293
Inkomensoverdrachten
AKW 3.935.401 4.377.450 4.315.131 4.320.436 4.321.288 4.320.638 4.320.936
WKB 2.909.453 3.811.750 4.921.090 4.624.604 4.373.967 4.281.534 4.163.478
Kinderbijslagvoorziening BES 5.597 8.159 12.596 12.807 12.868 12.893 12.879
Ontvangsten 186.904 278.296 345.809 351.558 363.425 364.017 359.709
Ontvangsten
Terugontvangsten 186.904 278.296 345.809 351.558 363.425 364.017 359.709

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 10 Tegemoetkoming ouders zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op huidige wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, WKB en kinderbijslagvoorziening BES.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag. Het recht op kinderbijslag vervalt indien ouders valt te verwijten dat hun kind niet voldoet aan de Leerplichtwet.

Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden doorgaans per 1 januari en 1 juli geïndexeerd. Bij ziekte of handicap, of omdat het kind niet thuis woont om onderwijsredenen, kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag. Alleenstaande en alleenverdienende ouders van thuiswonende kinderen met ziekte of handicap kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een extra tegemoetkoming.

Voor kinderen van:
0 t/m 5 jaar 261,70
6 t/m 11 jaar 317,77
12 t/m 17 jaar 373,85
Extra tegemoetkoming AKW (jaarbedrag 2023) 2.687,38

Budgettaire ontwikkelingen

Door tegengestelde effecten van de volume- en prijsontwikkeling lopen de uitgaven voor de kinderbijslag aanvankelijk op en stabiliseren ze in 2025. Het aantal kinderen neemt toe over de hele begrotingshorizon, vooral vanwege toenemende geboortes. De gemiddelde prijs neemt in toenemende mate af doordat het aandeel jonge kinderen naar verhouding toeneemt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 1.870 1.878 1.884
Aantal kinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 3.278 3.298 3.308
Realisatie 20201 Realisatie 20211 Realisatie 20221
Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar):
Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen 1,0 0,9 0,9
Kind thuiswonend met intensieve zorg 32,2 32,0 34,2
Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap 1,0 1,1 1,2
Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000) 9,6 10,5 10,4
  1. Bron: SVB, administratie.

Handhaving

Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2022 is toegelicht in het jaarverslag over 2022.

Opsporing2 Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000) 0,3 0,2 0,3
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 3,0 1,9 1,9
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,3 1,7 1,7
Sanctionering2 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 3,9 2,5 3
Aantal boetes (x 1.000) 0,6 0,4 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,2 0,1 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022
Terugvordering2 Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2022 (%) 55 58 32
  1. Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek die in 2019 is doorgevoerd worden er geen preventiecijfers voor de AKW meer meegenomen, omdat de wet na afschaffing van de bijverdiengrens te weinig verplichtingen kent.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar, die in aanmerking komen voor kinderbijslag, kunnen het kindgebonden budget krijgen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Als het (gezamenlijke) inkomen hoger is dan € 26.819 (alleenstaande) of € 35.849 (aanvrager met toeslagpartner) (bedragen 2024) wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Voor iedere € 100 boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 6,75 lager. Indien het (gezamenlijk) vermogen op de peildatum 1 januari 2024 hoger is dan € 140.212 (alleenstaande) of € 177.300 (aanvrager met toeslagpartner), vervalt het recht op kindgebonden budget voor 2024. De bedragen van het kindgebonden budget worden per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen.

Een gezin met:
1 kind 2.436
Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar) 2.436
Extra verhoging 12-15-jarigen1 694
Extra verhoging 16-17-jarigen1 924
Extra verhoging alleenstaande ouder 3.480
  1. Ten opzichte van bovengenoemde bedragen

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven WKB nemen ondanks de verdere afbouw van het tijdelijke intensiveringspakket vanaf 2024 toe. Dit houdt grotendeels verband met de structurele intensivering van de WKB per 2024 als belangrijk onderdeel van het pakket koopkrachtmaatregelen voor komend jaar. Verder nemen de WKB uitgaven vanaf 2024 nog meer toe doordat de huishoudinkomens in 2023 naar verwachting gemiddeld wat te hoog zijn ingeschat door Toeslagen. Dit resulteert in hogere nabetalingen in 2024 en verdere jaren. Ook geldt dat de demografie in de laatste bevolkingsprognose met name in 2024 fors naar boven is bijgesteld.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 911 1.019 1.058
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.704 1.912 2.016
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 335 341 345
  1. Bron: Ministerie van Financiën, Toeslagen. Het betreft gegevens voor (verwachte) toegekende toeslagen per berekeningsjaar. De realisatiecijfers van 2022 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers die nog kunnen wijzigen bij het definitief vaststellen van het recht op toeslag.

Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Wie komt er voor in aanmerking?

Ouders of verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening BES?

De hoogte van het bedrag bedraagt in 2023 $ 131 per kind per maand op Bonaire, $ 128 op Sint Eustatius en $ 129 op Saba. Per 1 januari 2024 verhoogt het kabinet dit bedrag beleidsmatig met $ 90 per kind per maand. Daarnaast wordt de definitieve hoogte van de kinderbijslagvoorziening voor 2024 aan de hand van de ontwikkeling van het consumentenprijs-indexcijfer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de kinderbijslagvoorziening BES zijn in 2023 gegroeid, voornamelijk vanwege de verhoging van de kinderbijslagvoorziening BES per 1 januari 2023. Per 2024 nemen de uitgaven verder toe door een beleidsmatige verhoging van $ 90 per kind per maand.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) 4,3 4,5 4,5
  1. Bron: RCN-unit SZW.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de ontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de ontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren. In 2024 wordt tijdelijk een hoger niveau van de ontvangsten verwacht, waarna het niveau zich langzamerhand weer stabiliseert. Ook structureel nemen de ontvangsten vanaf 2024 toe, verband houdend met de structurele intensivering van de WKB per 2024 als belangrijk onderdeel van het pakket koopkrachtmaatregelen.

3.11 Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Zij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
  1. de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
  1. de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
  1. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
  1. de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld;
  1. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget 99 100 100
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 99,44 99 99
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden 7,5 7 7,5
  1. Bron: UWV, jaarverslag 2022.
  2. Bron: UWV, jaarplan 2023.
  3. Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2024 van UWV.
  4. In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.
Doelmatigheid: Reële efficiëntiegroei 4 5 5
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 100 99 99
Klantgerichtheid: Cijfer klanten 8,2 8 8
  1. Bron: SVB, Jaarverslag 2022.
  2. Bron: SVB, jaarplan 2023.
  3. Deze streefcijfers worden opgenomen in het jaarplan 2024 van de SVB.
  4. In afwachting van een nieuwe KPI voor doelmatigheid rapporteert de SVB enkel nog kwalitatief over efficiency. Deze informatie is opgenomen in het jaarverslag 2022 van de SVB.
  5. Norm was 1,5% efficiency-groei (kostenbesparing los van volume- en beleidswijzigingen) voor de grote wetten. Er wordt gewerkt aan een nieuwe indicator voor doelmatigheid. Voorlopig is afgesproken dat de SVB nog wel rapporteert over efficiency, maar er is geen norm afgesproken.

C. Beleidswijzigingen

Persoonlijke dienstverlening

Het belang van de uitvoering kreeg de afgelopen jaren meer aandacht. De ZBO’s hebben naar aanleiding van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag structurele middelen ontvangen waarmee zij verschillende trajecten hebben opgezet. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor Werk aan Uitvoering tot en met 2031 om verder te werken aan het persoonlijker en menselijker maken van de dienstverlening. UWV doet dit onder meer door middel van een vernieuwd dienstverleningsconcept en het implementeren van een UWV-breed klantsignaalmanagement. De SVB werkt aan het verder verbeteren van de persoonlijke dienstverlening door trajecten als Bestuursrecht op Maat en de Bedoeling 2.0 door inzet op begrijpelijke en laagdrempelige communicatie richting de burger en door inzet op de één loketfunctie.

ICT

Daarnaast hebben de ZBO’s middelen ontvangen om hun ICT te verbeteren. UWV heeft een aantal omvangrijke meerjarige programma’s om verouderde systemen te vervangen en zo veel mogelijk aan te passen aan de eisen en mogelijkheden van nu, waaronder DataFabriek, OpenVMS en WORKit. Stabiliteit, continuïteit en wendbaarheid zijn hierbij een belangrijk doel. Dit geldt ook voor de SVB. De SVB wendt middelen aan voor een aantal grote projecten die ertoe dienen om de technische schuld aan te pakken. Het grootste programma heeft als doel om het kernadministratiesysteem te moderniseren.

Informatiebeveiliging en privacy

Het verbeteren van informatiebeveiliging en privacy heeft de aandacht bij UWV en de SVB. De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) zijn belangrijke wettelijke kaders voor informatiebeveiliging en privacy (IB&P). Om (persoons)gegevens veilig te houden, werken UWV en SVB continu aan het op orde brengen en houden van de informatiebeveiliging en gegevensbescherming. UWV heeft het afgelopen jaar bijvoorbeeld maatregelen getroffen om de IB&P risico’s van Sonar op te lossen en om andere risico’s te verkleinen. Als gevolg van de omvang en complexiteit van het ICT-landschap is UWV voornemens ook de komende jaren nog een forse inspanning te leveren om volledig invulling te geven aan de BIO en AVG. De SVB is bezig met het meerjarig programma 'Digitale Veiligheid SVB'. Hierbij neemt de SVB verdere stappen in zonering en segmentering van het SVB-netwerk en in een gecontroleerde toegang hiertoe.

Herijking KPI’s en publieke waarden

Het sturen op publieke waarden en de hierbij behorende KPI’s zijn regulier onderwerp van gesprek en de KPI’s worden continu doorontwikkeld. SZW, UWV en de SVB werken samen in een traject om de sturing en verantwoording over publieke waarden expliciet zichtbaar te maken. Tot 2023 was de sturing bij UWV grotendeels gebaseerd op een set kwantitatieve indicatoren die zich overwegend op tijdigheid, rechtmatigheid en effectiviteit richtten. Naast de kwantitatieve indicatoren is er voor 2023 en verder een set van kwalitatieve afspraken ontwikkeld. Deze kwalitatieve afspraken maken inzichtelijk hoe UWV bijdraagt aan het gezien, gehoord en geholpen voelen van burgers en bedrijven, maatschappij en medewerkers. De SVB werkt voor hun Jaarplan 2024 aan de meest geschikte kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren.

Herijking handhavingsinstrumentarium

SZW werkt samen met UWV en de SVB aan de voorbereiding voor een herziening van de handhaving in de sociale zekerheid. Uitgangspunt is passende handhaving met meer ruimte om rekening te houden met de concrete situatie. UWV en SVB werken ook in het eigen beleid met vergelijkbare uitgangspunten.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 700.110 753.231 698.537 673.703 664.915 665.530 666.240
Uitgaven 699.830 752.239 697.239 673.503 664.915 665.530 666.240
Opdrachten
Handhaving smal 573 1.140 2.942 2.786 2.970 3.320 3.120
Bekostiging
Uitvoeringskosten CN 7.441 10.294 10.788 10.063 7.787 7.787 7.787
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Uitvoeringskosten UWV 507.942 530.104 463.615 447.768 441.129 439.635 439.397
Uitvoeringskosten SVB 167.765 193.149 203.335 196.540 196.955 198.714 199.862
Uitvoeringskosten IB 15.299 15.992 14.911 14.911 14.911 14.911 14.911
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Landelijk Clientenraad 810 1.560 1.648 1.435 1.163 1.163 1.163
Ontvangsten 82.925 53.045 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Algemeen 82.925 53.045 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 96%
bestuurlijk gebonden 3%
beleidsmatig gereserveerd 1%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 11 Uitvoering zijn voor 96% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten is voor 13% juridisch verplicht en voor 87% beleidsmatig gereserveerd. Het betreft het budget handhaving smal SZW.

Bekostiging

Het budget voor bekostiging is voor 70% juridisch verplicht en voor 30% bestuurlijk gebonden. Het betreft het uitvoeringsbudget voor de RCN-unit SZW en gereserveerde middelen voor ICT ontwikkeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdragen aan ZBO's zijn voor 96% verplicht, 3% bestuurlijk gebonden en 1% beleidsmatig gereserveerd. Deze budgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Verplichtingen 1.972.833 2.190.530 2.265.931 2.386.484 2.519.487 2.645.804 2.779.568
Uitgaven 1.972.833 2.190.530 2.265.931 2.386.484 2.519.487 2.645.804 2.779.568
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Uitvoeringskosten UWV 1.818.002 2.027.710 1.987.793 2.006.561 2.030.016 2.056.945 2.086.466
Uitvoeringskosten SVB 154.831 162.820 165.971 166.998 168.165 167.746 171.259
Uitvoeringskosten UWV nominaal 0 0 103.590 196.730 296.998 389.721 482.710
Uitvoeringskosten SVB nominaal 0 0 8.577 16.195 24.308 31.392 39.133
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten

Het handhavingsbudget smal betreft beleidsondersteunend budget dat wordt ingezet voor de ontwikkeling van beleid met betrekking tot handhaving in de sociale zekerheid. Hieronder valt onder andere het laten uitvoeren van beleidsinhoudelijk onderzoek. Handhaving van de plichten in de materiewetten wordt bekostigd via de uitvoeringskosten aan de uitvoeringsorganisaties en wordt per materiewet verantwoord. Het handhavingsbudget smal is daarmee geen indicatie van de totale inzet die wordt gepleegd op handhaving in de sociale zekerheid.

Bekostiging

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland. De uitvoeringskosten voor de RCN-unit SZW zijn hoger in de jaren 2023-2025 vanwege extra kosten in verband met ICT-ontwikkeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor UWV, de SVB en het Inlichtingenbureau, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten en regelingen.

Per saldo dalen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van UWV in 2024 met circa € 106 miljoen. Deze ontwikkeling is grotendeels het gevolg van het afschaffen van de STAP-regeling, aflopende uitvoeringskosten voor de NOW en de lager geraamde volumes voor de WGA en ZW.

Per saldo stijgen de uitvoeringskosten (begrotings- en premiegefinancierd) van de SVB in 2024 met circa € 13 miljoen. Deze stijging is voor een groot deel het gevolg van toegenomen kosten voor de uitvoering van de AOW en de nieuwe TSB regeling.

In de tabellen 110 en 111 zijn de uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Dit is een ex-ante raming op basis waarvan de bekostiging van ZBO’s plaatsvindt. De toedeling is extracomptabel. Hier is de loon- en prijsbijstelling nog niet aan toebedeeld.

UWV (incl. BKWI) 2.325.944 2.557.814 2.451.408 2.454.330 2.471.145 2.496.580 2.525.863
Begrotingsgefinancierd 507.942 530.104 463.615 447.768 441.129 439.635 439.397
IOW 2.576 2.312 1.698 1.604 1.606 1.649 1.816
Wajong 202.567 241.318 215.553 209.673 205.091 203.365 202.689
Re-integratie Wajong1 108.423 109.256 109.755 110.004 110.220 110.442 110.746
Basisdienstverlening 84.137 89.493 89.252 88.530 86.292 86.292 86.292
Beoordeling gemeentelijke doelgroep 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
Wsw indicatiestelling 1.664 1.550 1.560 1.522 1.486 1.452 1.419
Scholingsbudget WW 900 0 0 0 0 0 0
NOW 1 7.700 0 0 0 0 0 0
NOW 2 3.900 0 0 0 0 0 0
NOW 3 20.347 1.400 0 0 0 0 0
NOW 4 1.400 1.400 0 0 0 0 0
NOW 5 10.565 8.600 0 0 0 0 0
NOW 6 2.000 17.200 0 0 0 0 0
TOFA 100 0 0 0 0 0 0
MCKW 291 209 132 0 0 0 0
Uitvoering kassierstaak 3.300 1.670 500 0 0 0 0
Centrale uitvoering landelijke ondersteuning 3.100 3.040 0 0 0 0 0
Skills en mogelijkheden 2.458 2.720 730 0 0 0 0
Inzet doelgroep banenafspraak 4.000 0 0 0 0 0 0
STAP 13.100 13.500 8.000 0 0 0 0
BKWI 15.412 16.435 16.435 16.435 16.435 16.435 16.435
Premiegefinancierd 1.818.002 2.027.710 1.987.793 2.006.561 2.030.016 2.056.945 2.086.466
WW 587.109 758.840 756.489 778.160 794.129 815.910 836.334
ZW 427.172 453.694 419.382 418.549 418.419 418.686 419.135
WAZO 15.199 7.666 7.666 7.666 7.666 7.666 7.666
WAO 80.165 50.444 48.218 45.746 43.627 41.331 39.616
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1 164.699 133.446 136.086 138.028 140.420 142.766 142.787
WGA 442.583 543.902 529.122 528.559 534.804 538.653 546.485
IVA 88.281 77.423 88.681 87.840 89.089 90.201 92.799
WAZ 4.034 2.295 2.149 2.012 1.862 1.732 1.645
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve 8.760
  1. Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en de re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO en Wajong die UWV zelf aanbiedt.
SVB 322.596 355.969 369.306 363.538 365.120 366.460 371.121
Begrotingsgefinancierd 167.765 193.149 203.335 196.540 196.955 198.714 199.862
AKW 115.105 136.540 145.117 137.309 136.439 137.111 137.389
TAS 1.673 1.582 1.535 1.533 1.533 1.533 1.533
TSB1 3.015 7.680 9.000 9.000 9.000 9.000 9.000
KOT/WKB 7.347 10.034 10.034 10.034 10.034 10.034 10.034
AIO 38.625 35.079 35.437 36.469 37.772 39.215 40.141
Bijstand buitenland 224 224 223 224 223 223 223
OBR 0 250 250 250 250 0 0
Remigratiewet 1.776 1.760 1.739 1.721 1.704 1.598 1.542
Premiegefinancierd 154.831 162.820 165.971 166.998 168.165 167.746 171.259
AOW 145.124 152.217 155.374 156.452 157.759 157.409 160.940
Anw 9.707 10.603 10.597 10.546 10.406 10.337 10.319
  1. Inclusief middelen Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI, waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

3.12 Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De uitgaven die worden gedaan vanuit de sociale fondsen worden hoofdzakelijk gefinancierd via premies. In een aantal gevallen vindt de overheid het heffen van premies niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen vindt de overheid financiering van een regeling vanuit de algemene middelen passend, maar wordt de regeling wel betaald uit een van de sociale fondsen. In beide gevallen worden de inkomsten van de sociale fondsen aangevuld via een of meerdere rijksbijdragen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de rijksbegroting, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Zij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
  2. het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidswijzigingen

Voor 2024 worden er geen beleidswijzigingen verwacht.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 20.291.413 20.629.733 28.094.182 28.678.252 29.563.656 30.471.789 30.597.445
Uitgaven 20.291.413 20.629.733 28.094.182 28.678.252 29.563.656 30.471.789 30.597.445
Bijdrage aan sociale fondsen
Kosten heffingskortingen AOW 2.420.700 2.802.100 3.091.200 3.092.700 3.196.400 3.273.700 3.426.000
Vermogenstekort Ouderdomsfonds 17.612.000 17.543.400 24.711.200 25.288.300 26.066.700 26.894.400 26.863.500
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 167.394 179.696 182.923 185.081 186.563 188.266 191.077
Zwangere zelfstandigen 91.319 104.537 108.859 112.171 113.993 115.423 116.868
Ontvangsten 823 20 0 0 0 0 0
Ontvangsten
Algemeen 823 20 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 12 Rijksbijdragen zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW en het vermogenstekort Ouderdomsfonds zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg. Hoofdstuk , gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde omvang van de heffingskortingen en aan de verdeling van de heffingskortingen over de verschillende premies volksverzekeringen en de inkomstenbelasting.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de BIKK AOW nemen in 2024 toe. Dat komt doordat de omvang van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting stijgt, bijvoorbeeld vanwege indexatie of omdat heffingskortingen worden verhoogd. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen stijgt dan mee.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat dat fonds gemiddeld genomen een neutrale vermogenspositie heeft.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds neemt in 2024 fors toe. Dit komt enerzijds doordat in 2024 de uitgaven aan de AOW-uitkeringen meer stijgen dan de inkomsten uit de AOW-premies. Hierdoor is een hogere rijksbijdrage nodig om het verwachte tekort van het fonds aan te vullen. Daarnaast is in de rijksbijdrage voor 2023 het exploitatie-overschot van het Ouderdomsfonds van het jaar 2022 verrekend. Omdat het Ouderdomsfonds eind 2022 een positief vermogen had kon de rijkbijdrage voor 2023 bijna € 2 miljard lager zijn.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten is onderdeel van de WIA, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de WAZ en WAO. De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. Daarnaast financiert deze rijksbijdrage de uitvoeringskosten van UWV aan de tegemoetkoming. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage stijgt mee met het aantal ontvangers van de betreffende uitkeringen. Daarnaast wordt de hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks geïndexeerd.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage ZEZ stijgt licht omdat de uitgaven aan de regeling ZEZ in 2024 iets toenemen ten opzichte van 2023.

3.13 Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond. Daarnaast bevordert de overheid de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het creëren van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  1. mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
  1. zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
  1. iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  1. het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
  1. het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
  1. het faciliteren dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Zij financiert gemeenten voor het invullen van de regierol bij inburgering voor asielstatushouders, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een leenstelsel voor inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten en een uitkeringsregeling aan remigranten op grond van de Remigratiewet alsmede de hiermee samenhangende uitvoeringskosten. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;
  1. de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
  1. het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
  1. de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig werden (Wet inburgering 2013), ligt de uitvoering van het inburgeringsstelsel (onder meer examens en leenstelsel) bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het COA. Voor personen die vanaf 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (Wi 2021) krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA biedt voorinburgering aan in nauw contact met gemeenten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is eigenaar van DUO en de Minister van Justitie en Veiligheid is eigenaar van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

C. Beleidswijzigingen

Met het plan van aanpak ‘Statushouders aan het Werk’ wordt ingezet op het verbeteren van arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders. Met middelen uit de coalitieakkoordenveloppe Arbeidsmarkt, Armoede en Schulden wordt tot en met 2026 via startbanen, ondersteuning voor werkgevers en regionale verbinders in arbeidsmarktregio’s, doelgroepspecifieke ondersteuning gefaciliteerd. Het plan van aanpak ‘Statushouders aan het werk’ is een aanvulling op de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA). Deze Werkagenda is een samenwerking tussen Rijk, gemeenten, sociale partners en maatschappelijke organisaties en richt zich op gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met een migratieachtergrond.

De omvang en diversiteit van de Nederlandse bevolking is snel gegroeid en zal verder toenemen. Dit maakt het samenleven met elkaar ingewikkelder en noodzaakt om meer aandacht te geven aan het Samen met elkaar waaronder het tegengaan van discriminatie en racisme.  SZW draagt bij aan het tweede Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme eind 2023 uitbrengt en de komende jaren wordt uitgevoerd. De inzet van SZW is gericht op het voorkomen van discriminatie naar herkomst, religie of huidskleur en de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. Verder werkt SZW mee aan het eerste Nationaal programma tegen Discriminatie en Racisme en het meerjarenplan Zelfbeschikking 2022-2025.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Verplichtingen 342.975 481.494 761.123 572.856 568.175 400.385 345.844
Uitgaven 343.489 482.854 762.123 573.856 569.175 401.385 345.844
Inkomensoverdrachten
Remigratiewet 39.241 39.359 38.386 37.350 36.216 34.626 32.715
Subsidies (regelingen)
Opbouw kennisfunctie integratie 2.817 3.370 2.531 2.531 2.531 2.531 2.531
Vluchtelingenwerk Nederland 1.076 1.241 1.161 1.161 1.161 1.161 1.161
Overige subsidies algemeen 5.988 5.811 6.487 6.000 6.000 1.800 1.300
Vroege Integratie en Participatie 6.475 7.953 6.812 6.812 6.812 6.812 6.812
Opdrachten
Inburgering en Integratie 9.025 12.043 17.046 17.844 11.063 9.663 9.363
Remigratie 1.538 1.600 1.700 700 500 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
COA 30.956 76.520 73.187 76.642 80.099 32.017 32.017
Bijdrage aan agentschappen
Agentschap DUO 24.011 29.614 31.572 23.467 23.467 23.906 21.513
Bijdrage aan medeoverheden
Gemeenten maatschappelijke begeleiding 0 5.276 1.896 0 0 0 0
Gemeenten inburgeringsvoorzieningen 111.982 184.177 514.085 359.560 385.748 275.984 225.984
Specifieke uitkering onderwijsroute 15.000 15.884 15.884 14.825 0 0 0
Specifieke uitkering overig 630 0 0 0 0 0 0
Leningen
DUO 94.750 100.006 51.376 26.964 15.578 12.885 12.448
Ontvangsten 5.205 14.926 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Ontvangsten
Algemeen 383 3.656 0 0 0 0 0
Leningen 4.822 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Ontvangsten SPUK Inburgering 0 10.270 0 0 0 0 0

Geschatte budgetflexibiliteit

juridisch verplicht 100%
bestuurlijk gebonden 0%
beleidsmatig gereserveerd 0%
nog niet ingevuld / vrij te besteden 0%

De uitgaven op artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang zijn voor 100% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Hieronder volgt een toelichting per financieel instrument.

Inkomensoverdrachten

De Inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Subsidies

De subsidies zijn totaal voor 95% juridisch verplicht. Iedere vijf jaar bezien we opnieuw of de subsidies worden voortgezet. De post overige subsidies is voor 88% verplicht en is bestemd voor de afrekening van lopende verplichtingen en geplande subsidies voor integratie en inburgering in 2024.

Opdrachten

De opdrachtenbudgetten zijn voor 100% juridisch verplicht. De middelen voor opdrachten zijn voor het onderdeel Remigratie geheel juridisch verplicht. De overige middelen zijn benodigd om noodzakelijke uitgaven te doen in het kader van de inburgeringsexamens, het beheer van het examen- en leenstelsel, de informatievoorziening inburgering, onderzoeken, methodiekontwikkeling en communicatieve activiteiten in het kader van integratie en inburgering.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan ZBO's is bedoeld voor de uitvoering van de voorinburgering door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en is daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdrage aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) ten behoeve van het beheer van het examenstelsel en de uitvoering van het leenstelsel is gebaseerd op gemaakte afspraken en daarmee 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan medeoverheden

De taken en verantwoordelijkheden door gemeenten zijn vastgelegd in de inburgeringswet. De specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van inburgeringsvoorzieningen in het nieuwe stelsel is onderdeel van de nieuwe Wet inburgering 2021. Daarnaast zijn er uitkeringen aan gemeenten vanwege de Onderwijsroute. Daarmee zijn deze uitgaven 100% juridisch verplicht.

Leningen

Dit budget vloeit voort uit de Wet inburgering 2013 en de Wet inburgering 2021 en is daarmee 100% juridisch verplicht.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het integratiebeleid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit en heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke indicatoren hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs de hogere vormen (havo en vwo) volgt.

De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school-) jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie11 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren integratie.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking12 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: Aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Een remigratievoorziening is een maandelijkse uitkering op grond van de Remigratiewet met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering. Deze uitkering geldt voor personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben omdat zij in een uitzichtloze en afhankelijke situatie (uitkering) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om voor een dergelijke uitkering in aanmerking te komen gelden criteria zoals leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland. Met de wijziging van de Remigratiewet per 1 juli 2014 zijn de criteria om in aanmerking te komen voor een remigratievoorziening aangescherpt. Per 1 januari 2025 vervalt de mogelijkheid om een beroep te doen op een remigratievoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De budgettaire ontwikkeling is gebaseerd op ramingen van de SVB.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)2 13 13 12
  1. Bron: SVB, administratie.
  2. Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

De post subsidies bestaat uit de jaarlijkse subsidies voor het Kennisplatform Inclusief Samenleven, de steunfunctie helpdesk Vluchtelingenwerk en activiteiten in het kader van de vroege integratie en participatie van statushouders en kansrijke asielzoekers. In 2024 is het budget hoger vanwege het onderdeel Ondersteuning Werkgevers uit het Plan van Aanpak 'Statushouders aan het Werk'.

Opdrachten

Uit dit budget worden projecten bekostigd op het terrein van inburgering en integratie. Voorbeelden zijn ontwikkeling, onderhoud en vernieuwing van inburgeringsexamens, onderzoek en methodiekontwikkeling in het kader van de werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt (VIA). Daarnaast training en voorlichting op het terrein van integratieonderwerpen (zoals weerbare samenleving en sociale stabiliteit, tegengaan van sociale spanningen binnen een sociaal diverse samenleving). In 2024 is het budget hoger dan in 2023. Dit is een gevolg van beschikbaar budget ten behoeve van ondersteuning ketenregie Inburgering. Daarnaast is dit een gevolg van de Impuls Startbanen uit het 'Plan van Aanpak Statushouders aan het werk'.

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO ontvangen 281 31 31
waarvan Wi2013 6 0,5 0
waarvan Wi2021 22 30,5 31
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA 8,72 24 23
Inburgeraars die een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat behalen3 124 18 18
Afgesloten Plannen Inburgering en Participatie (PIP)5 9 43 32
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten6 5,61 0,8 0,2
  1. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.
  2. Bron: COA, voortgangsrapportages.
  3. Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2. De cijfers zijn exclusief vrijwillige inburgeraars. Onder de Wi2021 kan aan de inburgeringsplicht voldaan worden door het behalen van het inburgeringsexamen, maar ook door het behalen van een inburgeringscertificaat na afronding van de Z-route.
  4. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering. Het gaat hier alleen om diploma's.
  5. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering. Dit gaat alleen over de Wi2021.
  6. Dit betreft enkel de Wi2013. Voor de Wi2021 wordt een andere financieringssystematiek gehanteerd.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het Ministerie van SZW verstrekt het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) jaarlijks een bijdrage voor de voorinburgering van asielmigranten in de AZC's. Het budget voor 2024 is gebaseerd op de Meerjarige Productie-prognose van het Ministerie van J&V.

Bijdrage aan agentschappen

Als onderdeel van de inburgeringsketen voert de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) op grond van de Wi2013 en Wi2021 belangrijke taken uit. Voorbeelden hiervan zijn het handhaven van de inburgeringsplicht, het verstrekken van leningen en het organiseren van examens. DUO ontvangt hiervoor een bijdrage van het Ministerie van SZW.

Bijdrage aan medeoverheden

Het Ministerie van SZW verstrekt gemeenten via een Decentralisatie Uitkering (DU) financiële middelen voor het verlenen van maatschappelijke begeleiding aan inburgeringsplichtige vergunninghouders die zich in een gemeente vestigen. Voor de Wi 2013 gaat het naar verwachting om een bedrag van € 1,9 miljoen. Voor vergunninghouders die na inwerkingtreding van de nieuwe Wet inburgering de inburgeringsplicht krijgen opgelegd, is de financiële bijdrage voor maatschappelijke begeleiding onderdeel van de specifieke uitkering (SPUK) voor inburgeringsvoorzieningen.

De SPUK voor inburgeringsvoorzieningen wordt aan gemeenten verstrekt ter financiering van voorzieningen die bijdragen aan het behalen van de inburgeringsplicht. Ten opzichte van de vorige begroting is de raming naar boven bijgesteld als gevolg van een hogere volumeprognose en een aanpassing voor de loon- en prijsontwikkeling.

De SPUK onderwijsroute is bedoeld als tijdelijke aanvulling op de reguliere SPUK voor inburgeringsvoorzieningen. Hiermee kunnen gemeenten de komende jaren de onderwijsroute aanbieden. In 2024 gaat het om € 15,9 miljoen.

Leningen

Het Ministerie van SZW verleent op grond van de Wet inburgering 2021 via DUO leningen aan gezins- en overige migranten met inburgeringsplicht. Deze leenmogelijkheid geldt voor gezins- en overige migranten indien zij of hun partner niet over voldoende financiële middelen beschikken. Daarnaast is de leenfaciliteit beschikbaar voor asielstatushouders die vallen onder de Wet inburgering 2013. Asielstatushouders die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen.

Het leenstelsel hanteert het draagkrachtbeginsel. Terugbetaling vindt in beginsel plaats in termijnen voor de duur van 10 jaar. Ook inburgeraars die eerst gealfabetiseerd moeten worden, kunnen van het leenstelsel gebruik maken. Vanwege het uitfaseren van de Wet inburgering 2013 is de budgettaire reeks voor leningen aflopend en resteren structureel enkel de leningen aan gezins- en overige migranten.

In 2024 neemt het budget af ten opzichte van 2023. Dit komt omdat inburgeringsplichtige asielmigranten in het nieuwe stelsel niet meer een lening afsluiten bij DUO, maar onder verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. Dat betekent dat het leningenbudget nog uitsluitend bestemd is voor inburgeringsplichtige asielmigranten die vallen onder het oude inburgeringsstelsel en daarnaast voor gezins- en overige migranten.

Toegekende leningen
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) 9 3 2
Terugbetaalde leningen
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) 12 12 12
Kwijtgescholden leningen
Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo) 12 9 9
Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln) 86 70 70
  1. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.

Ontvangsten

De ontvangsten op dit artikel bestaan uit terugbetalingen van leningen naar aanleiding van Wi 2013 en Wi 2021. Op de leningen die terugbetaald moeten worden is het draagkrachtbeginsel van toepassing. De verwachting is daarom dat de ontvangsten beperkt zijn.

4. Niet-beleidsartikelen

4.1 Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

A. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 502.241 553.914 563.867 551.306 543.164 541.503 538.801
Uitgaven 485.945 574.111 569.903 551.941 543.441 541.262 538.560
Personele uitgaven
eigen personeel 359.236 439.205 446.849 433.733 425.432 422.243 419.325
externe inhuur 31.669 24.739 12.155 10.905 10.745 10.745 10.745
overige personele uitgaven 1.597 2.085 2.385 2.485 2.485 2.485 2.485
Materiële uitgaven
overige materiële uitgaven 15.938 21.547 19.779 20.301 20.096 20.330 20.330
ICT 17.997 21.832 25.411 22.773 23.348 24.304 24.557
bijdrage aan SSO's 59.508 64.703 63.324 61.744 61.335 61.155 61.118
Ontvangsten 78.914 90.650 91.299 91.999 90.799 90.999 88.479
Ontvangsten
Algemeen 78.914 90.650 91.299 91.999 90.799 90.999 88.479

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Personele en materiële uitgaven

De totale begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2024 € 569,9 miljoen. Hiervan heeft € 461,4 miljoen betrekking op personele uitgaven en € 108,5 miljoen op materiële uitgaven.

Vanaf 2023 zijn er middelen beschikbaar gekomen voor de uitwerking van het coalitieakkoord.

In het verloop van de uitgaven voor eigen personeel zijn de uitvoeringskosten van SZW zichtbaar voor de subsidieregelingen. In de loop van de jaren nemen deze werkzaamheden af.

Het verloop van het budget externe inhuur wordt verklaard door uitgaven ten behoeve van het noodpakket in 2022 en 2023. Het budget externe inhuur ligt in 2024 en verder op een lager niveau dan 2023. In de afgelopen jaren is het budget externe inhuur bij suppletoire begrotingen aangevuld vanuit ICT vanwege inhuur voor automatiseringsprojecten.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voor het grootste deel betrekking op de facturering door de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) van schoonmaakkosten aan de afnemers. Daarnaast zijn er ontvangsten ten behoeve van werkzaamheden van de directie Uitvoering Van Beleid voor de uitvoering van subsidieregelingen.

Rijksschoonmaakorganisatie

De RSO is in 2016 gestart met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. Vanaf 2021 zijn alle beoogde departementen aangesloten. De schoonmakers zijn in dienst van het Rijk en zijn per 2022 ondergebracht in de cao Rijk.

De ontvangsten van de RSO zijn gebaseerd op de meerjarige dienstverleningsafspraken met opdrachtgevers. Met ingang van 2022 wordt de vergoeding voor locatie- en contractmanagement als ook glasbewassing via facturering verrekend.

De nieuwe cao per 1 april 2022 leidt voor de RSO met veel medewerkers in de lage lonen tot een stijging van de loonkosten. Deze stijging zorgt voor een stijging van het tarief, waardoor de ontvangsten ook zullen stijgen en in overeenstemming zijn met de uitgaven.

Tabel 120 geeft een splitsing van de totale apparaatsbedragen in RSO en kerndepartement exclusief RSO.

Kerndepartement exclusief RSO
Uitgaven 413.416 490.523 485.115 467.153 458.653 456.474 453.772
Ontvangsten 9.621 7.167 6.616 7.316 6.116 6.316 3.796
Rijksschoonmaakorganisatie
Uitgaven 72.529 83.588 84.788 84.788 84.788 84.788 84.788
Ontvangsten 69.293 83.483 84.683 84.683 84.683 84.683 84.683

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden.

Tevredenheid medewerkers RSO 8,5 8,6 9,0

C. Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten

Totaal apparaatsuitgaven ministerie 485.945 574.111 569.903 551.941 543.441 541.262 538.560
Totaal apparaatskosten ZBO’s/RWT’s1 2.723.197 2.876.730 2.947.792 3.045.703 3.172.482 3.299.064 3.433.738
UWV (inclusief BKWI) 2.380.799 2.506.409 2.554.998 2.651.059 2.768.143 2.886.301 3.008.573
SVB 329.857 354.329 377.883 379.733 389.428 397.852 410.254
IB 12.541 15.992 14.911 14.911 14.911 14.911 14.911
  1. Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde artikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de SSO's (onder andere huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement) vallen onder de plaatsvervangend SG (pSG).

SG 44.105
pSG 157.792
RSO 84.683
SZI 49.045
Werk 39.727
Nederlandse Arbeidsinspectie 194.551
Totaal 569.903

4.2 Artikel 99 Nog onverdeeld

A. Budgettaire gevolgen

Verplichtingen 0 4.212 291.557 291.683 316.361 307.577 287.462
Uitgaven 0 4.212 291.557 291.683 316.361 307.577 287.462
waarvan apparaat 0 10.773 49.776 29.668 30.059 22.851 13.041
waarvan programma 0 ‒ 6.561 241.781 262.015 286.302 284.726 274.421
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

B. Toelichting op de financiële instrumenten

Op dit artikel staan diverse nog niet verdeelde reserveringen. De grondslag van dit artikel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden als de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Dit betreft onder andere middelen voor de bestedingsplannen armoede en schulden, arbeidsmarktinfrastructuur, beschut werk, ondersteuning jongeren en commissie Roemer. In 2023 staat er voor de programmamiddelen een negatieve stand bij het programmadeel van artikel 99. Dit komt door de ingeboekte taakstelling van € 35,5 miljoen. De verwachting is dat deze bij de Najaarsnota wordt ingevuld.

5. Departementspecifieke informatie

5.1 Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. Onderdeel daarvan zijn de door de Minister van SZW vast te stellen premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen van UWV en SVB.

5.1.1 Premiepercentages 2024

Premievaststelling

De voorgenomen premiepercentages voor 2024 zijn opgenomen in tabel 125. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven en de koopkrachtontwikkeling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) is onderdeel van het EMU-saldo van de overheid als geheel.

AOW

Het premiepercentage voor de Algemene ouderdomswet (AOW) wordt net als dit jaar vastgesteld op 17,9 procent. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie ook artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting. Uit het Ouderdomsfonds worden de uitgaven op grond van de AOW betaald. Die uitgaven bestaan zowel uit het ouderdomspensioen (de AOW-uitkering) als de inkomensondersteuning in aanvulling op het ouderdomspensioen (de IOAOW).

Anw

Het premiepercentage voor de Algemene Nabestaandenwet (Anw) wordt net als dit jaar vastgesteld op 0,1 procent.

AWf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) financiert de WW-uitkeringen van marktwerkgevers. Als gevolg van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) zijn er sinds 2020 twee premietarieven binnen het AWf: een laag tarief voor vaste dienstverbanden en een hoog tarief voor flexibele dienstverbanden. Het lage tarief wordt voor 2024 vastgesteld op 2,64 procent en het hoge tarief op 7,64 procent. Gemiddeld betalen werkgevers daarme een Awf-premie van 3,89 procent.

Ufo

Uit het uitvoeringsfonds voor de overheid worden de uitvoeringskosten van de WW voor overheidswerkgevers betaald (de uitkeringen zelf worden bij de werkgever in rekening gebracht). De Ufo-premie wordt voor 2024 gelijk gehouden op 0,68 procent.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2024 blijft met 0,5 procent ongewijzigd. De premieopslag kinderopvang wordt door werkgevers betaald door middel van een opslag op de Aof-premie.

Aof

De Aof-premie bedraagt gemiddeld 7,25 procent in 2024. Vanaf 2022 kent de Aof-premie twee verschillende tarieven: een tarief voor kleine werkgevers (tot 25 maal de gemiddelde premieplichtige loonsom) en een tarief voor grotere werkgevers. In 2024 betalen kleine werkgevers een premie van 6,18 procent en grote werkgevers een premie van 7,49 procent.

Whk

De gemiddelde premie voor de Werkhervattingskas (Whk), waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) en uitkeringen op grond van de Ziektewet worden betaald, is door UWV voor 2024 vastgesteld op 1,22 procent.

AOW Ouderdomsfonds AOW Werknemer 17,90 17,90
Anw Nabestaandenfonds Anw Werknemer 0,10 0,10
Awf-laag Algemeen Werkloosheidsfonds WW, ZW Werkgever 2,64 2,64
Awf-hoog Algemeen Werkloosheidsfonds WW, ZW Werkgever 7,64 7,64
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid WW, ZW, WGA overheid Werkgever 0,68 0,68
Aof-laag Arbeidsongeschiktheidsfonds WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW Werkgever 5,82 6,18
Aof-hoog Arbeidsongeschiktheidsfonds WGA, IVA, WAO, WAZ, WAZO, ZW Werkgever 7,11 7,49
Aof Uniforme opslag kinderopvang Kinderopvang Werkgever 0,50 0,50
Whk Werkhervattingskas (rekenpremie) WGA, ZW Werkgever 1,53 1,22

5.1.2 Sociale fondsen

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden uit de sociale fondsen betaald. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2023 en 2024, de verwachte ontwikkeling van de premiegrondslagen en de uitkeringslasten zijn de uitgaven en ontvangsten van de sociale fondsen geraamd in tabel 126 en 127. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen vanuit het Rijk en de onderlinge betalingen tussen de sociale fondsen onderling. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor sociale fondsen van SZW negatief, omdat uit enkele van deze fondsen ook premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen worden de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) en de werkloosheidsfondsen (AWf en Ufo) samen weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de inkomsten en de uitgaven. Dit saldo is zowel in 2023 als in 2024 positief, er zijn dus meer inkomsten dan uitgaven. In 2023 is het saldo voor alle fondsen samen naar verwachting € 5,6 miljard positief en in 2024 bijna € 10 miljard. Dit positieve saldo wordt met name veroorzaakt door de WW fondsen en de arbeidsongeschiktheidsfondsen. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo van de overheid.

Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is negatief doordat de rijksbijdrage op nul is vastgesteld. Hierdoor wordt het vermogensoverschot in het Anw-fonds langzaam teruggebracht (zie ook tabel 128).

Premies 25.051 170 22.907 9.487 57.615
Bijdragen van het Rijk 20.346 0 90 100 20.536
Ontvangen onderlinge betalingen 0 0 1.568 479 2.047
Saldo Interest ‒ 6 8 122 59 183
Totaal Ontvangsten 45.390 178 24.687 10.125 80.381
Uitkeringen/ Verstrekkingen 48.000 332 16.848 3.523 68.703
Uitvoeringskosten 152 12 1.168 608 1.940
Betaalde onderlinge betalingen 601 21 2.652 860 4.133
Totaal Uitgaven 48.753 365 20.668 4.991 74.776
Exploitatiesaldo ‒ 3.363 ‒ 186 4.019 5.135 5.605
Premies 25.210 173 25.120 10.096 60.599
Bijdragen van het Rijk 27.802 0 90 95 27.988
Ontvangen onderlinge betalingen 0 0 1.786 542 2.327
Saldo Interest ‒ 24 6 173 107 262
Totaal Ontvangsten 52.989 180 27.169 10.839 91.177
Uitkeringen/ Verstrekkingen 52.172 346 18.222 4.222 74.961
Uitvoeringskosten 163 12 1.125 760 2.060
Betaalde onderlinge betalingen 654 21 2.910 863 4.448
Totaal Uitgaven 52.989 379 22.257 5.844 81.469
Exploitatiesaldo 0 ‒ 199 4.912 4.995 9.707

In tabel 128 wordt voor de jaren 2023 en 2024 de verwachte vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met het normvermogen (het bedrag dat een fonds nodig heeft om alle openstaande verplichtingen af te kunnen wikkelen). De middelen van de fondsen worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk, en daarover ontvangen de fondsen ook rente. Als het vermogen van een fonds negatief is, dan leent het fonds feitelijk bij het Rijk en wordt er door het fonds rente betaald.

Het vermogensoverschot van de fondsen stijgt naar verwachting in 2024 naar iets meer dan € 42 miljard. Dat opgebouwde vermogen komt vooral doordat de arbeidsongeschiktheidsfondsen al jaren een positief exploitatiesaldo hebben. Bij de werkloosheidsfonds is het exploitatiesaldo ook al jaren positief, maar daar was tot 2023 nog sprake van een vermogenstekort. Zoals hierboven beschreven daalt het vermogen in het Anw-fonds doordat de rijksbijdrage op nul is gesteld. Dankzij de jaarlijkse rijksbijdragen aan het tekort van het Ouderdomsfonds blijft de vermogenspositie van het Ouderdomsfonds door de jaren heen neutraal, al kunnen er in individuele jaren beperkte tekorten of overschotten zijn.

Feitelijk vermogen Normvermogen Vermogens-overschot Feitelijk vermogen Normvermogen Vermogens-overschot
Ouderdomsfonds 2.767 1.272 1.495 1.382 1.382 0
Anw-fonds 2.625 46 2.579 2.424 48 2.376
Arbeidsongeschiktheidsfondsen 29.472 826 28.646 34.511 895 33.617
WW-fondsen 3.730 1.879 1.851 8.361 1.880 6.482
Totaal sociale fondsen 38.595 4.023 34.571 46.679 4.205 42.474

5.2 Koopkracht en specifieke inkomensaspecten

5.2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de koopkracht zich naar verwachting ontwikkelt in 2024 en welke beleidsmatige veranderingen daarop van invloed zijn.

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid maakt koopkrachtramingen om de effecten van voorgenomen beleid in beeld te brengen (met inbegrip van de algemene economische ontwikkeling, zoals lonen, prijzen, et cetera). Koopkracht geeft in algemene zin aan hoe het besteedbaar inkomen van huishoudens zich ontwikkelt. Dat is het inkomen dat huishoudens nog kunnen uitgeven na het betalen van belastingen en premies en het ontvangen van toeslagen. De plaatjes zeggen iets over de verandering van de koopkracht ten opzichte van vorig jaar, gecorrigeerd voor verandering in het prijsniveau. Als de koopkracht gedurende een jaar niet verandert, betekent het dat een huishouden in staat is het bestedingspatroon van het voorgaande jaar te handhaven.

De ramingen geven uitsluitend een beeld van de koopkracht wanneer er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van huishoudens (ook wel statische koopkracht genoemd). Hierdoor worden de verdelingseffecten van beleid zichtbaar. Statische koopkrachtplaatjes zijn dan ook primair bedoeld om de effecten van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen in beeld te brengen, bij een gegeven macro-economische ontwikkeling. Koopkrachtplaatjes zijn minder geschikt om de daadwerkelijke veranderingen in de portemonnee van individuele huishoudens te voorspellen. Ze onderschatten de verschillen tussen huishoudens flink, omdat veranderingen in het persoonlijk leven niet worden meegenomen. In werkelijkheid kan iemand echter werkloos worden of meer geld gaan verdienen, gaan samenwonen of scheiden of ineens voor een eenmalige uitgave staan: allemaal factoren die voor een huishouden vaak een stuk meer invloed hebben op het feitelijke niveau van het besteedbaar inkomen dan het beleid van het kabinet.

Bij de demissionaire status van het kabinet past terughoudendheid in de koopkrachtmaatregelen voor 2024. Tegelijkertijd spelen er brede maatschappelijke opgaven in lijn met de motie Marijnissen/Van der Plas13 die het demissionaire kabinet verzoekt om te voorkomen dat de armoede toeneemt door de val van het kabinet en de motie Van Apeldoorn14 die uitspreekt dat het demissionaire kabinet vasthoudt aan het doel om kinderarmoede te halveren per 2025 en in de Miljoenennota maatregelen neemt om kinderarmoede te doen dalen. Het kabinet heeft besloten een gericht koopkrachtpakket voor 2024 te treffen om de evenwichtigheid van de koopkracht te bevorderen en te voorkomen dat de armoede onder personen en kinderen oploopt.

In dit hoofdstuk wordt de verwachte koopkrachtontwikkeling voor 2024 toegelicht. De externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden (conjunctuur) worden beschreven in paragraaf 5.2.2. Vervolgens wordt in paragraaf 5.2.3 ingegaan op de belangrijkste beleidswijzigingen die het koopkrachtbeeld beïnvloeden. In paragraaf 5.2.4 wordt de koopkracht­ontwikkeling in 2024 weergegeven voor verschillende uitsplitsingen van huishoudens (naar inkomen, inkomensbron, huishoudtype en gezinssamenstelling) met speciale aandacht voor grote gezinnen. Paragraaf 5.2.5 presenteert de armoedecijfers en in paragraaf 5.2.6 wordt de koopkrachtontwikkeling weergegeven voor een aantal gestileerde voorbeeldhuishoudens. In paragraaf 5.2.7 wordt gekeken naar de representativiteit van deze gestileerde voorbeeldhuishoudens. In paragraaf 5.2.8 wordt het bereik en de beschikbaarheid van kindregelingen voor verschillende huishoud­situaties in beeld gebracht. Paragraaf 5.2.9 gaat in op de ontwikkeling van financiële prikkels bij werkaanvaarding. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderingen in marginale en gemiddelde druk als gevolg van kabinetsmaatregelen. Een uitgebreidere lijst met maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken en een nadere toelichting, is te vinden in paragraaf 5.2.10. De hier gepresenteerde effecten en maatregelen hebben alleen betrekking op Europees Nederland. Paragraaf 5.2.11 bevat een overzicht van de maatregelen die de inkomens op Caribisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) raken.

5.2.2 Externe factoren die het koopkrachtbeeld beïnvloeden

De belangrijke algemene ontwikkelingen die leiden tot het koopkrachtbeeld in 2024 zijn:

  1. Een gemiddelde contractloonstijging van 5,4% in de markt;
  2. De stijging van het brutominimumloon met 6,8%. Door de koppeling werkt dit ook door naar uitkeringen;
  3. Stijging van de consumentenprijzen met 3,6%15;
  4. Een tabelcorrectiefactor van 9,9%;
  5. De dalende gemiddelde pensioenpremie voor werknemers van 8,1% naar 8,0%;
  6. De aanvullende pensioenen worden gemiddeld genomen met 2,1% geïndexeerd;
  7. Een toename van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.650 naar € 1.792.16

5.2.3 Belangrijkste beleidsmatige mutaties

Voor 2024 heeft het kabinet in lijn met de moties Marijnissen/Van der Plas en Van Apeldoorn een koopkrachtpakket samengesteld passend bij de demissionaire status van het kabinet. De koopkrachtmaatregelen hebben als uitgangspunt om de evenwichtigheid in het beeld te bevorderen en te voorkomen dat de armoede toeneemt. Naast de externe factoren en los van reguliere indexaties zijn de belangrijkste wijzigingen die het koopkracht­beeld beïnvloeden:

  1. De structurele verhoging van het kindgebonden budget met € 619 voor het eerste kind en € 752 voor het tweede kind en verder. De bedragen voor kinderen tussen 12 en 17 jaar worden extra verhoogd met € 400. De alleenstaande-ouderkop wordt met € 750 verlaagd.17Het afbouwpunt voor paren wordt verlaagd met € 11.111;
  2. De structurele verhoging van de huurtoeslag met € 416 ten opzichte van het basispad 2024;
  3. De structurele verhoging van de arbeidskorting op het tweede knikpunt met € 115 tot circa € 5.200;
  4. Een envelop voor het inkomensverbeterend beleid voor huishoudens in Caribisch Nederland;
  5. Het indexeren van het aanvangspunt in het toptarief18 in de inkomstenbelasting met 3,55% in plaats van 9,9%;
  6. Het indexeren van het aanvangspunt van de tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd in de inkomstenbelasting met 3,55% in plaats van 9,9%;
  7. Het introduceren van een minimumuurloon per 2024;
  8. Het verlagen van de zelfstandigenaftrek met € 1.280 tot € 3.750;
  9. Het verlagen van de MKB-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%.

5.2.4 Algemeen koopkrachtbeeld (boxplottabel en puntenwolk)

De veranderingen in de koopkracht worden berekend met een microsimulatiemodel op basis van een representatieve steekproef van ongeveer 100.000 huishoudens. Samen vormen zij een betrouwbare afspiegeling van alle huishoudens in Nederland. In de berekeningen worden alle verschillende componenten van het inkomen (uit arbeid, onderneming, uitkeringen, toeslagen, pensioen, inkomen uit vermogen en eigen woning, aanmerkelijk belang en eventueel ontvangen alimentatie) meegenomen.19

De complexe realiteit, en ook die van de regelgeving, zorgt ervoor dat effecten van conjunctuur en beleid niet voor alle huishoudens hetzelfde uitvallen. Dat wordt duidelijk uit de boxplottabel (figuur 8) en de puntenwolk (figuur 9). De boxplottabel20 toont onder meer de mediane statische koopkrachtontwikkeling voor de verschillende huishoudgroepen. De mediaan laat het middelste huishouden zien in een naar koopkracht­ontwikkeling gerangschikte verdeling. Dat wil zeggen dat de helft van de huishoudens een lagere koopkrachtontwikkeling heeft en de helft een hogere. De boxplottabel laat ook duidelijk de spreiding van de koopkracht­ontwikkeling zien binnen de verschillende groepen: het dikke blauwe balkje om elke mediaan heen omvat de koopkrachtontwikkeling voor de helft van de huishoudens. De andere helft van de huishoudens heeft een koop­krachtontwikkeling die hierbuiten valt. Dit zijn de twee staarten van de boxplot. Het uiteinde van de staarten laten de laagste en de hoogste koopkrachtontwikkeling zien voor elke groep. Ten slotte wordt de verwachte koopkracht­ontwikkeling van het eerste en derde kwart (de 50% rond de mediaan) weergegeven om hiermee de spreiding van de verwachte koopkrachtontwikkeling beter inzichtelijk te maken. De mediane koop­krachtontwikkeling voor 2024 komt uit op 1,7%. Er is echter sprake van spreiding achter dit getal. De inschatting is dat de statische koopkrachtontwikkeling voor de helft van de Nederlandse huishoudens tussen 0,8% en 2,6% komt te liggen.

Bij de koopkrachtbesluitvorming van afgelopen jaar (augustus 2022) was inflatie-ongelijkheid een belangrijk thema. Lagere inkomens besteden een groter deel van hun inkomen aan energie en werden dus harder geraakt door de stijging van de energieprijzen. Volgens de cijfers van het CBS over de bestedingsverdeling van huishoudens besteden de laagste inkomens meer dan 40% van hun inkomens aan huisvesting, water en energie, waar dat bij de hoogste inkomens slechts rond de 25% zit. Zo’n groot verschil tussen inkomensgroepen zie je bij andere categorieën, zoals voedingsmiddelen (11% ten opzichte van 10%) niet.

Inmiddels spelen de energieprijzen een minder belangrijke rol in de inflatie als een jaar geleden. De inflatie is immers verbreed naar bijna alle producten en diensten. De inflatie-ongelijkheid is daarom nu kleiner en er hoeven geen additionele voorbehouden gemaakt te worden bij het interpreteren van de reguliere koopkrachtplaatjes.

Figuur 8 Boxplot verwachte koopkrachtontwikkeling 2024

De puntenwolk (figuur 9) laat zien waar de concentratie van koopkrachteffecten zit en hoe groot de spreiding (statisch) is. In de puntenwolk betreft iedere punt een huishouden uit de steekproef.

Figuur 9 Puntenwolk koopkrachtontwikkeling 2024 (statische koopkrachteffecten huishoudens naar bruto huishoudinkomen inclusief speciale effecten).

5.2.5 Armoede

Naar aanleiding van de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden wordt de ontwikkeling van het aantal personen en kinderen in armoede in beeld gebracht. In deze berekeningen (zie tabel 129) wordt het aantal personen en kinderen onder de armoedegrens in beeld gebracht op basis van het niet-veel-maar-toereikendbudget van het SCP. Door het vervallen van de tijdelijke maatregelen na 2023, raamde het CPB dat de armoede zou oplopen in 2024 zonder kabinetsbeleid. Als gevolg van de koopkrachtmaatregelen blijft het aantal personen onder de armoedegrens in de raming gelijk in 2024 ten opzichte van 2023. Het aantal kinderen onder de armoedegrens daalt in 2024 en opzichte van 2023.21 Dit is het gevolg van het beleidspakket dat is gericht op vergroten van bestaanszekerheid. De verhoging van het kindgebonden budget uit dit pakket ondersteunt grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen.

Personen (% onder armoedegrens) 4,7% 4,8% 4,8%
Kinderen (% onder armoedegrens) 6,7% 6,2% 5,1%

5.2.6 Koopkrachtontwikkeling voorbeeldhuishoudens

We berekenen in Nederland al 50 jaar koopkrachtplaatjes. De eerste jaren werd één voorbeeldhuishouden doorgerekend: Jan Modaal. In de loop der tijd is deze set uitgebreid. De voorbeeldhuishoudens zijn versimpelde voorbeelden van herkenbare huishoudtypen die eenvoudig te interpreteren en makkelijker na te rekenen zijn. Weinig huishoudens voldoen precies aan de definitie, maar het gaat erom dat de voorbeeldhuishoudens representatief zijn voor veel soortgelijke huishoudens met een vergelijkbare koopkrachtontwikkeling. Om die reden worden ook alleen generieke (inkomens)regelingen meegenomen waarop in principe alle vergelijkbare huishoudens aanspraak kunnen maken, zoals de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Specifieke inkomensbestanddelen, zoals de kinderopvangtoeslag, fiscale aftrekposten zoals de hypotheekrenteaftrek, en inkomen uit vermogen blijven in de voorbeeldhuishoudens buiten beeld. Bij de voorbeeldhuishoudens is eenmalig een aanvulling gemaakt met de huurtoeslag.

Daarmee doen de voorbeeldhuishoudens minder recht aan de complexe realiteit, zoals de steekproef van echt bestaande huishoudens dat doet. Anderzijds maakt juist de versimpeling dat de voorbeeldberekeningen makkelijk verifieerbaar zijn en daarom voor de meeste mensen goed toe te passen. Daarnaast geeft de eerder gepresenteerde boxplottabel (figuur 8) geen zicht op specifieke groepen zoals mensen in de bijstand, minimumloonverdieners, AOW’ers zonder aanvullend pensioen of alleenstaande ouders. Die groepen maken weliswaar een klein aandeel uit van de totale bevolking, maar beleidsmatig zijn ze wel relevant. SZW presenteert daarom de voorbeeldhuishoudens naast de koopkrachtontwikkeling op basis van een representatieve steekproef. Deze wordt weergegeven in tabel 130. Voor huishoudens met kinderen wordt in de berekeningen uitgegaan van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud. De volgende paragraaf gaat in op de verkenning naar de representativiteit van de voorbeeldhuishoudens. Daarnaast wordt in paragraaf 5.2.8 een nadere beschouwing van de ontwikkelingen van de kinderbijslag en het kindgebonden budget gegeven om de besteedbare inkomens(ontwikkeling) van grote gezinnen goed in kaart te brengen.

In voorgaande jaren werd de huurtoeslag niet meegenomen in de voorbeeldhuishoudens omdat het een specifiek inkomensbestanddeel betreft. Omdat het kabinet echter de maximale huurtoeslag in 2024 verhoogt met maximaal € 416 geeft dat geen volledig beeld en worden hieronder de voorbeeldhuishoudens inzichtelijk gemaakt zowel zonder als met huurtoeslag.

Actieven: 2024 zonder huurtoeslag 2024 met huurtoeslag
Alleenverdiener met kinderen
modaal 4,1% 5,1%
2 x modaal 3,0% 3,0%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen 3,5% 3,5%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen 2,0% 2,0%
2½ x modaal + modaal met kinderen 2,0% 2,0%
modaal + modaal zonder kinderen 2,7% 2,7%
2 x modaal + modaal zonder kinderen 2,1% 2,1%
Alleenstaande
minimumloon 2,7% 5,0%
modaal 2,7% 2,7%
2 x modaal 1,7% 1,7%
Alleenstaande ouder
minimumloon 3,8% 4,8%
modaal 4,7% 5,7%
Inactieven:
Sociale minima
paar met kinderen 3,5% 4,5%
alleenstaande ‒ 4,6% ‒ 0,4%
alleenstaande ouder 1,0% 2,7%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW ‒ 3,2% ‒ 0,3%
AOW + € 10.000 1,1% 3,9%
AOW (paar)
(alleen) AOW ‒ 1,7% 0,2%
AOW + € 10.000 1,4% 3,3%
AOW + € 30.000 1,8% 1,8%

5.2.7 Representativiteit voorbeeldhuishoudens

Wat representatief is, verandert continu door bijvoorbeeld maatschappelijke trends. Zo is de arbeidsparticipatie van vrouwen de afgelopen decennia sterk toegenomen. Als gevolg hebben in de afgelopen decennia tweeverdienende huishoudens aan belang gewonnen ten koste van het traditionele kostwinnersmodel. Dat heeft gevolgen voor de representativiteit van de voorbeeldhuishoudens.

Om die reden is er een verkenning gedaan naar de representativiteit van de voorbeeldhuishoudens. Op basis van een steekproef (Inkomenspanelonderzoek22(IPO)) voor het jaar 2018 delen we huishoudens in. In het IPO worden de daadwerkelijke inkomens- en bevolkingsgegevens van ongeveer 100 duizend huishoudens verzameld. Deze steekproef is representatief voor de circa 8 miljoen huishoudens die Nederland telt. Om de omvang van groepen te berekenen moeten alle ‘echte’ huishoudens in het IPO worden ingedeeld naar de gestileerde voorbeeldhuishoudens. Dat is niet alleen voor de twintig opgenomen groepen gedaan, maar ook voor de groepen die de selectie niet gehaald hebben.

Deze paragraaf gaat in op de groepen voorbeeldhuishoudens. Van de huishoudens met inkomen uit loondienst maken alleenverdieners (paar met kostwinner) ongeveer 6% uit, tweeverdieners ongeveer 56% en alleenstaanden ongeveer 39%.23De alleenverdieners worden gerepresenteerd door twee voorbeeldhuishoudens: beide met minderjarige kinderen en modaal of tweemaal modaal inkomen. Gezien de aandacht voor gezinnen ligt dit voor de hand. Bijna twee derde van de tweeverdieners met minderjarige kinderen is gerepresenteerd door een voorbeeldhuishouden op basis van huishoudinkomen. Bij tweeverdieners zonder kinderen is dat ongeveer een derde. Ook bij de alleenstaanden en de alleenstaande ouders liggen de huidige voorbeeldhuishoudens voor de hand, gezien de spreiding van inkomens en koopkrachtontwikkeling.

Bij de uitkeringsgerechtigde huishoudens ligt het voor de hand om de drie bestaande voorbeeldhuishoudens te handhaven. De voorbeeldhuishoudens voor de uitkeringsgerechtigden bestaan uit 3 huishoudens op het niveau van het sociaal minimum (paar met kinderen, alleenstaande en alleenstaande ouder). Tegelijkertijd maken huishoudens met een bijstandsuitkering ongeveer 47% van de uitkeringsgerechtigde huishoudens uit. Het overige deel (circa 53%) bestaat uit huishoudens met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of werkloosheidsuitkering. De hoogtes van deze uitkeringen zijn echter afhankelijk van het laatst verdiende loon. Dat zorgt voor diverse inkomens bij deze huishoudens. Ook is een werkloosheidsuitkering tijdelijk, omdat de duur begrensd is. Als gevolg ligt een bepaald voorbeeldhuishouden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering of werkloosheidsuitkering niet voor de hand.

Ook bij gepensioneerde huishoudens ligt het voor de hand om de bestaande voorbeeldhuishoudens te handhaven. De gepensioneerde voorbeeldhuishoudens bestaand uit alleenstaande gepensioneerden en drie gepensioneerde paren met verschillende inkomensniveaus. Gepensioneerde huishoudens zijn onderling goed vergelijkbaar vanwege de AOW. Bij hogere aanvullende pensioenen kennen gepensioneerde paren bovendien een vergelijkbaar koopkrachtontwikkeling.

Zoals toegezegd in antwoorden op diverse Kamervragen24 is in het bijzonder bezien of gezinnen met drie of meer kinderen toegevoegd moeten worden op basis van representativiteit en vergelijkbaarheid. Voor de voorbeeldhuishoudens met kinderen worden twee kinderen tussen 6 en 11 jaar aangenomen. Gezinnen kunnen echter 1 kind of juist meer dan twee kinderen hebben.

Omdat koopkrachtplaatjes afhankelijk zijn van de besteedbare inkomens van huishoudens en niet van hun huishouduitgaven, verschillen huishoudens met verschillende kinderaantallen in hun besteedbaar inkomen alleen door kindafhankelijke regelingen bij een gegeven inkomen. De kindafhankelijke regelingen zijn de kinderbijslag en het kindgebondenbudget (WKB). De hoogte van de kinderbijslag is vooral afhankelijk van het aantal kinderen en hun leeftijd. Ook de WKB is naast huishoudinkomen van beide afhankelijk. Tweeverdieners of werkende alleenstaande ouders krijgen daarnaast momenteel de Inkomensafhankelijke Combinatiekorting (IACK). Deze wordt toegepast als het gezin een kind jonger dan 12 jaar bevat op het peilmoment. Het is voor de hoogte van de IACK niet relevant of een gezin uit eén of bijvoorbeeld vier kinderen telt.

De voorbeeldhuishoudens tonen de koopkrachtontwikkeling (jaar-op-jaar ontwikkeling van het besteedbare inkomen). Zowel de hoogte van de inkomens als de (noodzakelijke) huishouduitgaven spelen dus geen rol bij de voorbeeldhuishoudens. Tegelijkertijd heeft het Nibud voor de Commissie sociaal minimum inzichtelijk gemaakt hoeveel sociale minima met één, twee en drie kinderen tekortkomen. Hiervoor is het inkomensniveau relevanter en de jaarlijkse koopkrachtontwikkeling, getoond in de tabel met de voorbeeldhuishoudens, minder relevant.

Waar in werkelijkheid een derde van de Nederlandse huishoudens inwonende kinderen heeft, hebben25 daarnaast 9 van de huidige 20 voorbeeldhuishoudens kinderen. Dat illustreert de diversiteit tussen deze voorbeeldhuishoudens. Zij verschillen in inkomenshoogte, arbeidsmarktstatus (werkend of uitkeringsgerechtigd) en huishoudsamenstelling (alleenstaand of paar). Ook grotere gezinnen hebben te maken met deze diversiteit. Een groot gezin kan immers een alleenstaande ouder of een paar zijn, die moet rondkomen op het sociaal minimum. Het kan aan de andere kant ook gaan om een tweeverdienend huishouden met een inkomen van drie maal modaal. Voor een goede inkijk op de koopkrachtontwikkeling van een groot gezin zullen daarom ook weer 9 voorbeeldhuishoudens nodig zijn. Er worden immers aannames gedaan over de inkomenshoogtes, arbeidsmarktstatus, huishoudsamenstelling en leeftijd van de kinderen in het huishouden. Dat zou betekenen dat er 29 voorbeeldhuishoudens in de tabel worden opgenomen. Tegelijkertijd hebben slechts 22 duizend van de 103 duizend alleenverdieners in loondienst met minderjarige thuiswonende kinderen 3 of meer kinderen en 150 duizend van de 1,1 miljoen tweeverdieners in loondienst met thuiswonende minderjarige kinderen 3 of meer kinderen. 

De koopkrachtontwikkeling van grote gezinnen lijkt sterk op gezinnen met minder kinderen en dezelfde huishoudsamenstelling en inkomenshoogte. Het verschil tussen een gezin met één kind en vier kinderen zit enkel in de hoogte van de kinderbijslag en de WKB. De volgende paragraaf gaat daarom nader op deze kindregelingen in.

5.2.8 Kindregelingen in beeld

In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het bereik en de beschikbaarheid van kindregelingen voor verschillende huishoudsamenstellingen om invulling te geven aan de motie Palland/Stoffer.26De kinderbijslag en het kindgebonden budget zijn de afgelopen jaren fors verhoogd. In 2020 werd de afbouwgrens verhoogd om paren met kinderen te ondersteunen. Het kabinet heeft voor 2023 het kindgebonden budget verhoogd als onderdeel van het koopkrachtpakket vanwege de hoge inflatie en stijgende energieprijzen. Ook voor 2024 treft het kabinet maatregelen in het kindgebonden budget om de kinderarmoede in 2024 te laten dalen.

Maatregelen kindgebonden budget per 2024

De aanpassingen in het kindgebonden budget voor 2024 richten zich vooral op grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen. Dit komt door de beleidsmatige verhoging van het kindgebonden budget met € 619 voor het eerste kind en de verhoging van € 752 voor het tweede kind en verder. Hierdoor worden de maximale kindbedragen voor alle kinderen vanaf 2024 gelijk. Dit contrasteert sterk met de situatie in 2019. Toen was het bedrag voor het derde kind en later € 292 per kind, terwijl het bedrag voor het eerste kind € 1.166 en voor het tweede kind € 989 was.

Huishoudens met oudere kinderen (vanaf 12 jaar) ontvangen daarnaast vanaf 2024 € 400 extra per kind. Ook wordt de alleenstaande-ouderkop met € 750 verlaagd en de inkomensdrempel voor paren met € 11.111 verlaagd, wat wegvalt tegen de verhoging van het eerste kindbedrag voor alleenstaande ouders en paren met één kind tot 12 jaar. De maatregelen pakken daarom positief uit voor gezinnen met meer dan één kind of één kind vanaf 12 jaar oud, voor overige gezinnen vallen de maatregelen neutraal uit.

Ten opzichte van 2023 stijgt het kindgebonden budget voor iedere ontvanger in 2024, dit wordt weergegeven in tabel 131. Ter illustratie: een alleenstaande ouder met 4 kinderen kan maximaal circa € 17.000 ontvangen aan kindgebonden budget in 2024. In 2023 was dit nog circa € 12.000.27De verhoging van het kindgebonden budget draagt in grote mate bij aan de verlaging van de kinderarmoede in 2024 ten opzichte van 2023 (5,1% ten opzichte van 6,2%).

1e kindbedrag € 1.166 € 1.653 € 2.436
2e kindbedrag en verder € 989 (2e kind) en € 292 (3e kind en verder) € 1.532 € 2.436
Opslag 12- t/m 15-jarige kinderen € 239 € 267 € 694
Opslag 16- en 17-jarige kinderen € 427 € 476 € 924
Alleenstaande- ouderkop € 3.139 € 3.848 € 3.480
Afbouwgrens alleenstaanden € 20.941 € 25.070 € 26.819
Afbouwgrens paren € 20.941 € 43.397 € 35.849

Bereik en ontwikkeling kindregelingen (kinderbijslag en kindgebonden budget)

Om een overzicht te geven van het bereik en de ontwikkeling van de kindregelingen voor gezinnen met één, twee, drie en vier kinderen moeten er aannames worden gedaan over de leeftijd van de kinderen, dit wordt weergegeven in tabel 132. Tabel 133 en 134 geven de verschillen in de maximale kindbedragen voor verschillende huishoudtypes weer evenals de ontwikkeling over tijd.

Ter illustratie: Een alleenstaande ouder met 4 kinderen en een inkomen op het minimumloon ontvangt circa € 20.500 per jaar aan kindregelingen (kinderbijslag en kindgebonden budget), terwijl een alleenstaande ouder met 2 kinderen (met hetzelfde inkomen) circa € 11.000 aan kindregelingen ontvangt in 2024.

Een paar met 4 kinderen en een inkomen tot circa € 35.500 ontvangt circa € 17.000 per jaar aan kindregelingen, terwijl een paar met 2 kinderen (met hetzelfde inkomen) circa € 7.500 aan kindregelingen ontvangt in 2024. Figuur 10 en 11 geven de ontwikkeling van de kindbedragen weer voor de verschillende huishoudsituaties

1 6 t/m 11
2 Tweemaal 6 t/m 11
3 Tweemaal 6 t/m 11 en eenmaal 12 t/m 15
4 Tweemaal 6 t/m 11 en eenmaal 12 t/m 15 en eenmaal 16 t/m 17
1 kind 5.379 5.453 5.537 5.670 6.791 7.215
2 kinderen 7.441 7.536 7.649 7.942 9.614 10.950
3 kinderen 9.235 9.344 10.098 10.565 12.931 15.608
4 kinderen 11.217 11.343 12.741 13.384 16.457 20.496
1 kind 2.240 2.263 2.295 2.385 2.943 3.735
2 kinderen 4.302 4.346 4.407 4.657 5.766 7.470
3 kinderen 6.096 6.154 6.856 7.280 9.083 12.128
4 kinderen 8.078 8.153 9.499 10.099 12.609 17.016

Figuur 10 Maximale hoogte van de kindregelingen (kinderbijslag en kindgebonden budget) in euro’s per jaar voor een alleenstaande in verschillende huishoudsamenstellingen

Figuur 11 Maximale hoogte van de kindregelingen (kinderbijslag en kindgebonden budget) in euro’s per jaar voor een paar in verschillende huishoudsamenstellingen

De onderstaande figuren geven het bereik van het kindgebonden budget voor de verschillende gezinssituaties in 2019 en in 2024 weer. In 2019 was het kindgebonden budget voor een alleenstaande ouder met 4 kinderen afgebouwd bij een inkomen van circa € 118.000. Door de beleidsmatige verhogingen van de kindbedragen en de alleenstaande-ouderkop in de jaren daarna is het kindgebonden budget voor dit huishouden pas afgebouwd bij een inkomen van circa € 247.000 in 2024. Voor paren met 4 kinderen was het kindgebonden budget afgebouwd bij een inkomen van circa € 72 duizend. In 2024 is dat toegenomen naar circa € 200 duizend. Ook gezinnen met middeninkomens hebben dus voordeel van het kindgebonden budget, zeker bij 4 kinderen. 

Figuur 12 Maximale hoogte en afbouw kindgebonden budget voor een alleenstaande in verschillende huishoudsamenstellingen in 2019

Figuur 13 Maximale hoogte en afbouw kindgebonden budget voor paren in verschillende huishoudsamenstellingen in 2019

Figuur 14 Maximale hoogte en afbouw kindgebonden budget voor een alleenstaande in verschillende huishoudsamenstellingen in 2024

Figuur 15 Maximale hoogte en afbouw kindgebonden budget voor paren in verschillende huishoudsamenstellingen in 2024

In tabel 135 wordt de hoogte van de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor verschillende huishoudens met twee of vier kinderen inzichtelijk gemaakt. In de voorbeeldhuishoudens worden twee kinderen aangenomen. Om de inkomensontwikkeling en -hoogte inzichtelijk te maken zijn de kinderbijslag en het kindgebonden budget voor de huishoudens met vier kinderen bekeken. Overige aspecten, zoals inkomenshoogte, arbeidsmarktstatus en huishoudsamenstelling zijn dus gelijk gehouden om de vergelijkbaarheid te vergroten.

In de tabel wordt de inkomensonafhankelijkheid van de kinderbijslag inzichtelijk. In de tabel is de kinderbijslag voor vier kinderen meer dan tweemaal hoger dan de kinderbijslag voor twee kinderen. Dit is een gevolg van de aanname van de leeftijd van kinderen. Voor oudere kinderen krijgen huishoudens meer kinderbijslag.

Het kindgebonden budget is inkomensafhankelijk, maar bereikt nu een groot deel van de gezinnen. In 2024 ontvangt een gezin met een tweemaal modaal en een half modaal inkomen (dus in totaal 2,5 modaal) en twee kinderen € 313 kindgebonden budget en met vier kinderen € 6.803 euro. In 2019 ontvingen beide gezinnen geen kindgebonden budget. Als gevolg is het kindgebonden budget ook een inkomensondersteunende regeling geworden voor grotere gezinnen met een middeninkomen en voor grotere gezinnen met een hoog inkomen. Dit is een combinatie van de verhoging van de bedragen en van de hogere inkomensgrens voor paren ten opzichte van 2019. 

Door de inkomensafhankelijkheid hebben gezinnen met een lager inkomen recht op een hoger bedrag aan kindgebonden budget. Zo neemt voor een paar met vier kinderen op het sociaal minimum het bedrag aan kindregelingen in 2024 toe met € 4.407 ten opzichte van 2023 en met € 8.938 ten opzichte van 2019. De verhoging in 2024 ten opzichte van 2023 is een voorbeeld van hoe de toename van de kindgebonden budget de kinderarmoede reduceert.

Overigens hebben andere grote gezinnen in deze periode een vergelijkbare stijging. Deze stijging is ook bij hen voor het overgrote deel een gevolg van de intensivering van het kindgebonden budget. Door de verhoging van de bedragen in de WKB en doordat het afbouwpercentage gelijk blijft in deze periode, vertaalt de stijging van de kindbedragen ook bij deze gezinnen tot een stijging met ongeveer 9 duizend euro in 2024 ten opzichte van 2019 en ongeveer 3,5 duizend euro ten opzichte van 2023. Zeker voor de periode vanaf 2019 is dat vergelijkbaar met de stijging van de eerder beschreven gezinnen op het sociale minimum.

Tabel 135 laat samenvattend zien dat tussen 2019 en 2024 vooral gezinnen met 4 kinderen een fors hoger bedrag aan kindregelingen zijn gaan ontvangen dan gezinnen met 2 kinderen. Ook ten opzichte van 2023 is het verschil dat gezinnen met 4 kinderen en gezinnen met 2 kinderen ontvangen aan kindregelingen groter geworden, met name voor sociale minima. Tegelijkertijd is het kindgebonden budget in toenemende mate toegankelijker voor de middeninkomens, zeker als het gaat om grotere gezinnen.

AKW WKB Totaal AKW WKB Totaal AKW WKB Totaal Totaal Totaal
Alleenverdieners modaal
Twee kinderen 2.147 1.259 3.406 2.581 3.185 5.766 2.598 4.467 7.065 1.299 3.659
Vier kinderen 4.673 2.509 7.182 5.617 6.992 12.609 5.654 10.957 16.611 4.002 9.429
Alleenverdieners tweemaal modaal
Twee kinderen 2.147 0 2.147 2.581 879 3.460 2.598 1.734 4.332 872 2.185
Vier kinderen 4.673 252 4.925 5.617 4.686 10.303 5.654 8.224 13.878 3.575 8.953
Tweeverdieners modaal + ½ modaal
Twee kinderen 2.147 99 2.246 2.581 2.114 4.695 2.598 3.045 5.643 948 3.397
Vier kinderen 4.673 1.349 6.022 5.617 5.921 11.538 5.654 9.535 15.189 3.651 9.167
Tweeverdieners tweemaal modaal + ½ modaal
Twee kinderen 2.147 0 2.147 2.581 0 2.581 2.598 313 2.911 330 764
Vier kinderen 4.673 0 4.673 5.617 3.347 8.964 5.654 6.803 12.457 3.493 7.784
Tweeverdieners 2,5-maal modaal + modaal
Twee kinderen 2.147 0 2.147 2.581 0 2.581 2.598 0 2.598 17 451
Vier kinderen 4.673 0 4.673 5.617 772 6.389 5.654 4.070 9.724 3.335 5.051
Alleenstaande ouder minimumloon
Twee kinderen 2.147 5.294 7.441 2.581 7.033 9.614 2.598 8.352 10.950 1.336 3.509
Vier kinderen 4.673 6.544 11.217 5.617 10.840 16.457 5.654 14.842 20.496 4.039 9.279
Alleenstaande ouder modaal
Twee kinderen 2.147 4.398 6.545 2.581 6.082 8.663 2.598 7.356 9.954 1.291 3.409
Vier kinderen 4.673 5.648 10.321 5.617 9.889 15.506 5.654 13.846 19.500 3.994 9.179
Sociaal minimum: paar
Twee kinderen 2.147 2.155 4.302 2.581 3.185 5.766 2.598 4.872 7.470 1.704 3.168
Vier kinderen 4.673 3.405 8.078 5.617 6.992 12.609 5.654 11.362 17.016 4.407 8.938
Sociaal minimum: alleenstaande ouder
Twee kinderen 2.147 5.294 7.441 2.581 7.033 9.614 2.598 8.352 10.950 1.336 3.509
Vier kinderen 4.673 6.544 11.217 5.617 10.840 16.457 5.654 14.842 20.496 4.039 9.279

Aannamen: de inkomenshoogten van bovenstaande huishoudens sluiten aan bij de inkomenshoogten van de overeenkomstige voorbeeldhuishoudens. De kinderen in de huishoudens met twee kinderen hebben een leeftijd tussen 6 en 11 jaar conform de voorbeeldhuishoudens. Twee kinderen uit de huishoudens met vier kinderen hebben een leeftijd tussen 6 en 11 jaar, een kind tussen 12 en 15 jaar oud en één kind van 16 of 17 jaar oud.

5.2.9 Financiële prikkels voor werkaanvaarding

Naast een evenwichtig inkomensbeeld streeft het kabinet een activerend arbeidsmarktbeleid na. Dat houdt onder andere in dat (meer) werken loont en niet leidt tot een armoedeval (verlies aan inkomen). Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende drempels die mensen kunnen ervaren bij het aanvaarden van (meer) werk. De verschuivingen in onderstaande tabel komen met name voort uit de indexering van de arbeidskorting en de aanpassingen in het kindgebonden budget en de huurtoeslag.

De werkloosheidsval laat de inkomensvooruitgang zien bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. Een hoger percentage betekent dat werken meer lonend is geworden. Uit onderstaande tabel blijkt dat het voor alleenstaanden in 2024 meer loont om vanuit de bijstand te gaan werken dan in 2023. Dit komt met name door de relatief hoge indexering van de arbeidskorting in 2024.

In de tabel wordt voor verschillende situaties berekend wat een huishouden van extra inkomen inlevert aan belastingen, minder toeslagen of kosten kinderopvang. Dit wordt de marginale druk genoemd. Hoe lager de marginale druk, hoe groter de prikkel om meer te gaan werken of verdienen.

De doorgroeival brengt de marginale druk in beeld wanneer er een loonsverhoging of promotie plaatsvindt. De doorgroeival verslechtert in 2024 voor alleenstaanden. Dat komt door de verhoging van de huurtoeslag in 2024. De alleenstaande verliest het recht op huurtoeslag bij de inkomensstap van minimumloon naar 150% minimumloon en dat nadeel is in 2024 groter dan in 2023. Voor de alleenstaande ouder verbetert de doorgroeival. Dit hangt samen met verzilveringsproblematiek voor een alleenstaande ouder op minimumloonniveau: de afname in belastingen bij een inkomensstijging naar 150% minimumloon omvat daardoor niet alleen de toename in arbeidskorting, maar ook het eerder niet verzilverbare deel van de heffingskortingen.

De herintredersval toont de marginale druk wanneer de niet-werkende partner uit een kostwinnersgezin (weer) drie dagen aan het werk gaat.

De deeltijdval brengt in beeld hoeveel een huishouden inlevert als een in deeltijd werkende partner een dag meer gaat werken. Ook de deeltijdval wordt gemeten in termen van marginale druk.

Zowel herintredersval als deeltijdval verslechteren als gevolg van de aanpassingen in het kindgebonden budget. Voor de huishoudens met een lager inkomen (partner 1: minimumloon) is het effect het grootst. Door de verlaging van de afbouwgrens, hebben zij over een groter deel van de inkomensstijging te maken met de afbouw. De huishoudens met een hoger inkomen hadden al te maken met de afbouw (partner 1: modaal) of hadden in 2023 geen recht op kindgebonden budget (partner 1: 2 modaal).

2023 2024 verschil
Alleenverdiener met kinderen 5% 5% 1%
Alleenstaande 34% 38% 4%
Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken) 14% 13% 0%
Doorgroeival Marginale druk
(marginale druk bij hogere beloning werk,
stijging van WML naar 150% WML)
2023 2024 verschil
Alleenverdiener met kinderen 77% 79% 2%
Alleenstaande 69% 74% 4%
Alleenstaande ouder (werkt 4 dagen) 43% 40% ‒ 3%
Herintredersval Marginale druk
(marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner)
2023 2024 verschil
Partner 1 WML 46% 49% 3%
Partner 2 60% WML (3 dagen werk)
Partner 1 modaal 29% 30% 1%
Partner 2 ½ modaal (3 dagen werk)
Partner 1 2x modaal 25% 28% 3%
Partner 2 ½ modaal (3 dagen werk)
Deeltijdval minstverdienende partner met kinderen Marginale druk
(marginale druk bij dag extra werk)
2023 2024 verschil
Partner 1 WML 47% 54% 8%
Partner 2 80% WML (van 3 naar 4 dagen werk)
Partner 1 modaal 26% 26% 1%
Partner 2 66% modaal (van 3 naar 4 dagen werk)
Partner 1 2x modaal 30% 34% 4%
Partner 2 66% modaal (van 3 naar 4 dagen werk)

Naast het monitoren van de verschillende armoedevallen in specifieke voorbeeldsituaties is het ook relevant om te kijken naar de marginale druk van echte huishoudens. Voor de berekening hiervan is gebruik gemaakt van de eerdergenoemde steekproef. In tabel 137 is per inkomensniveau de ontwikkeling van de gemiddelde marginale druk voor werknemers weergegeven bij een brutoloonstijging van 3,0%. Dit verschilt van de situatie in tabel 136 waar het gaat om meer uren werken (behalve bij de doorgroeival). De marginale druk geeft ook hier aan hoeveel procent van de brutoloonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen.

<wml 18,2% 18,5% 18,6% 17,6% 19%
1-1,5x wml 48,0% 49,0% 50,2% 50,3% 25%
1,5-2x wml 51,3% 51,4% 55,2% 55,2% 21%
2-3x wml 54,1% 54,0% 55,3% 56,4% 21%
>3x wml 56,7% 57,1% 58,9% 59,1% 14%

In 2024 verandert de gemiddelde marginale druk per inkomensgroep nauwelijks ten opzichte van 2023. Voor de inkomens tot wml valt de marginale druk in 2024 wat lager uit vanwege de verhoging van de arbeidskorting bij het tweede knikpunt. Voor inkomens tussen 2 en 3 keer wml is de marginale druk in 2024 hoger dan in 2023 vanwege de beleidsmatige verlaging van het aanvangspunt van het toptarief, waardoor al vanaf een lager inkomen het toptarief geldt.

Figuur 16 geeft de gemiddelde marginale druk weer per inkomensniveau, evenals de extremen (5- en 95-procentpercentielen). Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ester (Kamerstukken I 2017/18, 34 775, nr. O). In Nederland maakt de inkomstenbelasting het grootste deel van de marginale druk uit. Ook de uitgebreide inkomensondersteuning in de vorm van toeslagen met een inkomensafhankelijke afbouw, zoals de zorgtoeslag, verhoogt de marginale druk. Een hoger inkomen betekent dan immers extra afbouw van deze toeslag. Figuur 16 laat zien dat een deel van de werknemers met een inkomen tussen minimloon en modaal een zeer hoge marginale druk heeft (meer dan 80%). Deze hoge marginale druk ontstaat vaak door een samenloop van inkomensafhankelijke afbouwtrajecten van toeslagen. Voor de Kamerbrief over arbeidsmarktkrapte zijn mogelijkheden onderzocht om de extremen in de marginale druk te verminderen.28 Het onderzoek laat zien dat er geen eenvoudige maatregelen zijn om de marginale druk te verlagen. Er is altijd sprake van een afruil. De mate van inkomensondersteuning, de gemiddelde druk, de hoogte van de marginale druk en de gezondheid van de overheidsfinanciën zijn met elkaar verbonden.

Figuur 16 Gemiddelde en extreme marginale druk naar inkomensniveau 2024

In de paragraaf is tot nu toe met name aandacht besteed aan de marginale druk. De marginale druk geeft aan welk deel van extra verdiend inkomen, bijvoorbeeld door extra uren werk, niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. In het vervolg van deze paragraaf wordt ingegaan op de gemiddelde druk. De gemiddelde druk laat zien welk deel van het totale bruto inkomen niet in het besteedbaar inkomen terecht komt. Over het algemeen geldt dat een hoge marginale druk samengaat met een lage gemiddelde druk en andersom.

In figuur 17 wordt, naar aanleiding van de motie van de leden Bruins en Omtzigt (Kamerstukken II 2017/18, 34 785, nr. 59), de gemiddelde belastingdruk op huishoudniveau voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners in 2024 weergegeven.

Sinds 2021 wordt voor deze vraag aangesloten bij het advies van de werkgroep Koopkracht29 om voor alle toeslagen en kinderbijslag zowel de toeslag als de bijbehorende kosten mee te nemen in de berekening.30De bijbehorende kosten moeten immers gemaakt worden om voor de toeslag in aanmerking te komen. De gemiddelde belastingdruk zoals weergegeven in figuur 17 ligt in 2024 voor lage inkomens iets hoger dan in 2023. Dat komt vooral doordat huishoudens vanaf 2024 geen energietoeslag meer ontvangen en de incidentele verhoging van de zorgtoeslag vervalt. Dit wordt ten dele gecompenseerd door de verhoging van de huurtoeslag en het kindgebonden budget. Voor de hogere inkomens daalt de gemiddelde druk in 2024 licht. Dat komt vooral door de verhoging van het kindgebonden budget.

Figuur 17 Gemiddelde belastingdruk naar huishoudtype 2024

5.2.10 Maatregelen inkomensbeeld

1. Fiscaal generiek Verhoging arbeidskorting tweede knikpunt + Ja
Verhoging tarief eerste IB-schijf Ja
Beleidsmatige verlaging aanvangspunt tweede IB-schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd Ja
Beleidsmatige verlaging aanvangspunt toptarief IB (tweede IB-schijf voor mensen onder de AOW-leeftijd en derde IB-schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd) Ja
Box 3 heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief in 2024 verhogen Ja
Verlaging zelfstandigenaftrek Ja
Verlaging MKB-winstvrijstelling Ja
Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie +/- Ja (via inflatie)
2. Kinderen Verhoging kindgebonden budget + Ja
Verlaging indexatie maximumuurprijzen kinderopvang Ja
3. Zorg Bevriezen eigen risico in de zorgverzekering +/- Ja
Aanpassing GVS Nee
4. Wonen Verhoging huurtoeslag + Ja
Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld Ja
Maatregelen huurverlaging +/- Ja (via inflatie)
5. Sociale zekerheid Invoering wettelijk minimumuurloon + Ja (via contractloonontwikkeling)

In de Startnota zijn de maatregelen aangekondigd om de jonggehandicaptenkorting te halveren en de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand versneld af te bouwen in 2024 en 2025. In de augustusbesluitvorming is besloten om beide maatregelen te schrappen. Daarbij wordt de dubbele algemene heffingskorting niet afgebouwd in 2024. Hierdoor hebben deze maatregelen geen effect op de koopkrachtontwikkeling in 2024, gezien er geen wijziging ten opzichte van 2023 plaatsvindt, en zijn deze niet in dit overzicht opgenomen.

1. Fiscaal generiek

Verhogen arbeidskorting tweede knikpunt

De arbeidskorting bij het tweede knikpunt (bij een inkomen van circa € 24.820) wordt verhoogd met € 115 tot € 5.176. Bij huishoudens die de maatregel bereikt (werknemers en IB-ondernemers met een inkomen tussen € 11.490 en € 39.898) is sprake van een mediaan inkomenseffect van +0,1%.

Verhoging tarief eerste IB-schijf

De inkomstenbelasting kent voor mensen onder de AOW-leeftijd twee schijven en voor mensen boven de AOW-leeftijd drie schijven.31 Het tarief in de eerste schijf voor mensen onder de AOW-leeftijd en de tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd neemt in 2024 toe met 0,04%-punt van 36,93% tot 36,97%. Het tarief in de eerste schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd neemt eveneens toe met 0,04% van 19,03% naar 19,07%. De toename van 0,04% in deze belastingschijven is het totaal van een beleidsmatige verlaging (-0,02%-punt) in het basispad en beleidsmatige verhogingen (+0,04%-punt) die volgen uit de augustusbesluitvorming 2023, mede om het inkomstenkader te sluiten. De maatregel heeft een (beperkt) negatief mediaan inkomenseffect van ‒ 0,04%.

Beleidsmatige verlaging aanvangspunt tweede IB-schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd

In 2024 wordt in de inkomstenbelasting het aanvangspunt van de tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd verlaagd, waardoor belastingplichtigen eerder in deze tweede schijf zitten dan zonder de maatregel het geval zou zijn geweest.

Voor personen vanaf de AOW-leeftijd en een inkomen vanaf € 38.139 en vanaf € 40.077 (resp. belastingplichtige geboren vanaf of voor 1946) heeft de maatregel negatieve inkomenseffecten (mediaan effect ‒ 0,5%), omdat zij eerder het hogere tarief van de tweede schijf betalen dan zonder maatregel het geval was geweest. Dit raakt 0,6 miljoen AOW-huishoudens op een totaal van 2,0 miljoen AOW-huishoudens. Onderstaande tabel toont de hoogte van het aanvangspunt van de tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd in 2023, 2024 zonder de maatregel en 2024 met de maatregel. Het aanvangspunt van de tweede IB-schijf is verschillend voor personen geboren voor 1946 en vanaf 1946, omdat de eerste groep is vrijgesteld van de houdbaarheidsbijdrage AOW.

Aanvangspunt tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd

Personen geboren voor 1946 € 38.704 € 42.536 € 40.078
Personen geboren vanaf 1946 € 37.150 € 39.909 € 38.140

Beleidsmatige verlaging aanvangspunt toptarief IB (tweede IB-schijf voor mensen onder de AOW-leeftijd en derde IB-schijf voor mensen boven de AOW- leeftijd)

In 2024 wordt in de inkomstenbelasting het aanvangspunt van de tweede schijf voor mensen onder de AOW-leeftijd en de derde schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd verlaagd, waardoor belastingplichtigen eerder in het toptarief zitten dan zonder de maatregel het geval zou zijn geweest. Het tarief ligt in het toptarief hoger (49,50% in 2024) dan in de schijven daaronder het geval is (36,97% in 2024). Voor personen met een inkomen vanaf € 75.624 heeft de maatregel een negatief mediaan inkomenseffect van ‒ 0,2%, omdat zij door de maatregel vanaf dat inkomen het toptarief gaan betalen. Onderstaande tabel toont de hoogte van het eindpunt van de (oude) derde schijf in 2023, 2024 zonder de maatregel en 2024 met de maatregel.

Aanvangspunt toptarief € 73.032 € 80.263 € 75.625

Box 3 Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief in 2024 verhogen

Het heffingsvrij vermogen wordt niet geïndexeerd in 2024 waardoor het € 57.000 bedraagt in plaats van € 62.643. Daarnaast wordt de verhoging van het tarief naar 34% één jaar naar voren gehaald, zodat in 2024 het tarief 34% bedraagt in plaats van 33%. Dit betekent een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,1% voor huishoudens met een effect.

Verlaging zelfstandigenaftrek

Sinds 2020 wordt de zelfstandigenaftrek in stappen verlaagd. In 2024 wordt de zelfstandigenaftrek verlaagd met € 1.280 van € 5.030 naar € 3.750. Dit betekent een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,5% voor rechthebbende huishoudens. De zelfstandigenaftrek wordt verder verlaagd tot deze in 2027 € 900 bedraagt.

Verlaging MKB-winstvrijstelling

De MKB-winstvrijstelling binnen de inkomstenbelasting wordt per 2024 verlaagd van 14% naar 12,7%. Dit betekent een mediaan inkomenseffect van ‒ 0,2% voor rechthebbende huishoudens.

Fiscale maatregelen met een effect op de inflatie

Vanaf 1 januari 2024 gelden er een aantal nieuwe fiscale maatregelen die effecten hebben op de prijzen die de consument betaalt. Zo worden de alcoholaccijns en de accijnzen op rooktabak en sigaretten verhoogd. Ook gaat de geplande schuif in de energiebelasting tussen elektriciteit en gas uit het coalitieakkoord per 1 januari 2024 in. Als gevolg wordt elektriciteit minder belast, terwijl gas meer belast gaat worden. Deze schuif gebeurt stapsgewijs van 2024 tot en met 2029.

2. Kinderen

Verhoging kindgebonden budget

Om de kinderarmoede in 2024 te laten dalen wordt per 2024 structureel het kindgebonden budget geïntensiveerd. Het maximale bedrag dat ouders ontvangen voor het eerste kind wordt met € 619 verhoogd en voor het tweede kind en verder met € 752 verhoogd. Daarnaast worden de verhogingsbedragen voor kinderen tussen 12-15 jaar en 16-17 jaar met € 400 verhoogd. Om deze verhogingen zoveel mogelijk te richten op grote gezinnen en gezinnen met oudere kinderen zijn de alleenstaande-ouderkop met € 750 en het inkomensafbouwpunt voor paren met € 11.111 verlaagd. Per saldo pakken deze maatregelen neutraal of positief uit voor ontvangers van het kindgebonden budget. Ten opzichte van 2023 stijgt het kindgebonden budget voor iedere ontvanger. Deze wijzigingen in het kindgebonden budget zorgen voor een inkomenseffect van +1,7% bij rechthebbende gezinnen.

Verlaging indexatie maximum uurprijzen kinderopvang

De maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag worden in 2024 met 2 cent minder verhoogd ten opzichte van de reguliere indexatie, die in 2024 6,01% bedraagt. Deze maatregel dient ter bekostiging van drie beleidsmaatregelen. De 2 cent lagere verhoging van de maximum uurprijzen geeft een beperkt negatief inkomenseffect, afhankelijk van het inkomen, gebruik van kinderopvang en het uurtarief. Ouders met recht op kinderopvangtoeslag en een uurtarief boven de maximum uurprijs gaan erop achteruit. Zij krijgen over 2 cent per uur minder vergoeding, terwijl ze bij volledige indexatie een deel van die 2 cent vergoed zouden krijgen: 96% voor de laagste inkomens en minimaal 33,3% voor de hoogste inkomens.

3. Zorg

Bevriezing van het eigen risico in de zorgverzekering

Het verplicht eigen risico van de zorgverzekering blijft in 2024 bevroren op € 385 per jaar per volwassen verzekerde. De bevriezing van het eigen risico en het effect daarvan op de zorguitgaven leidt tot een hogere nominale premie, inkomensafhankelijke bijdrage en zorgtoeslag. De combinatie hiervan kan positief of negatief uitpakken voor huishoudens, afhankelijk van de vraag of zij het eigen risico in 2023 volledig betaalden.

Aanpassingen GVS

De vergoedingslimieten voor GVS-geneesmiddelen worden herberekend. De bijbetalingen voor GVS worden wederom gemaximeerd op € 250. Dit betreft (een groot deel van de) extramurale geneesmiddelen (Apotheekzorg). Door de GVS-modernisering worden de vergoedingslimieten van clusters op populatieniveau onderling vervangbare geneesmiddelen geactualiseerd (herberekend). Hierdoor zal het GVS weer functioneren zoals het bedoeld is, namelijk als instrument voor kostenbeheersing van de farmaceutische zorg. Een herberekening zorgt er immers voor dat voor het overgrote deel van de geneesmiddelen de vergoedingslimiet daalt. Dit kan bijbetalingen voor patiënten betekenen. Een fabrikant kan voorkomen dat patiënten overstappen naar een vergelijkbaar geneesmiddel zonder bijbetaling door de prijs van het geneesmiddel op of onder de vergoedingslimiet te brengen.

4. Wonen

Verhoging huurtoeslag

De eigen bijdrage in de huurtoeslag wordt verlaagd met € 416,04 per jaar. Hierdoor ontvangen alle huurtoeslagontvangers een hogere huurtoeslag. Het inkomenseffect bedraagt 1,6% voor de huishoudens met een effect.

Geleidelijk afschaffen aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

Vanaf 1 januari 2019 wordt de aftrek voor de kleine woningschuld over 30 jaar afgebouwd. Het percentage neemt ieder jaar af met 3,33%. Vanaf 1 januari 2048 vervalt de aftrek helemaal. Dit betekent dat er in 2023 sprake is van een maximale aftrek van 83,33% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare (rente)kosten voor de eigen woning. In 2024 is dit 80%. Het inkomenseffect van deze maatregel is beperkt en kleiner dan ‒ 0,1%.

Maatregelen huurverlaging

Huurverlaging 2023, voor lagere inkomens die huren van woningcorporaties, met doorloop in 2024.

  1. Er is voorzien in een specifieke huurverlaging in 2023 voor de groep huurders met een inkomen niet hoger dan 120% van het voor het huishouden toepasselijke minimuminkomensijkpunt als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de huurtoeslag, en een maandhuur voor hun sociale huurwoning van een woningcorporatie boven € 575,03 (prijspeil 2023). De huur van deze groep huurders is verlaagd naar € 575,03 (prijspeil 2023). De huurverlaging ging per 1 juli in. Het bedrag van € 575,03 (prijspeil 2023) is het geïndexeerde bedrag van € 550 (prijspeil 2020) zoals dat in de prestatieafspraken is overeengekomen en wordt jaarlijks conform de indexering van de aftoppingsgrenzen van de huurtoeslag geïndexeerd. Ruim 510.000 huishoudens zijn naar verwachting in aanmerking gekomen voor een huurverlaging van gemiddeld € 57 per maand. Circa 90% van deze huishoudens ontvangen huurtoeslag. Een huurverlaging leidt tot een verlaging van de huurtoeslag. Het ingeschatte effect op de netto maandlasten voor huurders is naar verwachting gemiddeld € 20 tot € 25 per maand. De huurverlaging heeft een permanente doorwerking op de huurhoogte: na de huurverlaging in 2023 tot het voorziene huurbedrag kan de woningcorporatie woningen vanaf halverwege 2024 weer in haar reguliere huurverhogingsregime meenemen. De woningcorporatie is daarbij gehouden aan de maximale huurprijsverhogingsruimte zoals door de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening wordt vastgelegd. Doel van de huurverlaging is het gericht verbeteren van de betaalbaarheid van deze groep huurders.
  2. Nationale Prestatieafspraken: gematigde huurontwikkeling in 2023-2025 in het gereguleerde segment:

    1. De maximaal toegestane huurverhoging per woning in het gereguleerde huursegment is gelijk is aan de CAO-loonontwikkeling (CAO); dit geldt voor alle verhuurders met woonruimte in het gereguleerde segment;
    2. En de maximaal toegestane gemiddelde huurverhoging per woningcorporatie (maximale huursomstijging voor woningcorporaties) is gelijk is aan CAO-loonontwikkeling minus 0,5 procentpunt (CAO-0,5%).
  3. Geliberaliseerd segment:

    1. Voor huurwoningen in het geliberaliseerde segment (vrije sector) geldt de maximering op huurprijsverhoging tot 1 mei 2024. Op die datum vervalt de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten. De maximaal toegestane jaarlijkse huurverhoging is dan gelijk aan: (de laagste van CAO-loonontwikkeling en CPI) + 1 procentpunt.
    2. In de aanbiedingsbrief bij de Evaluatie van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten van 13 juli 2023 (34 888, nr. 19) heeft het kabinet aangekondigd in te zetten op verlenging van die wet na 1 mei 2024 (tot 1 mei 2027), maar het maximum dan te stellen op CAO-loonontwikkeling + 1 procentpunt.

5. Sociale zekerheid

Invoering wettelijk minimumuurloon

Door de invoering van het wettelijk minimumuurloon op 1 januari 2024 geldt voor werknemers in alle sectoren één uniform minimumuurloon. Voor werknemers die het minimumloon verdienen en een voltijds dienstverband van méér dan 36 uur per week hebben (bijvoorbeeld 37 of 40 uur) leidt de invoering van het wettelijk minimumuurloon tot een loonsverhoging. Dat komt doordat de hoogte van het wettelijk minimumuurloon wordt afgeleid van het huidige minimummaandloon bij een voltijds dienstverband van 36 uur. Het brutoloon van een werknemer die het minimumuurloon verdient in een sector waar 40 uur per week de norm is, ligt door de maatregel 11,1% hoger dan in 2023. In een sector waar 38 uur per week de norm is, is de brutoloonstijging van een minimumloonverdiener 5,6%.

5.2.10 Maatregelen Caribisch Nederland

Verhoging WML, minimumuitkeringen en Kinderbijslag Caribisch Nederland

Het kabinet zet een belangrijke stap om te komen tot een sociaal minimum. De maatregelen die getroffen worden bevorderen de koopkracht en bestrijden de armoede. Het kabinet verhoogt het Wettelijk Minimumloon (WML) per 1 januari 2024 fors. De precieze verhoging moet nog worden vastgesteld. Daarnaast verhoogt het kabinet de Onderstand, de AOV en de AWW tot 85% van het nieuwe WML. Tevens verhoogt het kabinet de Kinderbijslag CN met $ 90 per kind per maand. Hiermee stijgt de kinderbijslag van circa $ 130 dollar naar circa $ 220 (afhankelijk van het eiland). Voor een alleenstaande ouder met een onderstandsuitkering en twee kinderen geeft dit bijvoorbeeld een inkomenseffect tussen +12,8% en +12,2% afhankelijk van het eiland.

Incidentele inkomensmaatregelen Caribisch Nederland

Om de koopkracht te bevorderen en de armoede te bestrijden op Caribisch Nederland stelt het kabinet in 2024 € 1 miljoen beschikbaar aan de openbaar lichamen voor flankerend armoedebeleid. Daarnaast verlengt het kabinet de energietoelage (€ 4,5 miljoen). De energietoelage geeft voor een alleenstaande met een onderstandsuitkering zonder kinderen een inkomenseffect tussen +9,7% en +8,7% afhankelijk van het eiland. Voor een alleenverdiener met een inkomen van $ 40.000 met twee kinderen geeft een inkomenseffect van +3,3% voor alle eilanden. Ook wordt het vaste elektratarief verlaagd naar $ 0 per maand, het vast drinkwatertarief verlaagd naar $ 2 per maand en vast internet verder verlaagd met $ 15 per maand.

Invoering dubbele kinderbijslag intensieve zorg

Het kabinet is voornemens om ouders op Caribisch Nederland met een kind dat intensieve zorg behoeft per 1 juli 2024 recht te geven op dubbele kinderbijslag intensieve zorg. In 2022 en 2023 is gebruik gemaakt van een tijdelijke regeling om deze ouders vooruitlopend op de definitieve regeling te ondersteunen. Door deze regeling wordt het bedrag dat deze ouders ontvangen voor de kinderbijslagvoorziening BES verdubbeld. Dit is navolging van Europees Nederland waar deze verdubbeling al langer geldt.

6. Bijlagen

Bijlage 1: Zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak

Deze bijlage bevat in tabel 141 een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel 142 zijn de bijdragen aan de ZBO’s en RWT's opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander ministerie vallen. De opgenomen bedragen zijn de in de beleidsartikelen verantwoorde uitgaven van de begrotings- en de premiegefinancierde regelingen in de budgettaire tabellen onder de instrumenten «Inkomensoverdrachten», «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s» en «Subsidies».

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ZBO en RWT 1,2,3,4,5,6,11 30.293,8 evaluatie 2026
inclusief
Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI)
Sociale Verzekeringsbank (SVB) ZBO en RWT 2,6,8,9,10,11,13 57.705,5 evaluatie 2026
Inlichtingenbureau (IB) RWT 11 14,9 evaluatie 2026
ZonMw VWS ZBO en RWT 2 0,2
Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) J&V ZBO en RWT 13 73,2

Bijlage 2: Specifieke uitkeringen

Als het Rijk bijdragen onder voorwaarden ten behoeve van een bepaald openbaar belang aan provincies en gemeenten verstrekt, is op basis van artikel 15a lid 1 Financiële-verhoudingswet sprake van een specifieke uitkering. In deze bijlage is voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) aangegeven welke specifieke uitkeringen voor 2023 tot en met 2028 uitgekeerd worden en welke voornemens er zijn voor specifieke uitkeringen. De voornemens worden aangeduid met een «V» onder het kopje SiSa nummer (Single information Single audit). Indien nodig wordt er onder de tabel een toelichting gegeven.

G2 Naam SPUK Participatiewet 6.658,1 6.958,5 7.233,6 7.390,1 7.551,2 7.738,8
Korte duiding Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen.
Juridische grondslag Artikel 69 Participatiewet en artikel 48 Bbz
Maatschappelijke effecten Zie toelichting onder artikel 2
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G3 Naam SPUK Bbz ‒ 7,1 ‒ 6,5 ‒ 4,6 ‒ 3,4 ‒ 2,5 ‒ 1,0
Korte duiding Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van het Besluit bijstand zelfstandigen.
Juridische grondslag Artikel 49 en 50 Bbz
Maatschappelijke effecten Zie toelichting onder artikel 2
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G4 Naam SPUK Tozo ‒ 48,4 ‒ 44,6 ‒ 44,5 ‒ 44,6 ‒ 29,4 ‒ 2,6
Korte duiding Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de algemene bijstand en kapitaalverstrekkingen aan zelfstandigen op grond van de Tozo.
Juridische grondslag Artikel 19 Tozo
Maatschappelijke effecten Zie toelichting onder artikel 2
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G10 Naam SPUK Wet inburgering 2021 184,2 504,9 350,5 342,6 257,8 207,8
Korte duiding Ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten voor de financiering van inburgeringsvoorzieningen.
Juridische grondslag Wet inburgering artikel 40
Maatschappelijke effecten Zie toelichting onder artikel 13
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G11 Naam SPUK Onzichtbare Jongeren in Beeld 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Korte duiding Om jongeren in kwetsbare wijken een alternatief te bieden voor criminaliteit en anderzijds jongeren die buiten beeld zijn in beeld te krijgen, is met een specifieke uitkering samen met de gemeente Amsterdam het project ‘Van onzichtbaar naar perspectief. Onzichtbare jongeren in beeld’ opgestart om beide groepen te begeleiden naar werk, opleiding of een combinatie daarvan.
Juridische grondslag Beschikking
Maatschappelijke effecten Het kabinet zet in op het bieden van een alternatief aan jongeren voor criminaliteit met het doel ondermijning tegen te gaan
Ontvangende partijen Gemeente Amsterdam
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G12 Naam SPUK Kwijtschelden schulden 32,2 21,5 14,1 7,8 1,8 0,5
Korte duiding Compensatie van gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag.
Juridische grondslag Artikel 7.3 Wet hersteloperatie toeslagen
Maatschappelijke effecten Het kabinet zet zich in om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire en hun kinderen te helpen en te voorkomen dat zoiets ooit nog kan gebeuren. Om gedupeerden en ex-partners met een schone lei te laten starten, is onder andere besloten tot het kwijtschelden van openstaande gemeentelijke schulden.
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 7 Kinderopvang
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
G13 Naam SPUK onderwijsroute 15,8 15,8 14,8
Korte duiding Tijdelijke aanvulling op de SPUK Wet inburgering 2021 waarmee gemeenten tot en met 2025 de onderwijsroute kunnen aanbieden.
Juridische grondslag Regeling Specifieke Uitkering Onderwijsroute
Maatschappelijke effecten Zie toelichting onder artikel 13
Ontvangende partijen Gemeenten
Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang
SiSa nr. Onderdeel Toelichting 2023 2024 2025 2026 2027 2028
V Naam SPUK Brabants migratie informatie punt 1,0 1,0
Korte duiding Het pilotproject Brabants Migratie InformatiePunt test activiteiten ter verbetering van de informatievoorziening aan arbeidsmigranten.
Juridische grondslag Beschikking
Maatschappelijke effecten Draagt bij aan de praktische realisatie van arbeidsrechtelijke bescherming en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.
Ontvangende partijen Provincie Noord-Brabant
Artikel 1 Arbeidsmarkt
Totaal 6.836 7.451 7.564 7.693 7.779 7.943

Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk

In deze bijlage worden voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutaties van de uitgaven en ontvangsten tussen de eerste suppletoire begroting 2023 en de ontwerpbegroting 2024 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen. De eerdere mutaties zijn in de betreffende stukken toegelicht.

1. Arbeidsmarkt

Stand ontwerpbegroting 2023 1.505.632 1.343.300 1.165.714 977.792 714.350
Mutaties Nota van Wijziging begroting 2023 211.000
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 203.812 ‒ 291.483 ‒ 308.907 ‒ 316.173 ‒ 250.836
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 22.424 4.425 9.833 7.056 4.654
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 3.733 ‒ 4.757 ‒ 116
3. Overboekingen van Aanvullende Post 0 0 0 363 724
4. Kasschuiven ‒ 34.036 13.736 ‒ 5.700 0 26.000
5. Budgettair neutrale herschikkingen 4.254 5.092 414 414 318
6. Afrekening 2022 ‒ 22.325
7. Vrijval sectoraal maatwerk regeling NLLD programma ‒ 1.218
8.Vrijval STAP ‒ 147.370
9. Scholingsregling SLIM 25.000 25.000 15.685 8.000
Stand ontwerpbegroting 2024 1.330.816 1.095.313 886.238 685.137 503.210 321.257
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn negen overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Ministerie van Financiën voor het uitvoeren van de wet DBA door de Belastingdienst (- € 3,3 miljoen).
  3. Door de verbreding van de banenafspraak zullen er meer mensen recht krijgen op het LKV banenafspraak en zal de doelgroep toenemen. Daarvoor wordt er budget overgeboekt van de aanvullende post van de begroting van Financiën.
  4. Om beter aan te sluiten bij het kasritme, zijn er diverse kasschuiven. De grootste zijn voor middelen voor de Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) van 2023 (- € 26,0 miljoen) naar 2027, van 2024 naar 2025 voor de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen in mkb (SLIM-regeling € 10,0 miljoen), van 2023 naar 2025 voor Bedrijfsartsen (€ 4,3 miljoen), en van 2023 naar 2024 voor Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (- € 2,9 miljoen).
  5. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  6. De nabetalingen bij de NOW zijn in totaal € 22,3 miljoen lager uitgevallen dan aanvankelijk geraamd.
  7. Er is een meevaller van € 1,2 miljoen sectoraal maatwerk regeling Nederland Leert Door (NLLD) omdat twee aanvragers hun projecten ingetrokken hebben.
  8. De scholingssubsidie STAP, die per 2024 wordt stopgezet, is in 2023 conform motie Van der Lee gerichter vormgegeven. Hierdoor valt in 2023 een bedrag vrij van € 147,4 miljoen. Van dit bedrag wordt € 73,7 miljoen aangewend om het budget voor de SLIM incidenteel te verhogen van 2024 tot en met 2027 (zie hieronder bij nummer 9).
  9. Dit extra budget voor SLIM wordt (cf. motie Van der Lee c.s.) ingezet voor individuele scholing. De middelen worden bij SLIM doorgeschoven naar latere jaren (2024-2027).
Stand ontwerpbegroting 2023 206.505 13.880 13.880 13.880 13.880
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 754.610 1.000 1.000 1.000 1.000
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2022 10.207
2. Bijstelling ontvangsten NOW 698
Stand ontwerpbegroting 2024 972.020 14.880 14.880 14.880 14.880 14.880
  1. De uitgaven aan STAP van € 173,5 miljoen in eerdere jaren komen € 10,2 miljoen lager uit dan het bevoorschotte bedrag van € 183,7 miljoen.
  2. Op basis van de ontvangen informatie van UWV is de raming van de terugontvangsten NOW opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot € 0,7 miljoen meerontvangsten in 2023.
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 377.786 390.830 389.542 388.378 387.098
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 12.345 ‒ 16.748 ‒ 11.044 ‒ 5.292 513
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties 17.252 15.385 13.823 12.229 10.601
2. Overheveling indexatie 2023 17.409 16.693 16.890 17.095 17.297
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 424.792 406.160 409.211 412.410 415.509 418.631
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 14.294 29.435 43.924 58.394 73.011
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 3.115 8.331 15.083 22.123 28.079
Nieuwe mutaties:
3. Overheveling indexatie 2023 ‒ 17.409 ‒ 16.693 ‒ 16.890 ‒ 17.095 ‒ 17.297
4. Nominale bijstelling 829 897 1.027 552
5. Bijstelling MEV 5.827 6.805 7.160 7.508
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 27.729 49.819 71.609 91.853 111.124
Stand ontwerpbegroting 2024 424.792 433.889 459.030 484.019 507.362 529.755
  1. Op basis van de realisatiecijfers in de Juninota van UWV is er in 2023 sprake van een tegenvaller bij de transitievergoeding van € 17,3 miljoen die afloopt naar circa € 9 miljoen in 2028. Er is enerzijds een opwaartse bijstelling van het aantal toegewezen compensaties, doordat relatief minder aanvragen worden afgewezen. Anderzijds is er een neerwaarts effect omdat het aantal werknemers dat naar verwachting arbeidsongeschikt raakt de komende jaren minder snel stijgt.
  2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld van nominaal naar reëel.
  3. Zie mutatie nummer 2.
  4. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Stand ontwerpbegroting 2023 6.855.655 7.114.522 7.266.482 7.433.756 7.630.851
Mutaties amendementen 150
Mutaties Nota van Wijziging begroting 2023 50.000
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 200.500 191.459 191.256 154.559 150.516
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 50 ‒ 30
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 316 901 907 908 908
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 17.889 ‒ 739 ‒ 903 ‒ 631 ‒ 1.631
3. Overboekingen van Aanvullende Post 0 91 483 182 182
4. Kasschuiven 150 150 ‒ 300
5. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 4.085 ‒ 8.447 ‒ 2.613 ‒ 70 ‒ 100
6. Uitvoeringsmutaties 2.473 7.147 6.594 6.634 7.302
7. Bijstelling prijsniveau 2023 701.572 736.781 755.364 771.967 792.227
8. Verhoging bijstand door taakstelling statushouders 15.010 28.437 25.384 21.574 18.678
9. Tijdelijke oplossing alleenverdieners 38.000 20.000
10. Tegemoetkoming energiekosten studenten 2.000 69.000
11. Onderwijsroute 0 0 0 ‒ 2.500 ‒ 2.500
12. IOW verlenging 0 0 0 ‒ 7.355 ‒ 21.424
13. Koopkrachtpakket 0 32.542 39.319 39.318 39.317
14. Noodfonds 0 60.000
15. Bijstelling MEV ‒ 50.213 ‒ 111.627 ‒ 24.147 2.327 6.534
Stand ontwerpbegroting 2024 7.755.589 8.120.187 8.257.826 8.458.669 8.640.860 8.846.952
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn zeven overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking naar het Gemeentefonds voor de Energietoeslag voor studenten (- € 17,5 miljoen).
  3. Er zijn twee overboekingen van de begroting van Financiën: een voor Caribisch Nederland (zie punt 4) van € 0,3 miljoen in 2025 en een correctieboeking voor de Participatiewet in balans.
  4. Om beter aan te sluiten bij het kasritme worden middelen voor de verhoging van de onderstand en AWW Caribisch Nederland van de aanvullende post (zie punt 3) naar de jaren 2023 en 2024 geschoven.
  5. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  6. Op basis van de uitvoeringsinformatie van de Toeslagenwet is er een opwaartse bijstelling van het volume. Dit resulteert in een tegenvaller die meerjarig doorwerkt.
  7. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  8. Doordat de definitieve huisvestingstaakstelling voor 2023 hoger is uitgevallen dan eerder werd verwacht, worden de uitgaven aan de bijstand naar boven bijgesteld. Een deel van de statushouders die wordt gehuisvest in een gemeente stroomt in bij de bijstand en daarom zorgt een hogere huisvestingstaakstelling voor meer uitgaven.
  9. Gemeenten gaan tot en met 2027 de tijdelijke oplossing voor de alleenverdienersproblematiek uitvoeren. Financiering van gemeenten zal naar verwachting plaatsvinden via een specifieke uitkering, met uitbetaling aan gemeenten in jaar T+2.
  10. Tegemoetkoming energiekosten studenten wordt door DUO uitbetaald. De middelen worden vanaf artikel 2 overgemaakt naar DUO.
  11. Tijdelijke voortzetting onderwijsroute van 2026 tot en met 2029. De onderwijsroute is voor deze jaren vastgesteld op een prijs van € 17.000 per inburgeraar. Deze prijs wordt meegenomen in de berekening van de gemiddelde prijs van een leerroute in deze jaren.
  12. Als gevolg van het verlengen van de IOW met vier jaar neemt het aantal IOW-uitkeringen toe. Hierdoor neemt ook het aantal aanvullingen vanuit de Toeslagenwet op IOW-uitkeringen toe.
  13. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn onder andere middelen gereserveerd voor de verhoging van de onderstand tot 85% van het WML per 1 januari 2024, een energietoelage in 2024 en in de bijstand het terugdraaien van de versnelling afbouw AHK met bevriezen vanaf 2024. Het bevriezen van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand in 2024 en het schrappen van het versnelde afbouwpad in 2024 en 2025 resulteert in een opwaartse bijstelling van de uitkeringslasten van de Toeslagenwet.
  14. Het kabinet reserveert in 2024 in totaal maximaal € 60 miljoen voor een bijdrage aan de heropening van het Tijdelijk Noodfonds Energie in de komende winter.
  15. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 18.232 40.416 63.215 62.148 61.807
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 68.940 21.273 ‒ 3.479 ‒ 3.607 ‒ 18.941
Nieuwe mutaties:
1. Afrekeningen 2022 19.085 0 0 0 0
2. Uitvoeringsmutaties 0 134 61 122 167
Stand ontwerpbegroting 2024 106.257 61.823 59.797 58.663 43.033 14.786
  1. Er zijn diverse terugontvangsten door afrekeningen over het jaar 2022. De grootste is van het SVB voor de Toeslagenwet (€ 16,7 miljoen).
  2. De verwerking van definitieve realisaties 2022 zorgt voor hogere verwachte ontvangsten vanaf 2024.

3. Arbeidsongeschiktheid

Stand ontwerpbegroting 2023 9.893 6.156 2.407 803 808
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 3.199 3.146 4.465 2.224 30
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 539 317 95 0 0
2. Bijstelling prijsniveau 2023 139 98 96 97 98
Stand ontwerpbegroting 2024 7.372 9.717 7.063 3.124 936 939
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 11.686.788 11.968.374 12.082.204 12.180.013 12.256.481
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 768.642 648.878 606.023 576.654 558.596
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties ‒ 29.548 ‒ 3.511 10.164 9.190 150
2. Overheveling indexatie 2023 614.317 624.064 629.967 635.183 639.839
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 13.040.199 13.237.805 13.328.358 13.401.040 13.455.066 13.627.110
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 1.477.613 1.910.110 2.339.718 2.775.963 3.227.918
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 863.296 ‒ 578.872 ‒ 316.932 ‒ 50.109 142.622
Nieuwe mutaties:
3. Overheveling indexatie 2023 ‒ 614.317 ‒ 624.064 ‒ 629.967 ‒ 635.183 ‒ 639.839
4. Nominale bijstelling 0 3.428 ‒ 637 ‒ 2.303 ‒ 7.460
5. Bijstelling MEV 0 157.181 181.852 189.007 196.565
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 867.783 1.574.034 2.277.375 2.919.806 3.564.244
Stand ontwerpbegroting 2024 13.040.199 14.105.588 14.902.392 15.678.415 16.374.872 17.191.354
  1. Op basis van de uitvoeringsinformatie van UWV zijn de ramingen bijgesteld. Er is een uitwisseling tussen de IVA (meer uitkeringen) en WGA (minder uitkeringen). Ook in de WAO ligt het aantal uitkeringen lager dan eerder verwacht. Per saldo levert dit een meevaller op.
  2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld van nominaal naar reëel.
  3. Zie bij mutatie nummer 2.
  4. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

4. Jonggehandicapten

Stand ontwerpbegroting 2023 3.763.461 3.799.311 3.859.507 3.887.937 3.918.221
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 48.447 ‒ 42.591 ‒ 36.129 ‒ 34.518 ‒ 31.277
Nieuwe mutaties:
1. Overboekingen met andere departementen 0 610 650 690 720
2. Bijstelling prijsniveau 2023 468.967 474.058 482.723 486.776 491.281
3. Uitvoeringsmutaties ‒ 35.550 ‒ 32.892 ‒ 41.312 ‒ 51.430 ‒ 64.109
4. Afrekening 2022 2.639
Stand ontwerpbegroting 2024 4.151.070 4.198.496 4.265.439 4.289.455 4.314.836 4.340.733
  1. Er is een overboeking van het Gemeentefonds voor de middelen voor de werkvoorzieningen en de structurele uitvoeringskosten. Het wetsvoorstel werkvoorzieningen Visueel beperkten heeft tot doel om de uitvoering van technische werkvoorzieningen voor mensen uit de doelgroep Participatiewet met een visuele beperking over te dragen aan UWV, op een vergelijkbare manier als bij de tolkvoorziening is gebeurd in het kader van de Wet centraliseren tolkvoorzieningen.
  2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  3. Ramingsbijstelling Wajong op basis van de uitvoeringsgegevens van UWV. Deze meevaller wordt grotendeels veroorzaakt door een sterke opwaartse bijstelling van de uitstroom in de oude Wajong-regelingen. De komende jaren gaan naar verwachting veel meer mensen met pensioen dan eerder werd verwacht.
  4. Dit betreft een nabetaling aan UWV op basis van de jaarrekening 2022 UWV voor het re-integratiebudget voor de Wajong.
Stand ontwerpbegroting 2023 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2022 41.861
Stand ontwerpbegroting 2024 41.861 0 0 0 0 0
  1. De mutatie van € 41,9 miljoen betreft de afrekening naar aanleiding van de jaarrekening 2022 van UWV over het Wajong budget. Dit is het verschil tussen voorschot en realisatie volgens de aansluitingstabel van UWV.

5. Werkloosheid

Stand ontwerpbegroting 2023 237.578 140.321 123.067 94.085 62.059
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 47.752 35.923 ‒ 48.094 ‒ 27.627 9.861
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 4.528 1.262 0 0 0
2. Budgettair neutrale herschikkingen 983 460 0 0 0
3. Uitvoeringsmutaties ‒ 4.067 ‒ 3.326 ‒ 1.479 ‒ 2.685 ‒ 3.322
4. Bijstelling prijsniveau 2023 12.873 11.735 9.645 8.554 9.257
5. Afrekening UWV 2022 2.424
6. IOW verlenging 0 0 0 ‒ 4.602 ‒ 8.929
7. Bijstelling MEV 0 0 ‒ 624 ‒ 88 2.126
Stand ontwerpbegroting 2024 206.567 186.375 82.515 67.637 71.052 90.522
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  3. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens van UWV. Er is sprake van een neerwaartse bijstelling als gevolg van lagere volumes en prijzen door het verwerken van uitvoeringsinformatie. Ook is de WW-instroom voor de jaren 2023 tot en met 2027 lager.
  4. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  5. Dit betreft een nabetaling aan UWV op basis van het jaarverslag UWV (kassiersverslag) voor de personeelsbudgetten en aanvullende dienstverlening.
  6. De SMB maatregel vereenvoudigde claimbeoordeling 60-plussers resulteert in een besparing op de IOW. Als gevolg van de verlenging van de IOW met 4 jaren loopt ook deze besparing langer door.
  7. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening UWV 2022 4.756
Stand ontwerpbegroting 2024 4.756 0 0 0 0 0
  1. De mutatie van € 4,8 miljoen betreft de afrekening naar aanleiding van de jaarrekening 2022 van UWV over het WW Scholingsbudget (€ 2,6 miljoen) en de IOW (€ 2,1 miljoen). Dit is het verschil tussen voorschot en realisatie volgens de aansluitingstabel van UWV.
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 3.073.114 3.527.994 3.820.282 4.017.571 4.190.785
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 305.664 ‒ 350.778 ‒ 306.603 ‒ 243.174 ‒ 156.164
Nieuwe mutaties:
1. Budgettair neutrale herschikkingen 772 772 772 772 772
2. Uitvoeringsmutaties 65.513 ‒ 8.834 ‒ 92.166 ‒ 93.874 ‒ 80.278
3. Overheveling indexatie 2023 170.069 195.446 216.265 232.385 248.471
4. Bijstelling MEV ‒ 84.205 8.296 190.388 263.341 271.105
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 2.919.599 3.372.896 3.828.938 4.177.021 4.474.691 4.765.376
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 265.895 329.935 486.289 677.250 885.797
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 95.826 37.265 114.049 177.879 229.714
Nieuwe mutaties:
5. Overheveling indexatie 2023 ‒ 170.069 ‒ 195.446 ‒ 216.265 ‒ 232.385 ‒ 248.471
6. Nominale bijstelling 0 ‒ 450 ‒ 9.544 ‒ 14.734 ‒ 16.427
7. Bijstelling MEV 0 19.483 41.971 66.821 84.092
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 190.787 416.500 674.831 934.705 1.213.129
Stand ontwerpbegroting 2024 2.919.599 3.563.683 4.245.438 4.851.852 5.409.396 5.978.505
  1. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  2. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens van UWV. Er is sprake van een neerwaartse bijstelling als gevolg van lagere volumes en prijzen door het verwerken van uitvoeringsinformatie. Ook is de WW-instroom voor de jaren 2023 tot en met 2027 lager.
  3. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld van nominaal naar reëel.
  4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
  5. Zie mutatie nummer 3.
  6. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  7. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 223.370 223.370 223.370 217.980 210.467
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 37.370 ‒ 23.370 ‒ 8.641 11.700 27.709
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties ‒ 17.468 ‒ 9.331 ‒ 8.354 ‒ 7.582 0
2. Overheveling indexatie 2023 11.468 12.331 13.239 14.161 14.685
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 180.000 203.000 219.614 236.259 252.861 261.248
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 10.295 19.396 28.611 37.008 44.829
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 1.173 3.856 8.334 15.424 21.535
Nieuwe mutaties:
3. Overheveling indexatie 2023 ‒ 11.468 ‒ 12.331 ‒ 13.239 ‒ 14.161 ‒ 14.685
4. Bijstelling MEV 0 682 456 303 1.663
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 11.603 24.162 38.574 53.342 67.125
Stand ontwerpbegroting 2024 180.000 214.603 243.776 274.833 306.203 328.373
  1. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens van UWV. Neerwaartse bijstelling als gevolg van lagere volumes en prijzen van de WW door het verwerken van uitvoeringsinformatie.
  2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld naar reëel.
  3. Zie mutatie nummer 2.
  4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

6. Ziekte en verlofregelingen

Stand ontwerpbegroting 2023 57.606 64.233 64.041 63.853 63.754
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 11.639 ‒ 6.214 ‒ 6.476 ‒ 6.334 ‒ 6.254
Nieuwe mutaties:
1. Bijstelling prijsniveau 2023 1.977 2.260 2.213 2.214 2.215
2. Nabetaling TAS 47
3. Koopkrachtpakket 0 100 100 100 100
Stand ontwerpbegroting 2024 47.991 60.379 59.878 59.833 59.815 59.827
  1. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Dit betreft de definitieve afrekening van de TAS over de uitgaven van 2022.
  3. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn middelen gereserveerd voor de verhoging van het Wettelijk Minimumloon (WML). Dit heeft doorwerking op de uitkeringslasten van de ZV.
Stand ontwerpbegroting 2023 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening UWV 2022 290
Stand ontwerpbegroting 2024 290 0 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 4.466.849 4.571.311 4.651.228 4.718.019 4.724.269
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 120.896 ‒ 50.422 ‒ 16.306 ‒ 14.078 5.704
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties ‒ 15.425 ‒ 56.678 ‒ 69.163 ‒ 68.433 ‒ 68.463
2. Overheveling indexatie 2023 267.344 278.101 285.105 289.347 290.934
3. Afrekening 2022 476
4. Bijstelling MEV 0 8.221 ‒ 9.067 ‒ 14.590 ‒ 16.685
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 4.598.348 4.750.533 4.841.797 4.910.265 4.935.759 4.977.452
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 294.797 417.673 598.571 803.844 1.009.063
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 27.453 107.362 198.194 269.177 307.966
Nieuwe mutaties:
5. Overheveling indexatie 2023 ‒ 267.344 ‒ 278.101 ‒ 285.105 ‒ 289.347 ‒ 290.934
6. Nominale bijstelling 0 ‒ 2.913 ‒ 7.191 ‒ 10.742 ‒ 13.994
7. Bijstelling MEV 0 27.946 28.696 29.206 29.556
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 271.967 533.165 802.138 1.041.657 1.279.296
Stand ontwerpbegroting 2024 4.598.348 5.022.500 5.374.962 5.712.403 5.977.416 6.256.748
  1. Afgezien van de loon- en prijsbijstelling, dalen de ZW-uitgaven per saldo naar verwachting gedurende alle jaren. Dit komt vooral doordat een aantal grote uitzendbureaus eigenrisicodrager is geworden, waardoor zij geen ZW-uitgaven en premie meer betalen. De gemiddelde prijs is opwaarts bijgesteld, omdat het effect van de WML-verhoging van 1 januari 2023 op de gemiddelde uitkeringshoogte groter is dan verwacht.
  2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld naar reëel.
  3. Dit betreft de definitieve afrekening van de ZEZ over de uitgaven van 2022.
  4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
  5. Zie mutatie nummer 2.
  6. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  7. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

7. Kinderopvang

Stand ontwerpbegroting 2023 4.317.157 4.473.173 6.178.221 6.433.385 6.603.981
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 43.345 ‒ 167.307 ‒ 1.518.084 ‒ 828.428 ‒ 511.782
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 311.859 315.700 341.450 410.929 446.718
2. Overboekingen met andere departementen 850 0 0 0 0
3. Overboeking van Aanvullende Post 0 27.552 5.542 144 144
4. Kasschuiven ‒ 4.000 1.500 ‒ 2.199 3.799 720
5. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 1.121 0 0 0 0
6. Ramingsbijstelling KOT ‒ 42.157 21.037 ‒ 13.753 ‒ 19.109 55.777
7. Herijking KO pakket 4 ‒ 40.209 51.434 64.901 157.641
8. KOT Eerstegraads Bloedverwanten 0 300 3.500 3.700 0
9. Koopkrachtpakket 0 200 200 200 200
Stand ontwerpbegroting 2024 4.539.247 4.631.946 5.046.311 6.069.521 6.753.399 7.050.253
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er is een overboeking van het Ministerie van Financiën voor de rentederving van de toeslagen. In onderling overleg met SZW is afgesproken om de in rekening te brengen belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4% per 1 januari 2024. Doordat het vastzetten van de belastingrente toeslagen met terugwerkende kracht bekrachtigd wordt door middel van een wetswijziging, kan in 2023 (vanaf 1 juli) alleen de in rekening te brengen belastingrente op 4% vastgezet worden. De te vergoeden belastingrente toeslagen zal conform de ‘oude’ wettelijke systematiek stijgen naar 6% in de tweede helft van 2023. Deze asymmetrie in 2023 resulteert in een rentederving van € 1,8 miljoen (waarvan € 0,9 miljoen kinderopvangtoeslag en € 0,9 miljoen kindgebonden budget) die conform de gemaakte afspraak gedekt zal worden door Financiën.
  3. Er zijn enkele overboekingen van de Aanvullende Post van de begroting van Financiën. We benoemen de belangrijkste. De prognose van het aantal gedupeerden van de toeslagenaffaire is opgehoogd van 30.000 naar 42.000. Dit leidt tot een toename van de uitgaven voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Het gaat om € 12,6 miljoen in 2024 en in totaal € 5,4 miljoen vanaf 2025 (zie ook de kasschuif bij mutatie 4). Daarnaast zijn er overboekingen voor uitvoeringskosten van de herziening van het kinderopvangstelsel (in totaal € 14,8 miljoen).
  4. Een bedrag van € 0,5 miljoen aan uitvoeringskosten voor de herziening van het kinderopvangstelsel wordt verschoven van 2023 naar 2024. Ook is de bouw/ontwikkeling van huisvesting KO BES vertraagd en wordt hiervoor € 2,5 miljoen uit 2023 naar 2024 (€ 1,5 miljoen) en 2025 (€ 1,0 miljoen) verschoven. Omdat een uitvoerder het niet haalt om de subsidie voor “Zij-instroom afstand tot de arbeidsmarkt” dit jaar nog te beschikken worden de middelen uit 2023 (€ 1,0 miljoen) en 2024 en 2025 (beide € 0,5 miljoen) naar 2026 geschoven (€ 2,0 miljoen). Tot slot zijn er AP-middelen voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag van 2025 (€ 2,7 miljoen) verschoven naar latere jaren (waaronder € 1,8 miljoen naar 2026 en € 0,7 miljoen naar 2027).
  5. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  6. De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van Dienst Toeslagen en de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024) van de werkloosheid. Er gaan meer kinderen naar de opvang dan eerder verwacht. Daarentegen loopt de werkloosheid sterker op dan was voorzien. Per saldo is het aantal kinderen meerjarig naar boven bijgesteld, wat doorwerkt in hogere uitgaven. Het gemiddelde vergoedingspercentage komt lager uit vanwege het gemiddeld hogere huishoudinkomen van ouders. Dit werkt nog tot en met 2026 door in lagere uitgaven aan kinderopvangtoeslag.
  7. Deze mutatie betreft de herijking van de budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe kinderopvangstelsel van 2025 naar 2027. Daarbij is ook de uitsplitsing naar uitgaven en ontvangsten gemaakt. De uitgaven komen in totaal € 233,8 miljoen hoger uit. Daar staan in totaal € 285,7 miljoen hogere ontvangsten tegenover (zie mutatie 3 in Tabel 149). Per saldo leidt de herijking tot € 52,0 miljoen lagere uitgaven.
  8. Het kabinet is voornemens om ouders die samenwonen met een eerstegraads bloedverwant voor diverse toeslagen (waaronder de kinderopvangtoeslag) niet langer als toeslagpartners te beschouwen. Voor deze groep wordt de hoogte van de toeslag berekend op basis van een lager toetsingsinkomen. Als gevolg daarvan stijgen de uitgaven kinderopvangtoeslag.
  9. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn middelen gereserveerd voor de verhoging van het wettelijk minimumloon. Dit heeft doorwerking op de personeelskosten voor kinderopvang en daarmee op de hoogte van de subsidieregeling voor KO BES.
Stand ontwerpbegroting 2023 1.765.766 1.760.939 1.718.997 1.642.948 1.568.937
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 40.735 ‒ 40.955 ‒ 31.992 ‒ 12.609 4.143
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties 2.973 9.092 11.632 7.973 4.230
2. Afrekening 2022 45
3. Herijking KO pakket 0 0 36.567 111.417 137.754
4. Bijstelling MEV 84.526 97.749 100.056 101.297 106.789
Stand ontwerpbegroting 2024 1.812.575 1.826.825 1.835.260 1.851.026 1.821.853 1.755.824
  1. Er is een meevaller op de ontvangsten Kinderopvangtoeslag. Bij het overhevelen van de loon- en prijsbijstelling zijn de uitgaven op prijspeil 2023 gebracht (zie mutatie 1 bij de uitgaven). De hogere uitgaven leiden, met vertraging, ook tot meer ontvangsten uit terugvorderingen.
  2. De SVB heeft in 2022 € 45.000 minder aan WKO buitenland uitgegeven dan SZW heeft bevoorschot. Dit bedrag komt als ontvangsten binnen in 2023.
  3. Deze mutatie betreft de herijking van de budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe kinderopvangstelsel van 2025 naar 2027. Daarbij is ook de uitsplitsing naar uitgaven en ontvangsten gemaakt. De ontvangsten komen in totaal € 285,7 miljoen hoger uit. Daar staan in totaal € 233,8 miljoen hogere uitgaven tegenover (zie mutatie 7 in Tabel 148). Per saldo leidt de herijking tot € 52,0 miljoen lagere uitgaven.
  4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

8. Oudedagsvoorziening

Stand ontwerpbegroting 2023 36.835 38.853 41.106 43.645 46.256
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 774 664 137 ‒ 467 ‒ 824
Nieuwe mutaties:
1. Bijstelling prijsniveau 2023 4.335 4.556 4.763 4.995 5.259
2. Afrekening 2022 1
3. Koopkrachtpakket 0 9.100 9.600 10.200 10.700
Stand ontwerpbegroting 2024 41.945 53.173 55.606 58.373 61.391 65.077
  1. Ramingbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Aan de hand van de definitieve bevoorschotting zijn de uitgaven voor de Overbruggingsregeling AOW € 0,1 miljoen hoger uitgevallen.
  3. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn middelen gereserveerd voor de verhoging van de AOV tot 85% van het WML per 1 jan 2024.
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 43.657.561 44.126.845 44.919.563 45.976.422 47.053.544
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 256.041 ‒ 270.088 ‒ 278.808 ‒ 276.886 ‒ 269.650
Nieuwe mutaties:
1. Overheveling indexatie 2023 4.598.430 4.646.473 4.750.888 4.863.391 4.978.593
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 47.999.950 48.503.230 49.391.643 50.562.927 51.762.487 52.235.083
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 4.543.164 6.425.061 8.175.459 10.085.080 12.085.655
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 55.266 1.325.126 1.625.234 2.445.774 2.887.196
Nieuwe mutaties:
2. Overheveling indexatie 2023 ‒ 4.598.430 ‒ 4.646.473 ‒ 4.750.888 ‒ 4.863.391 ‒ 4.978.593
3. Nominale bijstelling 0 11.152 ‒ 833 ‒ 1.260 ‒ 1.635
4. Bijstelling MEV 0 516.114 666.745 658.286 675.200
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 3.630.980 5.715.717 8.324.489 10.667.823 12.952.307
Stand ontwerpbegroting 2024 47.999.950 52.134.210 55.107.360 58.887.416 62.430.310 65.187.390
  1. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld van nominaal naar reëel.
  2. Zie mutatie nummer 1.
  3. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  4. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

9. Nabestaanden

Stand ontwerpbegroting 2023 1.714 1.910 2.030 2.048 2.059
Mutaties Nota van Wijziging 1e suppletoire begroting 2023 50 30 0 0 0
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 182 180 171 164 163
Nieuwe mutaties:
1. Bijstelling prijsniveau 2023 221 244 257 258 259
2. Koopkrachtpakket 0 600 600 600 600
Stand ontwerpbegroting 2024 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
  1. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  2. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn middelen gereserveerd voor de verhoging van de AWW tot 85% van het WML per 1 jan 2024.
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 295.874 287.283 275.783 266.208 258.643
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 5.091 5.232 6.009 6.191 6.447
Nieuwe mutaties:
1. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 1.169 ‒ 1.143 ‒ 1.138 ‒ 1.137 ‒ 1.139
2. Overheveling indexatie 2023 32.529 31.603 30.429 29.400 28.602
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 332.325 322.975 311.083 300.662 292.553 293.520
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 30.509 36.390 39.954 45.239 51.067
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 2.020 9.931 12.656 16.732 19.070
Nieuwe mutaties:
3. Overheveling indexatie 2023 ‒ 32.529 ‒ 31.603 ‒ 30.429 ‒ 29.400 ‒ 28.602
4. Nominale bijstelling 0 ‒ 46 ‒ 80 ‒ 136 ‒ 201
5. Koopkrachtpakket 0 2.981 7.925 8.611 8.535
6. Bijstelling MEV 0 5.087 4.602 4.365 4.316
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 22.740 34.628 45.411 54.185 63.660
Stand ontwerpbegroting 2024 332.325 345.715 345.711 346.073 346.738 357.180
  1. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  2. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  3. Zie mutatie nummer 2.
  4. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  5. Dit betreft het effect op de Anw van het bevriezen van de dubbele AHK in 2024 en het schrappen van de versnelde afbouw in 2025.
  6. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

10. Tegemoetkoming ouders

Stand ontwerpbegroting 2023 7.662.279 7.425.834 7.165.473 7.037.133 7.024.456
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 115.478 189.836 174.163 118.686 82.093
Nieuwe mutaties:
1. Kasschuiven 76 ‒ 76 0 0 0
2. Overboekingen met andere departementen 900 0 0 0 0
3. Uitvoeringsmutaties ‒ 130.575 95.862 44.534 15.883 13.849
4. Bijstelling prijsniveau 2023 540.685 464.020 442.888 428.696 424.447
5. Afrekening 2022 3.746
6. Correctie AKW LPO 10.948 24.252 24.284 24.293 24.295
7. Koopkrachtpakket 81.641 1.079.664 1.128.117 1.114.359 1.083.687
8. Bijstelling MEV ‒ 87.819 ‒ 30.575 ‒ 21.612 ‒ 30.927 ‒ 37.762
Stand ontwerpbegroting 2024 8.197.359 9.248.817 8.957.847 8.708.123 8.615.065 8.497.293
  1. In verband met vertraging van de structurele regeling voor dubbele kinderbijslag intensieve zorg (tot 1 juli 2024) wordt de incidentele regeling in Caribisch Nederland verlengd. In 2023 stond nog € 76.000 voor de structurele regeling. Dat kan ingezet worden. Daarnaast staat voor 2024 € 152.000 voor de structurele regelingen. Hiervan kan de helft worden ingezet. Omdat de regeling in 2023 wordt uitgekeerd is hiervoor een kasschuif nodig. In totaal zijn hiermee de kosten gedekt.
  2. Er is een overboeking van het Ministerie van Financiën voor de rentederving van de Toeslagen. In onderling overleg met SZW is afgesproken om de in rekening te brengen belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4% per 1 januari 2024. Doordat het vastzetten van de belastingrente toeslagen met terugwerkende kracht bekrachtigd wordt door middel van een wetswijziging, kan in 2023 (vanaf 1 juli) alleen de in rekening te brengen belastingrente op 4% vastgezet worden. De te vergoeden belastingrente toeslagen zal conform de 'oude' wettelijke systematiek stijgen naar 6% in de tweede helft van 2023. Deze asymmetrie in 2023 resulteert in een rentederving van € 1,8 miljoen (KOT € 0,9 miljoen +WKB € 0,9 miljoen) die conform de gemaakte afspraak gedekt zal worden door Financiën.
  3. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens.
  4. Ramingsbijstelling van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  5. De SVB heeft in 2022 meer uitgegeven dan SZW heeft bevoorschot. Dit bedrag wordt in 2023 aan de SVB nabetaald.
  6. De indexatie van de AKW is per 1 januari hoger uitgevallen en per 1 juli 2023 lager uitgevallen dan verwacht doordat de inflatie in oktober hoger en april lager uitviel dan verwacht bij de bijstelling van het prijsniveau 2023. Deze boeking betreft een correctie daarop.
  7. In het koopkrachtpakket van augustus 2023 zijn middelen gereserveerd voor de verhoging van het Kindgebonden budget (WKB), de verlaging van de ALO-kop en het verlagen van het afbouwpunt paren.
  8. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 225.743 209.496 199.656 196.111 195.416
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 33.879 89.271 68.810 64.166 56.599
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties 19.376 34.610 29.998 30.979 30.494
2. Koopkrachtpakket 0 15.115 56.436 75.059 84.328
3. Bijstelling MEV ‒ 702 ‒ 2.683 ‒ 3.342 ‒ 2.890 ‒ 2.820
Stand ontwerpbegroting 2024 278.296 345.809 351.558 363.425 364.017 359.709
  1. De ontvangsten voor de WKB zijn op basis van uitvoeringsgegevens naar boven bijgesteld, onder meer naar aanleiding van de indexatie van 2022 op 2023. Hoe groter de WKB beschikkingen in absolute zin, hoe groter ook de nabetalingen en terugvorderingen in absolute zin worden.
  2. De budgettaire gevolgen van de verhoging van de WKB zijn uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Deze boeking bevat de mutatie op de ontvangsten. Zie ook de gelijknamige boeking bij de uitgaven.
  3. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

11. Uitvoering

Stand ontwerpbegroting 2023 657.751 625.080 615.365 612.106 612.825
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 31.827 22.273 13.125 12.491 13.880
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 39.116 38.886 38.553 38.453 38.476
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 1.670 ‒ 1.460 ‒ 401 ‒ 473 527
3. Kasschuiven ‒ 10.300 7.542 2.758 0 0
4. Budgettair neutrale herschikkingen 216 676 0 0 0
5. Uitvoeringsmutaties 0 4.243 4.125 3.713 ‒ 186
6. Afrekening 2022 35.299 0 0 0 0
7. Onderwijsroute 0 0 0 ‒ 2.000 ‒ 1.000
8. IOW verlenging 0 0 0 607 958
9. Bijstelling MEV 0 ‒ 1 ‒ 22 18 50
Stand ontwerpbegroting 2024 752.239 697.239 673.503 664.915 665.530 666.240
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn 9 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking € 1,1 miljoen in 2023 en € 1,7 miljoen in 2024 en verder naar het Ministerie van VWS voor de hogere uitvoeringskosten van het CIZ voor de indicatiestelling dubbele AKW voor kinderen die intensieve zorg van ouders nodig hebben.
  3. Betreft een kasschuif van € 8 miljoen voor de uitvoering UWV van STAP van 2023 naar 2024. De gehele uitvoeringskosten zijn in 2024 afgeboekt, terwijl er nog afrondende werkzaamheden zullen plaatsvinden (laatste tranche is 1 november tot en met 31 december).
  4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  5. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens. Daarnaast is er een correctie uitgevoerd voor de uitvoeringskosten STAP die bij de voorjaarsbesluitvorming zijn afgeboekt.
  6. Betreft een nabetaling op de uitvoeringskosten UWV naar aanleiding van de afrekening van het jaarverslag UWV 2022. De grootste zijn NOW 6 (€ 20,9 miljoen), Wajong (€ 8,6 miljoen) en basisdienstverlening (€ 5,4 miljoen).
  7. Dekking artikel 11 en vrijval ten behoeve van de onderwijsroute van 2026 t/m 2029 (niet structureel).
  8. Betreft een mutatie voor de uitvoeringskosten UWV naar aanleiding van de verlenging van de IOW.
  9. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2022 53.045 0 0 0 0
Stand ontwerpbegroting 2024 53.045 0 0 0 0 0
  1. De mutatie van € 53,0 miljoen betreft een terugontvangst op de uitvoeringskosten UWV naar aanleiding van de afrekening van het jaarverslag UWV 2022. De grootste betreffende de NOW 1-5 (€ 32,8 miljoen), de re-integratie Wajong (€ 6,1 miljoen), en de inzet doelgroep banenafspraak ( € 4,0 miljoen).
Stand ontwerpbegroting 2023 reëel 2.124.786 2.123.431 2.133.529 2.158.458 2.185.854
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 48.821 ‒ 77.192 ‒ 70.291 ‒ 71.475 ‒ 72.281
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties ‒ 15.547 ‒ 41.435 ‒ 43.958 ‒ 45.108 ‒ 46.845
2. Overheveling indexatie 2023 131.422 129.415 130.490 131.992 133.675
3. Kasschuif ‒ 1.310 0 1.310 0 0
4. Overheveling Aanvullende Post 0 5.000 0 0 0
5. Bijstelling MEV 0 14.545 22.479 24.314 24.288
Stand ontwerpbegroting 2024 reëel 2.190.530 2.153.764 2.173.559 2.198.181 2.224.691 2.257.725
Stand ontwerpbegroting 2023 nominaal 100.798 172.123 253.953 337.765 425.062
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 30.624 61.683 85.166 109.076 122.645
Nieuwe mutaties:
6. Overheveling indexatie 2023 ‒ 131.422 ‒ 129.415 ‒ 130.490 ‒ 131.992 ‒ 133.675
7. Nominale bijstelling 0 ‒ 2.086 ‒ 4.863 ‒ 7.766 ‒ 10.662
8. Bijstelling MEV 0 9.862 9.159 14.223 17.743
Stand ontwerpbegroting 2024 nominaal 0 112.167 212.925 321.306 421.113 521.843
Stand ontwerpbegroting 2024 2.190.530 2.265.931 2.386.484 2.519.487 2.645.804 2.779.568
  1. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens. Betreft een mutatie op het uitvoeringsbudget UWV, naar aanleiding van het aanpassen van de volumes voor WW, ZW, WAO, WIA en WAZ.
  2. Om de hoogte van de raming op prijsniveau 2023 te brengen wordt de nominale reeks betreffende de indexatie 2023 overgeheveld van nominaal naar reëel.
  3. In verband met heroverwegingen in het programma Keten voor Derdenbeslag over de inrichting van Stroomlijning Keten Derdenbeslag is er vertraging opgelopen en een kasschuif benodigd.
  4. Betreffen de incidentele uitvoeringskosten UWV voor de invoering van loonkostensubsidie (LKS) in de WIA.
  5. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
  6. Zie mutatie nummer 2.
  7. Ramingsbijstelling van de nominale ontwikkeling door gewijzigde indexatiepercentages vanaf 2024.
  8. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).

12. Rijksbijdragen

Stand ontwerpbegroting 2023 24.100.898 24.528.194 25.230.366 26.204.589 27.197.575
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 3.466.600 ‒ 1.508.600 ‒ 1.972.800 ‒ 2.499.600 ‒ 3.039.600
Nieuwe mutaties:
1. Uitvoeringsmutaties 15.635 14.288 14.286 14.667 22.314
2. Bijstelling MEV ‒ 20.200 5.060.300 5.406.400 5.844.000 6.291.500
Stand ontwerpbegroting 2024 20.629.733 28.094.182 28.678.252 29.563.656 30.471.789 30.597.445
  1. Ramingsbijstelling op basis van de uitvoeringsgegevens.
  2. Ramingsbijstelling op basis van de nieuwe CPB-prognose (MEV 2024).
Stand ontwerpbegroting 2023 0 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2022 20
Stand ontwerpbegroting 2024 20 0 0 0 0 0

13. Integratie en maatschappelijke samenhang

Stand ontwerpbegroting 2023 389.946 352.774 323.165 301.264 298.333
Mutaties amendementen 4.000 0 0 0 0
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 64.020 378.298 220.032 206.253 71.299
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 4.216 15.509 14.899 13.843 13.849
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 393 0 0 7.000 7.000
3. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 300 5.350 5.700 8.100 0
4. Uitvoeringsmutaties 20.338 9.190 9.085 8.870 0
5. Bijstelling prijsniveau 2023 1.027 1.002 975 945 904
6. Onderwijsroute 0 0 0 22.900 10.000
Stand ontwerpbegroting 2024 482.854 762.123 573.856 569.175 401.385 345.844
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn 3 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is de overboeking van OCW van € 7 miljoen in voor de bijdrage aan de onderwijsroute.
  3. Er is sprake van enkele budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  4. Op basis van recente prognoses is de raming voor DUO Leningen en Maatschappelijke Begeleiding voor 2023 aangepast. De prognose voor DUO Leningen is aangepast met € 15,1 miljoen. De raming Maatschappelijke Begeleiding is aangepast met € 5,3 miljoen.
  5. Bijstelling van de raming van de uitkeringen om die op prijspeil 2023 te brengen.
  6. Tijdelijke voortzetting onderwijsroute van 2026 t/m 2029.
Stand ontwerpbegroting 2023 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 10.270 0 0 0 0
Nieuwe mutaties:
1. Afrekening 2022 3.656
Stand ontwerpbegroting 2024 14.926 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
  1. Terugontvangst van de onderuitputting 2022 van het COA en DUO.

96. Apparaat kerndepartement

Stand ontwerpbegroting 2023 501.604 495.405 482.122 478.077 476.563
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 37.478 39.361 32.151 31.752 31.287
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 24.632 24.806 27.923 26.518 26.633
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 418 ‒ 818 ‒ 215 ‒ 215 ‒ 215
3. Kasschuiven 0 56 56 56 ‒ 385
4. Budgettair neutrale herschikkingen 3.732 4.010 2.821 170 296
5. Nieuwe begroting RSO 7.083 7.083 7.083 7.083 7.083
Stand ontwerpbegroting 2024 574.111 569.903 551.941 543.441 541.262 538.560
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om het budget op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn 4 overboekingen met andere departementen. De grootste is de overboeking naar VWS (- € 0,9 in 2023 en € -0,7 in 2024) voor de Commissie Maatschappelijk Impact Team (MIT).
  3. Om beter aan te sluiten bij de uitgaven worden middelen in het personeelsbudget in het juiste ritme geplaatst.
  4. Er is sprake van diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  5. RSO heeft een nieuwe begroting opgesteld. De stijging van de uitgaven doet zich met name voor bij externe inhuur en bij de kosten voor schoonmaak.
Stand ontwerpbegroting 2023 83.567 84.216 84.916 83.716 83.916
Nieuwe mutaties:
1. Nieuwe begroting RSO 7.083 7.083 7.083 7.083 7.083
Stand ontwerpbegroting 2024 90.650 91.299 91.999 90.799 90.999 88.479
  1. De stijging van de uitgaven van RSO wordt doorberekend aan de opdrachtgevers (zie mutatie 5 van de uitgaven).

99. Nog onverdeeld

Stand ontwerpbegroting 2023 252.795 240.789 160.278 201.351 189.749
Mutaties amendementen ‒ 4.750 0 0 0 0
Mutaties 1e suppletoire begroting 2023 ‒ 31.671 181.889 226.280 212.425 186.365
Nieuwe mutaties:
1. Loon- en prijsbijstelling 2023 ‒ 100.328 ‒ 90.224 ‒ 95.328 ‒ 89.477 ‒ 86.968
2. Overboekingen met andere departementen ‒ 38.753 30.944 2.051 21.803 24.672
3. Kasschuiven ‒ 84.551 77.500 7.051 0 0
4. Budgettair neutrale herschikkingen ‒ 6.030 ‒ 74.041 ‒ 5.749 ‒ 8.041 59
5. Reserveringen 17.500 ‒ 75.300 ‒ 2.900 ‒ 21.700 ‒ 6.300
Stand ontwerpbegroting 2024 4.212 291.557 291.683 316.361 307.577 287.462
  1. De loon- en prijsbijstelling 2023 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2023 te brengen.
  2. Er zijn 18 overboekingen met andere departementen. De grootste mutatie is een overboeking met OCW in verband met een bijdrage aan het programma schoolmaaltijden dat wordt verlengd in 2024 (€ 52,5 miljoen). Daarnaast is er een overboeking met het Gemeentefonds voor vroegsignalering en bijzondere bijstand (van € 50 miljoen in 2024).
  3. Om beter aan te sluiten bij het kasritme hebben er meerdere kasschuiven plaats gevonden. De grootste is een kasschuif voor de energietoeslag studenten van 2023 naar 2024 van € 63 miljoen. Deze middelen zijn erna overgeheveld naar het beleidsartikel.
  4. Er zijn diverse budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  5. Er is sprake van diverse reserveringen die later overgeboekt worden naar het desbetreffende artikel, onder andere voor beschut werk.

Bijlage 4: Moties en toezeggingen

Het overzicht is bijgewerkt tot 25 juli 2023. Planning kan wijzigen wanneer een brief controversieel wordt verklaard door de Tweede Kamer.

Afgehandelde moties

8691 Motie-Nijkerken-de Haan/Kerstens om de resterende financiële middelen mobiliteitsbonus vanaf 2021 specifiek aan te wenden voor de doelgroep in de vorm van een bonus/korting voor de werkgever Kamerstukken II, 2015-2016, 34 194, nr. 17 De wetsbehandeling van Breed Offensief heeft op 27 juni 2022 plaatsgevonden, waarna het wetsvoorstel is aangenomen. Daarmee is deze toezegging afgedaan
  1. Dit is een identificatienummer voor de administratie binnen het Ministerie van SZW.
1026 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over komen tot een socialere incasso Kamerstukken II, 2016-2017, 24 515, nr. 393 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1217 Motie-Kuzu over de uitwerking van de maatregel voor uitbreiding van de ketenregeling Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 48 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 074, nr. 78)
1220 Motie-Bruins/Pieter Heerma over overleg met sociale partners over één laagdrempelige calamiteitenregeling Kamerstukken II, 2018-2019, 35 074, nr. 52 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1208)
1262 Motie-Wiersma/Heerema over de Handreiking Taakdelegatie UWV herzien Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 905 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-08-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 685)
1288 Motie-Van Hul inzake een doelstelling voor een leven lang ontwikkelen voor mensen met flexcontracten Kamerstukken II, 2018-2019, 30 012, nr. 114 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
1350 Motie-Tielen over vernieuwende initiatieven in de bestaande ondersteuning voor een leven lang leren Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 XV, nr. 39 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
1392 Motie-Van Weyenberg c.s. over varianten om de wendbaarheid van het contract voor onbepaalde tijd te vergroten Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 986 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1176)
1432 Motie-Gijs van Dijk/Smeulders over het aan banden leggen van premieshoppen in Europees verband Kamerstukken II, 2019-2020, 35 359, nr. 14 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-06-2020 (Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 24)
1450 Motie-Özütok inzake verzoek regering om Bonaire, Sint Eustatius en Saba in staat te stellen de kosten voor dag- en buitenschoolse kinderopvang in voorkomende gevallen te compenseren Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 61 Nota naar aanleiding van het verslag en de nota van wijziging zijn 10-07-2023 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 306, nr. 7)
1459 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over het aantal beschikbaar gestelde stage- en werkervaringsplekken vanaf 2021 Kamerstukken II, 2019-2020, 35 483, nr. 47 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365)
1461 Motie-Wörsdörfer over het ontwikkelen van kansrijke beleidsinterventies ter preventie van schulden Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 534 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1467 Motie-Peters/Van Brenk over tegengaan van het niet-gebruik van de AIO Kamerstukken II, 2019-2020, 24 515, nr. 545 SVB, UWV en SZW hebben de pilot uitgewerkt hoe gegevensuitwisseling op een proportionele manier toegepast kan worden teneinde een gerichte benadering van de doelgroep met potentieel recht op AIO gericht te benaderen. De regeling is gepubliceerd (Tijdelijke regeling pilot gerichte bevordering gebruik AIO, Stcrt. 2022, nr. 24731) en de pilot is gestart. Hiermee is de motie uitgevoerd
1475 Motie-Tielen c.s. over een aan werkgevers en werknemers gelijkwaardige positie voor zelfstandigen Kamerstukken II, 2019-2020, 31 311, nr. 231 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
1504 Motie-Bruins/Rog over onderzoeken of de maatschappelijke diensttijd bijdraagt aan vermindering van de jeugdwerkloosheid Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 126 Motie is overgedragen naar VWS
1529 Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over gebruik van de subsidieregeling voor het MIP voor vernieuwende opleidingsinitiatieven Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 33 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
1548 Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een handreiking voor gemeenten over beschikbare instrumenten voor het bestrijden van kinderarmoede Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 59 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1552 Motie-Gijs van Dijk/Bruins over uitbreiding van de noodstopprocedure voor boetes Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 63 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1553 Motie-Bruins/Peters over uitbreiding van de no-riskpolis naar mensen met een langdurige bijstandsuitkering Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 65 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1069)
1557 Motie-Kuzu c.s. over het informeren van mensen over inkomensondersteunende regelingen Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 70 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1568 Motie-Omtzigt c.s. over een voorstel voor doorlichting van wetten en regelingen door een externe partij Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 13 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 313)
1569 Motie-Ploumen/Jetten over een inventarisatie van wetgeving die hardvochtig uitpakt Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 24 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 313)
1571 Motie-Van Brenk over als regel in wetgeving een hardheidsclausule opnemen Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 37 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362 nr. 313)
1586 Motie-Renkema over het stimuleren van inhoudelijke affiniteit en ervaring binnen de raad van toezicht Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 5 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)
1587 Motie-Palland c.s. over het delen van aanvullende vormen van medezeggenschap Kamerstukken II, 2020-2021, 35 240, nr. 7 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)
1590 Motie-Belhaj c.s. over hulp bij verzoeken tot afstand van de Marokkaanse nationaliteit Kamerstukken II, 2020-2021, 35 475, nr. 6 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2022, (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 475, nr 15)
1603 Motie-Tielen over bezien hoe verloning onderdeel kan zijn van certificeringscriteria Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 66 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 92)
1604 Motie-Becker over reflecteren op de uitvoeringsketen inburgering Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 69 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 377)
1616 Motie-Wörsdörfer over mogelijkheden en belemmeringen in kaart brengen voor werkgevers van mensen met schulden Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 596 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1623 Motie-Tielen over een toegankelijkheidstoets op verlofregelingen Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 17 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 447, nr. 59)
1626 Motie-Segers over waarborgen dat alle uitvoeringsorganisaties voldoende ruimte krijgen voor maatwerk en de menselijke maat Kamerstukken II, 2020-2021, 28 362, nr. 52 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 362, nr. 308)
1630 Motie-Van Baarle/Den Haan over hulpmiddelen voor een inclusieve werving en selectie door werkgevers Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1051 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)
1637 Motie-Azarkan over moslimhaat of moslimdiscriminatie erkennen als specifieke vorm van discriminatie en racisme Kamerstukken II, 2020-2021, 30 950, nr. 242 In de brief van 22-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 288) heeft de Minister van BZK de Kamer bericht dat de aanpak van moslimdiscriminatie een integraal onderdeel dient te zijn van een samenhangend plan tegen discriminatie en racisme. Met het Nationaal Programma, met een combinatie van generiek beleid en specifieke maatregelen per situatie tegen moslimdiscriminatie, wordt invulling gegeven aan de in de brief genoemde moties
1651 Motie-Grinwis/Leijten over een telefoonnummer van een ter zake kundige medewerker op alle relevante brieven van overheidsinstanties Kamerstukken II, 2020-2021, 35 510, nr. 73 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 362, nr. 308)
1656 Motie-Ceder over praktische belemmeringen voor nieuwkomers bij het aangaan van werk Kamerstukken II, 2020-2021, 32 824, nr. 341 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 341)
1661 Motie-Eerdmans over een wettelijke regeling voor zelfstandig ondernemerschap die de rechtspositie van zzp'ers in alle relevante aspecten vastlegt Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 47 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
1668 Motie-Van Kent over democratische controle uitoefenen op het Inlichtingenbureau Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 660 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693)
1677 Gewijzigde motie Van der Staaij/Omtzigt over uitspreken dat een volgend kabinet concrete maatregelen moet nemen om de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 48 (79) De motie is afgehandeld in §5.2.7 van de SZW-begroting voor 2023
1678 Motie-Leijten/Peters over meer gedupeerden van verhoging van de AOW-leeftijd in kaart brengen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 666, nr. 4 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 163, nr. 55)
1679 Motie-Peters/Leijten over een compensatieregeling voor zelfstandigen die al ziek waren voor de verhoging van de AOW-leeftijd en geen toegang hebben tot de overbruggingsregeling Kamerstukken II, 2021-2022, 35 666, nr. 5 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 163, nr. 55)
1688 Motie-Omtzigt c.s. over een commissie instellen die de normen voor het bestaansminimum vastlegt Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 1687 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1692 Gewijzigde motie-Belhaj c.s. over nieuwkomers die in het oude inburgeringsstelsel instromen maximaal laten profiteren van de voordelen van de Wet inburgering 2021 Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 19 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 12 (ondersteuning inburgeraars Wi2013)
1693 Motie-Becker over het monitoren van de invulling van de module Arbeidsmarkt en Participatie door gemeenten Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 17 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 380)
1694 Motie-Gijs van Dijk over verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor NT2-docenten Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 18 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365)
1695 Motie-Becker over een heldere juridische definitie van «problematisch gedrag» Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 8 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 653)
1700 Motie-Tielen over inzichtelijk maken hoe de STAP-regeling en de O&O-fondsen elkaar versterken Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 43 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
1701 Motie-Tielen over de ontwikkeling van door betrokken partijen goed met elkaar afgestemde skillspaspoorten Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 44 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 925 XV, nr. 44)
1702 Motie-Tielen over een brede publiekscampagne die bijdraagt aan een gelijkwaardiger positie van vrouwen op de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 45 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1212)
1705 Motie-Kat c.s. over in het Landelijk Platformoverleg Schuldenbewind bezien of de gestelde eisen aan bewindvoerders voldoende zijn Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 50 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1706 Motie-Kat c.s. over de inzet van het adviesrecht door gemeentes bevorderen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 51 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1707 Motie-Kat c.s. over voortzetting van het Informatiepunt Wajong voor 2022 Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 52 Afgehandeld onder verwijzing naar SZW Jaarverslag 2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 000 XV, nr. 1, p.77)
1708 Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over het ondersteunen van de wervingscampagne voor personeel en verminderen van de regeldruk in de kinderopvang Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 54 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 463)
1711 Motie-Maatoug c.s. over de krapte op de arbeidsmarkt aanpakken met hulp van regionale mobiliteitsteams Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 61 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 420, nr. 513)
1714 Motie-Ceder c.s. over een landelijk schuldendashboard Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 64 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1716 Motie-Van Baarle/Peters over maatwerkafspraken met de VNG over de kostendelersnorm voor schuldenproblematiek en schuldhulpverlening: met jongeren Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 77 Per 1 januari 2023 is het wijzigingsvoorstel in werking getreden waarbij de kostendelersnorm wordt gewijzigd zodat jongvolwassenen tot 27 jaar niet meetellen als kostendelers voor hun huisgenoten. Dus per 1 januari 2023 afgerond
1720 Motie-Grinwis/Maatoug over verlenging van de verruimde regels voor de Bbz Kamerstukken II, 2021-2022, 35 420, nr. 447 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-05-2023 (Kamerstukken II 2022-2023, 26 448, nr. 713)
1721 Motie-Marijnissen over maatregelen uitwerken die de vermogensongelijkheid verkleinen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 122 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 met verzending van het IBO Vermogensverdeling door Financiën aan de Kamer (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 IX, nr. 38)
1723 Motie-Paternotte en Pieter Heerma over een aanpak tegen arbeidsmarkttekorten voor de sectoren wonen, zorg, onderwijs, klimaat, (internationale) veiligheid en kinderopvang Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 128 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1116)
1727 Motie-Den Haan en Hermans over bij uitvoeringstoetsen ook duidelijk het burgerperspectief voor ogen houden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 151 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-01-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788 nr. 151)
1730 Motie-Azarkan inzake een plan te ontwikkelen om moslimhaat te bestrijden, Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 92 In de brief van 22-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 288) heeft de minister van BZK de Kamer bericht dat de aanpak van moslimdiscriminatie een integraal onderdeel dient te zijn van een samenhangend plan tegen discriminatie en racisme. Met het Nationaal Programma, met een combinatie van generiek beleid en specifieke maatregelen per situatie tegen moslimdiscriminatie, wordt invulling gegeven aan de in de brief genoemde moties
1738 Motie-Nijboer over een nationaal actieplan om mensen aan duurzaam en fatsoenlijk betaald werk te helpen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 96 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1116)
1739 Motie-Den Haan over acties om bewustwording van de waarde van oudere werknemers aan de werkgeverskant te stimuleren Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 98 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1159)
1741 Motie-Stoffer c.s. over het verkleinen van de kloof in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 103 In de SZW-begroting voor 2023 (§5.2.7) heeft het kabinet aangegeven hoe het met de motie omgaat. De motie is hiermee afgedaan
1743 Motie-Van Baarle over standaard een doenvermogentoets bij wetsvoorstellen en beleidsvoornemens die uitvoeringsorganisaties of dienstverlening raken Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 8 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 8)
1744 Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over een doenvermogentoets bij voorstellen voor nieuwe wet- en regelgeving Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 10 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 10)
1745 Motie-Inge van Dijk c.s. over ten minste drie pilots bij uitvoeringsorganisaties om de ruimte voor professionals in de uitvoering te vergroten Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 11 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-03-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 11)
1747 Gewijzigde motie-Strolenberg/Van der Graaf over een jaarlijkse stand-van-zakenbrief omtrent de aanbevelingen van de commissie-Bosman Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 13 De motie inzake voortgang is afgehandeld. Immers periodiek wordt de Tweede Kamer geïnformeerd middels voortgangsrapportages
1748 Nader-gewijzigde motie-Van Kent/Palland over het optrekken van de vermogensgrenzen voor kwijtschelding van lokale belastingen Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 234 Afgehandeld met Staatscourant nr. 23803 op 16 september 2022 (Stcrt. 2022, nr. 23803)
1749 Motie-Kathmann c.s. over de onderbesteding van de RMT's ook inzetten voor de doelgroep uit het breed offensief Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 235 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 420, nr. 513)
1750 Nader gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over met plannen komen om voldoende banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 237 De Tweede Kamer is op 07-07-2022 geïnformeerd over de uitkomst van de gesprekken met BZK en OCW (Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 255)
1754 Gewijzigde motie-De Kort over in gesprek gaan met partijen in de arbeidsmarktregio’s om langdurig bijstandsgerechtigden naar werk te begeleiden Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 244 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 394, nr. 48)
1755 Motie-Palland/Ceder over onderzoek naar een verdere vereenvoudiging van loonwaardemeting Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 243 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 261)
1760 Motie-Van Weyenberg c.s. over met bewindvoerders, schuldhulpverleners en schuldeisers bespreken of termijnbedragen tijdelijk aangepast kunnen worden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 125 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 655)
1763 Motie-Inge van Dijk/Grinwis over zo snel mogelijk via diverse landelijke mediakanalen communiceren van een overzicht van de bestaande ondersteunende regelingen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 131 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1765 Gewijzigde motie-Van Raan c.s. over een gesprek met energieleveranciers over hoe kan worden omgegaan met energieschulden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 135 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1766 Motie-Den Haan c.s. over zo veel mogelijk huishoudens die aanvullende maatregelen nodig hebben proactief benaderen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 137 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1768 Motie-Van Baarle over het aankaarten van situaties waarin uitkeringsgerechtigden er vanwege TARGET2 financieel op achteruit zijn gegaan Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 671 Op 5-12-2022 was er informeel gesprek met Van Baarle en UWV over deze motie. Hierna heeft UWV de klantcommunicatie verder aangepast en de Minister van SZW is geïnformeerd over het gesprek en de genomen acties. Van Baarle heeft een terugkoppeling gehad met hierin de afwegingen achter de wel en niet-genomen acties. Ook is de Kamer geïnformeerd over de motie via de Kamerbrief Stand van de Uitvoering van 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693). Hiermee is de motie afgedaan
1770 Motie-Omtzigt over het verlies van de sterk gestegen arbeidskorting voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering meenemen in studies Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 676 Het eerste deel van het dictum verzoekt de regering om het verlies van de sterk gestegen arbeidskorting mee te nemen in de studies die nu starten. Stand van zaken: er zijn tot nu toe geen studies gestart, maar dit kan worden meegenomen in toekomstige onderzoeken. De Staatssecretaris van Financiën zal dit meenemen in een onderzoek naar de heffingskortingen en tariefstructuur. Het tweede deel van het dictum verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat er berekeningen beschikbaar komen voor de gevolgen van de verhoging van de arbeidskorting op het netto-inkomen van mensen met een WIA-uitkering en aan te geven of de regering deze verschillen nog redelijk vindt. Stand van zaken: in de Nota naar aanleiding van het nader verslag bij het Belastingplan 2023 gaat het kabinet – op verzoek van het lid Omtzigt – in op een aantal overwegingen bij de verhoging van de arbeidskorting, en de gevolgen daarvan voor een aantal casussen, waaronder mensen met een WIA-uitkering
1773 Motie-Kathmann over gemeenten oproepen om het Kwaliteitskader schuldhulpverlening voortvarend en breed toe te passen Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 625 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1774 Motie-Kat/Ceder over het faciliteren en stimuleren dat alle gemeenten zich aansluiten bij de nationale schuldhulproute en werken met saneringskredieten Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 628 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1775 Motie-Kat/Ceder over jongvolwassenen informeren over de financiële verantwoordelijkheden die horen bij volwassenheid Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 629 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1776 Motie-Palland c.s. over onderzoek naar landelijke invoering van de schuldpauzeknop Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 631 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1777 Motie-Ceder/Kat over een gecombineerde aanpak armoede en gezondheid bij schuldenproblematiek Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 637 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
1778 Motie-Den Haan over vroegtijdig inzetten op duurzame inzetbaarheid, leven lang leren en scholing voor ouderen Kamerstukken II, 2021-2022, 31 042, nr. 577 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
1780 Gewijzigde motie-Nijboer/Maatoug over met pensioenfondsen in gesprek gaan vanwege het uitkeren van torenhoge bonussen Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 582 Motie is mondeling afgehandeld in wetgevingsoverleg Wet toekomst pensioenen d.d. 10-10-2022
1781 Motie-Smals c.s. over de positie van zelfstandigen breder in de polder versterken Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1096 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
1783 Motie-Léon de Jong over werken laten lonen en inkomensbelemmeringen wegnemen Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1102 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1173)
1786 Nader gewijzigde motie-Ceder/Kat over onderzoeken welke (financiële) effecten het afschaffen van de opslag uit de Regeling wanbetalers heeft Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 635 De minister van VWS heeft de Tweede Kamer geïnformeerd met brief (VWS) d.d. 22-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 653)
1787 Gewijzigde motie-Kathmann/Nijboer over een overleg met Schiphol en KLM over een loonsverhoging voor medewerkers Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1098 Afgehandeld met brief van I&W, mede namens SZW, aan de Tweede Kamer d.d. 12-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 665, nr. 452)
1790 Motie-Van den Hil/Ceder over het betrekken van alle veldpartijen bij de hervorming van de kinderopvangsector Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 452 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 465)
1792 Gewijzigde motie-Sahla/Maatoug over oplossingen voor geïdentificeerde knelpunten bij samenwerking tussen de kinderopvang en het onderwijs Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 454 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 458)
1793 Motie-Léon de Jong over zorgen dat personeelstekorten binnen de kinderopvang niet resulteren in het afwijken van geldende kwaliteits- en veiligheidsnormen Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 455 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 466)
1797 Motie-Van den Hil/Tielen over de aard en omvang in beeld brengen van de groep die niet meer van werk naar werk begeleid kan worden Kamerstukken II, 2021-2022, 25 295, nr. 1889 Uitwerking motie zit in de Kamerbrief van VWS d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 25 295, nr. 1987) over ondersteuning zorgmedewerkers met post-COVID na «1e golf» besmettingen coronavirus
1805 Motie-Van Baarle c.s. over een uitputtend overzicht van de gemeentelijke eisen aan de energietoelage Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 6 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 057, nr. 18)
1806 Motie-Stoffer/Maatoug over het monitoren van de armoede- en schuldenproblematiek als gevolg van de energieprijzen Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 8 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 023, nr. 390)
1807 Motie-Eerdmans/Omtzigt over een breed onderzoek naar de financiële risico’s van inflatie voor middeninkomens Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 9 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 182)
1808 Nader gewijzigde motie-Podt over voorkomen dat studenten altijd maximaal moeten lenen voordat zij in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand Kamerstukken II, 2021-2022, 36 064, nr. 10 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 057, nr. 17)
1809 Motie-Maatoug/Kathmann over onderzoeken in hoeverre het geheel van de sociale zekerheid en de instrumenten tegen een volgende crisis opgewassen zijn Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 55 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-05-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448 nr. 713)
1835 (EK) Motie-van Rooijen over verlenging van AMvB met soepele regels voor pensioenen tot tenminste 1 juli 2023 Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200, S Afgehandeld met publicatie van AMvB in Staatsblad 2023, nr. 130 (Stb. 2023, 130)
1839 Motie-Inge van Dijk/Grinwis inzake constaterende dat er reeds verschillende ondersteunende regelingen zijn waar mensen die hard worden geraakt in hun koopkracht onder de huidige omstandigheden gebruik van kunnen maken, zoals de bijzondere bijstand of bepaalde inkomensondersteuning voor ouderen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 131 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 39 362, nr. 313)
1812 Motie-Azarkan over de middelen binnen de enveloppe armoede en schulden ook aanwenden voor gerichte ondersteuning van voedsel-en kledingbanken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 43 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 648)
1815 Motie-Den Haan/Paternotte over onderzoeken of het mogelijk is om doorwerken na de AOW-leeftijd te vergemakkelijken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 50 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1159)
1816 Motie-Den Haan over een Landelijke Hulplijn Geldzorgen openen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 51 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 677)
1818 Motie-Aartsen over afspraken over het actief begeleiden van nieuwkomers naar werk of een leerwerktraject in tekortsectoren Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 373 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-03-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 381)
1819 Motie-Maatoug over een werkbare oplossing voor de AGI-ontheffing Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824 nr. 374 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 380)
1829 Motie-Palland c.s. over het aanpakken van de extremen in de marginale druk zodat mensen meer overhouden aan eigen extra arbeid Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1142 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1173)
1836 Motie-van Rooijen over de ontkoppeling van het wetsvoorstel over de afschaffing van inkomensondersteuning AOW (IOAOW) van het wetsvoorstel over de verhoging van het kindgebondenbudget Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200, Q Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 31-01-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 26 200, nr. AU)
1837 Gewijzigde motie-Van der Lee/Kathmann over voor 1 mei 2023 aan de Kamer laten weten hoe de eventuele compensatie voor hoge energieprijzen in 2024 geregeld zal worden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 236, nr. 8 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-04-2023 (Kamerstukken, II, 36 200, nr. 182)
1841 Motie-Den Haan c.s.; Verzoekt de regering Caribisch Nederland mee te nemen in de opdracht aan de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 23 De motie is uitgevoerd. Aan de Staatscommissie is meegegeven dat Caribisch Nederland moet worden meegenomen. De Staatscommissie is verder onafhankelijk en zal daar op eigen wijze uitvoering aan moeten geven
1842 Motie-Aartsen over het bevorderen van de arbeidsparticipatie van statushouders door het breder inzetten van jobcoaches en lokale banenmarkten voor statushouders Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 12 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-03-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 381)
1844 Gewijzigde motie-Podt c.s. over meerjarige financiering van onderdelen van het Programma Participatie en Taal Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 14 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 389)
1846 Motie-Van Rooijen (50PLUS) c.s. over de inkomensondersteuning AOW Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200, AK Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 09-12-2022 (Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200, AQ)
1852 Motie-Smals over onderzoeken bij sociale partners welke algemeen verbindend verklaarde bepalingen in cao's als knellend of belemmerend worden ervaren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 41 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1209)
1855 Motie-Kat/Van Kent over bij de beslagvrije voet rekening houden met indexering of aangepaste bijstandsnormen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 49 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 675)
1857 Motie-Kat c.s. over menstruatieartikelen in ieder geval voor minima gratis en laagdrempelig toegankelijk maken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 51 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 698)
1858 Gewijzigde motie-Kathmann c.s. over de oorzaken van niet-gebruik van inkomensregelingen achterhalen en huishoudens die hierdoor in financiële nood zitten helpen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 53 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-03-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 696)
1863 Motie-Pouw-Verweij c.s. over er bij het arbeidsmarktbeleid rekening mee houden dat werken in deeltijd een legitieme, persoonlijke keuze is Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 63 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1212)
1866 Motie-Den Haan c.s. over een duidelijk tijdpad over het vervolg van de besluitvorming over samenwonen en AOW Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 69 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 611)
1870 Motie-Smals over gedurende de transitieperiode monitoren of pensioenfondsen een carve-out nodig hebben in verband met een evenwichtige belangenafweging Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 118 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1872 Gewijzigde motie-Smals/Stoffer over het monitoren van afspraken over compensatie en de obstakels die sociale partners ondervinden om deze te realiseren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 120 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1876 Motie-Nijboer/Maatoug over ook in 2023 de indexatie-AMvB vaststellen tot de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen indien de Tweede Kamer heeft ingestemd met de wet Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 139 Afgehandeld met publicatie van indexatie-AMvB in Staatsblad 130, 2023 (d.d. 12-04-2023) (Stb. 2023, 130)
1880 Motie-Palland/Ceder over bij de monitoring de randvoorwaarden meenemen die zijn opgenomen in het pensioenakkoord Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 148 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1882 Motie-Palland over pensioenfondsen onder voorwaarden vrijstelling verlenen voor de hersteltermijn en het aantal meetmomenten Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 150 Afgehandeld met publicatie van de vrijstellingsregeling in de Staatscourant 2023, nr. 5212, d.d. 16-02-2023 (Stcrt. 2023, nr. 5212)
1883 Motie-Ceder/Stoffer over de nieuwe vormgeving van het nabestaandenpensioen zo snel mogelijk evalueren en monitoren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 158 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1884 Motie-Ceder c.s. over gegevensuitwisseling tussen het UWV en pensioenuitvoerders mogelijk maken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 159 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 190)
1885 Motie-Stoffer/Ceder over onderzoeken of en hoe een restitutiemogelijkheid in het nabestaandenpensioen ingevoerd kan worden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 160 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 190)
1886 Motie-Stoffer/Ceder over de mogelijkheden van een Anw-hiaatverzekering en nabestaandenoverbruggingspensioen bij de vormgeving van het nabestaandenpensioen actief onder de aandacht brengen van sociale partners Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 161 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 190)
1888 Motie-Stoffer c.s. over het regelmatig uitvoeren van invoeringstoetsen na inwerkingtreding van de Wtp Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 163 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1889 Motie-Maatoug c.s. over een uitvoeringsmonitor over de arbeidsvoorwaardelijke afspraken en in 2026 bezien of het invaren op tijd en verantwoord kan worden ingevoerd Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 166 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191)
1890 Gewijzigde motie Van Weyenberg/Sahla over het beperken van het gat tussen de maximumuurprijs en de gemiddelde daadwerkelijke prijs van kinderopvang Kamerstukken II, 2022-2023, 36 250, nr. 6 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 490)
1892 Motie-Kwint over monitoren wat de effecten zijn van de stijgende tarieven in de kinderopvang op de werkende populatie Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 473 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 487)
1896 Gewijzigde motie-Sylvana Simons over bezien hoe het instrument van de pauzeknop breder betrokken kan worden bij schuldenproblematiek Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 657 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 698)
1897 Motie-Van Baarle/Simons over onderzoek doen voor een fijnmaziger beeld van de financiële kwetsbaarheid van subgroepen en generaties van Nederlanders met een migratieachtergrond Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 658 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 698)
1900 Motie-Kathmann/Maatoug over coulant zijn met de wijze waarop studenten aantonen dat zij energiekosten maken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 065, nr. 11 Via een artikel in SZW Gemeentenieuws (publicatie maart 23) is invulling gegeven aan de motie, hiermee is de motie afgehandeld
1910 Motie-Oomen-Ruijten c.s. over de economische situatie van kleine ondernemers Kamerstukken I, 2022-2023, 35 355, J Motie is overgedragen naar EZK
1921 Motie-Palland c.s. over een tijdelijke oplossing voor de groep gezinnen die onder het bestaansminimum uitkomt Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 699 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 716)
1925 Motie-Strolenberg over bij wet-en regelgeving inzake de Arbeidsomstandighedenwet de lastendruk op het mkb in kaart brengen Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 18 Bij elk nieuw wetgevingstraject is standaard voorzien - voorheen op basis van het Integrale Afwegingskader (IAK), thans op basis van het beleidskompas - in de toepassing van kwaliteitseisen (bijvoorbeeld uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, maar ook in regeldruk en doenvermogen). Motie vraagt daarmee geen verdere actie
1947 Motie-Tony van Dijck over het zo spoedig mogelijk uitkeren van de energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 350, nr. 3 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 389, nr. 5)
1956 Motie-Van Kent over uitspreken dat er maatregelen genomen moeten worden om de ongereguleerde instroom van arbeidsmigranten in te perken Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 108 Deze motie spreekt uit en geeft geen opdracht aan het kabinet. De motie is daarmee afgedaan

Lopende moties

771 Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 40 Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperking is in voorbereiding. Door de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen is deze motie naar alle waarschijnlijkheid niet opportuun. Als de uitwerking van het nieuwe systeem in wetgeving is opgenomen, wordt de afhandeling van deze motie nader overwogen. Planning: 4e kwartaal 2024
785 Motie-Elzinga (SP) c.s. inzake evaluatie van de wet twee jaar na de inwerkingtreding van quotumheffing Kamerstukken I, 2014-2015, 33 981, nr. F De motie betreft de evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van het instrument ‘quotumheffing’ en de Kamer over de uitkomsten ervan te informeren. De quotumregeling is vanaf 1 januari 2018 voor de overheidswerkgevers geactiveerd. De quotumheffing is echter opgeschort. Om de in het sociaal akkoord afgesproken quotumregeling uitvoerbaar te maken en de mogelijkheden voor werkgevers om banen te realiseren te vergroten, heeft het kabinet Rutte III het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak voorbereid. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen moet nog een definitief besluit nemen over het al dan niet indienen van het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak bij de Tweede Kamer. Op dat moment zal ook de afhandeling van de toezegging nader worden overwogen. Planning: vierde kwartaal 2024
1040 Motie-Wiersma c.s. over een woonlandbeginsel voor de gezinsbijslagen Kamerstukken II, 2017-2018, 21 501-31, nr. 469 De EPSCO Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Indexatie van gezinsbijslagen of alternatieven daarvoor vormden geen onderdeel van deze algemene oriëntatie vanwege grote bezwaren hiertegen van de huidige Europese Commissie en een meerderheid van de lidstaten. Nederland heeft tegen de algemene oriëntatie gestemd. Nederland heeft samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten. Indexatie van gezinsbijslagen vormt geen onderdeel van de besprekingen
1063 Motie-Strik overwegende, dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers Kamerstukken I, 2017-2018, 34 775, nr. G Uitbesteden van onderzoek heeft vertraging opgelopen. Het onderzoek zal naar verwachting na de zomer 2023 starten en begin 2024 aan de Kamer worden aangeboden
1148 Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 126 Op 1 januari 2020 is de wetswijziging voor deactivering en uitstel quotumheffing in werking getreden. De quotumheffing wordt daarin opgeschort tot 1 januari 2022. In de Kamerbrief van juli 2022 is opgenomen dat de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen met betrokkenen in gesprek is gegaan over de toekomst banenafspraak. In deze brief is ook opgenomen dat er een besluit zal worden genomen over het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak wanneer de uitvoeringstoetsen geactualiseerd zijn. Het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is onderdeel van dit wetsvoorstel. Planning: derde kwartaal 2023
1159 Motie-Ziengs/Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven Kamerstukken II, 2018-2019, 34 675, nr. 19 Stand van zaken is aan de Kamer meegedeeld in brief van I&W van 1 februari 2021; wanneer de wijzigingen van de Arboregelgeving zijn gepubliceerd, zal worden vastgesteld in hoeverre een toegespitst certificaat kan bijdragen aan de asbestdakenopgave. Motie is daarmee nog niet afgedaan omdat regelgeving op dit vlak nog moet worden aangepast; dit vindt naar verwachting eerst in de loop van 2023 plaats
1233 Motie–Gijs van Dijk over omlaag krijgen van het aantal afwijkende medische oordelen Kamerstukken II, 2018-2019, 29 544, nr. 889 De Minister van SZW heeft 30 mei 2023 de Tweede Kamer gemeld, met machtiging van de Koning, het wetsvoorstel, waarbij het medisch advies van de bedrijfsarts over de belastbaarheid van de zieke werknemer leidend wordt bij de RIV-toets door UWV, in te trekken. Dit maakt deze motie overbodig en de Tweede Kamer wordt hier nog schriftelijk over geïnformeerd
1245 Gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 159 De minister heeft in het Commissiedebat van 24 juni 2021 aangegeven de externe evaluatie van het asbeststelsel een half jaar na ingang van de regelgeving, naar verwachting in 2023, te willen uitvoeren
1349 Motie-Tielen over opdrachtgevers rechtszekerheid bieden bij het inhuren van een zelfstandige opdrachtnemer Kamerstukken II, 2019-2020, 25 300 XV, nr. 48 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor einde van 2023 naar de Tweede Kamer
1386 Motie-Palland/Smeulders over de toepassing van de WAS uitbreiden naar de sector personenvervoer Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 971 Planning: brief naar de Tweede Kamer: na de zomer 2023
1387 Motie-Smeulders/Palland over verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties in het kader van de WAS Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 972 Planning: brief naar de Tweede Kamer: na de zomer 2023
1406 Motie-Van Beukering-Huijbrechts c.s. over borging van privacy betrekken bij de evaluatie Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 12 De wijziging van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening in verband met vroegsignalering wordt na 4 jaar geëvalueerd. De borging van de privacy wordt daarbij betrokken. De Tweede Kamer wordt voor eind 2025 geïnformeerd. Planning: eind december 2025
1423 Motie-Palland over de wet monitoren, er jaarlijks over rapporteren en na drie jaar evalueren Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 16 Planning: eerste rapportage is verstuurd naar de Tweede Kamer d.d. 30-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 100). De volgende rapportage gaat naar verwachting na de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer
1449 Motie-Özütok en Diertens inzake verzoek de regering samen met de autoriteiten van Bonaire, Sint Eustatius en Saba te onderzoeken hoe de economische zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt en de Kamer hierover te informeren Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300 IV, nr. 6 In de voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum van juli 2023 (Kamerstukken II, 2022/23, 36200 IV, nr. 90) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. In het afgelopen jaar heeft een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van diverse ministeries en de BES eilanden zich gebogen over dit onderwerp. Dit heeft geleid tot aanbevelingen die meegenomen worden in gesprekken met de nieuwe bestuurscolleges
1480 Motie-Smeulders/Gijs van Dijk over de Stichting van de Arbeid vragen de witte vlek te blijven monitoren Kamerstukken II, 2019-2020, 32 043, nr. 534 Voortgang (stand van zaken 2019) is verstuurd naar de Kamer d.d. 08-02-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 573). Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2024
1489 Motie-Jasper van Dijk/ Tielen over intensivering van de controle op uitbetaling van uitkeringen in het buitenland Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 635 In de brief Stand van de Uitvoering van juli 2021 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 652) is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan deze motie. In het kader van de doorlichting van de sociale zekerheidswetten op misbruikrisico’s en het opstellen van een afwegingskader voor de sociale verzekeringswetten die UWV uitvoert worden de misbruikrisico’s geïnventariseerd en geprioriteerd. In de gesprekken over beheersmaatregelen op basis van dat afwegingskader zal deze motie worden meegenomen. UWV zal besluitvorming over de internationale risico’s van deze wetten in 2023 oppakken, met uitloop naar 2024
1527 Motie-Nijkerken-de Haan/Tielen over startbanen voor jonge mensen die aan hun loopbaan willen beginnen Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 31 Planning: eind september 2023
1540 Motie-Peters c.s. over het onderzoeken van de effecten van de zoektermijn voor ex-gedetineerden Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 45 Meenemen in eerstvolgende voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Planning: na zomer 2023
1541 Motie-Peters c.s. over een inkomen en een woning voor voormalige ggz-patiënten Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 46 Meenemen in eerstvolgende voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Planning: na zomer 2023
1543 Motie-Van Weyenberg/Smeulders over aandacht voor mentale gezondheid bij het thuiswerken Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 54 In de brieven van 21 december 2021 en 21 maart 2022 over thuiswerken/hybride werken is de Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken van de besteding van deze middelen. In de brief van 20 juni 2022 over hybride werken is opgenomen dat er een subsidieregeling is opengesteld, met onder andere middelen die vanuit deze motie zijn vrijgemaakt. In 2023 wordt de Kamer nader geïnformeerd over de stand van zaken/afhandeling van deze motie
1560 Motie-Stoffer over uitspreken dat de EU geen richtlijnen dient uit te vaardigen op terreinen waar de EU niet bevoegd is Kamerstukken II, 2020-2021, 21 501-31, nr. 588 Het kabinet bewaakt bij ieder EU-richtlijnvoorstel dat het richtlijnvoorstel niet ziet op terreinen waar de EU niet bevoegd is. Het kabinet staat hierbij stil in het BNC-fiche waarin de kabinetsappreciatie over het voorstel uiteen wordt gezet
1577 Motie-Gijs van Dijk over alle kwetsbare jongeren in de bijstand een leer-werkaanbod aanbieden Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 5 Beoogd wordt de Kamer in 2023 te informeren. Mee laten lopen bij informeren Tweede Kamer door OCW/SZW over wetvoorstel Van school naar duurzaam werk. Planning: eind september 2023
1597 Motie-Gijs van Dijk over het maximumaantal opvolgende uitzendcontracten in de wet beperken Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 60 Planning: begin 2025 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer
1598 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over een landelijke pilot van de Bouwplaats-ID mogelijk maken Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 61 Stand van zaken uitvoering motie brief Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99). Planning: afhandeling motie volgt na de zomer van 2023
1618 Motie-Wörsdörfer/Kuzu over consumentenbescherming bij telemarketing op basis van algoritmen Kamerstukken II, 2020-2021, 24 515, nr. 598 Wordt meegenomen in de uitwerking van de maatregel ‘Gemakkelijk lenen en uitgeven bemoeilijken’. Planning: Voortgangsrapportage in 2023
1624 Motie Palland/Van Weyenberg over het monitoren van effecten van het wetsvoorstel Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 18 Wordt afgedaan met de Monitor Arbeid, zorg en kinderopvang, planning april 2024 naar de Tweede Kamer
1627 Motie-Oomen-Ruijten c.s. uitvoering van het keuzerecht op een eenmalige uitkering tot verschillende complexe situaties kan leiden, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop met fiscale regelingen en huur- en zorgtoeslagen Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. H Stand van zaken over uitvoerbaarheid uitgestelde betaling is gemeld in een brief aan de Eerste Kamer d.d. 12-10-2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 35 555, nr. 20). Planning inwerkingtredingsdatum 1 juli 2024, gemeld in brief aan de Eerste Kamer d.d. 05-07-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 36 154, nr. A)
1635 Motie-Pieter Heerma/Van Weyenberg over het gebruik van open hiring uitbreiden Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1059 In de brief over het actieplan Dichterbij dan je denkt is aangegeven hoe we het gebruik van open hiring willen uitbreiden, zie Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1094. Bij de uitwerking van het actieplan zullen we specifiek aandacht besteden voor de rol van de overheid als werkgever. Kamer wordt met de evaluatie van het actieplan geïnformeerd over de uitvoering van de motie. Planning: 2023
1643 Motie-Van Weyenberg/ Maatoug over een brede adviescommissie om vast te stellen in welke sectoren en beroepen arbeidsmigranten nodig zijn Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 10 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind december 2023
1644 Gewijzigde motie-Van Baarle over een evaluatie van de wetswijziging binnen drie jaar na inwerkingtreding Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 16 Planning: evaluatie begin 2025 naar de Tweede Kamer
1645 Motie-Van Baarle over een specificering dan wel aanscherping van de huisvestingsvoorwaarde in de Wav Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 13 Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2023
1648 Motie-Gijs van Dijk/Ceder over een oplossing voor de nadelige gevolgen van een loonloze periode Kamerstukken II, 2020-2021, 35 830 XV, nr. 10 Gewerkt wordt aan een maatregel met inwerkingtreding per 1 juli 2024
1650 Motie-Van den Berg c.s. over een werkloosheidsvoorziening in Caribisch Nederland Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 334 De opgehaalde input in de gesprekken met betrokken partijen is samengevoegd in een notitie. De notitie is voor preconsultatie naar de betrokken partijen gestuurd. Eind 2023 zal de Kamer nader geïnformeerd worden over de regeling
1658 Motie-Azarkan constaterende dat discriminatie jegens Aziatische Nederlanders enorm is toegenomen Kamerstukken II, 2021-2022, 30 950, nr. 236 Het onderzoek (gestart in januari 2022) is vertraagd omdat het een ingewikkeld proces bleek om een grootschalige steekproeftrekking te mogen doen door het RVIG via het CBS in de basisadministratie. Dat akkoord is nu rond. Eind 2023 is het onderzoek klaar, en zal de Kamer worden geïnformeerd
1666 Motie-Gijs van Dijk/Maatoug over het principe «niet terugvorderen, tenzij» Kamerstukken II, 2021-2021, 26 448, nr. 658 Wordt betrokken bij de herziening van het handhavingsbeleid zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 23 november 2021. Planning: derde kwartaal 2023
1667 Motie-Van Kent/Palland over verlaging van de arbeidsongeschiktheidsdrempel naar 15% Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 659 Het onderwerp drempelverlaging is aangemerkt als lange termijn-kwestie en valt onder de OCTAS. Advies van OCTAS wordt voorjaar 2024 verwacht
1681 Motie-Maatoug/Gijs van Dijk over het inzetten van de webmodule in één sector, bijvoorbeeld de gezondheidszorg, inzet webmodule in nabije toekomst Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1078 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor einde van 2023 naar de Tweede Kamer
1684 Motie-Kwint over fors verlagen van de standaardboete bij de SVB Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 12 Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Planning: derde kwartaal 2023
1691 Motie-Palland c.s. over zo spoedig mogelijk zekerheid bieden over borging, kwaliteit en continuïteit van de onderwijsroute Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 20 De verwachting is dat de Kamer na de zomer (Q3 2023) over definitieve besluitvorming wordt geinformeerd.
1698 Motie van het lid Bisschop over de bevoegdheden uitbreiden van de Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering Kamerstukken II, 2021-2022, 35 228, nr. 25 De verwachting is dat de Tweede Kamer in najaar 2023 kan worden geïnformeerd over de herijking van de Taskforce
1703 Gewijzigde motie-De Kort over gemeenten oproepen meer bijstandsgerechtigden zonder startkwalificatie naar praktijkopleidingen toe te leiden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 46 Planning brief naar de Tweede Kamer: maart 2024
1704 Motie-De Kort c.s. over het organiseren van meer transparantie in de kaartenbak van bijstandsgerechtigden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 47 De werking van de arbeidsmarkt wordt verbeterd door de matching tussen werkzoekenden en werkgevers te verbeteren. Om hier invulling aan te geven zijn VNG, UWV en SZW het Programma Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens (VUM) gestart.
Transparantie in de kaartenbakken van werkzoekenden wordt verbeterd door landelijke standaardisatie van 1) matchingsgegevens (onder andere werkzoekendenprofielen) en 2) gegevensuitwisseling. Naast uitwisseling tussen UWV en gemeenten onderling wordt ook uitwisseling met private partijen voorzien. Het programma heeft inmiddels geresulteerd in eerste versies van de standaarden en is gestart met de pilotfase in een eerste regio, in 2023 volgen nog twee regio’s. Eind 2023 worden de standaarden in beheer gebracht. Medio volgend jaar wordt de pilotfase afgerond en volgt de verdere uitrol in de regio’s. Het wetgevingsproces is in voorbereiding
1709 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Gijs van Dijk over het aanpassen van het concurrentiebeding Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 56 Vervolg uitvoering en voortgang motie in brief aan de Kamer d.d. 02-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1196). Planning: eind van het jaar 2023 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer
1710 Motie-Palland/Ceder over onderzoeken ten behoeve van een nieuwe nota Gezinsbeleid Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 59 De Tweede Kamer is per brief d.d. 14-11-2022 geïnformeerd over de uitvoering van de motie (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156). Planning: brief naar de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025
1712 Motie-Maatoug/Simons over een bevoegdheid voor de Inspectie SZW tot bestuursrechtelijke stillegging bij een vermoeden van ernstige benadeling Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 62 Afhandeling van de motie volgt voor de zomer van 2024
1718 Motie-Den Haan c.s. over een convenant om arbeidsparticipatie van 45-plussers te bevorderen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 69 De resultaten van de lerende evaluatie van onderzoeksbureau K+V worden in het voorjaar 2024 verwacht
1725 Motie-Segers c.s. over onderzoek door een breed samengestelde commissie naar de ontwikkeling van radicalisering en politieke polarisatie Kamerstukken II, 2021-2022, 35 788, nr. 136 Het onderzoek van de commissie loopt van februari tot en met september. De Kamer is in april 2023 geïnformeerd over de voortgang. Naar verwachting wordt in oktober 2023 het onderzoeksrapport gepresenteerd
1735 Motie-Van Kent over een voorstel waardoor uitkeringsgerechtigden alleen de netto-uitkering terugbetalen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 91 Planning: eind december 2023
1736 Motie-Van Baarle over interdepartementale samenhang in de aanpak om tot kansengelijkheid te komen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 94 De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd. De motie wordt meegenomen in de kabinetsreactie op het SCP-rapport 'Eigentijdse Ongelijkheid'. Planning: eind december 2023
1742 Motie-Van Beukering-Huijbregts over voor 1 juli duidelijkheid over de mogelijkheid om voltijdsbonussen in cao's op te nemen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 1105 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind van het jaar 2023
1746 Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over bij uitvoeringsorganisaties aandringen op het in het jaarverslag opnemen van een top drie van gesignaleerde problemen in de uitvoering en de aanpak daarvan Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 12 Via individuele standen van de uitvoering of brieven/rapportage met knelpunten wordt per uitvoeringsorganisatie, toezichthouder of domein inzicht gegeven in de relevante ontwikkelingen – wat goed gaat, wat extra aandacht behoeft en waar burgers en ondernemers in de knel komen door knellende wet- en regelgeving of de dienstverlening. Met inachtneming van de aangenomen motie Van Dijk/Van der Graaf kan worden gekozen voor een aparte rapportage of worden aangesloten bij de bestaande producten zoals het jaarverslag
1752 Motie-Podt over het uitvoeren van maatschappelijke kosten-batenanalyses in het sociaal domein Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 239 Op dit moment lopen meerdere onderzoeken naar potentiële brede baten bij activering. Het CPB heeft op basis van de experimenten Participatiewet gekeken naar mogelijke brede baten op het terrein van onder andere gezondheid en schulden. De resultaten van dit onderzoek zijn eind 2022 gepubliceerd. Daarnaast is, in opdracht van meerdere departementen, in 2022 een onderzoek gestart naar financieringsconstructies in het sociaal domein. Tot slot wordt in spoor 1 het traject P-wet in balans het experimenteerartikel P-wet uitgebreid, waardoor bij toekomstige experimenten breder gekeken kan worden dan enkel uitstroom naar werk. Deze motie raakt ook aan de Gewijzigde motie Palland c.s. over verkennen of en op welke wijze inzetten van bijstandsgeld voor begeleiding en scholing voor mensen uit de bijstand effectief en verantwoord
1753 Motie-Léon de Jong over bestaande sociale werkvoorzieningen inzetten voor het realiseren van (beschut) werk Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 241 Planning: eind september 2023
1756 Motie-Ceder over onderzoeken welke maatregelen nodig zijn voor toekomstbestendige sociale ontwikkelbedrijven Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 245 Motie wordt uitgevoerd. In Kamerstuk 34 352, nr. 255 is aan de Kamer toegelicht hoe dit gebeurt. Ook is met de Kamer gecommuniceerd dat het gevraagde onderzoek naar inschatting in het voorjaar van 2023 afgerond zal zijn. Planning: 01-10-2023
1767 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over onderzoeken of en hoe een onafhankelijk medische oordeel (financieel) toegankelijker kan worden voor zieke werknemers Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 670 Planning eind september 2023
1769 Motie-Van Kent over een protocol waarbij moeilijk objectiveerbare ziektes door het UWV bij keuringen worden erkend en serieus genomen Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 674 UWV gaat de komende maand de positionpaper (naar aanleiding van de motie) bespreken met de patiëntenorganisaties. SZW heeft op 26 mei 2023 bij de patiëntenorganisaties en andere stakeholders vragen uitgezet ter voorbereiding op een bijeenkomst na de zomer over de motie
1771 Motie-Maatoug/Kathmann over de informatievoorziening over de loonheffingskorting bij twee banen verbeteren Kamerstukken II, 2021-2022, 35 962, nr. 12 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
1782 Motie-Kathmann over een minimumsalaris van €14 per uur als voorwaarde bij gemeentelijke aanbestedingen Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1097 Planning: na het zomerreces 2023
1784 Motie-Van Baarle over de mogelijkheid voor opdrachtgevers om overeenkomsten te ontbinden wanneer opdrachtnemers zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1103 Wordt meegenomen in de Voortgangsrapportage Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie. Planning: na de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer
1785 Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een betere bescherming voor werknemers met slechts gedeeltelijk onvoorspelbare werktijden Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1104 Planning: 01-01-2025
1788 Motie-Van Kent over onderzoeken welke begrippen togevoegd, gewijzigd of verhelderd moeten worden voor helderheid Kamerstukken II, 2021-2022, 35 335, nr. 19 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2024
1789 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over rechten voor ouders bij een fusie of overname van een kinderopvangorganisatie Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 451 Naar aanleiding van de uitgaande brief (26-04-2023) - Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang is er een toezegging geregistreerd die verband houdt met deze motie. Er zal in de toezegging verder ingegaan worden op deze motie
1794 Motie-Kathmann/Maatoug over een verbod op flitsbezorging door jongeren onder de 16 jaar Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 437 Bij brief van 13 april 2023 is aangegeven dat in het derde kwartaal van 2023 hiertoe een expliciet verbod voor flitsbezorging tot 16 jaar wordt vastgelegd in de Nadere regeling kinderarbeid. Hiermee wordt invulling aan de motie gegeven
1795 Gewijzigde motie-Van Kent/Kathmann over een onderzoek naar de bouwplaats-ID Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 441 Planning: afhandeling motie na de zomer van 2023
1796 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over punten om te betrekken in het actieplan verhoging dekkingsgraad cao’s Kamerstukken II, 2021-2022, 21 501-31, nr. 673 Het actieplan vindt zijn grondslag in de Europese Richtlijn toereikende minimumlonen. De Richtlijn moet formeel worden aangenomen. Daarna nog 2 jaar om te implementeren. Pas daarna komt het actieplan aan bod. Planning: oktober 2025 naar de Tweede Kamer
1799 Motie-El Yassini c.s. over niet meewerken aan het plan van de Europese Commissie om arbeidsmigratie uit Marokko, Tunesië en Egypte te bevorderen Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 82 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1800 Motie-Piri c.s. over het aanpakken van malafide uitzendbureaus hoog op de agenda zetten in de EU Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 85 Tijdens een hoogambtelijk bezoek van de ELA op 7 juli jl. heeft Nederland de aanpak van malafide uitzendbureaus aangedragen om in Europees verband tussen de lidstaten op te pakken en de onderlinge samenwerking op dit thema te bevorderen. De ELA heeft gezegd terug te komen met de mogelijkheden om het thema in ELA-verband te bespreken, bijvoorbeeld tijdens één van de bestaande werkgroepen of een themabijeenkomst
1801 Motie-Maatoug c.s. over voldoende publieke waarborgen in het toezicht op de certificerende instelling Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 86 Planning: indiening wetgeving verplichte certificering na de zomer van 2023
1802 Motie-Maatoug c.s. over in kaart brengen in hoeverre in cao’s afspraken worden gemaakt over toegang tot de werkvloer voor vakbonden Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 87 Planning: brief naar de Tweede Kamer na het zomerreces van 2023
1803 Motie-Palland/Ceder over criteria ontwikkelen om de bredewelvaartsbenadering te concretiseren in het arbeidsmigratiebeleid Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 89 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind december 2023
1804 Gewijzigde motie-Ceder/El-Yassini over het herhaaldelijk starten van een uitzendbureau na grove overtredingen niet zonder meer mogelijk doen zijn Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 90 Planning: indiening wetgeving verplichte certificering na de zomer van 2023
1810 Gewijzigde motie-Podt inzake dat een deel van het participatiebudget overgeheveld is naar het gemeentefonds Kamerstukken II, 2021-2022, 35 394, nr. 44 We gaan najaar 2023 met BZK en de VNG in gesprek over hoe uitvoering te geven aan deze motie. De Kamer wordt naar verwachting voor de zomer van 2024 geïnformeerd over 2023
1817 Motie-Aartsen over voorstellen om werkgerelateerde aspecten van het inburgeringstraject meer te richten op vrouwelijke nieuwkomers Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 372 De Tweede Kamer zal in Q3 2023 over de uitkomsten geïnformeerd worden in de periodieke voortgangsbrief inburgering
1824 Motie-Kröger inzake dat huidige energiecrisis het besparen van brandstoffen extra urgent maakt; constaterende dat thuiswerken ervoor zorgt dat er minder gereisd hoeft te worden en er dus energie wordt bespaard, verzoekt de regering om te onderzoeken hoe thuiswerken financieel nog aantrekkelijker kan worden gemaakt Kamerstukken II, 2021-2022, 35 714, nr. 17 Een brief waarin hierop zal worden teruggekomen wordt in 2023 verwacht
1814 Motie-Dassen over een plan om het STAP-budget gericht in te zetten voor maatschappelijk cruciale sectoren zoals techniek en ICT Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 47 Planning: afdoening motie volgt na de zomer van 2023
1820 Motie-Azarkan/Gündogan over onderzoeken of een loondoorbetalingstermijn van twee jaar bij ziekte een belemmering vormt tot het deelnemen aan de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1124 De minister heeft bij de reactie op deze motie in het debat over de krapte op de arbeidsmarkt van 29 september 2022 aangegeven dit te willen onderzoeken, door dit dan te beleggen bij de OCTAS
1822 Motie-Maatoug/Kathmann over het ontwikkelen van een toolkit om voorbereid te zijn op de bewegingen van de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1129 De verwachting is dat de Kamer in de tweede helft van 2023 wordt geïnformeerd
1823 Motie-Van Haga/Léon de Jong over onderzoeken of de arbeidskosten van 55-plussers verlaagd kunnen worden Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1131 De uitwerking van deze motie wordt meegenomen in de brede praktijkverkenning in het kader van de Seniorenkansenvisie. In de brede praktijkverkenning gaan we met diverse partijen het gesprek aan over het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van ouderen en onderzoeken we of de arbeidskosten van 55-plussers verlaagd kunnen worden. De brede praktijkverkenning loopt tot eind dit jaar. In 2024 wordt de Kamer hierover geïnformeerd
1825 Gewijzigde motie-Van Haga over het werkoffensief van het kabinet met hoge urgentie doorzetten door het beter benutten van het huidige arbeidspotentieel Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1134 Motie wordt uitgevoerd, onder andere via aanpak RMT en Dichterbij dan je denkt. Tevens link met motie de Kort over langdurig werklozen. De Kamer zal eind 2023 over de resultaten worden geïnformeerd
1827 Motie-Ceder/Smals over een periodiek, geaggregeerd overzicht van arbeidsmarktontwikkelingen en behoeftes aan personeel Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1137 De verwachting is dat de Kamer in de tweede helft van 2023 wordt geïnformeerd
1828 Motie-Léon de Jong over het naar vermogen inzetten van het huidige bestand aan onbenut arbeidspotentieel en uitkeringsgerechtigden Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1138 Motie wordt uitgevoerd, onder andere via aanpak RMT en Dichterbij dan je denkt. De Kamer zal eind 2023 over de resultaten worden geïnformeerd
1832 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Smals over een onderzoek naar de rol van flexibele arbeidstijden in het verbreken van de deeltijdcultuur Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1147 De Tweede Kamer is per brief d.d. 14-11-2022 geïnformeerd over de uitvoering van de motie (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156). Planning: brief naar de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025
1833 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Sahla over zorgen dat iedereen die met kinderen kan en wil werken, aan de slag kan in de kinderopvang Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1148 De motie is onderdeel van lopend beleid
1834 Motie-Paternotte/Hermans inzake concrete acties waarbij meer werken wordt gestimuleerd door middel van volgbonus, roosteraanpassingen, en leeftijdsontslag binnen het Rijk Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 24 Er is contact opgenomen met de relevante departementen om te bekijken hoe deze motie zal worden opgepakt
1838 Motie-Strolenburg over het korten van de gestelde periode van tien jaar voor verbetering van de uitvoering en dienstverlening Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VII, nr. 24 De overheidsbrede verandering die het programma Werk aan Uitvoering wil bewerkstelligen vraagt tijd. Er wordt daarom ingezet op een langjarig programma waarbij vanuit verschillende handelingsperspectieven ingezet wordt op de menselijke maat in de dienstverlening, de randvoorwaarden voor onze publieke dienstverleners en de verbetering van het samenspel tussen politiek, beleid en uitvoering. Om zo’n programma goed voor elkaar te krijgen is er bewust een doorlooptijd van tien jaar gekozen, om ervoor te zorgen dat uiteindelijk de nodige stappen gezet kunnen worden
1840 Motie-Wuite c.s. verzoekt de regering om de herijking van het sociaal minimum van Caribisch Nederland mee te nemen in de al lopende Commissie voor de herijking van het sociaal minimum in Europees Nederland of een nieuwe commissie hiervoor in te stellen, om zo te onderzoeken of het sociaal minimum in Caribisch Nederland niet eerder herijkt moet worden, en de Kamer voor het begrotingsdebat Koninkrijksrelaties 2024 te informeren over de onderzoeksresultaten Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 12 Voor Caribisch Nederland is een separate commissie aangesteld. De Kamer is hierover op 17 februari geïnformeerd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 55). Tijdens het commissiedebat Koninkrijksrelaties van 15 november 2022 heeft de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aangegeven dat zij ernaar streeft het rapport van de commissie voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van SZW aan de Kamer te sturen
1843 Motie-Maatoug over opties uitwerken voor het voortzetten van de inburgering in de opvang Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 13 De Kamer zal in Q3 2023 worden geïnformeerd
1845 Motie-Ceder over het optimaal benutten van de kansen die de toekomstige spreidingswet biedt voor een succesvolle inburgering Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 16 De Kamer zal naar verwachting in Q3/Q4 2023 worden geïnformeerd
1848 Motie-De Kort/Pouw-Verweij over met hernieuwde urgentie de transparantie van de kaartenbak van bijstandsgerechtigden realiseren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 37 Wordt meegenomen in de komende stand van de uitvoering in vierde kwartaal 2023
1849 Motie-De Kort over het doorverkopen van schulden van particuliere schuldenaars als verdienmodel actief tegengaan Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 38 JenV heeft uitstel gevraagd. JenV heeft een Kamerbrief opgesteld vóór het zomerreces. Het gaat daarbij om specifiek Buy Now Pay Later (tevens toezegging 4386). BNPL is een vorm van doorverkoop van vorderingen. De bredere brief over de doorverkoop van vorderingen volgt later dit jaar. Tevens worden er momenteel concrete plannen uitgewerkt met JenV omtrent invordering en stapeling.
1850 Motie-Smals/Van Beukering-Huijbregts over het verkennen van de mogelijkheden voor het opzetten van een onlinemarkt voor combinatiebanen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 39 Dit idee wordt verkend na publicatie handreiking combinatiebanen kinderopvang op basis van onderzoek van FCB. De handreiking wordt naar verwachting na de zomer gepubliceerd
1851 Gewijzigde motie-Smals/Van Beukering-Huijbregts over drempels wegnemen voor zelfstandigen om ze een volwaardige rol te laten spelen in de polder en de Stichting van de Arbeid Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 40 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023 (vóór Prinsjesdag)
1853 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Sahla over oplossingen zoeken voor ouders die overwegen hun kind van de opvang te halen omdat de kosten te ver oplopen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 46 Het aandachtspunt dat in de motie naar voren wordt gebracht is onderdeel van bestaand beleid. In de periodieke overleggen tussen het Ministerie van SZW en de brancheorganisaties in de kinderopvang wordt gesproken over mogelijke signalen van opzeggingen van ouders als gevolg van oplopende kosten. Tevens worden hierin mogelijke oplossingen besproken
1854 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Podt over een laagdrempelige informatiecampagne om arbeidsmigranten te wijzen op hun rechten en om het publiek moderne slavernij te leren herkennen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 48 Planning: brief naar de Tweede Kamer einde jaar 2023
1856 Motie-Kat over onderzoeken welke effecten het heeft om geld uit compensatieregelingen niet in de boedel te laten vallen voor schuldsaneringsregelingen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 50 Het WODC voert een onderzoek hiernaar uit. Wanneer de resultaten bekend zijn zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Planning: eind 2023
1859 Motie-Kathmann/Maatoug over zorgen dat stoppen met studeren of stage lopen nooit een voorwaarde voor schuldsanering kan zijn Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 54 We zijn hierover in gesprek met het Ministerie van JenV. In de Voortgangsrapportage over de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden in het najaar van 2023 zal een reactie op de motie worden meegenomen
1860 Motie-Palland c.s. over het doorontwikkelen van de STAP-regeling Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 56 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1861 Motie-Palland c.s. over in de EU pleiten voor bilaterale gesprekken over EU-arbeidsmigratie Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 57 In den brede werkt het kabinet aan de uitvoering van de Roemeraanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten om misstanden aan te pakken, terug te dringen en te beheersen. Het kabinet zet in op een goede samenwerking tussen lidstaten via de Europese Arbeid Autoriteit (ELA) op het gebied van informatievoorziening, het ontwikkelen van handhavingsbeleid en het faciliteren van gezamenlijke en gecoördineerde inspecties. Nederland nam deel aan de pilot ‘informatievoorziening aan seizoenarbeiders’ georganiseerd door de ELA. In deze pilot spraken 10 landen over de inhoud, kanalen en uitdagingen rondom informatievoorziening aan arbeidsmigranten en het kabinet bekijkt nu de mogelijkheden om het beste concrete opvolging te geven aan deze pilot. Ook vanuit SZW zelf zijn er op diverse niveaus regelmatig contacten met landen van origine over de aanpak van misstanden en het verbeteren van de informatievoorziening aan arbeidsmigranten.
1862 Motie-Ceder c.s. over het in kaart brengen van varianten voor de toekomst van sociaal ontwikkelbedrijven en de financiële consequenties hiervan Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 60 Op dit moment is het onderzoek naar de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven opgestart. Dit onderzoek is in april 2023 afgerond. Kort na het zomerreces wordt de Kamer geïnformeerd
1864 Motie-Stoffer c.s. over het alsnog starten van een breed en integraal onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland om te komen tot een nieuwe nota Gezinsbeleid Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 65 Planning: brief naar de Tweede Kamer einde jaar 2024
1865 Motie-Van Baarle/Den Haan over mysteryguestonderzoek een vast onderdeel maken van het antidiscriminatiebeleid voor de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 67 Planning: brief naar Tweede Kamer na de zomer van 2023
1867 Motie-Den Haan over een modelverordening voor goede begeleiding van mensen met een functiebeperking bij het zoeken en behouden van een baan Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 70 Planning: 4e kwartaal 2023
1868 Motie-Den Haan over verkennen of procedures eenvoudiger kunnen zodat mensen met een arbeidsbeperking sneller een baan kunnen krijgen bij mkb-bedrijven Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 71 Naar aanleiding van de stukken heeft er afstemming met UWV plaatsgevonden. Na de zomer 2023 wordt er een gesprek gepland tussen SWOM, UWV en SZW
1869 Motie-Van der Plas over de BKR-registratie van mensen uit de Wsnp zes maanden na afronding van het schuldhulptraject verwijderen als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 73 BNPL-partijen werken aan een gedragscode die per 30 oktober wordt geïmplementeerd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de eerste voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden. Via brief J&V over doorverkoop vorderingen of via de tweede voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolg
1871 Motie-Smals over onderzoeken hoe het overgangsrecht voor partnerpensioenaanspraken gestroomlijnd kan worden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 119 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
1873 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Nijboer over ervoor zorgen dat alle externe werknemers die via een aanbestede of uitbestede opdracht voor de overheid werken, pensioen opbouwen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 126 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1874 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Den Haan over deelnemers onafhankelijk informeren over het invaren van hun pensioen en over de plaats waar zij terechtkunnen met klachten Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 127 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1875 Motie-Van Beukering-Huijbregts over werkgevers wettelijk verplichten om aspirant-werknemers al voor indiensttreding te informeren over de invulling van de arbeidsvoorwaarde pensioen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 128 Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar van 2023
1877 Motie-Nijboer/Maatoug over een nieuwe regeling waardoor het voor mensen met zware beroepen ook na 2025 mogelijk is eerder met pensioen te gaan of minder dagen te werken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 140 Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2023
1878 Motie-Nijboer/Maatoug over verzekerden beter beschermen bij de doorverkoop van portefeuilles door verzekeraars Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 141 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1879 Motie-Nijboer/Maatoug over actie ondernemen om de kosten voor vermogensbeheer van pensioenfondsen substantieel te verlagen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 142 Planning: brief naar de Tweede Kamer september 2023
1881 Motie-Palland c.s. over onderzoeken of na invoering van de Wtp de vertegenwoordiging door de belanghebbenden in het pensioenfonds afdoende is voor evenwichtige besluitvorming Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 149 Plan van aanpak uitvoering onderzoek volgt in najaar van 2023 aan de Tweede Kamer
1887 Motie-Stoffer/Smals over het onderzoeken van de mogelijkheden om de pensioenopbouw voor zelfstandigen te verbeteren, zowel in de tweede als de derde pijler Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 162 Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2023
1891 Gewijzigde motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over de effecten van een afschaffing van de eigen bijdrage in de impactanalyse van de uitvoerders in beeld brengen Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 471 Voor de zomer ligt er een concept-ontwerp voor het nieuwe financieringsstelsel en verschillende impactanalyses als input voor het besluitvormingsproces. Na besluitvorming in het kabinet wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. Planning: 4e kwartaal 2023
1893 Motie-Palland/Van den Hil over bij de stelselwijziging van de kinderopvang kansen voor verdere harmonisatie met peuterspeelzaalwerk verkennen en meenemen Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 476 Er wordt gewerkt aan de beantwoording. Deze wordt vooralsnog meegenomen in de besluitvorming over het nieuwe financieringsstelsel dat voorzien is vanaf juni 2023. Planning: 4e kwartaal 2023
1894 Motie-Van Beukering-Huijbregts over een pilot starten waarbij UWV cliënten voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling vraagt om vrijwillig relevante medische gegevens te delen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1164 UWV is bezig om een plan van aanpak te maken in verband met de pilot. Vervolgens zal de pilot worden gestart. Planning: eind 2023
1895 Motie-Ceder/Van Kent over zich inzetten voor betere expertise van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op het gebied van minder zichtbare arbeidsbeperkingen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1169 Wordt gecombineerd met motie 1769-Van Kent over een protocol waarbij moeilijk objectiveerbare ziektes door UWV bij keuringen worden erkend en serieus genomen. Er vindt overleg met UWV plaats. Aan deze motie wordt ook aandacht besteed (uitvraag) tijdens de bijeenkomst na de zomer 2023. Planning: 1 september 2023
1898 Motie-Kat c.s. over het sneller verwijderen van BKR-registraties na afloop van een minnelijke schuldregeling en de registratieduur gelijkstellen aan die van de wettelijke schuldregeling Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 663 BNPL-partijen werken aan een gedragscode die per 30 oktober wordt geïmplementeerd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de eerste voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden. Via brief J&V over doorverkoop vorderingen of via de tweede voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolg
1899 Motie-De Kort/Ceder over de richtlijnen met betrekking tot privacyregels binnen het betamelijke verruimen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 664 Betrekken bij uitvoering van de actie intensivering vroegsignalering uit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Planning: eind 2023
1901 Motie-Maatoug c.s. over de uitwerking van regels omtrent bijverdienen in de bijstand naar voren halen en substantiële stappen zetten zodat werken echt gaat lonen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1127 De motie wordt meegenomen en afgehandeld in de eerstvolgende brief naar de Kamer over het wetstraject Participatiewet in Balans. We beogen dat er een brief na de zomer 2023 naar de Kamer gaat
1902 Motie-Van Baarle over in gesprek treden over het verlichten van de armoedeproblematiek onder mbo-studenten Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 659 Overleg met JOB heeft plaatsgevonden, motie wordt meegenomen als onderdeel van de subsidieregeling financiële educatie in het MBO. Opening tijdvak is voorzien op 18 september a.s. De Kamer wordt geïnformeerd in de tweede voortgangsrapportage (november 2023)
1903 Motie-Van Rooijen c.s. over de uitvoering van de aangenomen motie over inkomensondersteuning Kamerstukken I, 2022-2023, 36 200, AR Planning: 4e kwartaal 2023
1904 Motie-Wuite c.s. over met een tijdpad komen voor de invoering van een werkelijk sociaal minimum voor Caribisch Nederland Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 49 Aan deze motie wordt met de invulling van de motie Wuite-Ceder (36200-IV-74) opvolging gegeven. Naar aanleiding van deze motie worden, na het gereedkomen van het rapport van de commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (financiële) scenario’s uitgewerkt die voor de bregrotingsbehandeling van SZW met de Kamer zullen worden gedeeld
1905 Motie-Ceder/Van Baarle over met de SVB mogelijkheden bespreken voor maatwerk bij verblijf in het buitenland Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 270 Planning: september 2023 na Prinsjesdag
1906 Motie-Van Baarle/Ceder over maatwerk binnen de vermogenstoets van de AIO voor gevallen waarin de vermogenstoets leidt tot hardheid in de praktijk Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 271 Planning: september 2023 na Prinsjesdag
1907 Motie-Palland/Van Kent over bevorderen dat binnen alle arbeidsmarktregio's sociaal ontwikkelbedrijven aanhaken bij RMT's Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 273 We gaan na hoeveel sociaal ontwikkelbedrijven bij de RMT’s zijn betrokken. Waar nog onvoldoende verbinding is, willen we verbinding tot stand te brengen door goede voorbeelden te delen. Planning: 4e kwartaal 2023
1908 Gewijzigde motie-Van Kent over onderzoeken hoe wordt omgegaan met smartengeld binnen de Participatiewet in verband met de inkomens- en vermogenstoets Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 275 Planning brief naar de Kamer half augustus 2023
1909 Gewijzigde motie van de leden El Yassini en Van der Molen; De Tweede Kamer verzoekt de regering het tweede project van de Ambachtsacademie na afronding daarvan te evalueren en de Tweede Kamer daarover te informeren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VIII, nr. 186 Het tweede project loopt tot eind 2023. De Ambachtsacademie moet daarna een eindverantwoording opleveren, uiterlijk 31 december 2023. Op basis van die eindverantwoording vindt vervolgens de evaluatie plaats
1911 Motie-Ceder over een verkenning naar een eventuele uitbreiding van de pilot toevoeging verzoek toelating Wsnp Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 678 De minister voor APP heeft afgesproken dat de raad voor de rechtsbijstand dit voorstel eerst zal bespreken met gemeenten. Tot op heden is hier nog geen vervolg op geweest door de raad voor de rechtsbijstand. Planning: eind oktober 2023
1912 Motie-Van Baarle/Ceder over een oplossing voor de weerslag van de lagere beslagvrije voet voor AOW-gerechtigden op de financiële zelfredzaamheid van ouderen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 681 Nader onderzoek is nodig. Vragen kunnen mogelijk meelopen in tussentijdse evaluatie vBVV
1913 Gewijzigde motie-Van Baarle over de oproep van het tijdelijk noodfonds energie aan bedrijven om een bijdrage te doen actief ondersteunen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 682 Planning: 4e kwartaal 2023
1914 Gewijzigde motie-Kat c.s. over de wet zo aanpassen zodat bij substantiële wijzingen hier eerder en beter op ingespeeld kan worden Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 686 Momenteel loopt de tussentijdse evaluatie van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De rapportage wordt eind 2023 opgeleverd. Ondertekenaars en stakeholders brengen de afspraken uit de Intentieverklaring vervroegde herberekening beslagvrije voet onder de aandacht bij hun achterban. Planning: eind 2023
1915 Motie-Kathmann c.s. over maatregelen om minderjarigen beter te beschermen tegen "buy now, pay later"-diensten Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 687 BNPL-partijen werken aan een gedragscode die per 30 oktober wordt geïmplementeerd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de eerste voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden. Via brief J&V over doorverkoop vorderingen of via de tweede voortgangsrapportage geldzorgen, armoede en schulden wordt de Kamer geïnformeerd over het vervolg
1916 Motie-Kathmann/Van der Lee over aandacht besteden aan de impact van een al dan niet diverse sollicitatiecommissie op gelijke kansen voor sollicitanten Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 19 Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2023
1917 Motie-Van Beukering-Huijbregts over werkgevers aansporen om zwangerschap en de combinatie werk en zwangerschap beter bespreekbaar te maken op de werkvloer Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 21 Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2023
1918 Motie-Den Haan/Van Baarle over aandacht voor het tegengaan van leeftijdsdiscriminatie in de communicatie en in hulpmiddelen voor werkgevers Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 22 Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2023
1919 Motie-Palland/El Yassini over werkgevers- en werknemersorganisaties actief betrekken bij de verdere vormgeving van de procedure en de werkwijze in lagere regelgeving Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 23 Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2023
1920 Motie-Palland/Stoffer over bij het opstellen van koopkrachtplaatjes de gevolgen voor kinderen in beeld brengen Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 698 De Kamer wordt na de zomer met Prinsjesdag geïnformeerd in de Begroting voor 2024. In de koopkrachtbijlage van de SZW-begroting 2024 gaan we ook aandacht aan het onderwerp van deze motie besteden
1922 Gewijzigde motie-Stoffer/De Kort over een generieke beleidslijn voor een no-riskstatus tussen het einde van de wachttijd en de uitgestelde WIA-claimbeoordeling Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 705 Planning: 4e kwartaal 2023
1923 Motie-Kathmann/Van Beukering-Huijbregts over een geautomatiseerd landelijk proces waarbij mensen in één keer inzicht hebben in alle sociale regelingen waar zij recht op hebben Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448 nr. 707 Via de Stand van de Uitvoering in december 2023 wordt er toelichting gegeven op de voortgang
1924 Motie-Van der Lee over onderzoeken of zelfstandigen ook onder de reikwijdte van de wet moeten vallen Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 16 Wordt verder uitgevoerd als de wet verplichten vertrouwenspersoon is aangenomen door de EK en dan vervolgens na 5 jaar bij evaluatie. Ook wordt de positie van zzp’ers in de arbowet meegenomen in de Arbovisie 2040
1926 Motie-Strolenberg over onderzoeken hoe informatie over een veilige werkomgeving toegankelijker gemaakt kan worden voor ondernemers en werknemers Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 19 Dit is onderhanden; uitvoering hangt ook samen met actie Regeringscommissaris (digitaal platform) en programmatische aanpak van de Stvda. In de voortgangsbrief van het Nationaal Actieprogramma in Q1 2024 wordt hierop ingegaan
1927 Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de vrijwillige voortzetting van het partnerpensioen Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AS Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023
1928 Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de dekking voor wezenpensioen Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AR Planning: wordt meegenomen in de Verzamelwet Wet toekomst pensioenen, indiening eind 2023
1929 Gewijzigde motie-Moonen (D66) c.s. over een regeling voor externe geschilbeslechting Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AP Het Besluit toekomst pensioenen is gepubliceerd d.d. 30-06-2023 in Staatsblad 2023, nr. 217. Planning: motie wordt na drie jaar (in 2027) geëvalueerd en eind van het jaar 2027 naar de Eerste Kamer gestuurd
1931 Motie-Moonen (D66) c.s. over deelnemers wijzen op de mogelijkheid om langer door te werken Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AA Streven is om voorlichting uiterlijk na de zomer van 2023 van start te laten gaan. Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023 (na Prinsjesdag)
1932 Motie-Moonen (D66) c.s. over het dichten van een pensioenkloof Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, Z Planning: brief naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2024
1933 Motie-Crone (PvdA) c.s. over een voortzetting en verruiming van de Regeling voor Vervroegde Uittreding Kamerstukken I, 2022-2023 36 067, Y Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023 (voor Prinsjesdag)
1934 Motie-Thijssen en Kröger over een evaluatie van het Tijdelijk Noodfonds Energie en een toegankelijk publiek alternatief vóór het aankomende stookseizoen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 023, nr. 426 Planning: 4e kwartaal 2023
1935 Motie-Palland over een integrale jongvolwassenenstrategie om de trend van het uitgesteld leven te keren Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1181 Bij VWS wordt in samenwerking met de Nationale Jeugdraad gewerkt aan het proces om de jeugdstrategie vorm te geven. Dit zal eind dit jaar 2023 afgerond zijn, zodat volgend jaar begonnen kan worden met de inhoud van de strategie. SZW is nauw betrokken
1936 Motie-Van Baarle over een balans vinden tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit van jongeren en anderzijds de zekerheid voor jongeren Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1182 Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, voorjaar 2024 naar de Tweede Kamer
1937 Motie-Van der Lee c.s. over het uitwerken van verschillende varianten voor Leven Lang Ontwikkelen die uitvoerbaar zijn voor een volgend kabinet Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1184 Planning: afdoening motie volgt uiterlijk eind 2024 aan de Tweede Kamer
1938 Motie-Van Kent c.s. over een campagne om werknemers ervan bewust te maken dat ze na drie gewerkte maanden kunnen vragen om een contract met het gemiddeld aantal uren Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1188 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2024
1939 Motie van de leden Romke de Jong en Ceder over met sociale partners in gesprek gaan over het belang van wendbare werkenden en de mogelijkheden om arbeidsmobiliteit tussen sectoren eenvoudiger te maken Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1189 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
1940 Motie-Ceder c.s. over bij de uitwerking van het wetsvoorstel voor wijziging van loondoorbetaling bij ziekte duidelijke kaders ontwerpen om willekeur en ongewenste situaties te voorkomen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1191 Planning: 4e kwartaal 2023
1941 Motie-Smals en Den Haan over de effecten van afschaffing van nulurencontracten op de arbeidsparticipatie van gepensioneerden in kaart brengen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1193 Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, voorjaar 2024 naar de Tweede Kamer
1942 Gewijzigde motie Smals en Bisschop over zelfstandigen en betrokken instanties voorbereiden op een opt-outregeling bij een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (t.v.v. 29544-1194) Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1197 Planning: 4e kwartaal 2023
1943 Motie van het lid Kathmann c.s. over maatregelen nemen om risico's rondom terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag te beperken Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 494 Samen met Dienst Toeslagen, de sector en stakeholders wordt blijvend gewerkt aan verbetermaatregelen binnen het huidige stelsel. Daarbij zijn al concrete resultaten geboekt, bijvoorbeeld door: Verplichte maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties, waardoor Dienst Toeslagen meer zicht heeft op de grootste oorzaak van terugvorderingen en ouders beter kan wijzen op fouten in de aanvraag; Verbeteringen in dienstverlening, zoals persoonlijke begeleiding; beter inzicht en overzicht in aanvraaggegevens voor ouders en eerder signaleren van mogelijke afwijkingen in de KOT-aanvraag; Proportioneel vaststellen en terugvorderen, dit houdt in dat een ouder aanspraak heeft op KOT op basis van de door hem of zijn partner daadwerkelijk betaalde kosten voor kinderopvang; Matiging van de terugvordering in schrijnende gevallen, wanneer ouders door omstandigheden buiten hun invloed te maken krijgen met een terugvordering; De ontwikkeling van de KOT-app waarmee ouders eenvoudig hun toeslag kunnen aanvragen en wijzigen. Met het oog op de geleidelijke ingroei richting het nieuwe stelsel in 2025 en 2026 onderzoekt MSZW samen met de staatssecretaris van Toeslagen of aanvullende mitigerende maatregelen nodig zijn om hoge terugvorderingen in de transitiefase te voorkomen
1944 Gewijzigde motie van het lid Kathmann c.s. over prijsregulerende, winstregulerende en/of tariefregulerende maatregelen toepassen wanneer kinderopvang nagenoeg gratis wordt (t.v.v. 31322-495) Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 495 (504) Er loopt een verkenning naar tariefregulering
1945 Motie van de leden Van der Lee en Kathmann over onderzoeken of sprake is van overwinsten bij de verkoop van ondernemingen in de kinderopvang Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 498 Het onderzoek moet nog worden uitgezet
1946 Motie van de leden Sahla en Kathmann over verkennen hoe beleid en uitvoering rond kinderopvang onder de verantwoordelijkheid van één bewindspersoon kunnen vallen Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 497 De invulling van deze motie hangt samen met de besluitvorming over de vormgeving van het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang
1948 Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over gerichte maatregelen in de Miljoenennota om armoede en kinderarmoede in 2024 te laten afnemen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 350, nr. 15 Planning: 4e kwartaal 2023
1949 Motie-Podt c.s. over de persoonlijke kenmerken van de werkende als ondernemer mee laten wegen bij de beoordeling van arbeidsrelaties Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 248 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind 2024
1950 Motie-Podt c.s. over een inventarisatie van de wensen en zorgen van zelfstandige bijverdieners voor de arbeidsmarkt van de toekomst Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 249 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het einde van 2023 naar de Tweede Kamer
1952 Motie-Smals/Romke de Jong over het aanpassen van het uitsluitingsbeleid voor individuele zzp'ers door publieke opdrachtgevers Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 254 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
1953 Motie-De Kort c.s. over overleg met de VNG en de Arbeidsinspectie over een effectieve en laagdrempelige werkwijze voor de handhaving bij misstanden met arbeidsmigranten Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 101 Planning: wordt meegenomen in de Jaarrapportage arbeidsmigratie, voor de begrotingsbehandeling van SZW naar de Tweede Kamer
1954 Motie-Van Baarle over de eisen in de Wet gelijke kansen bij werving en selectie opnemen in de certificering van uitzendbureaus Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 106 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
1955 Motie-Van Baarle over in de certificering voor uitzendbureaus opnemen dat een onherroepelijke veroordeling wegens arbeidsdiscriminatie kan leiden tot verlies van certificering Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 107 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
1957 Motie-Piri/Kröger over uitzendbureaus verantwoordelijk houden voor een accurate registratie in de BRP van hun buitenlandse werknemers Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 112 Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2023
1958 Motie-Piri over zich in Brussel inzetten om schijndetachering van derdelanders aan te pakken Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 114 Planning: wordt meegenomen in de Jaarrapportage arbeidsmigratie, voor de begrotingsbehandeling van SZW naar de Tweede Kamer
1959 Motie-Van den Brink/De Kort over het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten niet alleen bestraffen via artikel 447b van het Wetboek van Strafrecht Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 115 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2023
1960 Motie-Podt over een grotere rol voor werkgevers bij het tegengaan van dakloosheid en het bevorderen van re-integratie Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 116 Planning: wordt meegenomen in de Jaarrapportage arbeidsmigratie, voor de begrotingsbehandeling van SZW naar de Tweede Kamer
1961 Motie-Ceder/De Kort over uitzoeken of ketenaansprakelijkheid voor arbeidsomstandigheden mogelijk is Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 118 Dit punt wordt betrokken in de Arbovisie 2040
1965 Motie-Mutluer over haast maken met het wettelijk opnemen dat bedrijven en organisaties moeten beschikken over een door hen zelf opgestelde en gedragen gedragscode Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 81 De wet gedragscode wordt voortvarend opgepakt; toegezegd is dat in de tweede helft 2024 een wetsvoorstel naar de Kamer zal gaan
1966 Gewijzigde motie-Werner/Van der Laan over het garanderen van goede begeleiding van melders in gedragscodes en meldprotocollen Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 83 Uitvoering is onderhanden; dit punt wordt meegenomen in het opstellen van de gedragscodewetgeving
1967 Motie-Kröger over meer vrijheid voor het COA bij de inzet van beschikbare middelen om zo veel mogelijk asielzoekers Nederlands taalonderwijs te kunnen aanbieden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 139, nr. 10 De Kamer zal in Q4 2023 worden geïnformeerd
1968 Motie-Léon de Jong over het inventariseren van belemmeringen voor werkgevers bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 287 Planning: 4e kwartaal 2023
1969 Motie-Warmerdam over uitwerken hoe re-integratiebeleid, regionale arbeidsmarktdienstverlening en LLO-beleid elkaar raken Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 291 Planning: 4e kwartaal 2023
1971 Motie-Palland c.s. over een actieve voorlichtingscampagne om werkgevers te stimuleren meer mensen met een beperking in dienst te nemen Kamerstukken II, 2022-2023, 34 252, nr. 296 Planning: 4e kwartaal 2023
1972 Motie-Palland over uitgangspunten voor de finale beoordeling van toekomstscenario’s voor sociaal ontwikkelbedrijven Kamerstukken II, 2022-2023, 34 252, nr. 297 Planning: 4e kwartaal 2023
1973 Motie-Van Baarle c.s. over werken aan de bekendheid van de mogelijkheid tot aanvraag van het eenmalige onverplichte gebaar Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 211 Planning: 4e kwartaal 2023
1974 Motie-Van Weyenberg c.s. over het niet in de tijd beperken van de vrijstelling van de vermogenstoets van de AIO Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 214 Planning: 4e kwartaal 2023
1975 Motie-Van Weyenberg c.s. over het verkorten van de termijn in de voorwaarde tot twintig jaar Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 215 Planning: 4e kwartaal 2023
1976 Motie-Sylvana Simons c.s. over het eenmalige bedrag van €5.000 buiten de boedel laten vallen voor mensen die onder bewind staan Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 218 Planning: 4e kwartaal 2023
1977 Motie-Warmerdam c.s. over het proactief benaderen van de groep huishoudens die onbedoeld onder het bestaansminimum terechtkomt Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 719 Er zijn gesprekken met de VNG en UWV en de verwachting is om over twee maanden (eind september 2023) met een aanpak te komen.
1978 Motie-Kat over zorgen dat huishoudens in Nederland niet meer worden afgesloten van water vanwege betalingsproblemen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 702 Planning: 4e kwartaal 2023
1979 Motie-Kat/Ceder over de knelpunten in schuldhulpverlening inventariseren met het veld Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 703 Planning: 4e kwartaal 2023
1980 Motie-Stoffer over onderzoeken of en hoe de kinderbijslag en/of het kindgebonden budget structureel verhoogd kunnen worden Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 704 Planning: 4e kwartaal 2023
1981 Motie-Van Kent over bindende afspraken met supermarkten om ten minste 100 basisproducten ten minste 10% in prijs te doen dalen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 706 Planning: 4e kwartaal 2023
1982 Motie-Van Kent/Kat over onderzoeken of er voor het toezicht op bewindvoerders toereikende financiering, capaciteit en middelen zijn Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 707 Gesprek met JenV volgt over uit te zetten acties
1983 Motie-Ceder/De Kort over een ondersteuningsaanbod voor het mkb om financiële problematiek bij werknemers te herkennen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 714 Planning: 4e kwartaal 2023
1984 Motie-Ceder/Stoffer over het duurzaam borgen van een landelijk en lokaal goed samenwerkend netwerk van erkende vrijwilligersorganisaties Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 715 Planning: 4e kwartaal 2023
1985 Motie-Marijnissen/Van der Plas inzake verzoek regering te voorkomen dat armoede toeneemt in Nederland door de val van het kabinet Rutte IV Kamerstukken II, 2022-2023, 36 392, nr. 3 Planning: 4e kwartaal 2023
1986 Motie-Omtzigt inzake dat aanpak van de problemen die gepaard gaan met arbeidsmigratie gewenst is en uitstel niet kan wachten Kamerstukken II, 2022-2023, 36 394, nr. 5 Planning: brief naar de Tweede Kamer medio oktober 2023
1987 Gewijzigde motie-Van Apeldoorn (SP) c.s. over het halveren van de kinderarmoede per 2025 en het opnemen van extra doelen in de miljenennota 2024 (36.350 IX / 36.350 XV, I) Kamerstukken I, 2022-2023, 36 350 IX / 36 350 XV, I Er wordt opgeroepen om in de komende MJN maatregelen op te nemen die de kinderarmoede in 2024 zoveel als mogelijk richting dit doel van halvering in 2025 zal doen dalen
1989 Motie Kröger over geen onderscheid maken tussen groepen asielzoekers bij toegang tot de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 36 139, nr. 9 Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2023
1990 Motie-Wuite en Ceder verzoekt de regering in afwachting van het eindrapport van de commissie Sociaal minimum CN financiële scenario’s uit te werken, waaronder het mogelijk invoeren van het sociaal minimum in 2024, en de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling SZW te informeren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 74 Deze motie wordt thans uitgewerkt. De uitwerking van de financiële scenario’s wordt vóór de begrotingsbehandeling SZW in 2023 met de Kamer gedeeld
1991 Motie-Den Haan c.s. verzoekt de regering Caribisch Nederland mee te nemen in de opdracht aan de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 23 Gelet op de onafhankelijke positie van de Staatscommissie, is de motie is ter kennisneming gedeeld. De voorzitter van de Staatscommissie heeft hierop aangegeven de motie mee te nemen in de werkzaamheden

Afgehandelde toezeggingen

3145 De mobiliteitsbonussen voor oudere werklozen en arbeidsgehandicapten dient te worden geëvalueerd. Deze toezegging is ook opgenomen in de evaluatie agenda 19-06-2012 Plenaire behandeling wetsvoorstel Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienstnemen en in dienst houden van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers (33 284) Evaluatie mobiliteitsbonussen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 257)
3561 Het kabinet zal nader bestuderen of er aanpassingen nodig zijn om in de mogelijkheid van maatwerk in de governance van het algemeen pensioenfonds voor buitenlandse regelingen tot wasdom te laten komen en, zo ja, wat de effecten daarvan zijn Uitgaande brief 21-12-2016 Grensoverschrijdende pensioenregelingen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 613)
3737 Experimenten individuele leerrekening 20-12-2018 Begrotingsdebat Het onderzoek is in december 2022 opgeleverd door Ecorys
3799 De staatssecretaris beziet bij de evaluatie van de Wet IKK welke stappen op basis van de evaluatie moeten worden gezet. Dan ook bezien of en zo ja op welke kwaliteitseisen de Pilots IKK gewenst zijn Uitgaande brief 08-03-2018 Verzamelbrief Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 466)
3974 De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan met de schuldeiserscoalitie over het bevorderen van het maatschappelijk verantwoord gedrag van webshops. Deze schuldeiserscoalitie wordt uitgenodigd om de deelnemers aan de brede schuldenaanpak hun aanpak toe te lichten. Daarnaast gaat de staatssecretaris een gesprek organiseren via de aanspreekpunten voor webwinkels over gedragscodes 28-11-2019 Voorzetting Begrotingsbehandeling SZW Toezegging is afgedaan. Brede schuldenaanpak is afgerond. Inzet op zelfregulering door middel van gedragscodes is opgepakt binnen lopend beleid gericht op beperken risico’s van achteraf betalen
4189 De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer toe de voortgangsrapportages over de uitvoering van het pakket maatregelen inzake het ijkpunt voor de bestaanszekerheid voor Caribisch Nederland, die aan de Tweede Kamer zijn toegezegd, ook aan de Eerste Kamer toe te zenden, om te beginnen voor de zomer van 2019. (T02659) 16-10-2018 Mondeling overleg EK over bestaansrecht Caribisch Nederland Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 7)
3993 De minister gaat in overleg met sociale partners de opties verkennen of het verlagen van werkgeverslasten mensen zou kunnen helpen aan het werk te komen en informeert de Kamer hierover voor de zomer 15-1-2020 AO Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1159)
4052 Minister heeft toegezegd met Mariette Hamer in gesprek te gaan over het creëren van een positie voor ZZP’ers bij de SER en representatie ZZP in brede zin 17-6-2020 AO ZZP Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
4101 De staatssecretaris zegt toe dat de Tweede Kamer per brief wordt geïnformeerd over de clustering Rijksincasso en de deelname daaraan door de Belastingdienst 10-12-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 24 515, nr. 643)
4117 Streven is het wetsvoorstel verplichte meldcode in mei 2021 in te dienen bij de Tweede Kamer Uitgaande brief 03-12-2020 Arbeidsmarktdiscriminatie (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1033) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 673, nr. 9)
4125 De minister zal de Kamer per brief informeren over de evaluatie rondom het onderwerp medezeggenschap. In deze brief zal de minister tevens ingaan op de vraag waar het nog niet goed gaat in de medezeggenschap, waarbij hij het thema veiligheid in brede zin zal meenemen 9-2-2021 TK Stemmingen naar aanleiding van de ingediende moties bij het Nota-overleg Smeulders over Samen de baas: een pleidooi voor meer zeggenschap in de zorg, in het onderwijs en bij de politie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 818, nr. 46)
4126 De minister zal in gesprek gaan met online vacatureplatforms Uitgaande brief 21-01-2021 Verkennend Onderzoek discriminatiemogelijkheden online platforms Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)
4129 Met BZK in gesprek over AVG-problematiek bij delen persoonsgegeven werknemers van pensioenfondsen met O&O-fondsen, met het oog op scholing en VWNW en de Kamer hierover schriftelijk te informeren 28-1-2021 TK Plenair debat inzake steunpakketten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4138 De staatssecretaris heeft toegezegd om de Eerste Kamer te informeren over de aanvullende vragen over de «vrijheid van vestiging» in relatie tot de Europese Commissie en haar oordeel over de TOZO en de coördinatieverordening 17-11-2020 TK Begrotingsbehandeling SZW 1e termijn Kamer 17 november Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 21 501-31, nr. 716
4151 Er zal worden bezien welke verdere maatregelen nodig zijn om de misstanden in de Aziatische horecasector aan te pakken en of de regeling in aangescherpte vorm zou kunnen herleven voor nieuwe aanvragen of definitief komt te vervallen Uitgaande brief 04-06-2021 Aanpassing van de regeling voor de Aziatische horecasector Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 680, nr. 23)
4153 De Kamer wordt geïnformeerd over de manier waarop na corona de verruimingen om recht te doen aan de nieuwe praktijk van thuiswerken in de fiscale afspraken met buurlanden wordt vormgegeven (bijvoorbeeld worden bepaalde verruimingen permanent gemaakt) 9-6-2021 Commissiedebat Raad WSB (Raad 14/6) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-12-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 834, nr. 54)
4163 De minister heeft toegezegd eind 2021 de tussenrapportage effectmeting WGA-dienstverlening aan de Kamer te sturen 17-6-2021 WGO Jaarverslagen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 686)
4164 De minister of zijn opvolger hebben toegezegd overheidsinstellingen die achterblijven bij de banenafspraak te laten onderzoeken en gaat met collega’s in gesprek 17-6-2021 WGO Jaarverslagen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 252, nr. 1279)
4172 Zodra de doorontwikkelagenda voor de Subsidieregeling STAP-budget en de planning daarvan gereed is, wordt deze met uw Kamer gedeeld 29-6-2021 Uitgaande brief Schriftelijk overleg voortgang subsidieregeling STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4177 Bij de uitwerking van het certificeringsstelsel zal ook worden gekeken naar (de door ABU voorgestelde) ‘uitbestedingsverklaring’, waarbij een inlenende partij een verklaring bij de jaarrekening moet voegen waarin vermeld wordt met welke uitzenders er samengewerkt wordt, en rol voor de medezeggenschap. De Kamer wordt bij de jaarrapportage Arbeidsmigratie eind 2021 geïnformeerd over dit onderwerp 7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 92)
4180 Ik zal de komende periode in gesprek gaan met de vertrouwensinspecteurs en alle relevante gremia om na te gaan wat nodig is voor een duurzame en goede implementatie van de meld-, overleg- en aangifteplicht. Het doel is om hernieuwd aandacht geven aan de bewustwording en het kennen van de meld-, en overleg- en aangifteplicht en eventuele handelingsverlegenheid die kan optreden om in contact te treden met de vertrouwensinspecteurs, weg te nemen 2-7-2021 Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 478)
4183 De komende tijd wil ik, samen met VWS en in overleg met OCW, benutten om nader inzicht te krijgen in de ontwikkelingen en de goede voorbeelden op dit gebied 14-9-2020 Uitgaande brief kamervragen leden Westerveld (GL) en Kwint (SP) over «Private equity in de kinderopvang» Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 467)
4193 Ten aanzien van (semi-)publieke sectoren zal daarom worden verkend of in deze sectoren op basis van goed opdrachtgeverschap (verdere) afspraken over het werken met en als zelfstandige(n) behulpzaam zijn 20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’ Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
4197 In het tweede kwartaal van 2022 wordt de eerste voortgangsrapportage van het evaluatieonderzoek van de MDIEU opgeleverd 15-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording inbreng Schriftelijk overleg onderzoek naar cao-afspraken RVU (29 544, nr. 1072) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 25 883, nr. 496)
4200 Ik zal uw Kamer voor de zomer informeren over de stand van zaken van het tweede aanvraagtijdvak voor activiteitenplannen van de MDIEU-regeling 17-11-2021 Uitgaande brief Voortgang Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 25 883, nr. 496)
4201 De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de uitvoeringstoets van UWV over de reservering van budget voor het aanvragen van STAP via de Werkpleinen ter ondersteuning van minder digitaal vaardige aanvragers 15-10-2021 Uitgaande brief Kabinetsreactie Advies Adviescollege ICT-toetsing programma STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4202 De Staatssecretaris zegt toe een adviesaanvraag te doen aan de Landsadvocaat waarin hij het vraagstuk voorlegt van de definitie van problematisch gedrag, gekoppeld aan het vraagstuk van toezicht op informele scholing 19-11-2021 Uitgaande brief verzoek afdoening moties Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer, verzonden door OCW d.d. 18-11- 2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 653)
4207 Bij EZK nagaan wat de uitkomsten zijn van het onderzoek van de ACM naar mogelijke prijsafspraken tussen supermarkten ten aanzien van het loon (en de Kamer daarover informeren). Bevindingen bespreken met sociale partners en de Tweede Kamer daarover informeren 30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1113)
4209 Waar we dat kunnen moedigen we diversiteit in (pensioen)besturen aan. Thema komt op veel plekken terecht, waar wij dit kunnen aanmoedigen doen wij dat. Ik zeg toe om te kijken of dit punt voldoende in de monitor zit 30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)
4210 Toezegging van Van Ark aan de Eerste Kamer om te komen tot een kwantitatief streefcijfer om kinderarmoede te reduceren (SO EK 09-04-2020, 35 300 IV, nr. G) 13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 7)
4211 Staatssecretaris Knops heeft namens de Staatssecretaris van SZW toegezegd om in de verkenning voor de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg in CN ook de mogelijkheid van indicatiestelling door een lokale kinderarts te bezien (schriftelijke antwoorden op Begrotingsdebat KR d.d. 14-10-2021) 13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) Aan deze toezegging is gestand gedaan en hierover zijn beide Kamers geïnformeerd in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum op 14-10-2022, (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 7)
4212 Staatssecretaris Knops heeft namens de Staatssecretaris van SZW, de staatssecretaris van EZK en de Minister van IenW toegezegd dat de Kamer voor april 2022 een overzicht van het kabinet ontvangt van de verschillende uitkeringen en de huidige financiering van de sociale zekerheid (SZW) en nutsvoorzieningen (EZK en IenW) (schriftelijke antwoorden op Begrotingsdebat KR d.d. 14-10-2021) 13-10-2021 Debat tijdens Begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) Aan deze toezegging is gestand gedaan en hierover zijn beide Kamers geïnformeerd in de Voortgangsrapportage ijkpunt sociaal minimum op 14-10-2022, (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 7)
4214 Het bestuursrechtelijk bestuursverbod komt aan bod in het traject van de verplichte certifcering van uitzendbureaus. Het streven is om de uitwerking daarvan medio 2022 gereed te hebben 17-12-2021 Uitgaande brief Jaarrapportage arbeidsmigranten 2021 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 681, nr. 96)
4221 De minister zegt toe aan Daan de Kort (VVD) dat zij met de Minister van BZK het gesprek gaat voeren over het achterblijven van de overheid bij het realiseren van banen in het kader van de banenafspraak, en het belang van ICT hierbij. In een reguliere voortgangsbrief besteedt de minister aandacht aan de uitkomsten van dit gesprek 23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief Gesprek met BZK over het uitvoeren van de toezegging heeft voor de zomer plaatsgevonden. De Eerste Kamer en Tweede Kamer zijn hierover geïnformeerd met de brief van 7 juli 2022 (34 352, nr. 255). In deze brief staan de resultaten van de banenafspraak over 2021 en een terugkoppeling over de gesprekken over de toekomst van de banenafspraak. Over de toezegging om hierbij ook het belang van ICT te betrekken is de Tweede Kamer geïnformeerd in de beantwoording van schriftelijke vragen van het lid De Kort aan de minister van BZK (Kamerstukken II, 2022-2023, 2022Z19625)
4224 De minister wil doorspreken met SP en CDA over de toekomst van de Sw-infrastructuur, aan de hand van de initiatiefnota van die twee partijen over deze thematiek (‘Aan de slag met sociale ontwikkelbedrijven’). Er wordt gezocht naar een datum voor dit overleg 23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief Deze afspraak is meerdere keren verplaatst maar met Hilde Palland is er overleg geweest op 2 december 2022. Het initiatief ligt niet ambtelijk bij SZW maar bij de leden Palland en Van Kent. In verband met de afspraak van 2 december 2022 kan deze toezegging worden afgedaan
4226 Toegezegd aan de Kamer om het CBS te vragen de witte vlek te onderzoeken voor werknemers met een migratieachtergrond (verdieping op huidig onderzoek) 8-2-2022 Uitgaande brief Witte vlek op pensioenbeleid (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043 nr. 573) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)
4227 Het kabinet zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang van de opzet van de pilot ontwikkeladviezen in het kader van het Nationaal Groeifonds 25-2-2022 Uitgaande brief Voortgang STAP en diversen (Kamerstukken II, 2021-2022, 30 212, nr. 142) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4228 Ik verwacht een nieuw Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie voor het zomerreces aan u aan te kunnen bieden 1-3-2022 Uitgaande brief Behandeling wetsvoorstel toezicht gelijke kansen bij werving en selectie en onderzoek en anoniem + bijlage (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 673, nr. 8) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119)
4229 Toezegging om de Kamer op een later moment te informeren over de proportionaliteit van de maatregel verplichte gegevensdeling kinderopvangorganisaties. Dit gebeurt op een later moment omdat de maatregel pas op een later moment wordt ingevoerd, in verband met het regelen van een wettelijke grondslag, zoals door de Kamer is verzocht. Daarnaast moet het proces momenteel nader uitgewerkt en neergezet worden. Ook zal gekeken moeten worden of het proces na de inwerkingtreding mogelijk ook nog aanpassingen behoeft in de praktijk Kamerstukken II 2020-2021, 35 574, nr. 10 Afgehandeld met memorie van toelichting Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2022) (Kamerstukken II, 2021-2022, 35 928, nr. 3 (pagina 8-16))
4231 De minister heeft toegezegd om in de brief over de toekomst van de arbeidsmarkt ook terug te komen op het waarborgen van werknemersrechten en de verplichte AOV voor zelfstandigen 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 92)
4232 De Minister van SZW zegt aan lid Den Haan toe dat zij in de aanpak in de praktijk van het actieplan ‘Dichterbij dan je denkt’ de kansen voor oudere werknemers meeneemt 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1159)
4233 De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer na de zomer te informeren of er een toename is in eigen risicodragerschap en welke bedrijven dat doen 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-05-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 716, nr. 50)
4234 Voor de zomer informeert het kabinet uw Kamer over de uitkomsten van de verkenning over de invulling van deze extra middelen (uit het coalitieakkoord) 8-4-2022 Uitgaande brief Verloop openstelling eerste aanvraagtijdvak STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4235 Voor de zomer ontvangt uw Kamer een brief die ingaat op het actieplan leren en ontwikkelen van dit kabinet 8-4-2022 Uitgaande brief Verloop openstelling eerste aanvraagtijdvak STAP-budget Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 [Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4236 De Minister van SZW zegt toe voor de zomer de Kamer te informeren over het financieel waarborgen van de onderwijsroute 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 364)
4237 De minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over het onderzoek naar de uitvoeringsketen. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Becker 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 377)
4238 De minister zegt toe voor de zomer de Kamer te informeren over de verdere uitwerking van de toezicht op de inburgering 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 17 (Uitkomsten van de verkenning naar publiek toezicht)
4239 De minister zegt toe in de zomer te rapporteren over de arbeidsvoorwaarden van NT2 docenten bij de voortgangsbrief Uitvoering en Inburgering. Dit naar aanleiding van een opmerking van mevrouw Kathmann 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 824, nr. 365) in paragraaf 2 (arbeidsvoorwaarden docenten Nt2)
4241 De minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over de herbezinning op de terminologie rondom integratie. Dat is naar aanleiding van een opmerking van meneer van Baarle 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 378)
4242 De minister zegt toe de Kamer in het najaar 2022 een rapportage te sturen met eerste inzichten van meetbare resultaten van de Werkagenda VIA. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Becker 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1158)
4243 De minister zegt toe in 2022 met een voorstel aan de Kamer te komen hoe om te gaan met de 24-weken eis inclusief effect op sociale premies en uitkeringen. Het eerste deel is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Podt en het tweede deel van mevrouw Becker 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-07-2023
4244 De minister zegt toe na de zomer de Kamer te informeren over inburgering na de AOW-leeftijd. Dat is naar aanleiding van een vraag van mevrouw Podt 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr 382)
4245 Na de zomer komt de minister met een wetsvoorstel verhoging WML. (Groenlinks) 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid In de augustusbesluitvorming 2022 heeft het kabinet besloten de in het coalitieakkoord voorgenomen verhoging van het wettelijk minimumloon versneld en geheel door te voeren per 1-1-2023. Daarmee is het genoemde wetsvoorstel dat zag op de verhogingen in 2024/2025 komen te vervallen
4248 De minister zegt toe om navraag te doen bij de minister van BZK over de stand van zaken rond de Berichtenbox en DigiD, de Kamer wordt daarover voor de zomer geïnformeerd 31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)
4250 De minister zegt toe om in gesprek te gaan met sociale partners over hoe om te gaan met het hoofdzakelijkheidsbeginsel en informeert de Kamer daarover voor de zomer 31-3-2022 Commissiedebat Pensioenonderwerpen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)
4251 Minister komt na de zomer met een schriftelijke reactie op misstanden in de pakketbranche 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1170)
4256 Binnen enkele weken komt de minister met een reactie op het SER-advies over vertegenwoordiging van zelfstandigen in de SER naar de Kamer 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
4257 De minister zegt toe (aan D66) om al snel de eerste ervaringen met het nieuwe stelsel op te halen bij gemeenten 20-4-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 380)
4258 Daarom wil ik de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang gaan onderzoeken. Daarbij wil ik ook onderzoek doen naar de mogelijke effecten en de voor- en nadelen van bijvoorbeeld een beperking op de financieringsvormen, een winstnormering of regulering van de uurprijs die kinderopvangaanbieders mogen vragen aan ouders. Ik zal dit binnenkort in gang zetten en uw Kamer informeren over de uitkomsten wanneer deze bekend zijn 19-4-2022 Uitgaande brief Kamervragen over private equity in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 490)
4259 De minister neemt koopkrachtplaatjes mee in de brief over de stelselherziening 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 07-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 446)
4260 Het onderzoek over de financieringsvormen en –stromen komt naar de Kamer en kan worden besproken in het eerste kwartaal van 2023 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 490)
4264 De minister gaat samen met de ministers van OCW en VWS in gesprek over de ‘plusopvang’ (kinderen met een beperking) en informeert de Kamer hierover 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 467)
4269 De minister informeert de Kamer deze zomer over de herziening van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht 12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 28 638, nr. 210)
4271 Bij de kabinetsreactie op het onderzoek naar modernisering van de regels over kinderarbeid gaat de minister in op flitsbezorging door 16-minners 12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken Afgehandeling met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 25 883, nr. 459)
4273 Minister SZW komt in de volgende monitoringsbrief terug op de (wijzigingen in aantallen personen in het bbz (light) 12-5-2022 Commissiedebat Coronasteunpakketten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 420, nr. 513)
4274 Minister SZW stuurt een integrale voortgangsrapportage in Q3 samen met Financiën en EZK (impliciet: volgende voortgangsrapportages zijn gebundeld). In het tweede kwartaal sturen Financiën en EZK samen een brief 12-5-2022 Commissiedebat Coronasteunpakketten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 420, nr. 513)
4277 Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over A1-constructies: welke fiscale constructies bestaan er om arbeidsmigranten goedkoper in te zetten dan Nederlandse werknemers, wat is het beeld daarvan 1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99)
4279 De minister zegt aan het lid Omtzigt toe dat zij met pensioenuitvoerders in gesprek gaat om aandacht te vragen voor de communicatie rond afkoop en de consequenties daarvan voor deelnemers 1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 600)
4280 De minister zegt aan het lid Maatoug toe om bij de Belastingdienst na te gaan in hoeverre hun dienstverlening voldoende is voorbereid op dit wetsvoorstel 1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 600)
4284 Er worden aanvullende berekeningen aan DNB gevraagd Commissie Parameters 30-6-2022 Uitgaande brief Commissie Parameters en aanvullende berekeningen (Kamerstukken II, 2021-2022, 32043, nr. 590) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-09-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 36 067, nr. 14)
4286 Het verbod huisuitzetting bij einde werkcontract voor de gehele uitzendsector doen gelden 5-7-2022 Tweeminutendebat Arbeidsmigratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 97)
4287 De Minister van SZW heeft toegezegd in het eerste kwartaal van 2023 de Kamer te informeren bij het monitoren van de Onderwijsroute over het gebruik en de aantallen 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 382)
4289 De minister heeft toegezegd terug te komen op vrijstellingen bij Wi2021 voor ISK en vmbo-basis en -kader bij de voortgangsbrief Inburgering 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-08-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 369)
4290 De minister heeft toegezegd terug te komen bij de voortgangsbrief Inburgering op de positie van vrouwelijke na-reizigers – als het gaat om arbeidsparticipatie 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 29-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 376)
4291 De minister zegt toe om na de zomer samen met minister APP de reactie te sturen op het rapport van de Ombudsman over onder andere financieel ontzorgen van statushouders en landelijke afspraken met nutsbedrijven 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 714)
4295 De minister zegt toe met een kort briefje te komen voor de behandeling wetsvoorstel ISK (in de week van 6 september) 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-08-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 369)
4296 Naar aanleiding van de opmerking van Kamerlid Palland over hoe te voorkomen dat we te generiek zijn in de maatregelen en hoe we ervoor kunnen zorgen dat het STAP-budget ook benut wordt voor doelgroepen, gericht op de kraptesectoren, zodat het zo kansrijk mogelijk is, zegt de minister toe te kijken hoe we bij het STAP-budget wat meer kunnen focussen op de groepen die het het meeste nodig hebben/al wat langer aan de kant staan 21-6-2022 Mondelinge vraag van het lid Palland (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Jongere razendsnel aan de bak, ’stigma voor wie al meer dan halfjaar zoekt’ (Telegraaf.nl, 17 juni 2022) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4297 In aanvulling daarop ga ik graag in gesprek met de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie, om te bezien of er ook een soortgelijk stappenplan gemaakt kan worden om het aantal jongeren in verantwoordingsorganen en belanghebbendenorganen te vergroten 21-11-2021 Uitgaande brief Beantwoording Kamervragen van het lid Beukering-Huijbregts (D66) over het stappenplan ‘OR zoekt jonge collega’s’ Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-07-2022 (Kamerstukken II, 2021-2022, 32 043, nr. 592)
4299 Eind deze zomer komt er een sectorbrief krapte arbeidsmarkt kinderopvang 29-6-2022 WGO Jaarverantwoording 2021/Jaarverslag en Slotwet Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 463)
4301 Actieplan Leven Lang Ontwikkelen wordt nu opgezet. Dit wordt na de zomer met de Kamer gedeeld en dan wordt ook ingegaan op de intersectorale inzet 29-6-2022 WGO Jaarverantwoording 2021/Jaarverslag en Slotwet Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 147)
4306 Ik ben bezig om de best practices uit deze pilot verder binnen de sector te verspreiden. Het doel is om kinderopvangorganisaties en gemeenten te inspireren en stimuleren om samen te kijken naar oplossingen voor het personeelstekort door onbenut arbeidspotentieel in te zetten Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Deze toezegging is naar aanleiding van de nieuwsbrief kinderopvang van donderdag 19 januari 2023 afgehandeld. https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuwsbrieven/veranderingen-kinderopvang/2023/1-nieuwsbrief-1
4307 De komende periode bekijk ik samen met de sector welke behoeften er zijn voor zij-instroom en modulair opleiden om de kansen en mogelijkheden nog beter te benutten. Mocht een eventueel voorstel budgettaire gevolgen met zich meebrengen, dan moet het in het voorjaar integraal gewogen worden Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 488)
4308 Samen met de brancheorganisaties kijk ik naar de mogelijkheden om zij-instroom in de gastouderopvang te stimuleren, bijvoorbeeld door middel van communicatie en (waar nodig en wenselijk) het wegnemen van eventuele belemmeringen. Hierbij zal ik ook de relatie bezien met de verkenning naar verbetermaatregelen en aangescherpte kwaliteitseisen voor de gastouderopvang, die aan uw Kamer is aangekondigd. Later dit jaar zal ik uw Kamer nader informeren Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 488)
4309 Mijn ministerie onderzoekt op dit moment of hierbij knelpunten worden ervaren door Oekraïense ontheemden. Op 7 september organiseert mijn ministerie de bijeenkomst ‘Wat werkt voor Oekraïners’ over de bemiddeling naar werk voor Oekraïners. Hierbij wordt ook een deelsessie voor de kinderopvang gehouden, om de kansen en uitdagingen voor deze sector te destilleren. Met de uitkomsten gaat mijn ministerie verder aan de slag Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 488)
4313 In de Kamerbrief Aanpak arbeidsmarktkrapte van 24 juni jl. heb ik aangegeven samen met sociale partners concrete initiatieven te ontplooien om in kraptesectoren het aantal gewerkte uren te verhogen. Ik wil dan ook samen met hen op korte termijn kijken of in de kinderopvang pilots gestart kunnen worden om praktische belemmeringen weg te nemen en meer uren werken mogelijk te maken Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 488)
4312 Ik ga met betrokkenen uit de sector kinderopvang in gesprek over de groei van het aantal zzp’ers. De branchepartijen in de kinderopvang hebben een enquête uitgezet bij hun leden, om een beter beeld te ontwikkelen van de inzet van zzp’ers en de mogelijke gevolgen hiervan. Verder ga ik een bijeenkomst organiseren zodat we met de betrokkenen de knelpunten in kaart brengen die ervoor zorgen dat er een (flinke) groei van het aantal zzp’ers plaatsvindt en de gevolgen van de groei zelf bespreken. Daarnaast wil ik graag met de betrokkenen bespreken welke mogelijke oplossingen er zijn voor deze groei, specifiek voor de kinderopvang Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246)
4316 De verschillen tussen sectoren zorgen soms voor knelpunten in de praktijk. Onder meer de knelpunten rondom combinatiebanen tussen kinderopvang en onderwijs. Samen met het Ministerie van OCW breng ik deze in kaart. Begin 2023 stuur ik deze knelpunten naar uw Kamer, conform de motie Sahla/Maatoug Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 458)
4317 (EK T03367) De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van in een commissiebrede brief gestelde vragen, toe de Kamer, met respect voor de staatsrechtelijke verhoudingen en de positie van de Tweede Kamer, zo goed en vroeg als mogelijk te informeren over het wetsvoorstel en de lagere regelgeving Uitgaande brief 11-03-2022 Werkschema Wet Toekomst Pensioenen Het wetsvoorstel toekomst pensioenen is aangenomen d.d. 20-12-2022 in de Tweede Kamer
4305 De verkenning naar de inzet van beroepskrachten in opleiding als vast gezicht is nog gaande. De uitkomst daarvan hangt samen met het vervolgtraject dat in de zomer is gestart naar aanleiding van de Evaluatie IKK. Ik verwacht de Kamer in het najaar nader over deze mogelijke maatregel te infomeren Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 466)
4310 In het najaar wordt uw Kamer verder geïnformeerd over dit vervolgtraject. Hieronder ga ik alvast nader in op de invulling van spoor 1. In de brief van het najaar zal ik nog concreter aangeven welke aanpassingen op korte termijn genomen kunnen worden binnen spoor 1 en nader ingaan op het vervolg (verdere uitwerking sporen 2 en 3) Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 466)
4314 Marginale druk: Ik ga kijken naar de opbrengst van meer uren werken. Het moet voor pedagogisch professionals voldoende aantrekkelijk zijn om meer uren te gaan werken. Voltijdsbonus: Het Ministerie van SZW sluit tevens aan bij de verkenningen van het Ministerie van OCW en VWS naar de mogelijkheden tot een financiële prikkel om meer uren werken te stimuleren, zoals een voltijdsbonus Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1174)
4315 Ik werk aan het verminderen van de werk- en regeldruk. In het vervolgtraject van de evaluatie IKK worden onbedoelde negatieve effecten van kwaliteitseisen op de werkdruk meegenomen in de mogelijke maatregelen Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 466)
4318 De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een commissiebrede brief op initiatief van het lid Van Pareren (Fractie-Nanninga), toe in de monitorrapportage een extra analyse te doen van het garantiebedrag (T03385) Uitgaande brief van 4 mei 2022 inzake Aanbieding monitor arbeidsparticipatie 2021 en onderzoek kenmerken banenafspraak Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-05-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 35 213, nr. 42)
4320 De minister stuurt de AmvB over Commissie Parameters via voorhang naar de Tweede Kamer Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 609)
4321 De minister zegt toe de Tweede Kamer nader te informeren over de arbeidsmarkteffecten bij het invoeren van de doorsneesystematiek met een vlakke premie Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 30)
4322 De minister zegt toe om via AmvB een collectieve uitkeringsfase in het solidaire contract mogelijk te maken Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met amendement d.d. 22-12-2022 (Nader gewijzigd amendement van het lid Palland, nr. 137 over een uitkeringscollectief in de solidaire regeling). Amendement is aangenomen bij de wetsbehandeling in Tweede Kamer en maakt daarmee nu onderdeel van het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen
4323 De minister zegt toe om in lagere regelgeving aanvullende voorwaarden voor de VBA-methode vast te leggen. Onder andere nadere voorschriften aan evenwichtigheid Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 30)
4324 De minister zegt toe om het artikel van Werker, Bonenkamp en Boeijen te bestuderen en daar op terug te komen Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 30)
4325 De minister zegt toe de Kamer een nieuwe berekening met de toepassing van correct projectierendement toe te zenden, naar aanleiding van beantwoording in de nota naar aanleiding van het nader verslag Parlementaire agenda 12-09-2022 Voorbereidend WGO Wet Toekomst Pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 30)
4326 De minister zegt toe het Implementatieplan programma aanpak Armoede & Schulden voor de begrotingsbehandeling SZW naar de Kamer te zenden Parlementaire agenda 06-10-2022 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 654)
4328 De minister zegt toe dat ze voor de begrotingsbehandeling SZW een brede schuldenbrief stuurt samen met de minister voor Rechtsbescherming over onder andere de Wet Kwaliteit Incassodienstverlening (WKI) en de schuldhulpverlening Parlementaire agenda 06-10-2022 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 655)
4329 De minister zegt toe dat ze een Kamerbrief zal sturen over het tijdelijke noodfonds, zo spoedig mogelijk en vóór de begrotingsbehandeling SZW Parlementaire agenda 06-10-2022 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 023, nr. 360)
4337 Minister zegt toe dat wanneer Wtp wordt aangenomen, met de Tweede Kamer gaat kijken naar het verlengen van de indexatie AmvB Parlementaire agenda 12-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 183)
4338 Minister zegt toe dat de handreiking evenwichtigheid wordt gedeeld met de Tweede Kamer zodra deze gereed is Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 614)
4339 Minister zegt toe om te kijken of het binnen de gegeven korte termijn lukt om op verzoek van Van Kent maatmensen door te rekenen wat hij/zij mist aan opbouw in nieuwe stelsel ten opzichte van oude stelsel wanneer een jaar niet wordt gewerkt Parlementaire agenda 12-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4340 Minister zegt een brief toe waarin zij nader ingaat op de mogelijkheden en overwegingen bij pensioenfondsen die zouden invaren met een dekkingsgraad tussen de 90% en 100% en wat daarbij in de ogen van de regering een adequate compensatie is Parlementaire agenda 12-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4341 Het advies van de Raad voor de Rechtspraak over het gevolg van de Wtp op eventuele rechtszaken wordt aan de Kamer toegezonden Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4342 Het voorstel van Omtzigt over de knip waarbij voor jongere deelnemers het nabestaandenpensioen op risicobasis wordt verzekerd en dat bij oudere deelnemers het nabestaandenpensioen wordt gefinancierd uit het opgebouwd pensioenkapitaal dat is opgebouwd, wordt onderzocht Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4343 Uitgezocht wordt of als er geen eenzijdig wijzigingsbeding is bij pensioenfondsen, werknemers bezwaar kunnen maken tegen de nieuwe pensioenregeling van hun pensioenfonds en daarmee het recht hebben om in de huidige pensioenregeling te blijven Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4344 Er wordt een overzicht verstrekt welke partnerpensioendekking er wordt geboden wanneer je in de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) en Ziektewet zit. Met name het hiaat waarbij geen partnerpensioendekking is, moet hierin zichtbaar worden Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4345 Het hoofdzakelijkheidscriterium wordt besproken met sociale partners Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4346 Er wordt contact opgenomen met pensioenfondsen om na te gaan hoe de communicatie moet verlopen als de geschatte overdrachtswaarde bij de transitie en de werkelijke overdrachtswaarde veel van elkaar verschillen. Er zou dan bijvoorbeeld sprake kunnen zijn van tussentijdse communicatie richting deelnemers Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 41)
4347 Bij de StvdA wordt het volgende gevraagd: om voor het wetgevingsoverleg op 19 oktober te komen met een aanscherping van het huidige aanvalsplan voor de witte vlek, waarbij duidelijk moet worden welke acties met voorrang kunnen worden opgepakt en wat extra kan worden gedaan en hoe sectoren met opkomende bedrijven en minder organisatiegraad beter gefaciliteerd kunnen worden bij pensioenvraagstukken Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 594)
4348 Voor de begrotingsbehandeling een brief te sturen over het STAP-budget. Meer gericht maken en het strenger en strakker maken van de regeling Parlementaire agenda 29-09-2022 Debat Arbeidsmarktkrapte Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148)
4349 Terugkomen op eventuele uitwijkconstructies van uitzendbureaus en het ingroeimodel voor 2024 en 2025 schetsen Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 98)
4350 Informeren Kamer in het voorjaar over de uitvoering van de invoeringstoets van het STAP-budget Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 153)
4351 De uitwerking van hoofdlijnenbrief in het voorjaar 2023 toe te sturen. Daarin wordt ingegaan op het basiscontract Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1176)
4352 De Staatssecretaris van BZK en de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zullen ten behoeve van de discussie over het ijkpunt sociaal minimum en in het kader van het onderzoek van de onafhankelijke commissie in kaart laten brengen wat de resultaten en/of de te verwachten resultaten zijn van de genomen en te nemen maatregelen om de kosten van levensonderhoud te verlagen en informeren de Kamer daarover (naar aanleiding van vragen van het lid Kamminga) Parlementaire agenda 15-11-2022 Commissiedebat Sociaal domein en bestuursakkoorden BES In de taakopdracht van de commissie is opgenomen dat zij het volgende in kaart brengt: ‘‘De resultaten en/of de te verwachten resultaten van genomen en te nemen maatregelen om de kosten van levensonderhoud te verlagen.’’ Over de taakopdracht van de commissie zijn de TK en EK op 17 februari geïnformeerd (middels het instellingsbesluit en bijlagen bij Kamerstukken 36200-IV-55). Daarmee is deze toezegging gestand gedaan
4353 De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal de onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar het sociaal minimum Caribisch Nederland vragen om de optie van loonkostensubsidie mee te nemen in haar onderzoek en zal de Kamer informeren of dit meegenomen wordt (naar aanleiding van vragen van het lid Ceder) (TZ202211-169) Parlementaire agenda 15-11-2022 Commissiedebat Sociaal domein en bestuursakkoorden BES De optie van loonkostensubsidie is opgenomen in de taakopdracht van de commissie. EK en TK zijn op 17 februari over deze taakopdracht geïnformeerd, middels een Kamerbrief met instellingsbesluit en benoemings- en vergoedingenbesluit van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (Kamerstukken 36200-IV-55). Daarmee is deze toezegging gestand gedaan
4354 De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zal de taakopdracht en samenstelling van de onafhankelijke commissie die onderzoek gaat doen naar het sociaal minimum Caribisch Nederland met de Kamer delen (TZ202211-172) Parlementaire agenda 15-11-2022 Commissiedebat Sociaal domein en bestuursakkoorden BES De samenstelling en de taakopdracht van de commissie zijn reeds met de Tweede Kamer en Eerste Kamer gedeeld per brief direct na het instellen van de commissie door de Ministerraad op 17 februari 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 55)
4355 De minister zegt toe om voor de begrotingsbehandeling de seniorenkansenvisie naar de Kamer toe te sturen (bestaande toezegging) en hierbij de motie van Haga/de Jong over 55-plussers mee te nemen Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1159)
4359 De minister zegt toe de vraag van het lid Maatoug over de indexatie van het maximumuurtarief schriftelijk te beantwoorden (voor begrotingsbehandeling) Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 468)
4360 De minister zegt toe de vraag van het lid Kwint over de vve schriftelijk te beantwoorden (voor begrotingsbehandeling) Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 468)
4361 Technische briefing greenfield Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld, Technische briefing heeft 24-01-2023 plaatsgevonden
4364 De minister zegt toe in de volgende voortgangsbrief over de kinderopvang voor de zomer in te gaan op de taaleis en de manier van toetsen. Dat is een toezegging aan het lid Palland Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 483)
4367 De resultaten uit dit onderzoek worden meegenomen bij de vormgeving van meertalige dagopvang, waar de Kamers eind 2022 verder over worden geïnformeerd Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 483)
4368 Dit onderzoek betrek ik bij de uitwerking van het nieuwe financiële stelsel, waarbij het kwaliteitsniveau dan ook een belangrijk uitgangspunt is Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 467)
4369 Samen met het Ministerie van OCW blijf ik in overleg met de betrokken partijen om te kijken wat er aanvullend behulpzaam kan zijn om de samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs verder te versterken Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 467)
4370 Los van deze periodieke evaluatie zal ik uw Kamer blijven informeren over relevant onderzoek dat ik laat doen op het gebied van kinderopvang Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 15-11-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 467)
4371 Ik zal uw Kamer in het eerste kwartaal van 2023 een rapportage sturen met de tariefontwikkeling in de sector, op basis van de microdata van Toeslagen Uitgaande brief 14-12-2022 Beantwoording Kamervragen over het bericht ‘Kinderopvang fors duurder in 2023, ouders betalen tot 40 procent meer’ Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 487)
4372 Ik ga nu aan de slag met de uitwerking van de structurele regeling. Ik zal hierover verder in gesprek gaan met onder meer sectorpartijen en toezichtspartijen en zal uw Kamer in het komende jaar verder informeren over de nadere uitwerking van het wetsvoorstel Uitgaande brief 25-01-2022 Meertalige dagopvang na afloop van het experiment Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 483)
4376 Check op mogelijkheid voor verplichte openbaarmaking ABTN door pensioenfondsen Parlementaire agenda 05-12-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 91)
4377 Uitwerken mogelijkheid restitutievariant voor deelnemers die ongewild onverzekerd komen te overlijden. De uitkomsten van dit onderzoek lopen mee in het wetsvoorstel keuzemogelijkheden nabestaandenpensioen Parlementaire agendea 05-12-2022 WGO Wet toekomst pensioenen (voortzetting) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 190)
4378 Afzonderlijke brief over voortzetting van het STAP-ontwikkeladvies vanaf 2023 Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 152)
4380 Informeren als uitspraak rechter gevolgen heeft voor werkwijze aanhouden van betalingen van STAP-budget aan opleiders Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 49)
4383 Informeren zodra uitvoeringstoetsen over extra inzet van STAP-budget voor maximaal MBO-4 opgeleiden binnen zijn Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 153)
4384 Toezegging over het informeren van de Kamer voor de stemmingen van dinsdag over de berekening van de totale compensatielast van het afschaffen van de doorsneesystematiek Parlementaire agenda 15-12-2022 TK plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen re- en dupliek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 180)
4385 Toezegging over het navraag doen bij de Stichting van de Arbeid over het onderzoek naar pensioenopbouw bij zelfstandigen en de Kamer hierover voor de stemmingen te informeren Parlementaire agenda 15-12-2022 TK plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen re- en dupliek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 181)
4390 Tijdens behandeling begroting SZW (1 december 2022) heeft mw. Kathmann (PvdA) een motie (36 200 XV, nr. 52) ingediend met als dictum: verzoekt de regering om voor de pijler Werk van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid middelen te vinden voor in ieder geval 2023. De Minister voor APP heeft naar aanleiding van deze motie toegezegd voor de kerst in gesprek te zullen gaan met Rotterdam-Zuid Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 282)
4391 De minister zegt toe de Kamer te informeren over de verdere vormgeving en inrichting van spoor 2 van Participatiewet in Balans, in het eerste kwartaal van 2023 Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 283)
4392 De minister zegt toe via Gemeentenieuws gemeenten te attenderen op de mogelijkheid om op individueel niveau te kunnen afwijken van de norm betreffende giften aan mensen in de Participatiewet, in de editie van december 2022 of indien dit niet lukt de daarop volgende editie. Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-12-2022
4396 Er wordt tussen SZW, OCW, VWS een gezamenlijk werkprogramma gestart rondom het werken met en als zelfstandigen waarbij gezamenlijk knelpunten rond en instrumenten voor effectief beleid worden geïnventariseerd. Ook de inzet van de webmodule is onderdeel van dit werkprogramma. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd Uitgaande brief 16-12-2022 Voortgangsbrief werken met en als zelfstandige(n) (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 246) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1198)
4400 Toezegging over het informeren van de Kamer voor de stemmingen van dinsdag over de berekening van de totale compensatielast van het afschaffen van de doorsneesystematiek Parlementaire agenda 15-12-2022 TK plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen re- en dupliek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 180)
4401 Toezegging over het navraag doen bij de Stichting van de Arbeid over het onderzoek naar pensioenopbouw bij zelfstandigen en de Kamer hierover voor de stemmingen te informeren Parlementaire agenda 15-12-2022 TK plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen re- en dupliek Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 181)
4403 De Kamer een planningsbrief toe te sturen met alle zaken die uit de wetsbehandeling van het Wetsvoorstel toekomst pensioenen voortvloeien. De Kamer wordt over twee weken, uiterlijk voor het voorjaarsreces geïnformeerd Parlementaire agenda 19-01-2023 Commissiedebat Pensioenonderwerpen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067 nr. 187)
4404 De Kamer informeren over de meest actuele cijfers over de diversiteit binnen pensioenfondsbesturen vanuit de code pensioenfondsen, en daarbij ook de resultaten uit de gesprekken die de Pensioenfederatie met organisaties heeft gevoerd die niet divers zijn samengesteld. Verwachting is dat dit aan het begin van het tweede kwartaal kan, afhankelijk van wanneer de meest actuele cijfers beschikbaar zijn Parlementaire agenda 19-01-2023 Commissiedebat Pensioenonderwerpen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 610)
4405 De maximum uurprijzen voor 2023 voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang zullen in totaal geïndexeerd worden met 6,54% (deze worden € 9,06 en € 7,79) en de maximum uurprijs voor de gastouderopvang met 4,29% (wordt € 6,80) Uitgaande brief 13-12-2022 Reactie op verzoek Regeling van Werkzaamheden 6 december jl. inzake compensatie in 2023 voor de gestegen kosten kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 26-04-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322 nr. 487)
4407 Voor of in de zomer zal de minister de Tweede Kamer informeren over de vereenvoudigingsmogelijkheden van de Wazo voor zover het administratieve aspecten of aspecten zonder financiële gevolgen betreft Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 855, nr. 38)
4419 De minister zegt toe voor de zomer 2023 de Kamer te informeren over verder uitwerking en uitvoering van het plan van aanpak ‘Statushouders aan het werk’ Uitgaande brief 09-03-2023 Aanbiedingsbrief plan van aanpak statushouders aan het werk Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 573, nr. 202)
4421 De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om een notitie voor te bereiden vanuit het Ministerie van Financiën voor de formateur over de uitvoeringsproblematiek bij het Ministerie van Financiën. De minister laat de leiding van dit dossier bij de Minister van Sociale Zaken (T03230) Parlementaire agenda 17-11-2020 Plenaire behandeling 4e suppletoire Begroting Bij de kabinetsformatie afgehandeld. Toen zijn de grote uitvoerders waaronder de DG Belastingdienst verschillende keren in gesprek gegaan met formerende partijen over de uitvoeringsproblematiek
4426 De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief te sturen over het tijdig opstarten van het inburgeringstraject door gemeenten voor personen die nog in COA, asielzoekerscentrum verblijven Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 824, nr. 389)
4429 De minister zegt toe voor Q1 2023 een geïntegreerde kabinetsreactie te sturen over de samenhang tussen drie rapporten van de nationale ombudsman; ‘meedoen zonder beperkingen’, ‘watertrappelen in de bijstand’ en reflectierapport ‘sociale minima in de knel’ Parlementaire agenda (22-11-2022) WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 714)
4498 De minister zegt toe om 1 jaar na de uitbraak van de oorlog in Oekraïne met een «lessons learned» brief te komen. Parlementaire agenda (22-11-2022) WGO Integratie en maatschappelijke samenhang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-02-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 045, nr. 149)
4432 De minister zoekt uit of het mogelijk is om loonkostensubsidie te monitoren specifiek voor de doelgroep statushouders aan het werk en informeert hierover de Kamer in de volgende verzamelbrief inburgering Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-07-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 389)
4440 (EK) toezegging om uniforme rekenmethode pensioenbedragen aan te passen Onbeantwoorde vraag nader schriftelijk overleg URM-Deel I Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 06-04-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 32 043, BH)
4456 Minister zal vóór de plenaire behandeling van de Wet toekomst pensioenen een overzicht op hoofdlijnen geven van instanties waar deelnemers bij geschillen terecht kunnen en onderwerpen waar geschillen over kunnen ontstaan Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 54)
4457 Minister zal in het besluit toekomst pensioenen mogelijk maken dat sociale partners voor het nabestaandenpensioen een andere referteperiode kunnen vaststellen, met een maximum van 5 jaar Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 54)
4458 Minister zal bij DNB nagaan wat de gehanteerde exposure is bij het jongste cohort (als gevolg van het opheffen van de leenrestrictie in de transitiesommen Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 54)
4459 Minister doet een quickscan rond geen premie wel recht Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 54)
4460 Minister zendt de Kamer een schriftelijke appreciatie toe op amendementen Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 31-10-2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 54)
4461 Minister zal in de handreiking evenwichtige transitie expliciet ingaan op adequate compensatie bij lage dekkingsgraden Parlementaire agenda 19-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 614)
4463 Voor de zomer de Kamer te informeren over de mogelijkheid om het subsidiabele onderwijsaanbod vanaf september te beperken tot OCW-erkende opleidingen en eventueel ander scholingsaanbod dat voldoet aan de criteria, zoals NLQF-ingeschaalde kwalificaties Uitgaande brief 13-06-2023 Afronding STAP-budget 2023 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 155)
4476 (EK T3641) Delen plan van aanpak «Seniorenkansenvisie» (36.067) Parlementaire agenda (22-05-2023) EK Plenaire behandeling Wet toekomst Wet toekomst pensioenen 22 mei en 23 mei 2023 Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 26-06-2023 (Kamerstukken I, 2022-2023, 29 544, nr. L)
4479 Voor haar zomerreces reageert minister op de vragen over AOV, verduidelijking en handhaving vanuit VZN en PZO. De Tweede Kamer ontvangt een afschrift Parlementaire agenda 07-06-2023 commissiedebat ZZP Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-07-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 26)

Lopende toezeggingen

3 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol Uitgaande brief 29-10-1996 kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) (Kamerstukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4) Inmiddels is de klacht van de FNV met betrekking tot ondermeer ILO-conventie 81 door de ILO afgehandeld. De ILO heeft geoordeeld dat Nederland voldoet aan het desbetreffende verdrag. In haar rapport heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan. Reactie van het kabinet op het ILO-rapport is aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 29 427, nr. 103). Er zal dus conform wat eerder is gemeld een kabinetsstandpunt worden voorbereid over goedkeuring van het Protocol nr. 81 bij dit Verdrag nr. 81
2382 De Tweede Kamer ontvangt een brief over de beleidsregels UWV inzake de nieuwe weigerings-/intrekkingsgrond, binnen een half jaar nadat het wetsvoorstel door beide Kamers is aanvaard 6-10-2010 Plenaire behandeling Wetsvoorstel Aanpassing Wet arbeid vreemdelingen; introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2023
2935 De minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren 20-3-2014 AO SUWI-onderwerpen De Tweede Kamer wordt in de brief Stand van de Uitvoering eind 2023 geinformeerd
3249 Jaarlijkse rapportage aan het parlement over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen (33.610/33.847) 20-5-2014 Plenaire behandeling Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premie-percentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847) (EK) Op 14-06-2023 is de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer verstuurd. Planning: volgende rapportage naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2024
3296 De staatssecretaris zegt toe om als dit aan de orde is te kijken of er, mede in het licht van de noodzaak de effectieve inzet van middelen steeds inzichtelijk te maken, mogelijk extra middelen beschikbaar gesteld kunnen worden voor re-integratie en scholing voor de doelgroep 24-3-2015 (EK) Plenaire behandeling Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33 981) De quotumregeling is vanaf 1 januari 2018 voor de overheidswerkgevers geactiveerd. 2018 is een overgangsjaar, omdat het kabinet heeft besloten om over de eventuele quotumtekorten over 2018 geen heffing op te leggen aan de werkgevers die niet de afgesproken aantallen hebben gehaald. Dat betekent dat eind 2020 twee jaren met quotumheffing zijn verstreken. Maar door de plannen om het systeem van de banenafspraak te vereenvoudigen, is deze toezegging naar alle waarschijnlijkheid niet meer opportuun. Als de uitwerking van het nieuwe systeem duidelijk is en in wetgeving is opgenomen, zal de afhandeling van de toezegging nader worden overwogen. Dit moet ook worden bezien in relatie tot de envelop voor armoede, schulden en de arbeidsmarkt uit het coalitieakkoord. Planning: eind 2023
3404 De staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstak-pensioenfondsen Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen Planning: brief naar de Tweede Kamer eind december 2023
3665 De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (Groen Links), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen Parlementaire agenda 04-12-2017 Algemene Politieke Beschouwingen EK Uitbesteden van onderzoek heeft vertraging opgelopen. Het onderzoek zal naar verwachting na de zomer 2023 starten en begin 2024 aan de Kamer worden aangeboden
3671 Bij de voorziene evaluatie van het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen wordt aandacht besteed aan de ervaringen en de zorgen van de deelnemers 7-11-2017 Tweede Kamer Plenaire behandeling Wet overdacht Klein Pensioen De evaluatie wordt in 2023 uitgevoerd. De Tweede Kamer wordt eind 2023 geïnformeerd over de evaluatie
3753 Het kabinet zal een formeel standpunt innemen over de initiatiefwet Wet gelijke beloning vrouwen en mannen van Ploumen (PvdA), Özütok (Groen Links), Jasper van Dijk (SP) en Van Brenk (50Plus) 19-9-2018 Algemeen Politieke Beschouwingen woensdag 19 september en vrijdag 21 september 2018 De behandeling van het wetsvoorstel was op 2 februari 2021 (1e termijn). Afhankelijk van de voortzetting van verdere behandeling komt het kabinet (bewindspersoon SZW) aan het woord. Het voorstel is nog niet geagendeerd.
3762 De minister zegt toe deze wet tot implementatie van de IORP-II richtlijn te evalueren, maar pas in 2022, omdat deze wet pas in 2019 in werking treedt 17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)) (34 934) De wet tot implementatie van de IORP-II-richtlijn wordt geëvalueerd. Planning: brief over het proces naar Tweede Kamer na de zomer van 2023 (voortgangsbrief)
3780 Breed extern onderzoek misbruikrisico’s bij UWV. De minister heeft tijdens het debat aangekondigd dat SZW en UWV samen hebben besloten een breed extern onderzoek te laten doen naar misbruikrisico’s bij het UWV 11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten De algemene resultaten van het 1e onderzoek (misbruikrisico’s WW) zijn in de brief Stand van de Uitvoering van december 2019 (Kamerstukken II 2019-2020, 26 448, nr. 630) met de Kamer gedeeld. In een technische briefing is de Kamer op 5 maart 2020 geïnformeerd over dit onderzoek en het toepassen van het afwegingskader. In 2020 heeft de doorlichting van de Ziektewet en de Wet WIA plaatsgevonden. Deze doorlichtingen zijn aan de Kamer verzonden als bijlage bij de Stand van de Uitvoering van december 2020 (Kamerstukken II 2020-2021, 26 448, nr. 641). De doorlichting van de WAO is afgerond in 2021 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering van december 2021 (Kamerstukken II 2021-2022, 26 448, nr. 666). De doorlichting van de TW is afgerond in 2022 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II 2022-2023, 26 448, nr. 693). De doorlichting van de Wajong is afgerond in 2023 en zal worden meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering juni 2023. De doorlichting van de WAZO wordt naar verwachting medio 2023 afgerond. Nu bekend is dat de IOW voorlopig blijft bestaan, zal ook daar op korte termijn een doorlichting voor plaatsvinden.
3785 Capaciteit en herprioritering Handhaving UWV. De minister zal de Tweede Kamer informeren als uit het brede externe onderzoek naar misbruikrisico’s blijkt dat er meer capaciteit dan wel een herprioritering van middelen nodig is bij UWV 11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten De besluitvorming UWV/SZW over de beheersmaatregelen WW is afgerond. De uitkomsten hiervan zijn op hoofdlijnen gepresenteerd in het Meerjarenplan Handhaving van UWV dat als bijlage bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II 2022-2023, 26 448, nr. 693) aan de Kamer is aangeboden. De besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen voor de ZW en de WIA is afgerond in december 2022. Verder worden naar verwachting in 2023 de gesprekken opgestart over aanvullende beheersmaatregelen voor de WAO, TW, Wajong en WAZO. De gesprekken voor de IOW volgen later, aangezien daar eerst de doorlichting nog voor moet plaatsvinden. In bovenstaande trajecten zijn/worden eventuele aanvullende maatregelen ten aanzien van risico’s met een landsgrensoverschrijdend karakter niet meegenomen. Gezien de afwijkende en complexe aard als ook de onderlinge samenhang van deze internationale risico’s is besloten om besluitvorming hierover afzonderlijk voor alle wetten samen te laten plaatsvinden. Deze besluitvorming wordt naar verwachting in 2023 opgestart en in 2024 afgerond.
3817 De staatssecretaris zegt toe om in contact te treden met FNV Vrouw in verband met de jonge moeders met een afstand tot de arbeidsmarkt ten behoeve van een passend werkbezoek 4-12-2018 Stemmingen naar aanleiding van de Begrotingsbehandeling SZW FNV vrouw bestaat niet meer. FNV laat nog weten of er nog lopende projecten van FNV vrouw zijn. Dat is nog niet bekend
3837 De staatssecretaris zegt toe dat op alle mogelijke niveaus en op alle mogelijke manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan wordt gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Zodra daar meer over gezegd kan worden, wordt dit met de Kamer gedeeld 6-2-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat naar aanleiding van bericht «vrij spel voor Turkse fraudeurs’ (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekend-scholen financieren in Nederland» Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland
3875 Toezegging om de effecten van het wetsvoorstel voor seizoensgebonden sectoren, waaronder de agrarische sector, onderdeel te laten zijn van de wetsevaluatie. De effecten van de wijzigingen in de berekening van de transitievergoeding op de ontslagkosten van werkgevers zullen ook onderdeel uitmaken van de evaluatie van de WAB 20-5-2019 EK Plenaire behandeling Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) In de parlementaire WAB-stukken is aangegeven dat de wet 5 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd, dus in 2025. Deze elementen worden meegenomen bij de evaluatie
3949 We streven ernaar uw Kamer in de loop van 2020 te informeren over het tijdstip en de wijze waarop met de openbaarmaking van de inspectieresultaten van Arbo en Atw kan worden gestart 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer februari 2024
3950 Er zal verkend worden in hoeverre het aangewezen is de regelgeving aan te passen zodat een vakbond gegevens kan vorderen over een of meerdere schakels in een keten, zonder dat er sprake is van een machtiging van een werknemers 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
3953 Verkenning naar de mogelijkheid persoonsgegevens te verwerken met het oog op niet-verwijtbaarheid 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
3960 Tussenevaluatie en eindevalutie ten behoeve van SLIM-regeling (Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector) worden gedeeld met de Kamer 11-11-2019 Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123) Planning: er komt een tussenevaluatie in 2023, de eindevaluatie volgt in 2025
4033 De minister zegt toe dat in de eindevaluatie na vijf jaar per route de arbeidsparticipatie van de deelnemers in kaart zal worden gebracht 29-6-2020 WGO Inburgering De Kamer wordt hierover naar verwachting in 2027 geïnformeerd
4034 De minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar zal worden gekeken naar het aantal afschalingen of lage inschalingen om te kijken of de prestatiebekostiging een perverse prikkel heeft 29-6-2020 WGO Inburgering Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van de evaluatie naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2025)
4037 De minister zegt toe dat het besluit inburgering en de regeling inburgering, zodra deze gereed zijn, met de Kamer gedeeld worden met de toezegging dat deze gewijzigd kunnen worden als de Kamer dat wil. Als er grote wijzigingen zijn in het stelsel naar aanleiding van de evaluatie na vijf jaar, zal de lagere regelgeving opnieuw aan uw Kamer worden gestuurd 29-6-2020 WGO Inburgering Het eerste deel van deze toezegging is afgehandeld met brief verzonden d.d. 21 december 2020 (concept-besluit en concept-regeling) (Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 66), brief d.d. 1 februari 2021 (naar aanleiding van Tweede Kamer schriftelijke vragen, Kamerstukken II, 2020-2021, 35 483, nr. 67), d.d. 3 februari 2021 tijdens een mondelinge behandeling (AO). Het tweede deel van de toezegging is een toezegging op de lange termijn (na evaluatie van nieuwe inburgeringsstelsel). Streefdatum afhandeling eind 2027
4040 De minister zegt toe dat in de evaluatie na drie jaar ook de vraag wordt meegenomen hoe de financiële verdeling uitpakt voor plattelandsgemeenten 29-6-2020 WGO Inburgering Deze toezegging wordt meegenomen als onderdeel van het onderzoek naar de betaalbaarheid. De evaluatie naar de betaalbaarheid zal drie jaar na inwerkingtreding van het stelsel worden opgeleverd. Daarna zal de Kamer worden geïnformeerd (2025)
4068 In de kabinetsreactie op het advies ‘Prikken voor elkaar’ van de Commissie Vermeij is ten aanzien van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang’ aangegeven dat het kabinet deze maatregel en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. Het streven is om uw Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de stand van zaken 1-7-2020 Uitgaande brief Verzamelbrief Kinderopvang Op 7-7-2023 heeft een Bewindspersonenoverleg plaatsgevonden, waarin de Kamerbrief over het vervolg van de maatregel ‘Voorwaardelijke toegang tot de Kinderopvang’ is besproken
4086 De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FVD), toe bij de eindevaluatie van de NOW-regeling mee te nemen hoeveel geld er is uitgekeerd aan bedrijven die reeds failliet waren verklaard en aan bedrijven die na de uitkering failliet zijn verklaard 6-7-2020 EK Plenaire behandeling 3e incidentele suppletoire begroting SZW 2020 inzake noodpakket banen en economie 2.0 (35 473) Deze toezegging wordt meegenomen in de evaluatie over de NOW die in 2023 wordt opgeleverd
4088 De staatssecretaris heeft toegezegd om de vraag over wat de stand van zaken is met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland, door te geleiden naar de minister van BZ 3-9-2020 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland
4092 De Kamer informeren of en wanneer het onderdeel «compensatie bij bedrijfsbeëindiging wegens ziekte van de werkgever» in werking kan treden Uitgaande brief 16-10-2020 Regelingen compensatie transitievergoeding (Kamerstukken II, 2020-2021, 34 699, nr. 9) Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2023
4113 De staatssecretaris gaat met de Minister van Financiën in gesprek over de oplopende betalingsachterstanden bij webwinkels en betrekt daarbij het gebruik van algoritmes 10-12-2020 AO Armoede en Schuldenbeleid Nieuw op te pakken vraagstuk, met name vraagstuk rond algoritmes. Planning: eind 2023
4115 Om te zien of het bieden van een kosteloos ontwikkeladvies doelmatig en effectief is, wordt een evaluatie opgestart. De verwachting is dat in 2021 de eerste resultaten beschikbaar zijn en het eindrapport in 2022 wordt opgeleverd. De uitkomsten van de evaluatie zullen met uw Kamer gedeeld worden Uitgaande brief 16-11-2020 Aanbiedingsbrief rapport ontwikkeladvies De uitkomsten over het ontwikkeladvies zullen gedeeld worden met de Tweede Kamer na de zomer van 2023. Planning: het eindrapport volgt in het voorjaar 2024 aan de Tweede Kamer
4119 Concreet betekent dit dat de Kamer uiterlijk in 2022 op basis van onderzoek inzicht krijgt in hoeverre het genoemde hoofddoel ‘ontwikkeling kind’ van het kinderopvangbeleid is gerealiseerd, met hoeveel inzet van middelen dit gepaard is gegaan en welke verbeteringen en besparingen mogelijk zijn Uitgaande brief 14-09-2020 Evaluatie- en onderzoeksplanning Kinderopvang De periodieke evaluatie is in uitvoering en het syntheserapport wordt in 2023 naar de Kamer gestuurd
4159 De Minister van Sociale Zaken zegt toe samen met de gemeenten te bezien hoe meer beschutte werkplekken kunnen worden gecreëerd 17-6-2021 WGO Jaarverslagen Momenteel wordt besluitvorming voorbereid over: financiering beschut werk, het verdeelmodel beschut werk, een andere financiering van de begeleidingsmiddelen voor beschut werk, bestuurlijke afspraken over het door gemeenten inlopen van de achterstanden op beschut werk. De besluitvorming hierover is in Q2/Q3 2023 afgerond. Naar verwachting ontvangt de Kamer hier in Q3 van 2023 een Kamerbrief over
4167 Toezegging dat Tweede Kamer in een brief of rapport wordt geïnformeerd over hoe het gaat met het stimuleren van taal door werkgevers bij arbeidsmigranten 16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680) Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2024
4169 De minister heeft toegezegd dat de wet na 3 jaar zal worden geëvalueerd, dat hierbij ook zal worden gekeken naar de maximale duur van een twv en dat hierbij een onafhankelijke commissie zal worden ingeschakeld 16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680) Planning: brief naar Tweede Kamer begin 2025
4175 Er zal een (beschouwende) brief naar de Kamer worden gestuurd over de relatie tussen arbeidsmigratie en de verschraling van arbeidsvoorwaarden 7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie Planning: brief naar Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2023
4216 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Eerste Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Van Gurp (GroenLinks), toe de Kamer jaarlijks schriftelijk te informeren over de monitoring van de Wet Inburgering 20.. (T03101) 1-12-2020 EK Plenaire behandeling Wet Inburgering In de verzamelbrief van 29 september 2022 is opgenomen dat de jaarlijkse monitorrapporten, de tussenevaluatie en de wetsevaluatie ook met de Eerste Kamer worden gedeeld. Het eerste rapport (over 2022) zal eind 2023 worden gepubliceerd
4192 Voor wat betreft het onderwerp meer duidelijkheid over de afbakening tussen arbeidsrelaties, zal op korte termijn nog een onderzoek van SEO aan uw Kamer worden aangeboden waarin meer inzicht wordt gegeven in potentiële criteria (en de samenhang daartussen) voor het beoordelen van de gezagsverhouding tussen werkverschaffer en werkende 20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’ Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind 2023 naar de Tweede Kamer
4194 In het kader van het breed maatschappelijk gesprek afgesproken om verder door te spreken over de mogelijkheid van een webmodule voor tussenkomst omdat een webmodule voor tussenkomst waardevol zou kunnen zijn 20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’ Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, eind 2023 naar de Tweede Kamer
4195 (EK T3288) Het meenemen van diverse onderwerpen in de evaluatie van de Wet Betaald ouderschapsverlof (35.613) 5-10-2021 EK Plenaire behandeling wijziging van de wet arbeid en zorg, de wet flexibel werken en andere wetten in verband met implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof) Planning: wordt meegenomen in de evaluatie die in januari 2026 naar de Eerste Kamer gaat
4208 De staatssecretaris zegt toe in gesprek te gaan over goed werkgeverschap, en welke instrumenten en/of handvatten daarbij horen. Hierbij worden ook de opvolging van commissie Borstlap en sociale partners betrokken 30-11-2021 Begrotingsbehandeling SZW 30 november t/m 1 december 2021 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het eind van 2023
4220 De minister zegt toe aan Hilde Palland (CDA) dat zij de commissie, na afstemming met BZK, in het tweede kwartaal informeert over de voorgenomen verdeling van de begeleidingsmiddelen voor de mensen die vallen onder de banenafspraak via het Gemeentefonds. Het CDA had de vraag gesteld of deze middelen niet op basis van realisaties loonkostensubsidie kunnen worden verdeeld 23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief Reactie zal meelopen in een brief over de verdeling van middelen beschut werk in 2023Q4 of 2024Q1
4230 Aan PvdA is nog toegezegd dat de ontwikkeling van de jurisprudentie betreffende het belemmeringsverbod nevenarbeid gemonitord wordt en na twee jaar geëvalueerd wordt, waarna de Kamer geïnformeerd wordt 12-4-2022 Plenaire behandeling Implementatie Wet EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (35962) Planning: brief naar de Kamer mei 2024
4246 De minister informeert de Tweede Kamer vlak na de zomer over een onderzoek bij één middelgrote gemeente naar of er verschillen zijn in de betaling tussen mensen die worden ingehuurd en eigen werknemers. (PVV) 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Beantwoording van deze toezegging loopt mee in de brief die verstuurd wordt om motie 1782 te beantwoorden. Verzending gebeurt na de zomer van 2023
4252 Minister informeert de Kamer voor de zomer over de uitkomst van gesprekken met de VNG over het signaal van FNV dat bijstandsgerechtigden toestemming moeten vragen voor aanspraak op STAP-budget 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4253 In de evaluatie van het STAP-budget over twee jaar neemt minister het effect op duurzaam werk mee 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2024
4254 In de reactie op het ARK-rapport van de Algemene Rekenkamer over handhaving schijnzelfstandigheid gaat minister ook in op de webmodule onder andere in culturele sector 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor einde van 2023 naar de Tweede Kamer
4255 Minister informeert de Tweede Kamer in het voorjaar van 2024 over de resultaten van de pilot waarin wordt bijgehouden hoe we in onze aanbestedingen omgaan met overtreders van arbeidswetten, als het gaat om arbeidsmarktdiscriminatie 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: brief naar de Tweede Kamer in voorjaar 2024
4261 De minister kijkt bij de monitoring van kwaliteitseisen extra goed naar de gevolgen van de maatregelen die zijn afgekondigd naar aanleiding van de personeelstekorten en de minister brengt deze kwaliteitseisen in kaart 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang De wijze van monitoring is aan de orde gekomen in de uitgaande brief d.d. 26-04-2023 voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang. De Kamer is in het voorjaar van 2023 geïnformeerd over de uitvraag met betrekking tot BIO-maatregel
4263 De minister gaat de mogelijkheid en wenselijkheid van een screeningstraject voor een VOG in de kinderopvang en het basisonderwijs onderzoeken 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang De impactanalyse is besproken met OCW. Deze gesprekken worden zo snel mogelijk voortgezet: na de zomer van 2023
4267 De minister heeft toegezegd na de zomer een hoofdlijnenvisie gezond en veilig werken aan de Kamer te sturen 12-5-2022 Commissiedebat Gezond en Veilig werken De Kamer wordt naar nu verwacht in het derde kwartaal van 2023 geïnformeerd
4275 Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over de uitwerking van de motie-Van Weyenberg/Maatoug over een adviescommissie inclusief brede welvaartsbenadering 1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het eind van het jaar 2023
4276 Na de zomer informeert minister SZW de Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord als het gaat om circulaire arbeidsmigratie 1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2023
4281 De minister zegt aan het lid Smals en aan het lid Goudzwaard toe om bij de evaluatie van de ‘Wet waardeoverdracht klein pensioen’ mee te nemen in hoeverre afkoop van pensioen na de pensioeningangsdatum ook mogelijk zou moeten zijn 1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004) Planning: eerste evaluatie uitvoeren (2023) en daarna, eind 2023, brief naar de Tweede Kamer
4282 Minister heeft op 12 februari 2021 toegezegd meer bekendheid te zullen geven aan de Wet flexibel werken als de situatie na corona weer is genormaliseerd 10-2-2021 Uitgaande brief aanbiedingsbrief met reactie, evaluatie Wet flexibel werken (Kamerstukken II, 2020-2021, 29 544, nr. 1041) Minister Van Gennip heeft deze toezegging herhaald op 28 juni 2022 bij debat over de Werken waar je wilt (WWJW) en de toezegging gekoppeld aan de inwerkingtreding van de WWJW. Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2023
4283 Minister Van Gennip heeft toegezegd bij de evaluatie van de Wet werken waar je wilt (WWJW) aandacht te zullen besteden aan de effecten op de verkeersdrukte 28-6-2022 Plenaire behandeling Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Maatoug tot wijziging van de Wet flexibel werken in verband met het bevorderen van flexibel werken naar arbeidsplaats (Wet werken waar je wilt) (35 714) Planning: wordt meegenomen bij de evaluatie van de wet. Brief naar de Tweede Kamer januari 2026
4285 Daarbij wordt altijd gekeken of een verhoging van boetes daadwerkelijk tot minder overtredingen zou leiden. Na de zomer zal ik u over dit onderwerp nader informeren 30-6-2022 Uitgaande brief Tweeminutendebat arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 81) Stand van zaken uitvoering motie brief Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99). Planning: afhandeling motie volgt in november 2023
4288 De minister heeft toegezegd de mogelijkheden te bekijken voor een onderzoek naar weerbaarheid van jongvolwassen tegen ongewenste beïnvloeding en neemt daarbij het onderwerp visitatielessen op Turkse weekendscholen mee 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Momenteel vindt uitwerking van het onderzoeksvoorstel plaats in samenwerking met het veld. Het onderzoek zal na de zomer worden aanbesteed. De Kamer wordt geïnformeerd zodra het eindrapport gereed is
4293 De minister zegt toe dat er een overzicht van best practices uit andere landen gemaakt zal worden, waaronder het Franse voorbeeld omscholing naar techniek, en zal de Kamer voor de begrotingsbehandeling, middels de Voortgangsbrief VIA, hierover informeren 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer zal in Q4 2023 worden geïnformeerd
4294 De minister zegt toe te zullen onderzoeken in hoeverre de niveaus van statushouders ook doorwerken in het soort werk dat zij vinden 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer zal hierover worden geïnformeerd bij de wetsevaluatie in 2027
4298 We werken aan een convenant voor de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie uit, gericht op het maken van afspraken met brancheorganisaties, sectoren, individuele organisaties, maatschappelijke partijen en belangengroepen. Streven is uw Kamer over de voortgang hiervan voor de behandeling van de SZW-begroting te informeren 14-7-2022 Uitgaande brief Actieplan Arbeidsdiscriminatie (Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1119) Planning: brief naar de Tweede Kamer september 2023
4300 Toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid. Naar aanleiding van de oproep van Kamerlid Palland om samen met de coördinerend minister op emancipatiebeleid van gedachten te wisselen over het toevoegen van mensen met een arbeidsbeperking aan het emancipatiebeleid, zegt de minister toe dat zij samen met minister Schouten dit bespreekt met minister Dijkgraaf en dat het ook in de kansenbrief voor senioren terugkomt 21-6-2022 Mondelinge vraag van het lid Palland (CDA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht ‘Jongere razendsnel aan de bak, ’stigma voor wie al meer dan halfjaar zoekt’ (Telegraaf.nl, 17 juni 2022) Uiterlijk november 2023 worden er ambtelijk gesprekken opgestart over meer coördinatie op het emancipatiebeleid
4302 Ik ben voornemens om verschillende beleidsregels inzake boeteoplegging uit te breiden. Het doel hiervan is om de NLA in staat te stellen om feitelijk leidinggevenden bij een overtreding van alle arbeidswetten te beboeten. Ik streef ernaar uw Kamer voor de begrotingsbehandeling nader te informeren over de mogelijkheden voor het effectiever en/of breder in te zetten van dit instrument 14-7-2022 Uitgaande brief Bestrijding recidive bij malafide uitleners Planning: brief naar de Tweede Kamer november 2023
4333 Mevrouw Sahla had het over de roadmap. Die kunnen wij natuurlijk op hoofdlijnen met u delen, maar ik denk wel dat die steeds specifieker wordt naarmate we verder in de tijd komen. Die zal hier en daar ook aangescherpt of meer gedetailleerd worden. Het is prima om dat in de volgende discussie mee te nemen als we het toch periodiek hierover gaan hebben Parlementaire agenda 21-04-2022 Commissiedebat Kinderopvang De brief geeft een beeld van de roadmap op hoofdlijnen. Belangrijke mijlpalen voor de stelselherziening hebben we in kaart gebracht. Deze zal steeds gedetailleerder worden naarmate het stelsel met de uitvoeringsorganisaties en sectorpartijen verder wordt uitgewerkt. Dan zal ook duidelijk worden hoe de planning van het wetgevingstraject eruit gaat zien. Conform de toezegging aan het lid Sahla (D66) zal de Minister van SZW uw Kamer periodiek informeren over de planning
4303 We verkennen breed waar en in welke mate de VE-tekorten precies spelen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Zodra we de problematiek en de oplossingen goed in beeld hebben, zullen we uw Kamer hierover informeren Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Dit onderzoek wordt door OCW opgezet, in samenwerking met SZW, directie kinderopvang, planning: na zomer 2023
4304 Om een beter beeld te krijgen van de wachtlijsten en de wachttijden, start ik op korte termijn een nieuw onderzoek hiernaar Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Het onderzoek loopt. De eerste resultaten worden na de zomer van 2023 verwacht
4311 GGD GHOR Nederland gaat in september 2022 na of, en zo ja, op welke wijze, de werkwijze verzachtende omstandigheden door GGD’en verschillend wordt toegepast. Indien nodig worden op basis van de uitkomsten vervolgacties ingezet gericht op een optimaal gebruik van de werkwijze verzachtende omstandigheden. Gezien de relatief lange doorlooptijd van inspectieonderzoeken is nog niet zichtbaar hoe vaak gemeenten vervolgens besluiten om wel of niet te handhaven. Ik heb de Inspectie van het Onderwijs (als interbestuurlijk toezichthouder in de kinderopvang) gevraagd om hiernaar onderzoek uit te voeren. De resultaten hiervan worden verwacht in de eerste helft van 2023 Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang GGD GHOR Nederland is nagegaan of, en zo ja, op welke wijze, de werkwijze verzachtende omstandigheden door GGD'en verschillend wordt toegepast. Op basis hiervan zal zij, in samenwerking met VNG, de werkwijze herzien. In de Kamerbrief over de arbeidsmarkt is hierop ingegaan. De inspectie van het Onderwijs heeft een tussenrapportage opgeleverd. Deze is meegestuurd als bijlage bij de Kamerbrief over de arbeidsmarkt. Eind 2023 volgt de eindrapportage
4319 Het kabinet zal uw Kamer informeren voor de zomer van 2023 over private individuele ontwikkelbudgetten in relatie tot uitkomsten van onderzoek dat najaar 2022 wordt verwacht Uitgaande brief 23-09-2022 Kamerbrief Beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen Planning: brief naar de Kamer na de zomer van 2023
4327 De minister (in reactie op vraag DENK) zegt toe dat ze over de resultaten van de pilot AIO van de SVB en UWV omtrent gegevensdeling zal rapporteren. Dit betreft de vraag van lid Van Baarle met betrekking tot de positie van ouderen met een migratieachtergrond. De pilot eindigt voorjaar 2023 Parlementaire agenda 06-10-2022 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid Brief aan de Kamer is in voorbereiding. Planning: na het zomerreces (september 2023)
4330 De minister-president zal met de SER-Voorzitter in gesprek gaan om elementen uit de functionele decentralisatie in het Nederlandse bestel te borgen. Het kabinet (SZW, FL, EZK, AZ) zal hierover voor de begrotingsbehandeling van SZW een brief aan de Kamer sturen Parlementaire agenda 21-09-2022-22-09-2022 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023 (vóór Prinsjesdag)
4331 Indien de Kamer het advies beleidsmatige richtgetallen van de ACVZ, dat rond half november wordt verwacht, agendeert, zal het kabinet er een (voorlopig) stand over innemen Parlementaire agenda 21-09-2022-22-09-2022 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4332 Het kabinet wordt verzocht om het hebben van een pensioenregeling mee te laten wegen bij aanbestedingsprocedures. Ik laat onderzoeken op welke wijze dat kan. Ik informeer uw Kamer hier uiterlijk aan het eind van het jaar verder over Uitgaande brief 17-10-2022 Werken zonder pensioenopbouw (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 594) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4334 Het is mijn voornemen na iedere fase over de deelresultaten van de maatschappelijke dialoog te rapporteren aan uw Kamer. De dialoog wordt gevoerd tot eind 2024 en kan daarmee zowel als input dienen voor het lopende kabinetsbeleid als een volgende formatie Uitgaande brief 14-11-2022 Kamerbrief gendergelijkheid op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156) Fase 1: mei 2023 – oktober 2023, rapportage naar de Tweede Kamer november 2023; Fase 2: november 2023 – april 2024, rapportage naar de Tweede Kamer mei 2024; Fase 3: mei 2024 – november 2024, rapportage naar de Tweede Kamer: december 2024
4335 In de eerstvolgende evaluatie van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wordt meegenomen dat de groep werknemers zonder pensioenopbouw groeit en wordt onderzocht op welke manier en in welke mate zij gedekt zijn voor het nabestaandenrisico Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen De evaluatie moet voor 2028 zijn afgerond. Planning: begin 2028 evaluatie naar de Tweede Kamer
4336 Volgend jaar worden de ervaringen van de RVU en duurzame inzetbaarheid met sociale partners besproken Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Planning: brief naar de Tweede Kamer eind 2023
4356 De Minister van SZW zegt toe de Kamer te informeren over de voortgang arbeidsmarktinfrastructuur in het voorjaar van 2023 en in het najaar 2023 te informeren over de financiering Parlementaire agenda 20-10-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid De besluitvorming over de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur en het informeren van de Kamer daarover vraagt meer tijd. De planning is om na de zomer een uitstelbrief naar de Kamer te sturen en voor het informeren van de Kamer over de hervorming te koersen op december 2023
4357 Voor de zomer van 2023 zal ik u informeren over de bevindingen van het derde aanvraagtijdvak en over de uitwerking van het extra aanvraagtijdvak waarin ook individuele bedrijven de mogelijkheid krijgen subsidie aan te vragen Uitgaande brief 24-11-2022 Kamerbrief eerste voortgangsrapportage Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden Planning: brief naar de Tweede Kamer in december 2023
4358 U ontvangt in 2023 de volgende voortgangsrapportage van SEOR over de tijdelijke Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) Uitgaande brief 24-11-2022 Kamerbrief eerste voortgangsrapportage Maatwerkregeling Duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden Planning: brief naar de Tweede Kamer eind november 2023
4362 De minister zegt toe de openstaande beleidsvragen uit de brief van 7 oktober jongstleden vóór het zomerreces te beantwoorden Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Voor de zomer ligt er een concept-ontwerp voor het nieuwe financieringsstelsel en verschillende impactanalyses als input voor het besluitvormingsproces. Na besluitvorming in het kabinet wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. Planning: 01-09-2023
4363 De minister zegt toe de impactanalyse voor de zomer van 2023 aan de Kamer toe te zenden Parlementaire agenda 16-11-2022 Commissiedebat Kinderopvang Voor de zomer ligt er een concept-ontwerp voor het nieuwe financieringsstelsel en verschillende impactanalyses als input voor het besluitvormingsproces. Na besluitvorming in het kabinet wordt de Tweede Kamer geïnformeerd. Planning na september 2023
4365 (EK) Ik zeg toe om bij de evaluatie van de Wet werken waar je wilt (WWJW) aandacht te zullen besteden aan de relatie met ziekteverzuim Uitgaande brief 14-11-2022 Initiatiefwetsvoorstel werken waar je wilt Planning: wordt meegenomen bij de evaluatie van de wet. Brief Eerste Kamer januari 2026
4366 Gezien de raakvlakken met onderwijs en zorg ga ik over de uitkomsten van beide onderzoeken en mogelijke vervolgstappen op korte termijn in gesprek met de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Daarnaast wil ik de onderzoeken bespreken met de kinderopvangbranche, de VNG en ouderbelangengroepen. Ook zal dit worden meegenomen in de werkagenda van VWS, OCW, SZW, met VNG, onderwijs en zorgveld, die als doel heeft de verbinding tussen onderwijs, zorg en kinderopvang te verbeteren. Ik zal uw Kamer – zoals toegezegd tijdens het commissiedebat van 21 april – te zijner tijd informeren over de uitkomsten van de gesprekken Uitgaande brief 15-11-2022 Onderzoeken Kinderopvang Het bewindspersonenoverleg heeft plaatsgevonden evenals de gesprekken met VNG, kinderopvangbranche en ouderbelangenverenigingen over inclusieve kinderopvang. De BWP hebben besloten samen op te trekken in het streven naar inclusieve kinderopvang door het delen van kennis hierover en bezien hoe belemmeringen kunnen worden weggenomen. Planning na september 2023
4373 De Minister van SZW heeft toegezegd de vraag van mevrouw Simons (BIJ1) of er maatregelen getroffen kunnen worden waardoor mensen met een medische urenbeperking tenminste het wettelijk minimumloon per maand verdienen wanneer zij naar vermogen werken, mee te geven aan de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Vraag is meegegeven. OCTAS komt april 2024 met haar bevindingen
4379 Nader informeren over fasering van uitvoering maatregelen tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik STAP-budget, in verband met prioritaire doorontwikkeling Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4381 Informeren over uitkomst en verdere aanpak prijsontwikkelingen van aangeboden opleidingen van STAP-budget Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4382 Informeren over hoe en wanneer STAP-budget gericht kan worden ingezet, op basis van een beoordeling van de uitvoerbaarheid en haalbaarheid door de ketenpartijen en overleg met de relevante departementen Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4386 De minister zegt toe om de Kamer te informeren over de aanpak kopen op afbetaling en de verantwoordelijkheden daarbij onder jongeren Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW JenV heeft uitstel gevraagd. JenV heeft een Kamerbrief opgesteld vóór het zomerreces. Het gaat daarbij om specifiek Buy Now Pay Later. BNPL is een vorm van doorverkoop van vorderingen. De bredere brief over de doorverkoop van vorderingen volgt later dit jaar. Tevens worden er momenteel concrete plannen uitgewerkt met JenV omtrent invordering en stapeling
4387 De minister zegt toe om samen met de Minister voor Rechtsbescherming in het tweede kwartaal cijfers op te leveren met betrekking tot schulden als verdienmodel Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW JenV heeft uitstel gevraagd. JenV heeft een Kamerbrief opgesteld vóór het zomerreces. Het gaat daarbij om specifiek Buy Now Pay Later (tevens toezegging 4386). BNPL is een vorm van doorverkoop van vorderingen. De bredere brief over de doorverkoop van vorderingen volgt later dit jaar. Tevens worden er momenteel concrete plannen uitgewerkt met JenV omtrent invordering en stapeling
4388 De minister zegt toe een gesprek aan te gaan met MVWS om te bekijken of er wat meer mogelijk is voor juist de groep wanbetalers ziektekosten die langdurig in de problemen zit Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Gesprek VWS en SZW is geweest. De Minister van VWS zal de Kamer na het zomerreces informeren over het verlagen van de bestuurlijke premie, verdiepend onderzoek naar de werking en effecten en aanvullende maatregelen in het bijzonder het versterken van lokale samenwerking tussen CAK en gemeenten
4389 De minister zegt toe hoe er een match gemaakt kan worden tussen sociaal ontwikkelbedrijven (onderzoek reeds gestart) en het «reguliere» bedrijfsleven Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Werkgevers zijn betrokken bij de uitvoering van het onderzoek naar de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Dit onderzoek afgerond. Dan wordt ook het onderzoeksrapport met de Kamer gedeeld waaruit de betrokkenheid van werkgevers blijkt. Planning: na het zomerreces 2023
4393 De minister zegt toe in januari 2023 schriftelijk terug te komen op de vragen van de heren Ceder en Van Baarle over mantelzorg en maatwerk mogelijkheden in het kader van de uitvoering van de AIO door de SVB Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet Planning: 4e kwartaal 2023
4394 De minister zegt toe de modelverordening jobcoaches die wordt opgesteld door de VNG naar de Kamer te sturen, zodra zij deze van de VNG ontvangt, maar in ieder geval voor 1 juli 2023 Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet Planning brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4395 De minister zegt toe de berekeningen van het vrijlatingspercentage voor mensen die arbeidsinkomsten hebben naast hun bijstandsuitkering naar de Kamer te sturen, in het eerste kwartaal van 2023 Parlementaire agenda 14-12-2022 Commissiedebat Participatiewet De minister heeft op 25 januari jl. de Kamer met een brief geïnformeerd met meer toelichting op de berekeningen van vrijlatingspercentages. Volgende brief: planning 4e kwartaal 2023
4397 We hebben binnenkort een veel groter gesprek om juist over die zelfstandigheid en de zzp’ers in semipublieke sectoren te spreken. Ik zeg toe om uit te zoeken hoe wij de webmodule in de zorgsector hebben ingezet Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, voor het eind van 2023 naar de Tweede Kamer
4398 Het is heel moeilijk als je in zo’n rouwperiode ook te maken krijgt met financiële onzekerheden. U heeft een lange lijst aan ons overhandigd. Ik wil graag toezeggen dat we naar die voorbeelden gaan kijken en u voor de zomer over de uitkomst informeren Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Planning: na zomerreces 2023
4399 Ik wil de Kamer prima informeren over wat de aanpak gaat zijn over de maatschappelijke dialoog gendergelijkheid. Het gaat in drie fases. Het idee is om bij elke fase natuurlijk niet alleen u, maar ook de maatschappij te betrekken Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2023
4402 De Kamer te informeren over de gesprekken die gevoerd worden met sociale partners over de regeling vervroegd uittreden en duurzame inzetbaarheid. In de planningsbrief wordt ingegaan op de termijnen Parlementaire agenda 19-01-2023 Commissiedebat Pensioenonderwerpen Planning: brief naar de Tweede Kamer eind 2023
4406 In de zomer zal de minister de rapportage van het onderzoek naar het niet-gebruik van geboorteverlof aan de Tweede Kamer aanbieden Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het eind van 2023
4408 Na de zomer zal de minister de Tweede Kamer informeren over vereenvoudigingsmogelijkheden in de Wazo die leiden tot een stelselherziening of die financiële impact hebben Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg Planning: brief naar de Tweede Kamer in het najaar 2023
4409 In de zomer zal de minister de rapportage van het onderzoek naar gezinsbeleid in ons omringende landen aanbieden Parlementaire agenda 26-01-2023 Commissiedebat Arbeid en Zorg Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer 2023 (na Prinsjesdag)
4410 Ik ben voornemens om de nota van wijziging wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding na de zomer van 2023 naar uw Kamer toe te sturen, eventuele wijzigingen voor het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding als gevolg van de Wet toekomst pensioenen zullen daarin ook worden meegenomen Uitgaande brief 06-02-2023 Diverse Pensioenonderwerpen Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4411 (EK) De minister deed de toezegging om de mogelijkheden van toeslagen voor parttimers die meer uren draaien dan het afgesproken deeltijd dienstverband te onderzoeken Parlementaire agenda 07-02-2023 EK plenaire behandeling wetsvoorstel ‘Initiatiefvoorstel-Kathmann en Maatoug Wet invoering minimumuurloon’. Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2023
4412 De AmvB Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie zal worden voorgehangen Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning: AmvB na de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer
4413 In de AmvB Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie wordt aandacht besteed aan zwangerschapsdiscriminatie in den brede Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning: AmvB na de zomer van 2023 naar de Tweede Kamer
4414 In de voortgangsrapportage Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie worden concrete doelen en streefcijfers van het beleid opgenomen Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2023
4415 Na twee jaar rapportage monitoring over de effectiviteit van de Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie en de vraag of de inzet van de Nederlandse Arbeidsinspectie daarbij volstaat Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning inwerkingtreding wet 1 juli 2024. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd voor de zomer van 2026
4416 De Tweede Kamer krijgt op korte termijn een brief met de toezeggingen op een rijtje uit het plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie Parlementaire agenda 08-03-2023 TK plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4417 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Rooijen (50PLUS) en Otten (Fractie-Otten), toe het punt over het belang dat senioren langer aan het werk kunnen blijven mee te nemen in de reguliere besprekingen met de werkgevers. Conform de toezegging aan Tweede Kamerlid Den Haan wordt ook bekeken of dat meer via branches en sectoren aandacht kan krijgen in het plan ‘Dichterbij dan je denkt’ Parlementaire agenda 12-07-2022 Behandeling wetsvoorstel wijziging begrotingsstaten SZW 2022 Voorjaarsnota (36120 XV) De toezeggingen aan zowel het Tweede Kamerlid Den Haan als aan de leden Van Rooijen (50PLUS) en Otten (Fractie-Otten), hebben geleid tot nieuwe communicatiematerialen specifiek over de ervaring van 50-plussers die een welkome aanvulling kan zijn bij werkgevers. Daarnaast is in de nieuwsbrieven DDJD naar de arbeidsmarktregio’s informatie opgenomen over de instrumenten en kansen voor werkzoekende en werkgevers. Via de werkgeversorganisaties worden bijeenkomsten aan werkgevers (al dan niet via branche-organisaties) aangeboden over het anders kijken naar potentieel talent, waaronder ook de doelgroep 50 plus. Er is ook een webinar gemaakt over ouderen op de arbeidsmarkt voor de arbeidsmarktregio’s en werkgevers. In de webinar worden onder andere best-practices gedeeld. Planning: 4e kwartaal 2023
4418 De minister zegt toe om in de zomer 2023 de Kamer te zullen informeren over het verbeterplan voor een vroege start voor kansrijke asielzoekers en statushouders in het azc Uitgaande brief 09-03-2023 Aanbiedingsbrief plan van aanpak statushouders aan het werk De Kamer zal in Q3 2023 hierover worden geïnformeerd
4420 De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat indien nodig, aanvullend op de maatregelen in het regeerakkoord, extra maatregelen worden genomen om de halvering van kinderarmoede per 2025 te verwezenlijken (T03508) Algemeen Politieke Beschouwingen EK 18 oktober 2022 De Kamer wordt uiterlijk op Prinsjesdag in 2024 geïnformeerd over de Rijksbegroting voor 2025. Op basis van de meest recente raming voor 2025 worden hierin indien nodig extra maatregelen genomen om de kinderarmoededoelstelling in 2025 te behalen
4422 Ik wil in de loop van 2023 opnieuw in kaart laten brengen hoe de implementatie van de taaleis er op dat moment voorstaat, bij zowel kinderopvangorganisaties als mbo-opleidingen. Ik hecht eraan dat hierbij niet alleen oog is voor de te kwantificeren effecten, maar ook andere signalen een plek krijgen. Ik zal uw Kamer hier uiterlijk begin 2024 over informeren Uitgaande brief 21-02-2023 Stand van zaken implementatie taaleis Nederlands Een onderzoeksbureau brengt in de periode van juni t/m oktober de implementatie van de taaleis in de praktijk in kaart. Hierbij worden ook knelpunten en bevorderlijke of belemmerende factoren in beeld gebracht
4423 Precieze eisen aan het pedagogisch beleidsplan en het taalniveau van beroepskrachten in de anderstalige opvang zullen op een later moment, maar uiterlijk 1-1-2025, in het Besluit kwaliteit kinderopvang worden uitgewerkt Uitgaande brief 21-02-2023 Stand van zaken implementatie taaleis Nederlands Dit wordt in 2024 opgepakt
4425 De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief over de financiering van inburgering met betrekking tot slachtoffers van mensenhandel aan de Kamer te sturen Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) De Kamer zal voor het Kerstreces 2023 worden geïnformeerd
4427 De minister zegt toe voor de voorjaarsnota een brief te sturen over Samenspel inburgeringswet en participatiewet Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) Dit loopt mee in een bredere brief over maatregelen om de combinatie van werk en inburgering te faciliteren. Deze zal naar verwachting in najaar 2023 worden verzonden
4428 De minister zegt toe voor eind Q2 2023 te komen met een Kamerbrief met betrekking tot de reflectiesessies Parlementaire agenda 22-11-2022 WGO Integratie en maatschappelijke samenhang (beleidsartikel 13 van de begroting SZW 2023) Naar verwachting wordt de Tweede Kamer na het zomerreces geïnformeerd over de uitkomsten van het reflectiesessietraject met moslimgemeenschappen
4430 De minister zegt toe in gesprek te gaan met de taalschoolbranche en hierover de Kamer te informeren in de volgende verzamelbrief inburgering Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie Beoogd wordt de verzamelbrief na het zomerreces 2023 te versturen
4431 De minister zegt toe de Kamer begin 2024 te informeren over de evaluatie van de leerbaarheidstoets Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer zal in Q1 2024 worden geïnformeerd
4433 De minister zegt toe afstandsonderwijs voor statushouders te onderzoeken en de Kamer te informeren hierover in de volgende verzamelbrief inburgering Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie Onderzoek start rond de zomer. Beoogd wordt de Kamer in Q4 over de uitkomst te informeren
4434 De minister zegt toe de evaluatie module aandacht voor zelfbeschikking richting de Kamer te sturen in een aparte Kamerbrief medio zomer (eind Q2/begin Q3) Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer wordt in september 2023 hierover nader geïnformeerd in de voortgangsbrief over het Meerjarenplan Zelfbeschikking
4435 De minister zegt toe uit te zoeken wat de knelpunten zijn bij de begeleiding van de inburgering van gezinsmigranten en de Kamer hierover te informeren, toegevoegd met meer zicht op gezinsmigranten. Deze informatie komt aan het eind van het jaar (Vorig WGO integratie en maatschappelijke samenhang van 21 november 2022 toezegging staat nog) Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer zal voor het kerstreces 2023 worden geïnformeerd
4436 De minister zegt toe in de volgende ronde van het plan van aanpak statushouders aan het werk ook in te gaan op ondernemerschap Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie In de brief over statushouders, welke voor het zomerreces zal worden verstuurd, wordt hierop ingegaan (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 573, nr. 202). Daarna zal er met EZK de komende maanden vervolg aan worden gegeven
4437 De minister informeert de Kamer binnenkort over de criteria van de verdeling van de middelen voor het Oranjefonds Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie Beoogd wordt de Tweede Kamer voor het commissiedebat in september te informeren over de voortgang van het Meerjarenplan Zelfbeschikking. Er zal dan ook worden ingegaan op deze toezegging
4438 De minister zegt toe de Kamer te informeren over het gesprek met de VNG over de PIP in de volgende verzamelbrief inburgering Parlementaire agenda 13-04-2023 Commissiedebat Inburgering en Integratie De Kamer zal naar verwachting na het zomerreces 2023 worden geïnformeerd
4439 MAPP zal hierover (diversiteit pensioenbesturen) met de pensioensector in gesprek blijven en u informeren over de verdere voortgang Uitgaande brief 24-04-2023 Brief Diversiteit pensioenfondsbesturen (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 610) Planning: brief over voortgang naar de Tweede Kamer voorjaar 2024
4441 De minister zegt toe bij het wetsvoorstel verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten terug te komen op het voldoen van boetes uit de waarborgsom van een uitzendbureau Parlementaire agenda 08-03-2023 TK Plenair debat Wet toezicht van gelijke kansen bij werving en selectie (35.673) Planning: indiening wetgeving verplichte certificering na de zomer van 2023
4442 De minister informeert de Kamer kort na het zomerreces over de aanpassing van het wetsvoorstel verplichte certificering van uitzendbureaus naar aanleiding van het advies van de Raad van State Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: indiening wetgeving verplichte certificering na de zomer van 2023
4443 De minister komt terug op de vraag of boetes voor werkgevers die zich niet aan arbeidswetten en -regels houden verhoogd kunnen worden. Kort na het zomerreces Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4444 De minister onderzoekt de ETK (Extra Territoriale Kosten)-regeling. Hierbij kijkt de minister naar of zo’n regeling überhaupt wenselijk is, en naar de invulling van de regeling: is de regeling tussen de werkgever en de Belastingdienst of tussen de werknemer en de Belastingdienst? Onderzoek wordt na de zomer afgerond Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4445 De minister stuurt de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang over 2021 en 2022 in de zomer van 2023 naar de Kamer Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang Het staat nog steeds op de planning om het LKK-rapport in de zomer naar de Kamer te sturen. Planning: 20-09-2023
4446 De minister zegt toe de financiële consequenties van de arbeidseis in de herziening financieringsstelsel kinderopvang op een overzichtelijke manier aan de Kamer te sturen (middels de hoofdlijnenbrief) Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang Loopt mee in de hoofdlijnenbrief die de minister heeft toegezegd in september aan de Tweede Kamer te sturen
4447 De minister zegt toe de gefaseerde invoering van het nieuwe stelsel in een brief uiteen te zetten. (Dat is óf in de hoofdlijnen, óf in een aparte brief, want er zijn drie hoofdstukken of drie brieven. Hoe gaat het nieuwe ontwerp eruitzien? Hoe gaat de gefaseerde invoering eruitzien? Hoe gaat de marktordening eruitzien?) Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang De beleidsmatige uitwerking van de gefaseerde invoering loopt. Planning 4e kwartaal 2023
4448 De minister zegt toe de prijsontwikkeling jaarlijks te monitoren per type aanbieder Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang Op dit moment wordt verkend hoe prijsmonitoring kan worden uitgesplitst naar type aanbieder. Planning: december 2023
4449 De minister informeert de Kamer over twee maanden over de regeling om werkgevers te ondersteunen bij inzet van een groepshulp Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang Er wordt gekeken op welke manier dit aan de Kamer gecommuniceerd kan worden na het zomerreces
4450 Het onderzoek naar belemmeringen bij agrarische kinderopvang komt dit najaar Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang Het onderzoek naar belemmeringen voor agrarische opvang loopt. De Tweede Kamer zal dit najaar worden geïnformeerd over de uitkomsten
4451 Het streven is dat het onderzoek (naar stelselvarianten en invoering van PBR) in het eerste kwartaal van 2024 wordt afgerond. Ik zal uw Kamer vervolgens informeren over de uitkomsten Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang De aanbesteding van het onderzoek is in juni 2023 afgerond. Het onderzoek start in juli 2023. Planning: 1e kwartaal 2024
4452 Rond de zomer 2023 worden de tussentijdse resultaten van het monitoronderzoek (naar flexibilsering van toezicht) van GGD GHOR Nederland verwacht. Op basis daarvan zal ik besluiten over het vervolg van dit traject en uw Kamer daarover informeren Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang De definitieve rapportage van het monitoronderzoek wordt in juni verwacht. Besluitvorming door minister wordt voorbereid. Planning: 4e kwartaal 2023
4453 Ik zal uw Kamer op gezette tijden informeren over de voortgang (van de verschillende verbeteracties voor toezicht en handhaving) Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang Eind 2023 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over het Landelijk Rapport van de Inspectie van het Onderwijs (inclusief eindrapportage werkwijze verzachtende omstandigheden) en het onderzoek naar de signaalfunctie
4454 De minister gaat met de Minister van BZK in gesprek over mogelijkheden over een accurate inschrijving in BRP en RNI (tegen de achtergrond van de vraag vanuit de Kamer om een uitschrijfplicht in te stellen). De minister informeert de Kamer hierover voor het einde van het kalenderjaar Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
4455 De minister stuurt een brief aan de Kamer met de voor- en nadelen voor de arbeidsmigrant van inhoudingen op loon. Na de zomer Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4462 Ik ben wel bereid om te verkennen hoe we omgaan met de situatie dat de vraag of het uitzendcontract bij ziekte beëindigd kan worden sterk afhankelijk is van de cao-bepalingen. Deze verkenning zal een maand of zes duren en hoop ik voor het eind van het jaar af te ronden Parlementaire agenda 30-05-2023 TK plenair debat maatregelen voor hervorming van de Arbeidsmarkt (1e termijn) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
4464 De Kamer rond de zomer nader informeren over de uitvoering van de motie Van der Lee c.s. Uitgaande brief 13-06-2023 Afronding STAP-budget 2023 Planning: brief naar de Tweede Kamer medio oktober 2023
4465 De Minister van SZW gaat de mogelijkheid tot tariefregulering verkennen in aanloop naar het nieuwe stelsel. Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang De verkenning naar tariefregulering in het kader van de stelselwijziging loopt. Planning: eind 2023
4466 Daarom gaat de Minister van SZW samen met de sector verkennen hoe de transparantie in de sector verder vergroot kan worden, hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een gedragscode. In deze verkenning wil de Minister van SZW ook aandacht vragen voor de invloed van investeerders op de bedrijfsvoering Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang Vanuit de sector wordt er gewerkt aan een kwaliteitscode kinderopvang. Het vergroten van de transparantie in de sector is een belangrijke doelstelling van deze code
4467 De Minister van SZW bekijkt op welke wijze het toezicht bij kinderopvangorganisaties een bijdrage kan leveren aan het bewaken van de kwaliteit Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang SZW start in de zomer met de verkenning
4468 Daarnaast wil de Minister van SZW, ook in reactie op de Motie Kathmann en Maatoug inzake ouderbetrokkenheid bij fusies en overnames, onderzoeken hoe de ouderbetrokkenheid bij de bedrijfsvoering in ruimere zin vergroot kan worden Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang Eerste gesprekken met het veld hebben hierover plaatsgevonden. Er wordt hierbij in brede zin gekeken naar opties voor vergroten ouderparticipatie
4469 Dit najaar informeert de Minister van SZW de Tweede Kamer over het introduceren van een rechtsvermoeden van een dienstverband van zes maanden bij ondeugdelijke administratie en onderbetaling in de Wet minimumloon Parlementaire agenda 15-06-2023 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken Planning: brief naar de Tweede Kamer najaar 2023
4470 Minister SZW komt voor eind 2023 terug op de vraag van D66-Kamerlid Podt over de meldingsbereidheid van ongedocumenteerden werknemers in relatie tot de B8-regeling Parlementaire agenda 15-06-2023 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van 2023
4471 In de eerste voortgangsbrief transitie Wet Toekomst Pensioenen die rond de jaarwisseling naar de Kamer(s) tevens eerste signalen mee te nemen rond de onderwerpen carve out en compensatie Parlementaire agenda 21-06-2023 Commissiedebat pensioenonderwerpen Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2024
4472 Aan de Kamer is toegezegd dat rond het onderwerp schijnzelfstandigen ook wordt onderzocht welke risico’s er zijn voor pensioenfondsen. Dit zal in de tijdlijn meelopen met de uitwerking van de wetgeving hierover door MSZW Parlementaire agenda 21-06-2023 Commissiedebat pensioenonderwerpen Planning: brief naar de Tweede Kamer januari 2024
4473 Professioneel zeggenschap, maar nadat wij die hoofdlijnenbrief hebben gedaan, want first things first. Ik ga dat oppakken en er eens over nadenken, maar dat doe ik ook weer na die hoofdlijnenbrief als u het niet erg vindt. Ik ga dan ook in gesprek met de sector over het bekijken van deze overweging, misschien ook wel voor die code Parlementaire agenda 16-05-2023 Vervolg commissiedebat Kinderopvang Na de hoofdlijnenbrief kijken we naar mogelijkheden voor professioneel zeggenschap en gaan we hierover in gesprek met de sector
4474 De minister komt, samen met de Minister van VWS, in een brief terug op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over speeltoestellen bij gastouders Parlementaire agenda 07-06-2023 Tweeminutendebat Kinderopvang SZW is in gesprek met VWS
4475 De minister APP heeft toegezegd met kamerlid Stoffer contact te hebben over zijn onderzoeks- en of informatiewensen over de restitutie bij het nabestaandenpensioen en aanvullend onderzoek te doen Parlementaire agenda 21-06-2023 commissiedebat Pensioenonderwerpen Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4477 Voor de zomer gaat minister nog in gesprek met de zzp-vertegenwoordigers met een SER zetel Parlementaire agenda 07-06-2023 commissiedebat ZZP Gesprek met de SER staat gepland op 12-07-2023. Terugkoppeling aan de Tweede Kamer volgt na de zomer van 2023
4478 Minister geeft de vraag over mogelijkheden voor individuele zzp’ers om in te schrijven op overheidsopdrachten (los van bemiddelaars) door aan de Minister van BZK Parlementaire agenda 07-06-2023 commissiedebat ZZP Wordt meegenomen in de volgende PNIL-brief, planning naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2023
4480 In de uitwerking van de Participatiewet in balans heeft de minister toegezegd bij de scenariobeschrijving de waarden te bespreken die worden afgewogen tegen elkaar. De scenariobeschrijving volgt in de loop van 2024. Parlementaire agenda 14-06-2023 Commissiedebat Participatiewet Planning: 31-12-2024
4481 De minister heeft toegezegd de Tweede Kamer voor de zomer te informeren over de gevoerde gesprekken met VNG en Cedris over de sociaal ontwikkelbedrijven en de financiële middelen die daarbij horen Parlementaire agenda 14-06-2023 Commissiedebat Participatiewet Planning: 4e kwartaal 2023
4482 Gedurende de transitieperiode zal uitvoering worden gegeven aan de monitoring van de wet toekomst pensioenen op de wijze zoals beschreven in de brief van 14 juni 2023 Uitgaande brief 14-06-2023 Volgen voortgang Transitieperiode wet toekomst pensioenen (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067 nr. 19) Plan van aanpak uitvoering monitoring is aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36067, nr. 191). De eerste voortgangsbrief wordt verwacht in de winter van 2023/2024, de eerste rapportage in de zomer van 2024
4483 Er is toegezegd om met een voorstel te komen waarbij voor zelfstandigen vrijwillig voortzetten van de pensioenregeling na einde dienstverband, de default wordt Parlementaire agenda 10-10-2023 WGO Wet toekomst pensioenen Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2023
4484 Er is toegezegd om het wezenbegrip te uniformeren Uitgaande brief 16-05-2022 Wetsvoorstel toekomst pensioenen 36 067 Planning: internetconsultatie start 01-01-2024. Indiening wetsvoorstel voorjaar 2024 naar de Tweede Kamer
4485 (EK T3640) Onderzoek naar voorstel CDA opnemen vrijwillige voortzetting risicodekking als default (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023 (na Prinsjesdag)
4486 (EK T3639) Nudging betrekken bij verbetermogelijkheden pensioen voor zelfstandigen (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer januari 2024
4487 (EK T3638) Aanstellen regeringscommissaris pensioentransitie (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer januari 2024
4488 (EK T3637) Gesprek met de pensioensector om telefonische ondersteuning in gedragslijn op te nemen (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023 (na Prinsjesdag)
4489 (EK T3636) Gesprek sociale partners beeld pensioenopbouw 18- en 19-jarigen in relatie tot franchise (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer van 2023 (na Prinsjesdag)
4490 (EK T3635) Delen plan van aanpak evaluatie rol en positie verschillende belanghebbenden in de fondsen EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer eind oktober 2023
4491 (EK T3634) Uitzoeken reglement J&V rondom structuur/onafhankelijkheid geschillencommissie (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer eind van het jaar 2023
4492 (EK T3633) Uitwerking vrijwillige voortzetting wezenpensioen (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: internetconsultatie start 01-01-2024. Indiening wetsvoorstel voorjaar 2024 naar de Tweede Kamer
4493 (EK T3632) Wijziging uiterste transitiedatum (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer januari 2024
4494 (EK T3631) Toetsing aanwijzing geschilleninstantie (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer einde van het jaar 2023
4495 (EK T3630) Kamer periodiek informeren over voortgang transitie (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: De Eerste Kamer zal doorlopend worden geïnformeerd over de voortgang van de transitie. Einddatum toezegging januari 2028
4496 (EK T3629) Overleg sociale partners over gezond doorwerken tot het pensioen ook na 2025 (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer na de zomer (voor Prinsjesdag)
4497 De minister zal de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak over de 24-wekeneis in hoger beroep afwachten en uw Kamer informeren over de verdere ontwikkelingen hieromtrent en eventuele aanpassingen voorbereiden Uitgaande brief 14-07-2023 Kabinetsreactie onderzoek Regioplan «Belemmeringen asielzoekers bij het toetreden tot de arbeidsmarkt» Planning: brief naar de Tweede Kamer december 2023

Bijlage 5: Subsidieoverzicht

1 Actieprogramma DILLO 1.944 3.316 14.300 13.937 28.824 11.023 11.023 2025 2028
1 Stimuleringsregeling LLO in het MKB 19.547 61.832 89.230 164.241 96.150 63.114 55.114 2023 2024
1 STAP 183.700 112.152 700 0 0 0 0 2023 2024 2023
1 STAP ontwikkeladvies 1.043 0 0 0 0 0 0 2024 2022
1 NOW 1.208.261 316.315 0 0 0 0 0 2024 2024
1 Loonkosten Caribisch Nederland 25 0 0 0 0 0 0 2023 2021
1 NL leert door 30.296 36.923 120 0 0 0 0 2024 2021
1 TOFA 7 0 0 0 0 0 0 2024 2020
1 MDI&EU 31.726 59.609 270.374 171.389 250.907 174.493 0 2022 2026 2025
2 Armoedeschulden 438 165 0 0 0 0 0 2020 2018
2 Europees fonds meestbehoeftigen 62 0 0 0 0 0 0 2021 20231 2028
2 Regionale kansen kinderen 7 0 0 0 0 0 0 2022 2022
2 Geldzorgen Armoede en Schulden 0 8.000 0 0 0 0 0 2025 2023
2 Arbeidstoeleiding praktijkleren MBO 0 0 5.000 5.000 0 0 0 2025 2025
4 Scholing jonggehandicapten2 13.291 13.300 14.200 14.200 14.200 14.200 14.200 2022 2026 2028
5 Praktijkleren 445 9.000 8.500 0 0 0 0 2025 2024
TOTAAL 1.490.792 620.612 402.424 368.767 390.081 262.830 80.337
  1. Jaarlijks wordt de ‘Annual Implementation Report’ met de Europese Commissie gedeeld.
  2. De volledige naam: Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen (ESB-regeling). In mei 2020 is besloten om de regeling te verlengen.
1 Arbeidsmarkt 2.613 3.246 3.395 2.940 2.940 2.940 2.940 2020 2027
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 47.282 96.757 22.411 19.712 15.560 15.560 15.160 2020 2026
Subsidies algemeen: alle kinderen doen mee 10.774 19.646 10.590 10.590 10.590 10.590 10.590
Overige subsidies algemeen 27.390 40.764 8.642 6.008 1.856 1.856 1.456
SBCM 2.800 3.360 2.800 2.800 2.800 2.800 2.800
NIBUD 318 387 379 314 314 314 314
Noodfonds 0 32.500 0 0 0 0 0
Waarborgfonds 6.000 100 0 0 0 0 0
5 Werkloosheid 6.103 6.445 11.948 0 0 0 0 2023 2030
Algemeen 561 505 600 0 0 0 0
Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening 5.542 5.940 11.348 0 0 0 0
7 Kinderopvang 8.504 12.562 15.691 17.741 18.668 18.779 18.752 2015 2023
Algemeen 969 1.500 2.050 2.050 2.050 2.050 2.050
Caribisch Nederland 7.535 11.062 13.641 15.691 16.618 16.729 16.702
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 16.356 18.375 16.991 16.504 16.504 12.304 11.804 2017 2023
Opbouw kennisfunctie integratie 2.817 3.370 2.531 2.531 2.531 2.531 2.531
Vluchtelingenwerk 1.076 1.241 1.161 1.161 1.161 1.161 1.161
Overig 5.988 5.811 6.487 6.000 6.000 1.800 1.300
Vroege integratie en participatie 6.475 7.953 6.812 6.812 6.812 6.812 6.812
TOTAAL 80.858 137.385 70.436 56.897 53.672 49.583 48.656

Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda

Periodieke rapportage gezonde en veilige arbeidsomstandigheden Ex-post evaluatie 2028 1
De periodieke rapportage over Gezond en veilig werken is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal, mede op basis van de inzichtbehoeften, worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden.
Tussenevaluatie Programma Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten (BMS) Ex-post evaluatie 2023-2024 1
Aan de Tweede Kamer is toegezegd halverwege de looptijd van het programma BMS een tussenevaluatie uit te voeren. De evaluatie moet nog worden opgestart. Daarbij wordt gedacht aan een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek waarmee de effectiviteit van de projecten die onder het programma BMS vallen goed tegen het licht te houden.
Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel Ex-durante evaluatie 2024 1
Het betreft een evaluatie van enkele beleidsmaatregelen betreffende het Asbeststelsel. Het onderzoek richt zich op de vordering/uitvoering van enkele in de Kamerbrief van september 2018 aangekondigde beleidsmaatregelen rondom asbest. De evaluatie vindt naar verwachting een half jaar na inwerkingtreding plaats.
Toekomstverkenning arbeid & gezondheid Ex-ante evaluatie 2024 1
Het doel is om inzicht te krijgen in de mogelijke ontwikkelingen die in de komende tien tot twintig jaar naar alle waarschijnlijkheid de gezondheid en veiligheid van werkenden in Nederland kunnen beïnvloeden. De eerste vier onderzoeken in het kader van de toekomstverkenning staan al gepland en zullen naar verwachting in 2024 worden afgerond. In deze onderzoeken wordt gekeken naar de impact van toekomstige ontwikkelingen op verschillende uitkomstmaten van gezond en veilig werken. Afhankelijk van de uitkomsten van deze onderzoeken wordt de toekomstverkenning verder ingevuld.
Arbobalans Ex-durante monitoring 2024 1
De Arbobalans geeft een breed overzicht van de kwaliteit van arbeid in Nederland en van de ontwikkelingen hierin. Aan de hand van recente monitors en onderzoeken schetst de Arbobalans een beeld van de omvang en de gevolgen van blootstelling aan arbeidsrisico’s, van de betrokken risicoberoepen en -sectoren, en van maatregelen die in bedrijven op dit gebied worden genomen. In de Arbobalans worden ziekteverzuim, arbeidsongevallen en beroepsziekten belicht. De Arbobalans presenteert de meest recente landelijke cijfers op het terrein van gezond en veilig werken, grotendeels gebaseerd op de landelijke enquêtes NEA, WEA en ZEA.
Evaluatie Regeling tegemoetkoming stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) Ex-post evaluatie 2027 1
Evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk. Deze evaluatie is voorzien in 2027. Overwogen wordt om over twee jaar een tussenevaluatie uit te voeren.
Evaluatie meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners Ex-post evaluatie 2030 1
Evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de meldplicht arbeidsongevallen en vergewisplichten uitleners, vijf jaar na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, die is voorzien op 1 januari 2025. De evaluatie zal in het bijzonder gericht zijn op de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen van ter beschikking gestelde werknemers in relatie tot de melding van uitleners van ernstige en/of dodelijke arbeidsongevallen van ter beschikking gestelde werknemers. Daarbij wordt bezien wat het effect is van de vergewisplichten van de uitlener na een arbeidsongeval met een ter beschikking gestelde werknemer.
Periodieke rapportage leven lang ontwikkelen Ex-post evaluatie 2027 1
De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema leven lang ontwikkelen. Daarbij is in het bijzonder aandacht voor het bereik van de regelingen onder verschillende groepen werkenden (waaronder flexwerkers en praktisch opgeleiden) en voor de mate waarin de regelingen stimuleren tot intersectorale mobiliteit. Indien de komende jaren blijkt dat het waardevol is om de LLO-instrumenten in samenhang met verwante instrumenten van andere thema's te bekijken worden deze instrumenten waar mogelijk ook betrokken in de periodieke rapportage.
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2022-2024 1
Met de evaluatie worden de doeltreffendheid en effecten van de drie subsidieregelingen die onder NL Leert Door vallen onderzocht (ontwikkeladvies, scholing en QuickScan Sectoraal Maatwerk). Op deze manier wordt duidelijk of de regelingen bijgedragen hebben aan het doel van NL Leert Door: het behoud van werk en expertise. In 2022 is de eerste tussenrapportage naar de Kamer verstuurd en in de tweede helft van 2023 volgt de tweede tussenrapportage. Het eindrapport is in 2024 gereed. De inzichten die de evaluatie oplevert, kunnen daarnaast benut worden voor toekomstig beleid en nieuwe subsidieregelingen op het terrein van scholing en leven lang ontwikkelen.
Evaluatie SLIM-regeling Ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoek 2021-2025 1
De SLIM-regeling beoogt dat mkb-bedrijven meer investeren in een leerrijke omgeving en een cultuur waarin het actueel houden van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is. De nulmeting en procesevaluatie hebben in 2021 plaatsgevonden. Met de nulmeting is de huidige stand van zaken van de leercultuur en deelname aan scholing en ontwikkeling bij de aanvragers in beeld gebracht. Een procesevaluatie van het aanvraag- en beoordelingsproces is uitgevoerd om te leren van de ervaringen van het eerste jaar van de uitvoering om zo nodig de regeling tussentijds aan te kunnen passen. Bij de tussen- (2023) en eindevaluatie (2025) wordt gekeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de regeling.
Evaluatie expeditie-regeling Ex-post evaluatie 2023-2027 1
De Expeditie-regeling is onderdeel van het meerjarig investeringsprogramma Duurzame inzetbaarheid & Leven lang ontwikkelen (DI&LLO). De regeling is begin mei 2022 gepubliceerd. De eerste trajecten starten eind 2022. Het gaat om trajecten van één tot vier jaar. In 2024 is een tweede aanvraagtijdvak gepland. De evaluatie van de regeling is voorzien voor 2023-2027. De evaluatie moet zicht geven op het proces en de doeltreffendheid van de regeling. Tussentijdse resultaten worden gebruikt in de voorbereiding op het volgende tijdvak. De evaluatie als geheel wordt gebruikt bij de keuze om de regeling voort te zetten.
Evaluatie subsidieregeling STAP-budget Ex-ante, ex durante en ex-post onderzoek 2024-2027 1
Volgens de STAP-regeling vindt er twee jaar na implementatie een evaluatie plaats naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het STAP-budget en wordt er vijf jaar na implementatie een uitgebreide evaluatie uitgevoerd. In de evaluatie wordt aandacht besteed aan het gebruik van het STAP-budget (verdeeld naar leeftijd, opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie) en de invloed ervan op de arbeidsmarktpositie. Ook wordt gekeken naar de verdeling van het STAP-budget over type scholingsactiviteiten en of het scholingsaanbod voldoende aansluit op de behoefte van de arbeidsmarkt. Daarnaast worden ook financieringsaspecten geëvalueerd.
De monitoring en evaluatie van STAP is eind 2022 gegund en in mei 2023 is een eerste monitorrapportage opgeleverd, ten behoeve van een tussenstand van één jaar STAP. Inmiddels is eind april duidelijk geworden dat het STAP-budget vanwege bezuinigingen vanaf 2024 niet meer beschikbaar is. Er wordt nog onderzocht welke invloed dit zal hebben op de monitoring en evaluatie en de looptijd van de monitoring en evaluatie. Dat geldt ook voor flankerend beleid van het STAP-budget of aanpalende regelingen, zoals het ontwikkeladvies.
Enquête Leven Lang Ontwikkelen en Skills survey Overig onderzoek 2023-2030 1
De arbeidsmarkt, het werk en onze manier van werken veranderen razendsnel. Het is daarom de ambitie van het kabinet om de deelname aan leven lang ontwikkelen te vergroten en mensen, bedrijven en opleiders te stimuleren en ondersteunen. Door deze enquête en survey is het mogelijk om bij te houden hoe de aard van het werk in Nederland geleidelijk verandert door diverse vraag- en aanbodfactoren. Dit geeft inzicht in deelname aan LLO, welke taken mensen uitvoeren op het werk en welke vaardigheden zij nodig hebben om op de Nederlandse arbeidsmarkt duurzaam aan het werk te komen en blijven.
Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden Ex-post evaluatie 2027 1
De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het thema arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. Thema-specifieke inzichtbehoeften worden komend jaar bepaald.
Monitoring en evaluatie implementatiewet herziene detacheringslijn Ex-durante monitoring en evaluatie 2021-2023 1
Op 30 juli 2020 is de Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn in werking getreden. De wet implementeert de herziene detacheringsrichtlijn die een betere bescherming van gedetacheerde werknemers beoogt te bewerkstelligen. Bij motie heeft de Tweede Kamer verzocht om de wet jaarlijks te monitoren en daarbij in het bijzonder aandacht te besteden aan detachering in sectoren waar geen algemeen verbindend verklaarde cao geldt. Daarnaast verzoekt de motie de regering om de wet na drie jaar te evalueren.
Ex-ante onderzoek EU-richtlijn platformwerk Ex-ante evaluatie 2022-2023 1
De Europese richtlijn betreffende de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk bevat een weerlegbaar rechtsvermoeden van werknemerschap. Indien dit van toepassing is betekent dit dat de platformwerker recht heeft op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers. Middels dit onderzoek wordt inzicht verkregen in de gevolgen van de implementatie van het richtlijnvoorstel voor platformwerkers. Daarbij is aandacht voor de wensen van platformmedewerkers en de risico's die zij signaleren.
Positie van kinderen van arbeidsmigranten Overig onderzoek 2022-2023 1
Op 11 februari 2021 is de motie Smeulders/Bruins aangenomen. Deze motie verzoekt de regering nader onderzoek te doen naar de positie van kinderen van arbeidsmigranten en daarover aanbevelingen te doen. Kinderen van arbeidsmigranten zitten, net als hun ouders, in een kwetsbare situatie. Er zijn verschillende signalen dat het opvoeden en opgroeien van deze kinderen niet altijd goed gaat, bijvoorbeeld vanwege (taal)achterstanden, slechte huisvesting en het regelmatig moeten verhuizen. Deze problematiek is nog onvoldoende in beeld. Onderzoek moet inzicht geven in deze problematiek en leiden tot aanbevelingen over de positie van kinderen van arbeidsmigranten.
Quickscan naar instrumenten en methodieken voor de waardebepaling Overig onderzoek 2022-2023 1
In het kader van het Europees richtlijnvoorstel over loontransparantie (waarover op dit moment de EU-onderhandelingen lopen) heeft dit onderzoek als doel om in beeld te brengen welke systemen en methodieken werkgevers gebruiken om hun beloningen en promoties vast te stellen, hoe dergelijke systemen op een objectieve en genderneutrale manier kunnen worden toegepast en op welke manieren werkgevers ondersteund kunnen worden bij het implementeren en toepassen van neutrale en gendergelijke systemen om de waarde van werk te bepalen.
Evaluatie hoogte van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) Ex-post evaluatie 2023 1
In de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML) is opgenomen dat de Minister van SZW elke vier jaar beziet of er omstandigheden zijn die een bijzondere aanpassing aan de hoogte van het wettelijk minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen wenselijk maken. De evaluatie staat gepland voor 2023; de periode 2019 tot en met 2022 wordt geëvalueerd.
Evaluatiekader en nulmeting regulering uitzendsector Ex-ante evaluatie 2022-2024 1
Ter voorbereiding op de evaluatie van het wetsvoorstel verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten wordt een evaluatiekader opgesteld en een nulmeting uitgevoerd. Aan de hand van het evaluatiekader wordt bepaald welke indicatoren relevant zijn voor de evaluatie. De nulmeting is bedoeld om de huidige situatie in de uitzendsector (inclusief naleving en werking vrijwillige certificaat) in kaart te brengen.
Nulmeting evaluatie Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie Ex-ante evaluatie 2023-2024 1
Doel van de Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie is om werkgevers bewuster te maken van arbeidsmarktdiscriminatie. Het wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om een werkwijze te hebben die gericht is op het voorkomen van discriminatie bij werving en selectie van werknemers. Werkgevers met 25 of meer werknemers moeten deze werkwijze schriftelijk vastleggen. Met de nulmeting wordt inzichtelijk gemaakt wat de stand van zaken is voor de inwerkingtreding van de wet. De verzamelde gegevens kunnen gebruikt worden bij de evaluatie van de wet, vijf jaar na inwerkingtreding.
Evaluatie Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) Ex-post evaluatie 2023-2025 1
Op 1 januari 2020 is (een groot gedeelte van) de Wet arbeidsmarkt in balans in werking getreden, waarmee het kabinet streeft naar een nieuwe balans op de arbeidsmarkt. De regering wil de kloof tussen vaste contracten en flexibele contracten kleiner maken. De wet wordt uiterlijk in 2025 geëvalueerd. Met aankondiging van het nieuwe arbeidsmarktpakket kan deze evaluatie tevens dienen als nulmeting voor de evaluatie van dit nieuwe arbeidsmarktpakket.
Tweede evaluatie Meldplicht WagwEU Ex-post evaluatie 2024-2025 1
Buitenlandse werkgevers (dienstverrichters) uit Europa moeten sinds 1 maart 2020 voor aanvang van hun werkzaamheden in Nederland een melding doen via het onlinemeldloket Posted Workers. Inspectiediensten krijgen door de meldingen zicht op welke bedrijven met welke werknemers wanneer in Nederland actief zijn. Zo kan toezicht op de naleving van Nederlandse arbeidswetten voor deze groep doelmatiger en effectiever plaatsvinden. Uit de eerste evaluatie (die voortkwam uit wettelijke verplichting) bleek dat er significante ondermelding was. Inmiddels is er veel gedaan aan voorlichting en is het meldloket verder doorontwikkeld. Ook is toegezegd de meldplicht nogmaals te evalueren.
Invoeringstoets Implementatiewet detachering wegvervoer Ex-ante evaluatie 2024-2025 1
De Implementatiewet detachering wegvervoer heeft betrekking op sociale bescherming van buitenlandse chauffeurs in de wegvervoerssector die tijdelijk in Nederland werken. Doel van de invoeringstoets is onder meer om in 2024 een onderzoek uit te voeren dat zicht geeft op de werking van de nieuwe regels detachering wegvervoer in de praktijk voor betrokken partijen waaronder chauffeurs, vervoersondernemingen en toezichthouders.
Evaluatie Wet arbeid vreemdelingen Ex-post evaluatie 2025 1
Op 1 januari 2022 is een wijziging van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) in werking getreden. Deze wijziging heeft tot doel om de regelgeving flexibel en toekomstbestendig te maken en om de positie van de werknemer te versteken en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. De Kamer heeft in een motie verzocht om binnen drie jaar na inwerkingtreding van deze wijziging een evaluatie van het wijzigingsvoorstel te doen toekomen aan de Tweede Kamer.
Verkenning arbeidsrechtelijke verschillen tussen Caribisch Nederland en het Europese deel van Nederland Overig onderzoek 2024-2026 1
In de afgelopen jaren zijn er verschillende hervormingen op de arbeidsmarkt doorgevoerd in Nederland die niet van toepassing zijn in Caribisch Nederland. Ook recent zijn er nieuwe hervormingen aangekondigd. Ten behoeve van de mogelijk stappen te nemen in Caribisch Nederland dient een verkenning uitgevoerd te worden naar verschillen in de werking van de arbeidsmarkt en naar verschillen in het arbeidsrecht tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland, met nadruk op de knelpunten die in Caribisch Nederland op de arbeidsmarkt worden ervaren. Op basis van de verkenning dienen besluiten genomen te worden over of, en zo ja, welke wijziging van wetgeving van belang is voor Caribisch Nederland en waar invoering logisch lijkt, alsmede over een prioritering, rekening houdend met de uitvoeringscapaciteit.
Tevredenheidsonderzoek onder arbeidsmigranten Overig onderzoek 2024-2028 1
Het doel van dit onderzoek is om meerjarig een onafhankelijk en zo representatief mogelijk beeld te krijgen van de positie van arbeidsmigranten in Nederland. Door dit onderzoek meerjarig uit te voeren worden trends en ontwikkelingen zichtbaar en kan zo mogelijk ook inzicht verkregen worden in de effectiviteit van de implementatie van de aanbevelingen Roemer. Naast dit tevredenheidsonderzoek lopen er ook onderzoeken naar de afzonderlijke maatregelen. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek 'Evaluatiekader en nulmeting certificering uitzendsector'.
Inventarisatie gezinsbeleid in de ons omringende landen Overig onderzoek 2023 1
Een inventarisatie van het huidige gezinsbeleid in de ons omringende landen, inclusief beleidsinstrumenten die daar worden ingezet en de effectiviteit daarvan. In het onderzoek is aandacht voor de thema’s inkomen, werk en zorg, welzijn van kinderen en overige onderwerpen zoals huisvesting en demografisch beleid.
Situatie gezinnen in Nederland Overig onderzoek 2024 1
Een onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland. In het onderzoek is aandacht voor de thema’s inkomen, werk en zorg, welzijn van kinderen en overige onderwerpen zoals huisvesting en demografisch beleid. Het onderzoek kent daarmee een vergelijkbare focus als de inventarisatie gezinsbeleid in de ons omringende landen.
Kinderopvang
Periodieke rapportage kinderopvang Ex-post evaluatie 2020-2023 7
De periodieke rapportage onderzoekt de doelmatigheid en doeltreffendheid van het kinderopvangbeleid en richt zich op het doel 'bevorderen ontwikkeling kind'. De periodieke rapportage bestrijkt de periode 2015-2022 en wordt in 2023 opgeleverd.
Onderzoek implementatie taaleis in de kinderopvang Ex-ante/ex-durante 2023-2024 7
De taaleis voor pedagogisch medewerkers in de kinderopvang wordt in 2025 ingevoerd. Kinderopvangorganisaties hebben daardoor de tijd om zich voor te bereiden op de taaleis. In aanloop naar de inwerkingtreding daarvan wil SZW onderzoeken hoe het loopt met de (voorbereiding op) implementatie van de taaleis en hoe de taaleis in de praktijk uitpakt. Het onderzoek bestaat uit een kwalitatief en kwantitatief deel.
Onderzoek in verschillen in toezicht en handhaving kinderopvang Ex-post evaluatie 2023-2024 7
De verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving in de kinderopvang is gedecentraliseerd naar gemeenten. Dit leidt tot verschillen in de uitvoering van toezicht en handhaving. In dit onderzoek wordt de omvang van de verschillen onderzocht alsook de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen.
Monitor inzet beroepskrachten in opleiding Ex-post evaluatie 2023-2024 7
De tijdelijke regeling voor inzet van beroepskrachten in opleiding, die het mogelijk maakt deze beroepskrachten voor 50% van de personeelsbezetting in te zetten in de kinderopvang, is verlengd tot 1 juli 2024. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe ouders, pedagogisch medewerkers en beroepskrachten in opleiding het effect van de maatregel op de pedagogische kwaliteit en op werkdruk beoordelen.
Monitor kwaliteitseisen kinderopvang Ex-post evaluatie 2023-2024 7
De monitor richt zich op de implementatie van de kwaliteitseisen die de komende tijd worden aangepast (traject herijking kwaliteitseisen kinderopvang) en op de mogelijke knelpunten die zich bij de overige kwaliteitseisen voordoen.
Landelijke kwaliteitsmonitor kinderopvang Ex-durante evaluatie 2020-2025 7
In het kader van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang worden jaarlijks metingen verricht bij kinderopvangorganisaties en gastouders om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland. Voor het rapport van 2022 worden de metingen van 2021 en 2022 samengenomen om, ondanks de belemmeringen vanwege de nasleep van covid, een continue dataverzameling te garanderen.
Tussenrapportage Monitor & Evaluatie Programma BES(T)4kids en wet Kinderopvang BES Ex-durante evaluatie 2024-2025 7
Middels een meerjarig onderzoek wordt in opdracht van SZW en OCW in beeld gebracht hoe de invoering verloopt van de maatregelen van het programma en de wet (het proces); wat de output (resultaten) en outcome (effecten) van deze maatregelen zijn en de doeltreffendheid en doelmatigheid. Een eerste meting (ex-ante evaluatie) heeft plaatsgevonden in 2021. Een tweede meting (ex-durante evaluatie) zal plaatsvinden als de wet Kinderopvang BES ingaat. Een derde meting (ex-post evaluatie) zal plaatsvinden 4 jaar na intreding van de wet.
Syntheseonderzoek doeltreffendheid en doelmatigheid kinderopvangbeleid (bevorderen arbeidsparticipatie) Ex-post evaluatie 2024-2027 7
In 2023 is de periodieke rapportage over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het kinderopvangbeleid, gericht op het doel «ontwikkeling kind bevorderen» opgeleverd. Dit syntheseonderzoek zal ook het doel «stimuleren arbeidsparticipatie» bevatten, zodat een integrale evaluatie op artikel 7 zal plaatsvinden.
Tegemoetkoming ouders
Periodieke rapportage tegemoetkoming ouders Ex-post evaluatie 2022-2025 10
In de periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de financiële tegemoetkomingen voor de kosten van kinderen aan ouders of verzorgers doeltreffend en doelmatig zijn. In het onderzoek wordt ook gereflecteerd op de opvolging van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting van 2018. Aan de hand daarvan zal de aanpak van de periodieke rapportage worden vastgesteld om te komen tot een afbakening die de meest relevante inzichten oplevert.
Onderzoek nieuwe regeling voor kinderen Ex-ante evaluatie 2023-2024 10
Het doel van het onderzoek is om verschillende mogelijkheden ten aanzien van een (mogelijk) alternatief voor het kindgebondenbudget in kaart te brengen. Dit naar aanleiding van de ambitie in het regeerakkoord om het toeslagenstelsel op termijn af te schaffen. Dit onderzoek loopt naast het FIN-traject «Toekomst Toeslagenstelsel» waarin breder wordt gekeken naar mogelijkheden om het toeslagenstelsel af te schaffen en/of de problematiek daarvan fundamenteel aan te pakken.
Potentiële nieuwe kindregeling en de uitvoerder Ex-ante evaluatie 2023-2025 10
Na het onderzoeken van alternatieven voor het kindgebonden budget kan vervolgonderzoek inzicht geven in een mogelijke uitvoerder van een nieuw stelsel kindregelingen.
Arbeid en zorg
Periodieke rapportage verlofregelingen Ex-post evaluatie 2024 6
De periodieke rapportage staat gepland voor 2024. De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid op het onderwerp Arbeid en zorg. Onderwerp en thema-specifieke inzichtbehoeften worden komend jaar bepaald. De wet betaald ouderschapsverlof wordt ingevoerd in 2022. Gezien de planning kan de evaluatie van de wet betaald ouderschapsverlof niet in zijn totaliteit meegenomen worden in de periodieke rapportage. Hier wordt voor zover mogelijk rekening mee gehouden in de planning van de periodieke rapportage.
Verdiepend onderzoek niet-gebruik geboorteverlof Overig onderzoek 2023 6
Uit de evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) is gebleken dat een kleine groep rechthebbenden onder andere om financiële redenen geen of minder verlof opneemt. Dit aanvullende onderzoek geeft inzicht in de samenstelling van de groep en de achterliggende beweegredenen om geen of minder verlof op te nemen.
Evaluatie Wet betaald ouderschapsverlof Ex-post evaluatie 2023-2027 6
De Wet betaald ouderschapsverlof (Wbo) geeft werknemers vanaf 2 augustus 2022 recht op een uitkering gedurende negen weken bij opname van ouderschapsverlof. Deze beleidswijziging dient ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158. Hiermee wordt beoogd het evenwicht tussen werk en privéleven en de gelijke behandeling van vrouwen en mannen te helpen verwezenlijken, door de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen en het verschil tussen vrouwen en mannen met betrekking tot inkomsten en loon weg te nemen. In 2023 wordt gestart met een invoeringstoets. Daarbij wordt bekeken hoe de wet uitpakt voor de werknemers voor wie de wet bedoeld is en die er gebruik van (willen) maken, en hoe de wet uitpakt voor de uitvoering (UWV en werkgevers die de verlofuitkering aanvragen). Daarnaast wordt de wet binnen vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd, waarbij aandacht is voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de wet.
Oudedagsvoorziening
Periodieke rapportage oudedagsvoorziening Ex-post evaluatie 2028/2029 8
De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema oudedagsvoorziening. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.
Evaluatieonderzoek automatische waardeoverdracht kleine pensioenen Ex-post evaluatie 2023 8
De doelstelling van de Wet waardeoverdracht klein pensioen was tweeledig: het behoud van de pensioenbestemming van kleine ouderdomspensioenen en het beperken van de uitvoeringskosten voor pensioenuitvoerders. Hoe meer kleine pensioenen overgedragen kunnen worden, des te beter aan deze doelstellingen tegemoet gekomen kan worden. De evaluatie richt zich op de vraag of het systeem van automatische waardeoverdracht werkt zoals verwacht.
Witte vlekken op pensioengebied Ex-durante evaluatie 2024 8
Tussen 2022 en 2028 wordt tweejaarlijks onderzoek gedaan naar de witte vlek op pensioengebied. Dit geeft inzicht in welk deel van de werknemers in Nederland geen pensioenregeling via de werkgever heeft. Uit het onderzoek blijkt ook welke sectoren of andere kenmerken relevant zijn bij de aanpak van de witte vlek.
Experimenten pensioenopbouw onder zelfstandigen Ex-durante monitoring en evaluatie 2023-2027 8
Op basis van experimenteerwetgeving wordt proefondervindelijk bekeken of en op welke wijze bredere toegankelijkheid in de tweede pijler kan worden gecreëerd voor zelfstandigen om tot een betere pensioenopbouw te komen. Deze experimenteerfase is onderdeel van de Wet toekomst pensioen en wordt gemonitord en geëvalueerd.
Evaluatie Wet bedrag ineens Ex-durante en ex-post evaluatie 2026-2029 8
De voorgenomen inwerkingtredingsdatum van de wet is niet eerder dan 1 juli 2024, afhankelijk van de parlementaire behandeling. Op grond van de wet wordt de wet twee keer geëvalueerd: de eerste keer twee jaar na inwerkingtreding, de tweede keer drie jaar later. Als de wet in 2024 in werking treedt vinden de evaluaties derhalve plaats in 2026 en 2029.
Monitoring Wet toekomst pensioenen Ex-durante monitoring 2023-2028 8
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen leidt tot een ingrijpende vernieuwing van het arbeidsvoorwaardelijke pensioen. De regering vindt het belangrijk dat de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel zorgvuldig verloopt. Gedurende de transitiefase wordt de voortgang van de transitie gemonitord en worden beide Kamers periodiek (ten minste jaarlijks) over de voortgang geïnformeerd.
Evaluatie van de Wet toekomst pensioenen Ex-post evaluatie 2028-2038 8
Het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen kent een drieledige doelstelling: 1. eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen; 2. een transparanter en meer persoonlijk pensioenstelsel, en 3. betere aansluiting op ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. De wet is op 1 juli 2023 in werking getreden en wordt geëvalueerd in drie etappes waarbij gerapporteerd wordt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Binnen vijf jaar na inwerkingtreding (2023) volgt het eerste verslag, binnen vier jaar na het einde van de transitieperiode (2028) volgt het tweede verslag en in 2038 volgt het derde verslag.
Gezond naar pensioen
Periodieke rapportage gezond naar pensioen Ex-post evaluatie 2026 1 en 8
De rapportage onderzoekt de doeltreffendheid en doelmatigheid van alle aspecten van het beleid op het thema gezond naar pensioen. De scope en afbakening van deze rapportage zullen vooraf met de Kamer worden gedeeld.
Monitor AOW-leeftijdsverhoging Ex-durante evaluatie 2024 8
Monitor naar het effect van het verhogen van de AOW-leeftijd op de arbeidsparticipatie, gebruik van uitkeringen, gezondheid en duurzame inzetbaarheid.
Onderzoek naar knelpunten en kansen rondom gezond doorwerken tot aan pensioen Overig onderzoek 2023-2025 1
Een stijging van de levensverwachting en daarmee de AOW-leeftijd betekent dat werkenden langer doorwerken. Met dit voorgenomen onderzoek willen we in een aantal sectoren onderzoeken welke knelpunten en kansen er zijn om gezond te kunnen doorwerken tot aan het pensioen, vanuit het perspectief van zowel de werkende (in het bijzonder werkenden die zwaar werk verrichten) als de werkgever.
Monitoring Regeling vervroegd uittreden (RVU) Ex-durante evaluatie 2021-2025 8
Sinds 1 januari 2021 is het mogelijk voor bepaalde groepen werknemers om vanaf drie jaar voor de AOW-leeftijd vervroegd uit te treden met een regeling vervroegd uittreden (RVU) zonder dat hierover RVU-heffing afgedragen moet worden door de werkgever. Hiertoe is een tijdelijke drempelvrijstelling in de RVU gerealiseerd. Werknemers die gebruikmaken van de RVU zouden ook een WW-uitkering kunnen aanvragen. De monitor RVU is bedoeld om te bepalen hoe het gebruik van de WW binnen de RVU-groep zich verhoudt tot de geraamde effecten. Daarnaast zal de monitor een globaal beeld geven onder welke cao de werknemers die in aanvulling op de RVU een WW-uitkering ontvangen vielen, en welke afspraken over RVU's in de cao's worden gemaakt (onder andere afbakening doelgroep en duur/hoogte RVU).
Monitoring en evaluatie maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden Ex-durante en ex-post evaluatie 2021-2026 1
De tijdelijke subsidieregeling voor duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden wordt gedurende de looptijd gemonitord. De onderzoeksvragen hierbij gaan over het bereik van de regeling, de effectiviteit van de vormgeving en de efficiëntie van de uitvoering. Het eindrapport na de looptijd biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling.
Periodieke rapportage armoede en schulden Ex-post evaluatie 2026 2
De periodieke rapportage over armoede en schulden is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften.
Schuldenproblematiek in beeld Ex-durante monitoring 2023 2
Periodiek onderzoek naar de aard, omvang en achtergrondkenmerken van de schuldenproblematiek in Nederland.
Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland Overig onderzoek 2023 2
De commissie onderzoekt (1) wat een aantal huishoudtypes nodig heeft om rond te komen en sociaal te participeren op Bonaire, Saba en Sint Eustatius, en (2) de systematiek van het sociaal minimum, inclusief de mogelijke scenario’s die laten zien hoe de systematiek beter kan aansluiten op wat een aantal huishoudtypes nodig heeft om rond te komen en sociaal te participeren.
Onderzoek NL Arbeidsinspectie Overig onderzoek 2024 2
Evaluatie van niet-gebruik van inkomensondersteuning en de uitvoering van schuldhulpverlening.
Evaluatie adviesrecht gemeenten bij schuldenbewind Ex-post evaluatie 2025-2026 2
Evaluatie van het besluit adviesrecht voor gemeenten bij schuldenbewind.
Periodieke rapportage bijstand en participatie Ex-post evaluatie 2027 2
De periodieke rapportage over bijstand en participatie is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Hierbij worden ook de wetstrajecten Breed Offensief, Participatiewet in Balans en Vereenvoudiging Banenafspraak betrokken.
Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling Ex-durante monitoring jaarlijks 2
Sinds 1 juli 2021 wordt de loonwaarde vastgesteld op basis van een landelijk geldende uniforme loonwaardemethode. Deze is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Verder gelden per 1 juli 2021 uniforme kwaliteitseisen voor loonwaardedeskundigen, de mensen die de loonwaardebepaling uitvoeren. Na de invoering is een monitor gestart van stichting Blik op Werk in samenwerking met de Nederlandse Arbeidsinspectie over de uitvoering van de uniforme loonwaardebepaling. De eerste resultaten worden in 2023 met de Kamer gedeeld.
Verdeelsleutel inleenverbanden banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks 2
Vaststellen van de verdeelsleutel om banen die gerealiseerd zijn voor de doelgroep banenafspraak via inleenverbanden toe te wijzen aan de sector markt of overheid.
Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks 2
Analyse van de duurzaamheid van het werk van mensen uit de doelgroep banenafspraak.
Onderzoek niet-gebruik loonkostenvoordelen Overig onderzoek 2023 1
Kwalitatief en kwantitief onderzoek naar de redenen van het niet-gebruik van de loonkostenvoordelen.
Brede baten-onderzoek van re-integratie Ex-post evaluatie 2023 2
Om brede baten van toeleiding naar werk te onderzoeken en de effectiviteit van de investering in re-integratie te bepalen is een gestructureerd onderzoeksprogramma nodig dat gericht is op de doelgroep bijstandsgerechtigden. Eerder heeft CPB een onderzoek gepubliceerd om de experimenten Participatiewet te verrijken en ook te kijken naar brede baten. In 2023 wordt een onderzoek naar bestaande, innovatieve en ontschotte financieringsconstructies in het sociaal domein verwacht. De komende jaren zullen bij het onderzoek in het kader van het Nationaal Prorgramma Leefbaarheid & Veiligheid brede effecten ook meegenomen worden.
Meerjarig tekorten en overschotten gebundelde uitkering (BUIG) Ex-post evaluatie 2023 2 en 13
Onderzoek naar de mogelijke oorzaken van meerjarige tekorten en overschotten op het bijstandsbudget. Aanleiding is het signaleren van de onwenselijke situatie (door zowel Rijk als gemeenten) dat er gemeenten zijn die meerjarig in een tekortsituatie zitten en de vraag van de toetsingscommissie vangnet of er bij het bepalen van de hoogte van het vangnet rekening kan worden gehouden met het deel van het tekort dat niet door beleid en uitvoering te beïnvloeden is.
Verdiepend onderzoek niet-gebruik bijstand Overig onderzoek 2024 2
Vervolgonderzoek in samenwerking met gemeenten naar onder andere oorzaken van en kansrijke interventies voor niet-gebruik van de bijstand. De Nederlandse Arbeidsinspectie zal bovendien het eerdere onderzoek naar niet-gebruik in de bijstand herhalen.
Evaluatie REACT-EU Ex-post evaluatie 2024 meerdere
Met de evaluatie wordt onderzocht in hoeverre de middelen van REACT-EU (ESF programma 2014-2020, Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe) bijdragen aan het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare werkenden en werkzoekenden. De evaluatie bestaat uit een effect- en procesevaluatie en heeft een doorlooptijd van twee jaar (2022-2024).
Evaluatie verlengde pilot Sociaal Innovatie Fonds Ex-post evaluatie 2024 2
Evaluatie van de effecten van de verlengde pilot van het Sociaal Innovatie Fonds (SIF)
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2023-2024 meerdere
Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB dat nagaat hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.
Pilot No-riskpolis langdurig bijstandsgerechtigden Ex-durante monitoring 2025 2
Vanuit onder meer moties en amendementen is opgeroepen om een voorstel uit te werken voor een pilot waarin het instrument no-riskpolis kan worden ingezet voor langdurig bijstandsgerechtigden. In 2023 worden voorbereidingen getroffen voor de opzet en uitwerking van de pilot door middel van een vooronderzoek. In 2024 is implementatie van de pilot voorzien. Eind 2025 worden de eerste resultaten van de pilot verwacht.
Evaluatie banenafspraak Ex-post evaluatie 2026 2
Evaluatie van tien jaar banenafspraak na het einde van het ingroeipad.
Periodieke rapportage jonggehandicapten Ex-post evaluatie 2024-2025 4
In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van de Wajongers doelmatig en doeltreffend is. In de aanloop naar de periodieke rapportage van 2024-2025 zal worden nagegaan in hoeverre de aanbevelingen uit de vorige beleidsdoorlichting (2017) zijn opgevolgd. Aan de hand van de opvolging van die eerdere aanbevelingen zal de aanpak van de periodieke rapportage ingevuld worden.
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening Ex-post evaluatie 2020-2023 4 en 11
In het kader van de effectevaluatie Wajong dienstverlening zijn als onderdeel van het gezamenlijke UWV-SZW-kennisprogramma ‘Onbeperkt aan het werk’ diverse onderzoeken uitgevoerd. Eind 2023 verschijnt de eindrapportage waarin alle resultaten, waaronder de resultaten van de bruto-effectmeting en diverse kwalitatieve evaluaties, worden samengebracht.
Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering Ex-durante evaluatie 2021-2023 3, 4 en 6
Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het perspectief van de klant (willen, kunnen en doen) bij re-integratie en de factoren die hierop van invloed zijn. In het bijzonder kijkt het onderzoek naar de invloed van wet- en regelgeving (inclusief prikkels) en de dienstverlening op het willen, kunnen en doen. Op basis van dit inzicht moet het onderzoek bijdragen aan handelingsperspectieven (beïnvloedingsmogelijkheden) voor UWV met als doel om de effectiviteit van de dienstverlening te vergroten.
Gebruikerservaringen loketfunctie Ex-durante evaluatie 2023 3 en 4
Een onderzoek naar de gebruikerservaring van mensen met een arbeidsbeperking die gebruikmaken van een werkvoorziening en daarnaast gebruikmaken van een voorziening in de onderwijs- of leefsituatie en hierdoor te maken krijgen met meerdere loketten. De opbrengsten uit dit onderzoek kunnen benut worden voor uitwerking van beleidskeuzes over (meer) integrale dienstverlening in het voorzieningendomein.
Monitor effect wetsvoorstel Wajong maatregelen Ex-durante monitoring 2021-2024 4
De 2e rapportage is in mei 2023 opgeleverd en aan uw Kamer aangeboden. In het najaar 2023 verschijnt de monitor over 2022.
Kwalitatief onderzoek vereenvoudiging Wajong Ex-durante evaluatie 2023-2024 4
De wijzigingen in de Wajong hadden onder andere tot doel de Wajong te vereenvoudigen. Dit onderzoek focust zich op de beleving van mensen in de Wajong en gaat na in hoeverre zij de wijzigingen ook als een vereenvoudiging ervaren.
Evaluatie Wet vereenvoudiging Wajong Ex-post evaluatie 2024-2025 4
In 2025 staat de evaluatie van de Wet vereenvoudiging Wajong gepland. Met deze evaluatie onderzoeken we in hoeverre de doelen van deze wet zijn gerealiseerd.
Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratie instrumenten voor IVA/DGA Ex-post evaluatie 2023-2029 3 en 4
De pilot maakt re-integratiedienstverlening aan mensen met een WIA-IVA-uitkering of een Wajong-DGA-uitkering mogelijk. Het doel van deze evaluatie is om inzicht te krijgen in welke mate deelnemers met behulp van ondersteuning werk kunnen vinden, verrichten en behouden, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en om inzicht te krijgen in overige (indirecte) maatschappelijke en individuele baten. Deelnemers worden gedurende de pilot gemonitord. In oktober 2025 levert UWV in samenwerking met een extern onderzoeksbureau een tussenevaluatie op. De eindevaluatie van de pilot wordt uiterlijk 1 april 2029 richting de Staten-Generaal gestuurd.
Periodieke rapportage Werkloosheid Werknemers Ex-post evaluatie 2030 5
In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de werknemers die werkloos worden doelmatig en doeltreffend is. De onderzoeken in deze SEA bieden input voor deze periodieke rapportage.
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2023-2024 meerdere
Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB dat nagaat hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.
Vervolgonderzoek duurverkorting WW Ex-post evaluatie 2024 5
Via de wet Werk en zekerheid is de maximale duur van de WW verkort van 38 naar 24 maanden en verloopt de opbouw van WW-rechten ná de eerste tien jaren arbeidsverleden trager. De wet Werk en Zekerheid is in 2020 geëvalueerd (Kamerstukken II 2019/20, 34 351, nr. 33). Hierbij konden slechts de effecten van drie maanden duurverkorting en een halve maand vertraagde opbouw worden gemeten. Dit kwam door de stapsgewijze effectuering van de duurverkorting. Inmiddels is voldoende tijd verstreken waardoor het nu mogelijk is om de effecten van de volledige duurverkorting en van enkele maanden opbouwvertraging te onderzoeken. Dit onderzoek zal in 2023 worden opgestart en in 2024 worden uitgevoerd.
Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht Ex-post evaluatie 2024-2028 5
We voeren een omvangrijk, meerjarig effectiviteitsonderzoek uit naar de sollicitatieverplichting van de WW. Middels een experimentele onderzoeksopzet onderzoeken we de effectiviteit van de huidige invulling van de inspanningsplicht in de vorm van de sollicitatieplicht en de effectiviteit van een andere invulling van de plicht. Daarbij is meer aandacht voor maatwerk en sturing op de kwaliteit van het werkzoekgedrag.
Periodieke rapportage ziekte en arbeidsongeschiktheid voor werknemers Ex-post evaluatie 2025 3 en 6
In deze periodieke rapportage wordt onderzocht in hoeverre de inkomensondersteuning en de dienstverlening ten behoeve van de arbeidsparticipatie en arbeidsondersteuning van mensen in de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) doelmatig en doeltreffend is. De onderzoeken in deze SEA bieden input voor deze periodieke rapportage.
Willen, kunnen en doen. Gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering Overig onderzoek 2021-2023 3, 4 en 6
Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in het perspectief van de klant (willen, kunnen en doen) bij re-integratie en de factoren die hierop van invloed zijn. In het bijzonder kijkt het onderzoek naar de invloed van wet- en regelgeving (inclusief prikkels) en de dienstverlening op het willen, kunnen en doen. Op basis van dit inzicht moet het onderzoek bijdragen aan handelingsperspectieven (beïnvloedingsmogelijkheden) voor UWV met als doel om de effectiviteit van de dienstverlening te vergroten.
Gebruikerservaringen loketfunctie Ex-durante evaluatie 2023 3 en 4
Een onderzoek naar de gebruikerservaring van mensen met een arbeidsbeperking die gebruikmaken van een werkvoorziening en daarnaast gebruikmaken van een voorziening in de onderwijs- of leefsituatie en hierdoor te maken krijgen met meerdere loketten. De opbrengsten uit dit onderzoek kunnen benut worden voor uitwerking van beleidskeuzes over (meer) integrale dienstverlening in het voorzieningendomein.
ZW/WIA 35-min: de doelgroep in beeld Overig onderzoek 2023 3
Over de doelgroepen ZW/WIA 35-min is weinig bekend. We weten echter wel dat de arbeidsparticipatie van deze groepen achterblijft. Dit onderzoek, dat als doel heeft om meer (cijfermatig) inzicht in deze doelgroepen te krijgen, is bovendien een eerste stap om te komen tot effectiever beleid voor deze doelgroepen. Daarbij willen we in dit onderzoek de omvang en kenmerken van de doelgroepen vaststellen, hoe ze zich verhouden tot andere groepen (bijvoorbeeld WGA-gerechtigden) en hoe hun arbeidsmarkt- en uitkeringspatronen eruitzien.
Onderzoek over de dienstverlening in de hybride markt Ex-post evaluatie 2023 3
Het idee achter het hybride stelsel is dat de verschillende partijen in dat stelsel (UWV, eigenrisicodragers zonder/met een private verzekeraar en/of een private uitvoerder) elkaar scherp houden en gestimuleerd worden om effectieve middelen in te zetten voor re-integratie en activering voor de ZW- en WGA-doelgroepen. In dit onderzoek houden we de dienstverlening van (ex-)werknemers van de verschillende partijen die actief zijn op de hybride markt tegen het licht. Hoe ziet die dienstverlening er uit, met welk doel wordt die dienstverlening ingezet en wat kunnen we zeggen over de effecten van die dienstverlening? Daarbij worden ook de ervaringen van werknemers meegenomen ten aanzien van de re-integratie naar duurzame werkhervatting. De uiteindelijke onderzoeksresultaten zullen vervolgens meer inzicht geven in de hybride markt.
Toekomstgericht onderzoek stelsel ziekte en arbeidsongeschiktheid Overig onderzoek 2023-2024 3
In de aanpak hardheden in de WIA die is gepresenteerd (Kamerbrief d.d. 26 augustus 2022) wordt uitgegaan van aanpakken op de korte, middellange en lange termijn. Onderdeel van die langetermijnaanpak is de installatie van de onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) die integraal naar het stelsel kijkt en beziet of, en zo ja welke, hervormingen nodig zijn om het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid uitvoerbaar, uitlegbaar en betaalbaar te houden voor de toekomst. De commissie kijkt ook naar de huidige uitvoeringsproblematiek die door de mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen is ontstaan. Een structurele oplossing is nodig om ruimte te creëren voor andere ambities voor het stelsel.
Onderzoek effectiviteit hybride markt Ziektewet Ex-post evaluatie 2024 6
Voor werkgevers is er de mogelijkheid om het Ziektewet-risico voor eigen rekening te nemen van hun zieke ex-werknemers. Het doel hiervan was om het sociale zekerheidsstelsel meer activerend te maken. Door Eigenrisicodragen Ziektewet (ERD ZW) wordt het belang van werkgevers immers vergroot bij een goede preventie en verzuimbegeleiding en worden werkgevers gestimuleerd om een effectief en doelmatig re-integratiebeleid te voeren. Er is geen onderzoek meer gedaan naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het ZW-eigenrisicodragerschap. In het kennisonderzoek willen wij daarom de werking van eigenrisicodragen (ERD) ZW gaan onderzoeken en – als daar aanleiding toe is – de mogelijke verbeteringen van de vormgeving van ERD ZW bezien.
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken Overig onderzoek 2023-2024 meerdere
Meerjarig onderzoeksprogramma van het CPB naar hoe bepaalde life events (zoals ziekte, verlies van werk of het verlies van een partner door overlijden) gepaard gaan met inkomensschokken en hoe weerbaar (verschillende type) huishoudens zijn.
Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening Ex-durante en ex-post evaluatie 2025 3 en 11
Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (welke interventies hebben welk effect?). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage tot stand gekomen. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening tot stand gekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 in een eindrapport.
Wat kopen we in voor wie? Ex-durante monitoring 2025 3, 4, 6
UWV streeft ernaar om zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking te ondersteunen naar werk. Dit doet UWV onder andere door het inkopen van dienstverlening bij re-integratiebedrijven. Dit onderzoek beschrijft de ontwikkeling sinds 2020 van het aantal ingekochte re-integratiediensten, de mate van succes, de verantwoording daarvan, hoeveel mensen werk hebben gevonden en de vervolgdienstverlening aan klanten die het werk (nog) niet hebben hervat. Dit onderzoek is een vervolg op het eerdere onderzoek uit 2020.
Evaluatie scholingsexperiment Ex-ante evaluatie 2025 3
SZW en UWV willen de dienstverlening aan personen met een uitkering op basis van de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA), die publiek verzekerd zijn, intensiveren en verbeteren. Het WGA-scholingsexperiment beoogt de werkhervattingskansen van WGA-gerechtigden waarvoor scholing medisch gezien haalbaar is te vergroten. Er is ruimte voor honderd functiegerichte taaltrainingen en vijftig leerwerkcobminaties per jaar. Er wordt onderzocht of en in hoeverre de inzet van de leerwerkcombinaties en op functiegerichte taaltrainingen WGA-gerechtigden dichter bij de arbeidsmarkt brengt en of het hun werkhervattingskansen vergroot. In het voorjaar van 2022 zijn er in vier regio’s pilots gestart.
Evaluatie pilot generieke werkgeversvoorzieningen Ex-ante evaluatie 2026 3
De evaluatie van het experiment generieke werkgeversvoorziening is door SZW en UWV bij een extern onderzoeksbureau belegd. Het is de bedoeling om de resultaten in termen van inclusieve participatie en innovatie op de werkvloer, samen met de ervaringen van werkgevers en werknemers, zo goed mogelijk in kaart te brengen. Gelet op de looptijd van het experiment (drie jaar) worden de resultaten van de eindevaluatie uiterlijk op 1 juli 2026 aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2022 is op basis van een kritische uitvoeringstoets besloten instroom in het experiment stop te zetten. Lopende projecten worden ten behoeve van de eindevaluatie drie jaar gevolgd.
Evaluatie van de pilot brede inzet van re-integratieinstrumenten voor IVA/DGA Ex-post evaluatie 2023-2029 3 en 4
De pilot maakt re-integratiedienstverlening aan mensen met een WIA-IVA-uitkering of een Wajong-DGA-uitkering mogelijk. Het doel van deze evaluatie is om inzicht te krijgen in welke mate deelnemers met behulp van ondersteuning werk kunnen vinden, verrichten en behouden, of de dienstverlening aansluit bij hun behoeften, en om inzicht te krijgen in overige (indirecte) maatschappelijke en individuele baten. Deelnemers worden gedurende de pilot gemonitord. In oktober 2025 levert UWV in samenwerking met een extern onderzoeksbureau een tussenevaluatie op. De eindevaluatie van de pilot wordt uiterlijk 1 april 2029 richting de Staten-Generaal gestuurd.
Periodieke rapportage nabestaanden en wezen Ex-post evaluatie 2026-2028 9
De periodieke rapportage over nabestaanden en wezen is een synthese-onderzoek waarmee de werking van het beleid op dit thema wordt geëvalueerd. In aanloop naar de periodieke rapportage zal worden nagegaan welke evaluaties ter voorbereiding uitgevoerd dienen te worden, ook op basis van de inzichtbehoeften. Op basis van de inzichtbehoeften wordt bepaald wanneer deze periodieke rapportage plaatsvindt.
Onderzoek van de kostenbehoefte van wezen Overig onderzoek 2022-2023 9
Uit onderzoek uit 2021 lijkt dat de hoogte van het bedrag van de wezenuitkering niet voldoende samenhangt met de kostenbehoefte van de wezen naar leeftijd. Wanneer deze kosten in kaart zijn gebracht, kan de hoogte van de wezenuitkering worden heroverwogen. Als de wezenuitkering goed past bij de dagelijkse kosten van een wees, wordt bestaanszekerheid in ieder geval gerealiseerd en is de doelmatigheid van de wezenuitkering optimaal.
Periodieke rapportage integratie Ex-post evaluatie 2023 13
Via deze studie wordt op basis van reeds beschikbare inzichten een beeld geschetst van het gevoerde integratiebeleid en de mate van doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid, of van delen daarvan.
Ontwikkelingen in evenredigheid Ex-durante monitoring 2022-2023 13
Met het evenredigheidsonderzoek wordt op basis van CBS-registerdata en het «Survey Integratie Migranten» gekeken naar de stand en ontwikkeling van de integratie van migranten en hun kinderen en hoe de ontwikkeling in evenredigheid er uitziet wat betreft de structurele integratie.
Evaluatie vervolgtraject preventieve aanpak anti-zwart racisme Ex-post evaluatie 2023 13
Evaluatie van de werkzame elementen in de aanpak die (anti-zwart) racisme binnen de eigen bubbel bespreekbaar moet maken.
Evaluatie Pilot intersectionele blik in de discriminatie aanpak Ex-durante evaluatie 2023 13
Evaluatie van de effectiviteit, reikwijdte en impact van een pilot in samenwerking met OCW die beleidsambtenaren leert om intersectioneel te denken en te werken.
Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent Overig onderzoek 2023-2024 13
Verdiepende studie naar de maatschappelijke positie van de bevolking met een Sub-Saharische achtergrond in Nederland in het kader van de UN decade (het door de VN uitgeroepen VN-decennium voor mensen van Afrikaanse afkomst).
Evaluatie Meerjarenplan Zelfbeschikking Ex-post evaluatie 2024-2026 13
Het Meerjarenplan Zelfbeschikking bestaat uit verschillende projecten die elk worden geëvalueerd. Aansluitend wordt na afloop een overkoepelende evaluatie uitgevoerd, bestaande uit een meta-review van alle eindrapportages.
Onderzoek naar effectieve interventies gericht op de preventie van radicalisering Ex-ante pilots 2023-2024 13
In samenwerking met gemeenten wordt een aantal pilots uitgevoerd over het maken van preventief radicaliseringsbeleid. De effectiviteit van die pilots wordt geëvalueerd.
Derde evaluatie Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) Ex-post evaluatie 2025 13
In deze evaluatie zal onderzocht worden in hoeverre en op welke wijze het kennisplatform inclusief samenleven (KIS) aan de doelstellingen heeft voldaan. Daarnaast wordt er om advies gevraagd over mogelijke doorontwikkeling van KIS.
Synthese monitoringsrapporten en evaluatie VIA Ex-post evaluatie 2026 13
Op basis van verschillende rapporten van de monitoring wordt getracht een overkoepelend beeld te krijgen van de ontwikkeling van arbeidsmarktkansen en posities van mensen met een migratieachtergrond, met specifieke aandacht voor de statushouders. Dit wordt gecombineerd met een ex-post evaluatie van het uitgevoerde beleid.
Monitoring VIA Ex-durante monitoring 2022-2026 13
Doorontwikkeling en update van het in 2021 ontwikkelde monitorinstrument. Er wordt gekeken naar zowel outcomevariabelen op de arbeidsmarkt als activiteiten van de relevante stakeholders (inclusief de Werkagenda). Daarbij wordt ook specifiek ingezoomd op de groep statushouders. In 2026: een synthese van de uitkomsten van de verschillende onderdelen van de monitoring.
Monitor integratie en samenleven Ex-durante monitoring 2022-2026 13
De jaarrapporten bevatten een beschrijving van de positie en ontwikkelingen van bevolkingsgroepen met verschillende achtergronden alsook een aantal verdiepende en verklarende hoofdstukken die per jaar kunnen verschillen.
Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders (LOCS) Ex -durante monitoring en ex-post evaluatie 2021-2026 13
Brede beschrijvende en verklarende studie naar de maatschappelijke positie en ontwikkeling van statushouders die in Nederland sinds 1-1-2014 een verblijfstitel asiel hebben gekregen op basis van survey en (gekoppelde) registerdata.
Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen (LOCOV) Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie 2023-2026 13
Er worden vragen beantwoord van een beleidsevaluatieve aard zoals welke factoren en interventies de (verschillen in) ontwikkeling verklaren, ook ten opzichte van de reguliere aanpak bij andere vluchtelingengroepen.
Evaluatie intensivering plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’ n.n.b. 2024-2026 13
Aanvullende maatregelen van het intensiveringspakket van het plan van aanpak ‘statushouders aan het werk’ worden geëvalueerd in een gedeeltelijke procesevaluatie in 2024, en een eindevaluatie in 2026. De wijze waarop de instrumenten geëvalueerd zullen worden zal in de komende periode uitgewerkt worden.
Monitor marktwerking Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2022-2027 13
Onderzoek naar ontwikkelingen en werking van de markt van inburgeringsaanbod, met vijf rapportages, waarvan de eerste twee in 2023 en de derde in 2025.
Onderzoek perspectief inburgeraar Ex-durante monitoring 2023-2027 13
Onderzoek naar de ervaringen van inburgeraars met de Wet inburgering 2021. Er worden vier metingen voorzien waarvan de eerste in 2023 en de tweede in 2024.
Jaarlijkse monitor Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2023-2027 13
Kwantitatief onderzoek op basis van de Statistiek Wet inburgering. Het CBS levert jaarlijks een jaarrapport op, waarvan de eerste in de zomer van 2023 en de tweede in de zomer van 2024.
Monitoring en evaluatie Wet inburgering 2021 Ex-durante monitoring 2024-2028 13
Diverse deelonderzoeken naar de werking van onderdelen en aspecten van de Wet inburgering 2021 uitmondend in een tussenevaluatie in 2025 en een wetsevaluatie in 2027 gericht op het vaststellen van doeltreffendheid en doelmatigheid van het stelsel. Het eerste deelonderzoek is een kwalitatief onderzoek naar de eerste fase van de inburgering waarvoor het rapport eind 2023 of begin 2024 wordt gepubliceerd. In de tweede helft van 2024 zal ook een kwalitatief onderzoek uitgevoerd worden naar de dan actuele onderdelen van de Wi2021.
Actualisatie verkenning bevolking 2025 Ex-durante monitoring en ex-post evaluatie 2023-2033 13
De beleidsinformatiestructuur brengt de ontwikkeling van de maatschappelijke problematiek in de tijd in kaart en levert aanknopingspunten voor het beleid op. Dat gebeurt enerzijds aan de hand van een periodieke beschrijvende analyse van de demografische ontwikkeling. Anderzijds gebeurt dat door het uitvoeren van verdiepende analyses van de maatschappelijke gevolgen van die demografische ontwikkeling op uiteenlopende maatschappelijke terreinen, die aanknopingspunten opleveren voor beleidsinstrumentering.
Periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2025-2026 11
De periodieke rapportage over de uitvoering van het SUWI-stelsel is een synthese-onderzoek dat wordt gecombineerd met de evaluatie van de Wet SUWI en de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de ZBO's UWV en SVB conform artikel 39 van de Kaderwet zbo’s.
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening Ex-post evaluatie 2020-2023 4 en 11
In het kader van de effectevaluatie Wajong dienstverlening zijn als onderdeel van het gezamenlijke UWV-SZW-kennisprogramma ‘Onbeperkt aan het werk’ diverse onderzoeken uitgevoerd. Eind 2023 verschijnt de eindrapportage waarin alle resultaten, waaronder de resultaten van de bruto-effectmeting en diverse kwalitatieve evaluaties, worden samengebracht.
Evaluatie regionale mobiliteitsteams Ex-durante monitoring en evaluatie 2021-2023 5 en 11
Met een lerende evaluatie wordt gekeken naar wat werkt bij de tijdelijke crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams, waarom dit werkt en wat beter zou kunnen. De essentie van een lerende evaluatie is dat gedurende de looptijd van de evaluatie de aanpak bijgestuurd kan worden als bevindingen daartoe aanleiding geven, in plaats van dat dat achteraf gebeurt. Aanvullend is er ook sprake van periodieke monitoring van het gebruik van de crisisdienstverlening. Na afloop van dit onderzoek komt er een vervolgonderzoek dat in 2025 opgeleverd zal worden.
Cliëntenparticipatie domein SZI Overig onderzoek 2022-2023 11
Doel van deze verkenning is inzicht krijgen in de beelden en verwachtingen van verscheidene belanghebbenden ten aanzien van (1) de functie en het doel van cliëntenparticipatie binnen het SZI-domein, en (2) de wijze waarop SZW en overige stakeholders kunnen bijdragen aan de ontwikkeling hiervan. Hiermee wordt opvolging gegeven aan de aanbeveling uit de beleidsdoorlichting afgerond in 2021 om onderzoek te doen naar het doel van cliëntenparticipatie binnen het SUWI-stelsel.
Toegevoegde waarde van preventie Overig onderzoek 2023-2024 11
Dit onderzoek maakt de toegevoegde waarde van preventie inzichtelijk door de kosten en baten daarvan te bestuderen. Er wordt gekeken naar de kosten en baten voor de overheid, de uitkeringsontvanger en de maatschappij als geheel. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen materiële en immateriële kosten en baten.
Effectiviteit werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)-dienstverlening Ex-durante en ex-post evaluatie 2025 3 en 11
Het Programma Doorontwikkeling WGA-dienstverlening bestaat uit diverse initiatieven met als doel het verbeteren van de dienstverlening aan mensen met een WGA-uitkering teneinde de kans op werkhervatting te vergroten. De initiatieven moeten meer zicht bieden op de effectiviteit van WGA-dienstverlening (welke interventies hebben welk effect?). De effectevaluatie onderzoekt de effectiviteit van de initiatieven. Eind 2021 is een eerste tussenrapportage tot stand gekomen. In 2022 is daarnaast een midterm review effectiviteit WGA-dienstverlening tot stand gekomen. Deze midterm review bevat een overzicht van de inzichten ten aanzien van de ontwikkelingen in de WGA-populatie, de effectiviteit van de re-integratie WGA-ers en eerste resultaten van de effectevaluatie. Op basis van deze midterm review worden in het kader van het gezamenlijke kennisprogramma «onbeperkt aan het werk» vervolgonderzoeken geïnitieerd. De effectevaluatie loop door tot 2024 en resulteert in 2025 in een eindrapport.
Doelmatigheid uitvoering SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2024-2026 11
In dit onderzoek wordt gekeken naar de productiviteitsontwikkeling bij de ZBO's UWV en SVB in de periode tot 2024.
Evaluatie doeltreffendheid IB en BKWI Ex-post evaluatie 2024-2026 11
Het Inlichtingenbureau (IB) en Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI) zijn uitvoeringsorganisaties binnen het SUWI-stelsel. Zij spelen een belangrijke rol bij de gegevensuitwisseling in het sociale zekerheidsstelsel. Deze evaluatie kijkt naar de doeltreffendheid van deze organisaties.
Sturing en toezicht binnen het SUWI-stelsel Ex-post evaluatie 2024-2026 11
Sinds de vorige SUWI-evaluatie in 2020 zijn diverse verbeteringen doorgevoerd in de sturings- en toezichtsrelatie tussen SZW en de uitvoeringsorganisaties. Als input voor de periodieke rapportage uitvoering SUWI-stelsel wordt geevalueerd wat de stand van zaken is en welke verbeteringen er nog mogelijk zijn.
Evaluatie WEU Ex-post evaluatie 2025-2026 11
Op 1 januari 2008 is de Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen (WEU) in werking getreden. Deze wet moet op basis van artikel 86.2 Wet SUWI periodiek geëvalueerd worden. Met deze evaluatie wordt voldaan aan deze verplichting.
Effectiviteitsonderzoek sollicitatieplicht Ex-post evaluatie 2024-2028 5
We voeren een omvangrijk, meerjarig effectiviteitsonderzoek uit naar de sollicitatieverplichting van de WW. Middels een experimentele onderzoeksopzet onderzoeken we de effectiviteit van de huidige invulling van de inspanningsplicht in de vorm van de sollicitatieplicht en de effectiviteit van een andere invulling van de plicht. Daarbij is meer aandacht voor maatwerk en sturing op de kwaliteit van het werkzoekgedrag.
Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang Ex-post evaluatie 2023 7
De Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang en de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling kinderopvang zonder overheidsvergoeding zorgden voor een tegemoetkoming aan ouders in de eigen bijdrage die ouders hebben doorbetaald gedurende de sluiting van de kinderopvang vanwege covid. De tweede genoemde regeling is bedoeld voor ouders die de kinderopvang zelf betalen en geen overheidsvergoeding ontvangen. De regelingen hadden tot doel dat kinderopvangorganisaties financiering zouden blijven ontvangen en dat ouders hun plek behielden op het moment dat de kinderopvang weer regulier open kon gaan.
Evaluatie steunmaatregelen Caribisch Nederland Ex-post evaluatie 2023 2
Het steunpakket voor Caribisch Nederland zal integraal geëvalueerd worden. De tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies maakt onderdeel uit van de evaluatie. Het doel van de evaluatie is om zicht te krijgen op het functioneren van het steunpakket voor Caribisch Nederland en om daarvan te leren.
Evaluatie regionale mobiliteitsteams Ex-durante monitoring en evaluatie 2021-2023 5 en 11
Met een lerende evaluatie wordt gekeken naar wat werkt bij de tijdelijke crisisdienstverlening via regionale mobiliteitsteams, waarom dit werkt en wat beter zou kunnen. De essentie van een lerende evaluatie is dat gedurende de looptijd van de evaluatie de aanpak bijgestuurd kan worden als bevindingen daartoe aanleiding geven, in plaats van dat dat achteraf gebeurt. Aanvullend is er ook sprake van periodieke monitoring van het gebruik van de crisisdienstverlening. Na afloop van dit onderzoek komt er een vervolgonderzoek dat in 2025 opgeleverd zal worden.
Evaluatie NOW/TVL (kwantitatief) Ex-post evaluatie 2023 2
Betreft een kwantitatief onderzoek naar de doeltreffendheid van de NOW-regeling en TVL/TOGS-regeling. Vanwege de grote overlap in gebruik van de regelingen, de doelstellingen en de doelgroep, worden de regelingen in samenhang bekeken. Naast deze kwantitatieve evaluatie van de doeltreffendheid, worden de doelmatigheid van de NOW-regeling en TVL-regeling in afzonderlijke evaluaties onderzocht.
Evaluatie NOW (kwalitatief) Ex-post evaluatie 2024 1
Deze evaluatie vult de NOW/TVL-evaluatie aan. Hoofdvragen zijn of de NOW doeltreffend en doelmatig was in het zoveel mogelijk behouden van werkgelegenheid tijdens de coronacrisis, welk effect specifieke overwegingen en kenmerken van de NOW heeft gehad op doelmatigheid, en welke lessen er getrokken kunnen worden.
Evaluatie Tozo Ex-post evaluatie 2023 2
Een samenhangend geheel van deelevaluaties is gericht op de werking, het doelbereik, de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en, waar mogelijk, de Tijdelijke ondersteuning voor noodzakelijke kosten (TONK). Belangrijke onderdelen zijn een procesevaluatie van de Tozo (2021), een effectmeting van het CPB naar de Tozo (2023), onderzoeken van de Arbeidsinspectie en TNO naar de ervaringen van Tozo-gerechtigden (2023) en een onderzoek in gemeenten naar ervaringen met de Tozo en TONK (2023). De eindconclusie is voorzien voor eind 2023.
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2022-2024 1
Met de evaluatie worden de doeltreffendheid en effecten van de drie subsidieregelingen die onder NL Leert Door vallen onderzocht (ontwikkeladvies, scholing en QuickScan Sectoraal Maatwerk). Op deze manier wordt duidelijk of de regelingen bijgedragen hebben aan het doel van NL Leert Door: het behoud van werk en expertise. In 2022 is de eerste tussenrapportage naar de Kamer verstuurd en in de tweede helft van 2023 volgt de tweede tussenrapportage. Het eindrapport is in 2024 gereed. De inzichten die de evaluatie oplevert, kunnen daarnaast benut worden voor toekomstig beleid en nieuwe subsidieregelingen op het terrein van scholing en leven lang ontwikkelen.
Schuldenproblematiek in beeld Ex-durante monitoring 2024 2
Dit onderzoek betreft een vervolgonderzoek naar geregistreerde problematische schulden van huishoudens en is een vervolg op het in de zomer van 2020 gepubliceerde onderzoek naar de geregistreerde problematische schulden van huishoudens in de jaren 2015-2018. In het bijzonder geeft het onderzoek inzicht in de ontwikkeling van probleemschulden sinds corona.
Internationale vergelijking steunpakketten Ex-post evaluatie 2024 meerdere
Betreft een internationale vergelijking van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de steunpakketten in 2020 tot en met 2022 (in opdracht van FIN, SZW en EZK).
Synthesestudie interdepartementaal Ex-post evaluatie 2024/2025 meerdere
De synthesestudie zal zich richten op de grootste steunmaatregelen (TVL/TOGS, NOW, TOZO en belastinguitstel) en zal afhankelijk van de tijdige totstandkoming van de onderliggende evaluaties uiterlijk eind 2025 naar de Kamer worden gestuurd. Centraal bij deze synthese staat de vraag hoe doeltreffend en doelmatig de opeenvolgende steunpakketten als geheel zijn geweest. Tevens gaan we na wat de belangrijkste lessen en eventueel onbedoelde neveneffecten zijn op basis van de individuele evaluaties.
Dashboard maatschappelijke en economische veerkracht Ex-durante evaluatie 2021-n.t.b. 2 en 13
Als reactie op het rapport van de commissie Halsema zijn de VNG en de ministeries SZW, VWS, OCW, BZK en JenV, samen met partners, zoals ZonMw en het Verwey-Jonker Instituut, een kennistraject gestart om de sociaaleconomische en maatschappelijke impact van corona te volgen en duiden. Op dit moment is het plan om gezamenlijk het traject voort te zetten door de verschillende monitors te blijven actualiseren en verdiepend onderzoek uit te voeren, bijvoorbeeld door de kwetsbare groepen die zijn geïdentificeerd beter in beeld te brengen en intensiteit van problemen te achterhalen. Dat gebeurt nu via het 'dashboard maatschappelijke en economische veerkracht'.

Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 28) wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties (IV).

Naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het Interdepartementale Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (IBO) volgt het kabinet de aanbeveling op om het overzicht Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland aanzienlijk uit te breiden (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 11). Doel hiervan is om de rol van het Ministerie van BZK te verstevigen en een meer integrale afweging van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland te bevorderen.

In de begroting Koninkrijksrelaties (IV) is het totale overzicht van de Rijksuitgaven Caribisch Nederland te vinden. Hieronder is de uitsplitsing van de Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland voor de departementale begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) weergegeven. De in tabel 211 opgenomen bedragen zijn een opsomming van de in de verschillende beleidsartikelen verantwoorde uitgaven. In onderstaand overzicht en de bijbehorende toelichtingen wordt aangegeven of het uitgaven zijn ten behoeve van eilandelijke taken (E) of rijkstaken (R), of er sprake is van incidentele (I) of structurele (S) bekostiging en wordt een toelichting gegeven op de wijze van financiering welke gekoppeld is aan de beoogde beleidsdoelen. Een toelichting op de budgettaire ontwikkeling en de beleidsrelevante kerncijfers is te vinden in het desbetreffende beleidsartikel.

2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Totaal uitgaven 79.195 106.873 126.211 119.909 117.911 121.292 125.027
Artikel 1 Arbeidsmarkt 25 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) R I 25 0 0 0 0 0 0
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 12.424 16.361 15.290 11.454 11.537 11.579 11.620
Inkomensoverdrachten R S 12.424 16.361 15.290 11.454 11.537 11.579 11.620
Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid 1.083 1.334 937 923 931 936 939
Inkomensoverdrachten R S 1.083 1.334 937 923 931 936 939
Artikel 5 Werkloosheid 46 51 49 48 49 50 51
Inkomensoverdrachten R S 46 51 49 48 49 50 51
Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen 8.129 6.638 5.107 4.682 4.712 4.735 4.747
Inkomensoverdrachten R S 8.129 6.638 5.107 4.682 4.712 4.735 4.747
Artikel 7 Kinderopvang 14.702 21.558 26.616 22.159 19.065 19.187 19.184
Subsidies (regelingen) E S 7.535 11.062 13.641 15.691 16.618 16.729 16.702
Opdrachten E S 270 3.942 1.692 1.692 1.692 1.692 1.692
Bijdrage aan medeoverheden E I 6.897 6.554 11.283 4.776 755 766 790
Artikel 8 Oudedagsvoorziening 28.148 40.311 51.864 54.715 57.892 61.044 64.730
Inkomensoverdrachten R S 28.148 40.311 51.864 54.715 57.892 61.044 64.730
Artikel 9 Nabestaanden 1.600 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
Inkomensoverdrachten R S 1.600 2.167 2.964 3.058 3.070 3.081 3.090
Artikel 10 Tegemoetkoming ouders 5.597 8.159 12.596 12.807 12.868 12.893 12.879
Inkomensoverdrachten R S 5.597 8.159 12.596 12.807 12.868 12.893 12.879
Artikel 11 Uitvoering 7.441 10.294 10.788 10.063 7.787 7.787 7.787
Bekostiging R S 7.441 10.294 10.788 10.063 7.787 7.787 7.787
  1. R = Rijk, E = eilandelijk.
  2. S = structureel, I = incidenteel.

Toelichting

Artikel 1 Arbeidsmarkt

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een rijkstaak: incidentele subsidieregeling compensatie loonkosten in verband met de Covid-19 crisis.

De tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland voorzag in een subsidie voor loonkosten en inkomensverlies in verband met buitengewone omstandigheden samenhangend met het coronavirus. De subsidie was van toepassing tot en met 12 oktober 2021. In 2022 waren er nog enkele uitgaven voor afronding van de regeling.

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Onderstand.

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen. In 2022-2024 zijn de uitgaven voor de onderstand hoger omdat op dit artikel ook de incidentele energietoeslag wordt verantwoord.

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ongevallenverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 5 Werkloosheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling, eenmalige uitkering op basis van de Cessantiawet BES.

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ziekteverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 7 Kinderopvang

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele subsidie voor het bevorderen van de kwaliteit kinderopvang.

Daarnaast is er de Tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland die vanuit het Rijk aan kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland ter beschikking worden gesteld om financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Deze regeling wordt verlengd tot tenminste 31 december 2024 tot de nieuwe wet Kinderopvang Caribisch Nederland gefaseerd in werking zal treden.

Opdrachten

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele opdrachten ten behoeve van kinderopvang.

Het gaat onder andere om middelen voor onderzoek, centrale uitvoeringskosten en het programmabureau BES(t)4 Kids.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft een eilandelijke taak: kinderopvang.

Dit betreft middelen voor de bijzondere uitkering aan de eilanden voor de versterking van kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids.

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene oudedagsvoorziening.

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Artikel 9 Nabestaanden

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene weduwen en wezenverzekering.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: algemene kinderbijslagvoorziening.

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Artikel 11 Uitvoering

Bekostiging

Dit betreft een structurele rijkstaak: kosten voor de unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland.

Bijlage 8: NGF-bijlage

Totaal uitgaven NGF-Projecten 2.121 6.039 5.840 1.620 0 0 0
Subtotaal uitgaven project Vaardig met Vaardigheden 2.121 6.039 5.840 1.620 0 0 0
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Opdrachten 601 1.465 740 0 0 0 0
Artikel 11 Uitvoering
Bijdrage ZBO's &RWT's 1.520 4.372 5.058 1.620 0 0 0
Artikel 96 Apparaat Kerndepartement
Personele uitgaven 0 202 42 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

Het programma Vaardig met Vaardigheden is het skillsdeel van het Nationaal Groeifonds  programma Leeroverzicht en Skills. Hierin werken OCW, SZW, UWV, SBB, CBS en TNO aan de ontwikkeling en het open beschikbaar stellen van een gemeenschappelijke skillstaal met de naam CompetentNL. CompetentNL kan door publieke en private afnemers worden gebruikt om fijnmaziger te beschrijven wat iemand al kan, wat iemand nodig heeft bij het uitvoeren van een baan en wat iemand met een bepaalde scholingsinterventie (te beginnen met het middelbaar beroepsonderwijs, mbo) kan leren.

Het programma bestaat uit vier fasen, met na fase 2 een go / no-go moment. De beslissing over de go / no-go valt medio 2024. De fasen zijn: fase 1 marktverkenning (afgerond), fase 2 uitvoeren pilots en ontwikkelen van een proof of concept van CompetentNL, fase 3 de ontwikkeling van een basisversie en fase 4 de doorontwikkeling en overdracht naar beheer. Mocht er na fase 2 blijken dat de beoogde maatschappelijke waarde niet gerealiseerd kan worden, dan volgt na fase 2 een no-go en volgt een afbouwfase waarin gekeken wordt hoe de tot dan toe behaalde resultaten op kleinere schaal geïmplementeerd kunnen worden door de consortiumpartners.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor Vaardig met Vaardigheden is een budget van € 25 miljoen beschikbaar uit het NGF. Hiervan is € 16,2 miljoen toegekend aan SZW, waarvan € 15,62 miljoen wordt besteed. De middelen voor de SBB zijn toegekend aan OCW. De middelen voor UWV en de hosting van het programma staan op artikel 11, de middelen voor CBS en SZW staan op begrotingsartikel 2 en de personele uitgaven lopen via artikel 96. De middelen voor TNO zijn bekostigd vanuit de reguliere middelen van SZW op artikel 11.

Bijlage 9: Lijst van afkortingen

ABU Algemene Bond Uitzendondernemingen
ACOI Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding
ACM Autoriteit Consument & Markt
AFM Autoriteit Financiële Markten
AG-uitkering Arbeidsongeschiktheidsuitkering
AGI Aantoonbaar Geleverde Inspanningen
AIO Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
AKW Algemene Kinderbijslagwet
AMvB Algemene maatregel van bestuur
Anw Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds
AO Arbeidsongeschiktheid, of Algemeen Overleg
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds
AOV Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering
AOW Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds
APP Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Arbo Arbeidsomstandigheden
ASB Assurantiebelasting
ATW Arbeidstijdenwet
AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming
avv Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
AWf Algemeen Werkloosheidsfonds
AWW Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland, of Algemene Weduwen en Wezenwet
AZC Asielzoekerscentrum
Bbz Besluit bijstandsverlening zelfstandigen
BES Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)
BIKK Bijdrage in kosten kortingen
BIO Baseline Informatiebeveiliging Overheid
BKWI Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BMIP Brabants Migratie Informatiepunt
BMS Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten
BNC Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen
BNPL Buy Now Pay Later
Brzo Besluit risico’s zware ongevallen
BUIG Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten
BZ (Ministerie van) Buitenlandse Zaken
BZK (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
cao Collectieve arbeidsovereenkomst
CASS Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CIZ Centrum Indicatiestelling Zorg
CJIB Centraal Justitieel Incassobureau
CMD Common Mental Disorder
CN Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPB Centraal Planbureau
CRvB Centrale Raad van Beroep
CSE Chronic solvent-induced encephalopathy, een aandoening van het centrale zenuwstelsel als gevolg van de langdurige blootstelling aan oplosmiddelen
CTE Chronische Toxische Encephalopathie
Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
DBA Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie
DGA Duurzaam geen arbeidsvermogen
DI Duurzame inzetbaarheid
Divosa Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten
DMS Document Management Systeem
DNB De Nederlandsche Bank
DU Decentralisatieuitkering
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
EER Europese Economische Ruimte
EK Eerste Kamer
ELA European Labour Authority (Europese Arbeid Autoriteit)
EMU Economische en Monetaire Unie
EPA Ernstige psychische aandoening
EPSCO Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
ERD ZW Eigenrisicodragen Ziektewet
ESB-regeling Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen
ESF Europees Sociaal Fonds
ETK-regeling Extra Territoriale Kosten regeling
EU Europese Unie
EZK (Ministerie van) Economische Zaken en Klimaat
FIN (Ministerie van) Financiën
G&VW Gezond en Veilig Werken
GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
Ggz Geestelijke gezondheidszorg
GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio
havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs
HVP Herstel- en Veerkrachtplan
I&W (Minsterie) van Infrastructuur en Waterstaat
IAS Instituut Asbestslachtoffers
IB Inlichtingenbureau
IB&P Informatiebeveiliging en privacy
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
IBPV Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening
IHH Informatiehuishouding
IKK Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang
ILO International Labour Organization
IO&E Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed
IOAOW Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden
IOAW Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers
IOAZ Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IORP Europese Pensioenfondsrichtlijn
IOW Inkomensvoorziening Oudere Werklozen
IPS Individuele Plaatsing en Steun
ISK Internationale schakelklas
IU Integratie-uitkering
IVA Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
JenV (Ministerie van) Justitie en Veiligheid
Jeugd-LIV Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon, of Minimumjeugdloonvoordeel
KIS Kennisplatform Inclusief Samenleven
KO Kinderopvang
KOT Kinderopvangtoeslag
KPI Kritieke prestatie indicatoren
KWIV Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening
LCR Landelijke Cliëntenraad
LIV Lage-inkomensvoordeel
LKS Loonkostensubsidie
LKV Loonkostenvoordeel
LLO Leven Lang Ontwikkelen
LNV (Ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LOCOV Longitudinaal Onderzoek Cohort Oekraïense Vluchtelingen
LOCS Longitudinaal Onderzoek Cohort Statushouders
LPO Loon- en prijsbijstellling
LRK Landelijk Register Kinderopvang
mbo middelbaar beroepsonderwijs
MCKW Mobiliteitscentrum Kolenketen Westhaven
MDIEU Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden
MEV Macro-economische Verkenning
MIP Meerjarig investeringsprogramma
MIT Maatschappelijk Impact Team
Mkb Midden- en kleinbedrijf
Mln Miljoen
NEA Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden
NGF Nationaal Groeifonds
Nibud Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
NL Nederland
NLA Nederlandse Arbeidsinspectie
NLLD Nederland Leert Door
NOW Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid
NPLV Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
NT2 Nederlands als tweede taal
NVVK Branchevereniging voor schuldhulpverlening, sociaal bankieren en bewindvoering
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
O&O-fonds Opleidings- en Ontwikkelingsfonds
OBR Overbruggingsregeling AOW
OCTAS Onafhankelijke commissie toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel
OCW (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OPS Organo Psycho Syndroom
OR Ondernemingsraad
OV Ongevallenverzekering Caribisch Nederland
Pgb Persoonsgebonden budget
PGV Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland
PIP Plan Inburgering en Participatie
PLOOI Platform Open Overheidsinformatie
POC KOT, of POK Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
PRK Personenregister Kinderopvang
pSG Plaatsvervangend secretaris-generaal
PWRI Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie
RBK Register Buitenlandse Kinderopvang
RBV Rijksbegrotingsvoorschriften
RCN Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
REACT-EU Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe
RIHH Regeringscommissaris Informatiehuishouding
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RIV-toets Toets op het re-integratieverslag
RMC Regionale Meld- en Coördinatiepunten
RMT Regionaal mobiliteitsteam
ROA Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt
RSO Rijksschoonmaakorganisatie
RvIG Rijksdienst voor Identiteitsgegevens
RVO Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
RVU Regelingen voor vervroegde uittreding
RvW Regeling van Werkzaamheden
RWT Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
SBB Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
SBCM Stichting Beheer Collectieve Middelen
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau
SDG Duurzame ontwikkelingsdoelstelling (Sustainable Development Goals)
SEA Strategische Evaluatie Agenda
SER Sociaal-economische Raad
SG Secretaris-generaal
SiSa Single information Single audit
SKV Seniorenkansenvisie
SLIM Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
SPUK Specifieke Uitkering
SSO Shared Service Organisatie
STAP Stimulering Arbeidsmarktpositie
Stb. Staatsblad
Stcrt. Staatscourant
SUWI Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SVB Sociale Verzekeringsbank
Sw Sociale werkvoorziening
SWOM Stichting Studeren en Werken op Maat
SZ Sociale Zekerheid
SZI (Directoraat Generaal) Sociale Zekerheid en Integratie
SZW (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TAS Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers
TK Tweede Kamer
TNO Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
Tofa Tijdelijke Overbruggingsregeling Flexibele Arbeidskrachten
TOGS Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19
TONK Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten
Tozo Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
TSB Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten
TTKO Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang
TVL Tegemoetkoming Vaste Lasten
TW Toeslagenwet
Twv Tewerkstellingsvergunning
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid
UN United Nations
UVB Uitvoering Van Beleid
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
VE Voorschoolse educatie
VIA Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt
VIM Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen
vmbo voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
VN Verenigde Naties
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
VOG Verklaring Omtrent het Gedrag
VUM Verbeteren Uitwisseling Matchingsgegevens
Vut Vervroegde uittreding
VWNW Van Werk Naar Werk
vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
VWS (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Waadi Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Wab Wet arbeidsmarkt in balans
WagwEU Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Wamil Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
Was Wet aanpak schijnconstructies
WaU Werk aan de Uitvoering
Wav Wet arbeid vreemdelingen
WAZ Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WAZO Wet Arbeid en Zorg
Wbo Wet betaald ouderschapsverlof
WEA Werkgevers Enquête Arbeid
WEU Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen
WGA Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
WGO Wetgevingsoverleg
Whk Werkhervattingskas
Wi Wet inburgering
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WIEG Wet Invoering Extra Geboorteverlof
WKB Wet op het Kindgebonden Budget
WKI Wet Kwaliteit Incassodienstverlening
Wko Wet kinderopvang
Wml Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon
Wob Wet openbaarheid van bestuur
Woo Wet open overheid
WOR Wet op de Ondernemingsraden
WSB Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen
Wsw Wet sociale werkvoorziening
Wtl Wet tegemoetkomingen loondomein
Wtp Wet toekomst pensioenen
WW Werkloosheidswet
WWJW Wet werken waar je wilt
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZEA Zelfstandigen Enquête Arbeid
ZEZ Regeling Zelfstandig En Zwanger
ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
ZV Ziekteverzekering Caribisch Nederland
ZW Ziektewet
zzp Zelfstandige zonder personeel

  1. __Kamerstukken II 2021/22, 35 925, nr. 122↩︎

  2. __Kamerstukken II 2021/22, 34 298, nr. 37↩︎

  3. __De actuele factsheet is te vinden op www.cbs.nl in het Dossier Brede welvaart en de Sustainable Development Goals.↩︎

  4. __Zie ook het nieuwsbericht op de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek↩︎

  5. __https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2023/23/minder-ziekteverzuim-in-eerste-kwartaal-2023↩︎

  6. __Deze bepaling is ook opgenomen in de OPS-regeling (zie artikel 3, lid 1, d, e, f, g en h, artikel 5, artikel 6, lid 2 en artikel 11, 1a).↩︎

  7. __Rapport, Algemen Nabestaande Wet, Het beeld vanuit de Burger↩︎

  8. __Kamerstukken II 2022/23, 30 982, nr. 67↩︎

  9. __Kamerstukken II 2022/23, 36392, nr. 3.↩︎

  10. __Kamerstukken I 2022/23, 36350 IX, I.↩︎

  11. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.↩︎

  12. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.↩︎

  13. __Kamerstukken II 2022/23, 36 392, nr. 3.↩︎

  14. __Kamerstukken I 2022/23, 36 350 IX, I.↩︎

  15. __Het CBS is overgegaan op een nieuwe meetmethode voor de inflatie. Dit inflatiecijfer wordt gebruikt voor de koopkracht- en armoedeberekeningen.↩︎

  16. __In de begroting is gerekend met de raming van de nominale zorgpremie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze raming valt in 2024 € 50 hoger uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het Ministerie van VWS is opgenomen in de begroting van het Ministerie van VWS.↩︎

  17. __In de augustusbesluitvorming wordt het eerste kindbedrag verhoogd met € 750, het tweede kindbedrag met € 883 en wordt de alleenstaande ouderkop verlaagd met € 619. Hier komt een verlaging van € 131 bovenop als gevolg van de afbouw van de verhoging van het kindgebonden budget in 2023.↩︎

  18. __Dit is de tweede belastingschijf voor mensen onder de AOW-leeftijd en derde belastingschijf voor mensen boven de AOW-leeftijd.↩︎

  19. __Het model berekent uit dit bruto inkomen vervolgens het netto inkomen (het bruto inkomen min de sociale premies en belastingen, rekening houdend met de specifieke aftrekposten van het huishouden). Door het netto inkomen te verrekenen met de zorgkosten, eventuele toeslagen, kinderbijslag en de netto kosten van kinderopvang, wordt het besteedbaar inkomen bepaald. Ten slotte kan de procentuele verandering van het besteedbaar inkomen tussen jaar t en t+1 worden berekend, gecorrigeerd voor inflatie. Dat is de koopkrachtmutatie die wordt gerapporteerd.↩︎

  20. __De cijfers in de hier gepresenteerde boxplot wijken op enkele punten licht af (maximaal 0,2%- punt) van de koopkrachtcijfers die het CPB presenteert door gebruik van raming van de nominale zorgpremie en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.↩︎

  21. __Het kabinet heeft de doelstelling om kinderarmoede in 2025 te halveren (ten opzichte van 2015, naar 4,55%) en de armoede onder personen te halveren in 2030 (ten opzichte van 2015, naar 3,15%).↩︎

  22. __Zie ook: https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/methoden/onderzoeksomschrijvingen/korte-onderzoeksomschrijvingen/inkomenspanelonderzoek--ipo--↩︎

  23. __Door afronding tellen deze percentages niet op tot 100%.↩︎

  24. __Zoals in de antwoorden op vragen van het lid Stoffer over de financiële situatie van gezinnen. Aanhangsel Handelingen / 2022/2023, nr. 2240.↩︎

  25. __Dit bevat ook inwonende meerderjarige kinderen waar ouders geen kindregelingen meer voor ontvangen.↩︎

  26. __Kamerstukken I 2022/23, 26 448, nr. 698. De motie vraagt ook om inzicht te geven in referentiebudgetten van sociale minima, hieraan is invulling geven door het instellen van de Commissie sociaal minimum die op 30 juni 2023 het eerste deelrapport heeft gepubliceerd. De Commissie sociaal minimum laat in het rapport de referentiebudgetten zien voor verschillende huishoudtypes op het sociaal minimum.↩︎

  27. __Uitgaande van 4 kinderen in de hoogste leeftijdscategorie (16/17 jarigen). Dit zal waarschijnlijk voor heel weinig gezinnen gelden. De berekening is dus een theoretisch maximum.↩︎

  28. __Zie de Kamerbrief «Aanvullende maatregelen aanpak arbeidsmarktkrapte» van 3 februari 2023 (https://open.overheid.nl/documenten/ronl-8a4474fc8a196acd493d5912dfdbf3c8454f99e9/pdf).↩︎

  29. __De werkgroep Koopkracht bestaat uit vertegenwoordigers van CPB, CBS, Nibud, de wetenschap, de ministeries van SZW en Financiën.↩︎

  30. __Hiermee wordt voor de gemiddelde druk berekening aangesloten bij de door de commissie Draagkracht geïntroduceerde maatstaf bestedingsindex: in de nieuwe invulling van de gemiddelde druk is deze gelijk aan 1 minus de bestedingsindex. In het rapport van de commissie Draagkracht (zie https://www.rijksoverheid.nl/documenten/ kamerstukken/2021/03/22/rapportcommissie-draagkracht) is te lezen hoe de huren en kosten van kinderen daarin worden meegenomen en ook welke aanpassingen hierbij nodig zijn voor huishoudens met een koopwoning.↩︎

  31. __De facto bestaan er ook drie schijven voor mensen onder de AOW-leeftijd. In schijf 1 bedraagt het belastingtarief 9,32% en wordt 27,65% ingehouden voor de premies volksverzekeringen. De optelsom hiervan is 36,97%, gelijk aan de tweede schijf die volledig uit het belastingtarief bestaat. Belastingbetalers ervaren dit verschil niet, daarom wordt gecommuniceerd over beide schijven als zijnde één schijf.↩︎