[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2023D39607, datum: 2023-10-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36435-VI-3).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36435 VI-3 Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota).

Onderdeel van zaak 2023Z15464:

Onderdeel van zaak 2023Z16275:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 435 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 oktober 2023

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid. Bij brief van 28 september 2023 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,
Kat

De adjunct-griffer van de commissie,
Nouse

Vragen en antwoorden

Vraag (1):

Kunt u aangeven hoe u staat tegenover het herinvoeren van de voorschotregeling als het gaat om toevoegingen in het kader van de rechtsbijstand?

Antwoord:

Advocaten kunnen een voorschot per kwartaal ontvangen als zij voldoen aan een aantal voorwaarden. Deze staan vermeld in de artikelen 35, 36 en 37 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000. Op dit moment maken niet veel advocaten hier gebruik van. Ik bezie momenteel of de voorschotregeling anders kan worden ingericht zodat deze meer in de behoefte voorziet.

Vraag (2):

Zou een herinvoering van de voorschotregeling bij toevoegingen in het kader van de rechtsbijstand bepaalde kosten met zich meebrengen of zou deze wijziging ook budgetneutraal mogelijk zijn?

Antwoord:

Zoals aangegeven bij vraag 1 bezie ik momenteel of de bestaande voorschotregeling anders kan worden ingericht. Daarbij kijk ik of een eventuele wijziging budgetneutraal mogelijk zou zijn. Een voorschot is een betaling vooruitlopend op een te ontvangen product of prestatie, daarvoor is in ieder geval voldoende liquiditeit bij de Raad voor Rechtsbijstand nodig.

Vraag (3):

Op welke manier wordt bepaald hoeveel geld van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid voor eerstejaarsopvang?

Antwoord:

Voor de toerekening van de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers zijn afspraken opgesteld over de wijze waarop de toerekening wordt geraamd en vastgesteld.

Deze afspraken zijn gebaseerd op de richtlijnen van de OESO-DAC over de toerekening van deze kosten aan ODA.

Het bedrag van de toerekening wordt voorafgaand van een jaar gebaseerd op de raming van de bezetting in de MPP en na afloop van het jaar op basis van de realisatie.

Het grootste deel van de toerekening is gebaseerd op het verblijf van asielzoekers bij COA: daarbij wordt per asielzoeker (met een maximum van één jaar) de kosten zie vraag 6) van de opvang toegerekend aan ODA.

Daarnaast wordt ook een deel van de kosten voor rechtsbijstand asiel, de inzet van Vluchtelingenwerk Nederland en de inzet van tolken bij IND en de voogdij en opvang door Nidos toegerekend aan ODA.

Ieder jaar wordt in de begroting de verwachte toerekening over de verschillende onderdelen opgenomen in artikel 37 van de begroting.

Vraag (4):

Is het bedrag dat van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid afhankelijk van het aantal asielzoekers?

Antwoord:

Ja het bedrag dat wordt overgeheveld van BHOS naar JenV op basis van de toerekening van eerstejaarsasielopvang is voor het grootste gedeelte gebaseerd op het aantal asielzoekers. Meer specifiek het aantal asielzoekers dat bij COA in de bezetting zit. Daarbij wordt per asielzoeker maximaal één jaar opvang toegerekend.

Vraag (5):

Is het bedrag dat van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt overgeheveld afhankelijk van het soort opvangplekken dat gerealiseerd wordt?

Antwoord:

Ja bij de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang wordt gekeken naar de gemiddelde kosten over de verschillende reguliere soorten van opvang van het COA, dus niet de crisis- en noodopvang. Deze worden afgezet tegen de per persoon berekende verblijfsduur.

Bij de kostprijzen wordt wel onderscheid gemaakt in de kostprijs van reguliere asielzoekers en van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s).

Vraag (6):

Wat is het bedrag dat per opvangplek van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking naar de begroting van Justitie en Veiligheid wordt overgeheveld?

Antwoord:

Zoals aangegeven bij vraag 4 hebben we een kostprijs voor zowel reguliere asielzoekers als voor AMV’s. Deze kostprijzen wijken op twee punten af van de kostprijs van COA, de kosten van overhead van COA en de kosten van gebouwen in eigendom van COA zijn, conform de OESO-DAC richtlijnen, niet meegenomen in de ODA-kostprijzen.

De kostprijs voor reguliere opvang in de ODA-toerekening is voor 2023 € 21.642 en voor de opvang van AMV is dat in 2023 € 62.527 per persoon.

Vraag (7):

Hoe worden de hogere kosten van noodopvang ten opzichte van reguliere opvang bekostigd?

Antwoord:

Het COA streeft ernaar om opvang zo veel als mogelijk in te vullen met reguliere opvangplekken. Door de hoge instroom en bezetting van asielzoekers en een groot aantal statushouders die niet binnen de geldende termijn kunnen doorstromen naar gemeenten is het COA echter genoodzaakt om noodopvang in te zetten, omdat er onvoldoende reguliere opvangplekken zijn. Noodopvang is veelal duurder dan reguliere opvang. Zowel de reguliere opvangplekken als noodopvang wordt bekostigd vanuit de middelen die beschikbaar zijn in het begrotingskader COA. Aanpassing van dit kader vindt plaats bij Voorjaarsnota en Najaarsnota en is afhankelijk van de verwachte instroom en bezetting conform de Meerjaren Productie Prognose (MPP) die twee keer per jaar wordt opgesteld. Bij Voorjaarsnota 2023 is er incidenteel voor crisisnoodopvang 700 miljoen euro in 2023 en 325 miljoen euro in 2024 beschikbaar gesteld.

Vraag (8):

Wat is uw standpunt over het invoeren van inkomensafhankelijke boetes?

Antwoord:

Op dit moment zijn boetes in Nederland niet inkomensafhankelijk. Het uitgangspunt bij de bestraffing in Nederland is dat er sprake is van een maximumstraf per delict die voor elke Nederlander gelijk is. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet.

Het invoeren van een systeem van inkomensafhankelijke boetes is ingrijpend en complex, zowel in juridische, budgettaire als praktische zin. Als het inkomen van de bestuurder als uitgangspunt wordt genomen, zou in dat geval namelijk het gehele systeem van kentekenaansprakelijkheid gewijzigd moeten worden. Dat betekent ook aanpassing van de wijze waarop we nu geautomatiseerd handhaven. Tegelijkertijd zijn er andere Europese landen die een dergelijk systeem kennen.

De vraag of en in hoeverre er inkomensafhankelijke boetes moeten worden ingevoerd is een politieke vraag. Het antwoord op deze vraag is aan een volgend kabinet.

Vraag (9):

Klopt het dat in de huidige systematiek omtrent boetes, een verhoging van de boetes met 10 procent, een zwaarder beslag legt op iemand met een lager inkomen dan op iemand met een hoger inkomen?

Antwoord:

In algemene zin is het goed mogelijk dat een boete(verhoging) zwaarder beslag legt op iemand met een lage inkomenspositie dan iemand met een hoge inkomenspositie. Burgers die moeite hebben hun boete te betalen kunnen een betalingsregeling treffen, waarbij er ruimte is voor maatwerk. Burgers die hun boete door schulden niet kunnen betalen, kunnen vragen om een noodstopprocedure. De inning wordt dan vier maanden gepauzeerd onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt gevraagd bij de gemeente. Besluit de gemeente een schuldhulptraject te starten dan wordt de pauzering met een extra acht maanden verlengd. Als de schuldensituatie is gestabiliseerd kan met het CJIB een betalingsregeling worden getroffen. Daarnaast is het nu zo dat wanneer er bij het CJIB geldelijke sancties openstaan het CJIB kan meewerken aan een minnelijke schuldsanering. Dit beleid laat zien dat er oog is voor positie van burgers die hun boete wel willen maar (tijdelijk) niet of met moeite kunnen betalen, zonder uit het oog te verliezen dat boetes uiteindelijk moeten worden betaald.

Vraag (10):

Klopt het dat momenteel wordt gekeken of opnieuw kan worden onderzocht of het huidige puntensysteem en de huidige toevoegingen nog in lijn zijn met de kosten in de praktijk voor de sociaal advocaten? Kan hier meer inzicht in worden gegeven?

Antwoord:

Op dit moment worden de noodzakelijke stappen gezet om eind van dit jaar een onafhankelijke commissie in te stellen voor de herijking van de vergoedingen in het stelsel voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Die commissie gaat zich buigen over de vraag of de forfaitaire vergoedingen nog overeenkomen met de tijdsbesteding voor de verschillende zaaksoorten van advocaten, mediators en bijzonder curatoren die werkzaam zijn in het stelsel. De commissie zal worden gevraagd in het najaar van 2024 met een advies te komen.

Vraag (11):

In de begroting is ruim 7,3 miljard euro gereserveerd voor migratie, heeft de u ook cijfers paraat van wat de gehele asiel- en migratieketen kost?

Antwoord:

De kosten van de gehele asiel- en migratieketen, inclusief Oekraïne, zijn van diverse verschillende factoren en actoren afhankelijk. Er zijn talloze organisaties die zich geheel of gedeeltelijk inzetten ten behoeve van deze keten. Derhalve is er niet een exacte uitsplitsing te maken van de kosten die hiermee gemoeid zijn. Voor wat betreft de uitvoeringsorganisaties Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), het zelfstandig bestuursorgaan Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en voor de centra van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Nidos en Vluchtelingenwerk Nederland verwijs ik naar de cijfers die in de Rijksbegroting zijn opgenomen.

Vraag (12):

In Nederland kennen we een ruimhartig toelatingsbeleid, is bij u bekend wat er gebeurt met de uitgaven als we toelatingsbeleid aanscherpen?

Antwoord:

Als het gaat om het toelatingsbeleid wordt er gehandeld naar de Nederlandse en Europese wet- en regelgeving. Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van het aanpassen van dit beleid. Derhalve beschik ik niet over dergelijke cijfers.

Vraag (13):

In 2024 verwacht het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) 77.000 plekken nodig te hebben, kunt u aangeven waar deze vluchtelingen per provincie geplaatst gaan worden?

Antwoord:

Twee keer per jaar stelt COA het capaciteitsbesluit vast. Het capaciteitsbesluit bevat de verwachte beoogde capaciteitsbehoefte. Op 24 mei 2023 ontving u een afschrift van de brief aan de medeoverheden inzake het capaciteitsbesluit asielopvang en taakstelling huisvesting vergunninghouders. Hierin is de verwachte opgave van benodigde opvangplekken per 1 januari 20241 (77.100) opgenomen en de wijze waarop deze opgave per provincie wordt verdeeld.

Totdat de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Spreidingswet) in werking treedt, vindt verdeling naar provincie plaats conform de met de LRT afgesproken verdeelsleutel.

Aan de Provinciale Regietafels wordt verder over de verdeling van de opgave binnen de provincie gesproken.

Vraag (14):

Uit de begroting valt niet op te maken of er politiebureaus gesloten worden, kunt u aangeven of dit komend jaar gaat gebeuren? Zo ja, welke bureaus?

Antwoord:

In 2014 zijn in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie afspraken gemaakt over een meerjarig huisvestingsplan. In het kader van de vorming van de Nationale Politie is besloten tot een transformatie naar een kleiner aantal politiebureaus, ondersteund door een operationeel netwerk van politieposten. Deze transformatie loopt momenteel nog. Er worden derhalve nog politiebureaus gesloten. Het sluiten of openen van politiebureaus is een verantwoordelijkheid van de politie. De politie overlegt hierover met het betrokken gezag.

Vraag (15):

Uit de begroting valt niet op te maken of er brandweerkazernes gesloten worden, kunt u aangeven of dit komend jaar gaat gebeuren? Zo ja, welke bureaus?

Antwoord:

Het openen of sluiten van kazernes is de verantwoordelijkheid van de Algemeen Besturen van Veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s stellen conform de Wet Veiligheidsregio’s (Wvr) een regionaal risicoprofiel op en zijn wettelijk verplicht om minimaal eens per vier jaar een dekkingsplan aan hun Algemeen Bestuur voor te leggen. Hierbij wordt gekeken naar de benodigdheden voor passende brandweerzorg in de regio. Strategische keuzes als de allocatie van- en het aantal kazernes maken hier deel van uit. Het bijhouden van het aantal kazernes in Nederland en de publicatie van deze gegevens is continu inzichtelijk via het online dashboard Kerncijfers Veiligheidsregio’s via Kerncijfers Veiligheidsregios, cijfers en statistiek rondom brandweer en brandweerzorg (nipv.nl).

Vraag (16):

Zijn er volgens u mogelijkheden of voornemens om de administratieve regeldruk bij de politie te verminderen?

Antwoord:

Administratieve lastenverlichting heeft sinds de start van de Nationale Politie de aandacht van de korpsleiding. In de eerste jaren van de Nationale Politie is sterk ingezet op administratieve lastenverlichting. Dat heeft destijds geleid tot een netto productiviteitswinst van meer dan 5.000 fte (Kamerstukken II 2015/16, 29 628, nr. 647). Meer recent wordt er onder meer in het kader van de IV-vernieuwing gewerkt aan administratieve lastenverlichting. Een voorbeeld hiervan is het Programma Vernieuwend Registreren, waarover uw Kamer in het eerste halfjaarbericht politie 2023 een update heeft ontvangen (Kamerstukken II 2022/23, 29 628, nr. 1174, bijlage 6). Het Programma Vernieuwend Registreren is erop gericht om agenten in staat te stellen zaken reeds op straat zoveel mogelijk af te handelen.

Vraag (17):

Waarom wordt ervoor gekozen om de komende jaren te bezuinigen op hotspots waar drugs ingevoerd worden?

Antwoord:

Er wordt de komende jaren niet bezuinigd op hotspots waar drugs ingevoerd worden. Integendeel, de komende jaren wordt de aanpak van drugssmokkel via onze grote lucht- en zeehavens geïntensiveerd. Voor de uitvoering van de mainportplannen, en bijbehorende overkoepelende maatregelen, trek ik in 2024 € 36 miljoen en structureel ruim € 30 miljoen uit.

Vraag (18):

In de begroting wordt geen rekening gehouden met import van drugs bij grensgebieden, waarom niet?

Antwoord:

Nederland is vooral een in- en doorvoerland voor harddrugs. Daarom wordt er geïnvesteerd in de mainportsaanpak en de regionale versterking. Voor de aanpak van drugssmokkel via onze mainports wordt structureel ruim € 30 miljoen uitgetrokken. Voor de regionale versterking wordt in 2024 € 54 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan een deel in de grensregio’s wordt ingezet.

Vraag (19):

Eerder zijn bij de rechtbank Gelderland 1500 zaken noodgedwongen geseponeerd in verband met personeelstekorten, is er in de begroting rekening gehouden met de problematiek?

Antwoord:

De begroting van de Rechtspraak is met de prijsafspraken 2023–2025 met ruim € 155 mln. structureel verhoogd om onder andere meer rechters en ander personeel aan te trekken.2

Vraag (20):

Wat is de reden voor de budgetbijstelling in personeelskosten van 126 miljoen euro bij de politieorganisatie? Waarom worden deze middelen niet meer besteed?

Antwoord:

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil ten opzichte van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Vraag (21):

Waaruit bestaat het uitbreiden van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB)? Is dat enkel het werven van extra arbeidskrachten?

Antwoord:

In 2022 zijn aan de politie extra middelen toegekend om de formatie van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) uit te breiden ten behoeve van versterking van de beveiligingscapaciteit in het hoog risicosegment, flexibilisering van de werkwijze en de ontwikkeling van beveiligingsconcepten. De toegekende middelen lopen op tot € 15 mln. per jaar vanaf 2025 en dekten voor het overgrote deel de daarmee samenhangende kosten: het resterend deel voor deze versterking is in 2023 toegekend.

Vraag (22):

Waarom is ervoor gekozen om budget van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te gebruiken voor de Rijksbrede dekkingsopgave?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 23.

Vraag (23):

Wat zijn de precieze gevolgen van het verminderde budget van DJI in de praktijk?

Antwoord:

De Rijksbrede dekkingsopgave en het aandeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid hierin betekent dat elk onderdeel, waaronder ook DJI, een bijdrage hieraan moet leveren.

Gezien de omvang van de taakstelling in relatie tot het totale budgettaire kader van DJI (< 0,5%), en in het licht van de meest recente ramingen voor de behoefte aan sanctiecapaciteit (PMJ-ramingen) zoals deze ten grondslag liggen aan de begroting voor 2024, heeft DJI de taakstelling kunnen invullen met meevallers in de bedrijfsvoering alsmede middelen voor ketensamenwerking die beschikbaar waren boven op de € 5 mln., maar die niet tot uitvoering zullen komen. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd in de vijfde voortgangsbrief «Recht doen, kansen bieden» van 26 juni 2023. Met deze invulling van de taakstelling zijn er geen gevolgen voor de personeelsinzet en een humaan detentiebeleid, zoals al is aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen over de eerste suppletoire begroting (Voorjaarsnota).

Vraag (24):

Kunt u toelichten waarom de bijdrage aan de Autoriteit Persoonsgegevens wordt verlaagd met € 391.000?

Antwoord:

De verlaging van de bijdrage hangt samen met twee technische correcties. Ten eerste is er sprake van een afname van € 0,471 mln. van de bijdrage in verband met de loonontwikkeling van de CAO Rijk. De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil ten opzichte van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024. Ten tweede is er sprake van een toename van het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens ad. € 0,08 mln. dat teveel in rekening is gebracht voor het gebruik van het personeelsinformatiesysteem P-Direkt.

Vraag (25):

Kunt u een verklaring geven voor de toename van de kosten toevoegingen rechtsbijstand in 2024 en de daling van deze kosten in de jaren hierna?

Antwoord:

Op basis van de PMJ-2024 van het WODC wordt er met name een relatief grote meerjarige stijging van het aantal afgegeven ambtshalve- en lichte adviestoevoegingen verwacht. De stijging van het totaal aantal toevoegingen is vooralsnog alleen volledig in de begroting overgenomen voor de jaren 2023 en 2024. Voor 2025 is de stijging voor 67% overgenomen. De reden daarvoor is dat de afgelopen jaren de PMJ-ramingen voor rechtsbijstand volatiel waren en de vraag daarom nog openstaat in hoeverre de stijging zich in die mate zal gaan voordoen in de jaren 2025 en verder. Bij de volgende Voorjaarsnota zal aan de hand van de PMJ-2025 gekeken worden of de desbetreffende begrotingsreeks aangepast moet worden.

Vraag (26):

Welke middelen zijn «beleidsmatig gereserveerd» op het onderdeel veiligheid en criminaliteitsbestrijding?

Antwoord:

Op artikel 33 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is 3% van het artikeltotaal beleidsmatig gereserveerd. Dit betreffen met name middelen bestemd voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarnaast betreffen dit middelen bestemd voor het OM voor de verkeershandhaving.

Vraag (27):

Welke middelen zijn «beleidsmatig gereserveerd» op het onderdeel straffen en beschermen?

Antwoord:

Op artikel 34 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is 1% van het artikeltotaal beleidsmatig gereserveerd. Dit betreffen voor het grootste gedeelte middelen voor DJI voor de uitvoer van intra- en extramurale sancties. Daarnaast betreffen dit middelen voor de aanpak van criminaliteitsfenomenen.

Vraag (28):

Waar wordt de financieringssystematiek van de migratieketen vastgelegd?

Antwoord:

Het kabinet heeft besloten om in te zetten tot een (meer) vaste capaciteit van het COA om de fluctuaties van instroom en bezetting over langere periode beter op te kunnen vangen. Deze afspraken staan vastgelegd in de Rijksbegroting. De uitwerking van de financieringsafspraken komen vervolgens vast te liggen in de bekostigingsafspraken die gemaakt worden met het COA. Ook voor overige organisaties van de migratieketen liggen de financieringsafspraken per organisatie vast in bekostigingsafspraken. De bekostiging is gekoppeld aan de werkzaamheden die de organisaties uitvoeren.

Vraag (29):

Voor hoeveel jaar wordt deze stabiele financiering vastgelegd?

Antwoord:

De vaste capaciteit van 41.000 opvangplaatsen met bijbehorende personele bezetting is stabiel en wordt meerjarig gefinancierd door het Rijk. De vaste capaciteit is bepaald op een analyse van afgelopen jaren, maar vooral op verwachting voor de komende jaren. In een cyclus van zes jaar vindt evaluatie en waar nodig bijstelling van de vaste capaciteit plaats, zowel naar boven als beneden.

Vraag (30):

Klopt het dat er in de gehele begroting 0% van de middelen nog niet ingevuld of vrij te besteden zijn?

Antwoord:

Dat is correct. Op de verschillende artikelen zijn alle uitgaven juridisch verplicht, bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd. Hierdoor is 0% van de middelen nog niet ingevuld of vrij te besteden.

Vraag (31):

In de begroting van Justitie en Veiligheid is op pagina 95 opgenomen: «Het COA kan vanaf 2023 toegroeien naar een vaste capaciteit van 41.000 en de daarbij behorende stabiele financiering». Per ingang van wanneer kan het COA dan op stabiele financiering van 41.000 plekken rekenen?

Antwoord:

Bij Voorjaarsnota is besloten dat het COA vanaf 2023 kan toegroeien naar een vaste capaciteit van 41.000 opvangplekken, inclusief de financiering van vastgoed en de personele bezetting die hiervoor nodig is. De Staatssecretaris is met het COA in gesprek om de besluitvorming uit de Voorjaarsnota uit te werken in de hierbij passende financieringssystematiek. De basis van de vaste capaciteit wordt gevormd door een stabiele vastgoedportefeuille, in te vullen door langjarige samenwerkingsverbanden met gemeenten en andere stakeholders en langjarige contracten (of eigendom) van opvanglocaties. Het COA werkt aan een huisvestingsportefeuille die aansluit bij de middellange en lange termijn behoefte aan opvangplekken.

Vraag (32):

Kunt u een overzicht geven van de planning uit het coalitieakkoord van de verlaging van de griffierechten en de planning voor de komende jaren voor de verlaging van de griffierechten?

Antwoord:

In het coalitieakkoord is afgesproken om de griffierechten met 25% te verlagen. Om invulling hieraan te geven is het wetsvoorstel verlaging griffierechten opgesteld. Voor de verlaging van de griffierechten was vanaf 2024 structureel 55 miljoen uitgetrokken. Na de voorjaarsnota is dit bedrag vanwege de Rijksbrede dekkingsopgave teruggebracht naar € 30 miljoen. Zoals aangegeven in de brief van 27 juni jl. wil ik hiervan € 27 miljoen inzetten voor het verlagen van de griffierechten en € 3 miljoen voor andere maatregelen om de toegang tot het recht te versterken. Hiermee kunnen de griffierechten in het bestuursrecht en het civiel recht, met uitzondering van zaken betreffende een vordering of een verzoek met een waarde van meer dan € 100.000 in het civiel recht, met circa 13,5% worden verlaagd. Momenteel wordt bekeken, ook gelet op de tussentijdse indexeringen, op welke manier het beste uitvoering kan worden gegeven aan de verlaging van de griffierechten. De Minister voor Rechtsbescherming verwacht uw Kamer hierover dit najaar te kunnen informeren en zal daarbij ook ingaan op het tijdpad.

Vraag (33):

Kunt u toelichten hoe het komt dat de liquiditeitsnorm bij de Raad voor Rechtsbijstand in 2022 met 91 miljoen euro is overschreden?

Antwoord:

De overschrijding van de liquiditeitsnorm bij de Raad voor Rechtsbijstand in 2022 kan verklaard worden door het implementatietraject van scenario 1 van de Commissie-Van der Meer in 2022. Bij het toentertijd budgettaire verwerken van scenario 1 van de Commissie-Van der Meer was gewerkt met een toeslag op de prijs per soort toevoeging die voor het financieren van de Raad voor Rechtsbijstand gehanteerd wordt. Per abuis was in de toeslag ervan uitgegaan dat in 2022 alle toevoegingen die gedeclareerd worden vallen onder het herijkte puntenaantal van scenario 1 van de Commissie-Van der Meer. Aangezien dat niet geldt voor toevoegingen die in 2021 en eerder verstrekt zijn door de Raad zijn er in 2022 aan de Raad relatief veel middelen overgemaakt.


  1. Kamerstuk 19 637, nr. 3109.↩︎

  2. Prijsafspraken Raad voor de rechtspraak 2023–2025, Kamerstukken II, 2022–2023, 36 200 VI, nr. 5.↩︎