Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van EU-transportministers van 21 en 22 september 2023 (Kamerstuk 21501-33-1031)
Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D36011, datum: 2023-09-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D36011).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: N. Wiendels, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z14617:
- Indiener: M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
- Medeindiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-09-07 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-08 12:00: Informele Transportraad op 21 en 22 september 2023 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2023-09-13 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
2023D36011 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de informele Transportraad op 21 en 22 september 2023 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1031)
De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
Inleiding
D66-fractie
BBB-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21–22 september (hierna: de geannoteerde agenda). De geagendeerde onderwerpen zijn van groot belang en verdienen Europese aandacht. Het beschouwen van mobiliteit als een universeel recht erkent de cruciale rol die het speelt in verband met andere fundamentele rechten zoals huisvesting, werk, onderwijs en gezondheid. Deze leden zijn verheugd dat dit onderwerp op Europees niveau aandacht krijgt en benadrukken het belang van het omzetten van deze erkenning en intentie in actie.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben nog wat vragen.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat inclusieve mobiliteit vijf b's omvat: betaalbaarheid, beschikbaarheid, bruikbaarheid, begrijpelijkheid en beleving. Hoe zal dit recht volgens de Minister op Europees niveau worden uitgewerkt, met inachtneming van de vijf b's? Kan de Minister tevens toelichten hoe het recht op mobiliteit vertaald wordt in bereikbaarheidsnormen? Welke afspraken worden hier Europees voor gemaakt? Welke concrete rechten kunnen mensen hieraan ontlenen? Vallen deze bereikbaarheidsnormen binnen het kader van leefbaarheid, met inbegrip van het recht op gezondheid? Wordt er gesproken over de impact van vervuilende mobiliteit op vlakken als geluid-, ruimte- en luchtvervuiling in het stedelijk gebied? De Minister spreekt over een integrale aanpak op deze en andere gebieden, maar hoe wordt er een grondige afweging gemaakt door de Minister? Ten slotte hebben deze leden enkele vragen over keuzevrijheid met betrekking tot dit onderwerp. Wordt er bij de discussies over mobiliteit als een recht ook gekeken naar de keuzevrijheid tussen verschillende vervoerswijzen? En de grenzen van die keuzevrijheid met het oog op het maatschappelijk belang van onder andere leefbaarheid, gezondheid en ruimtegebruik? In landelijke gebieden is de auto voor bepaalde afstanden vaak de enige optie, hetgeen de keuzevrijheid juist beperkt. Hoe gaan andere landen hier volgens de Minister mee om?
Een ander onderwerp op de agenda waar de leden van de D66-fractie nadrukkelijk het belang van willen onderstrepen betreft vrouwen in relatie tot mobiliteit en transport. Er zijn diverse oorzaken voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de transportsector, zoals geweld, ongelijke salariëring en werk-privébalans. In het onderzoek van de European Transport Workers Association (ETWA) worden enkele aanbevelingen gedaan. Wat is de reactie van de Minister op dit rapport en de aanbevelingen? Hoe zullen de Minister en de Staatssecretaris zich zowel nationaal als Europees inzetten om de geschetste problemen aan te pakken? Te beginnen bij geweld tegen vrouwen op de werkvloer. De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) beschrijft stappen die gezet kunnen worden om dit tegen te gaan. Zullen de Minister en Staatssecretaris zich inzetten om deze aanbevelingen op te nemen in nationale en Europese wet- en regelgeving waar mogelijk? Deze leden zijn van mening dat een ander groot probleem het salarisverschil van dertien procent tussen mannen en vrouwen in de sector is. Dit maatschappelijke probleem kan alleen worden opgelost wanneer er voortdurend aandacht aan wordt besteed en wanneer er expliciete keuzes worden gemaakt, zowel in de publieke sector als in de private sector. Volgens deze leden hebben de Minister en Staatssecretaris hier een belangrijke verantwoordelijkheid. Bij het verlenen van concessies voor het openbaar vervoer kunnen zij normen stellen ten aanzien van de genderverdeling bij de vervoerders, bijvoorbeeld bij chauffeurs, onderhoudstechnici et cetera. Kunnen de Minister en Staatssecretaris aangeven bij hoeveel lopende concessies of lopende aanbestedingen er nu sprake is van zo’n gender-prestatie-indicator? Welke andere sturing zien zij nog binnen de vervoersconcessies? Welke stappen ondernemen de bewindslieden om de loonkloof in de sector te dichten?
De leden van de D66-fractie willen tevens aandacht vragen voor de herziening van de Rijbewijsrichtlijn. Als iemand nu een rijbewijs haalt voor een automaat, maar daarna alsnog bevoegd wil zijn om in schakelauto’s te rijden, is de bestuurder genoodzaakt opnieuw het gehele rijbewijs te halen. Dat maakt het nemen van rijlessen in elektrische auto’s onaantrekkelijker, aangezien dat geen schakelauto’s zijn. Om het lessen in elektrische auto’s te bevorderen willen deze leden dat het halen van het «schakelrijbewijs» makkelijker wordt gemaakt, door middel van een aanvullende «schakelmodule» zoals voorgesteld door het Spaanse voorzitterschap van de EU. Is de Minister het met deze leden eens dat het Spaanse voorstel een extra stimulans is in de overgang naar emissieloos rijden? Is de Minister van plan dit voorstel te steunen?
Ten slotte willen de leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan ingaan op de ontwikkelingen rond de natuurvergunning en het luchthavenbesluit in relatie tot de verkeersverdelingsregel voor Lelystad Airport? Is deze nog altijd geldig, gezien de gewijzigde inzet van de Minister rond het aantal vliegbewegingen? Wat is de opvatting van de Europese Commissie hierover?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het de verwachting is dat »het bevorderen van mobiliteit als universeel recht» een van de onderwerpen zal zijn die ter discussie zal komen tijdens het thema «vervoer en mobiliteit als hefboom voor sociale en territoriale cohesie». Wat zal de inzet van de Minister en Staatssecretaris zijn indien dit ter sprake gaat komen? Waar zien zij verbeterpunten en nemen zij de vervoersarmoede in de regio ook mee?
De leden van de BBB-fractie vinden het alarmerend dat er berichten zijn binnen de transportsector over problemen van seksueel overschrijdend gedrag tegen de 22 procent van de vrouwelijke transportmedewerkers. In hoeverre is dit in Nederland volgens de Minister een probleem? Wat doet de Minister al in Nederland om vrouwen in de transportsector te beschermen tegen seksueel overschrijdend gedrag, en wat gaat de Minister doen en inbrengen in de Transportraad om vrouwen in de transportsector beter te beschermen? Speelt de Code of Conduct van de ILO hier ook een rol in?