[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aangenomen moties met budgettaire consequenties tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Brief regering

Nummer: 2023D39740, datum: 2023-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-83).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 -83 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Onderdeel van zaak 2023Z16321:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2023

Het demissionaire kabinet heeft in de Miljoenennota 2024 een pakket van maatregelen voorgesteld om de koopkracht te verbeteren. Dit pakket bestaat onder andere uit een substantiële verhoging van de huurtoeslag en het kindgebonden budget voor een totaalbedrag van 2 miljard euro structureel met een gedekte begroting. Met dit pakket voorkomt het kabinet dat het aantal mensen in armoede toeneemt. Het percentage kinderen in armoede neemt fors af.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) heeft uw Kamer verschillende moties aangenomen met budgettaire consequenties (Handelingen II 2023/24, nr. 3, Stemmingen). Met deze brief geeft het demissionaire kabinet meer inzicht in de uitvoeringstechnische mogelijkheden ten aanzien van diverse voorgestelde maatregelen en de budgettaire consequenties. Door SZW zijn voor relevante moties en waar mogelijk doorrekeningen van inkomenseffecten, armoedecijfers en gevolgen voor het koopkrachtbeeld gegeven. Met deze brief beoog ik om u zo volledig mogelijk te informeren in aanloop naar de Algemene Financiële Beschouwingen (AFB) van 4 en 5 oktober. Deze brief geeft geen inhoudelijke appreciatie van de voorstellen.

Voor wat betreft de uitvoerbaarheid van de moties geldt dat niet alle fiscale maatregelen in de moties uitvoerbaar zijn per 1 januari 2024. Sommige fiscale maatregelen in de moties wijzigen namelijk de structuur van een belasting. Voor het kabinet geldt het uitgangspunt dat tijdens en na de augustusbesluitvorming uitsluitend parameterwijzigingen nog uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst per 1 januari van het aankomende jaar. In de tabellen met budgettaire gevolgen in deze brief worden de effecten aan de lastenkant en de programmakosten aan de uitgavenkant weergegeven. Hiernaast is sprake van uitvoeringskosten. In algemene zin kennen structuuraanpassingen hogere uitvoeringskosten dan parameterwijzigingen. De verwachting is dat er circa € 5 mln. structureel nodig zal zijn voor de uitvoering van het geheel van deze moties. In een aantal van de voorstellen worden maatregelen aan de inkomstenkant voorzien van dekking via de uitgavenkant of andersom. Dit is niet conform de begrotingsregels.

1. Stand overheidsfinanciën

Aan het begin van de kabinetsperiode heeft het kabinet bewust gekozen voor een ambitieuze investeringsagenda om het hoofd te bieden aan verschillende uitdagingen. In de afgelopen jaren hadden we daarbij te maken met turbulente tijden, zoals de pandemie, de Russische agressie in Oekraïne die tot de dag van vandaag voortduurt en de stijgende prijzen van boodschappen en energie. Dit vroeg veel van ons allemaal en had grote impact. Maatschappelijk, maar ook op de overheidsfinanciën.

Om het saldo niet verder te laten verslechteren, en daarmee rekeningen door te schuiven, heeft het kabinet in het voorjaar de tegenvallers op asiel en rente gedekt, mede door bezuinigingsmaatregelen. Dit was een belangrijke koerswijziging ten opzichte van de afgelopen jaren. Ook is het koopkrachtpakket in augustus, zoals beschreven in de Miljoenennota, gedekt. Vanuit deze gedachte blijft het kabinet dan ook kritisch op nieuw beleid met een negatief effect op de overheidsfinanciën.

De dekking van de moties die uw Kamer heeft aangenomen is niet in alle gevallen deugdelijk, waardoor deze in de huidige vorm saldo en schuld doen verslechteren. Onderstaande tabel laat de indicatieve inschatting van het kabinet van het EMU-saldo zien na de moties ten opzichte van de inschatting van het kabinet bij de Miljoenennota. Indien de aangenomen moties worden uitgevoerd is de verwachting dat het EMU-saldo in 2024 de Europese grenswaarde van – 3% van het bbp zal doorbreken.

EMU-saldo Miljoenennota 2024 – 1,6% – 2,9% – 2,9% – 3,6% – 2,6% – 3,2%
Verschil door aangenomen moties 0,0% – 0,2% – 0,1% – 0,1% – 0,1% 0,0%
EMU-saldo na aangenomen moties – 1,6% – 3,1% – 3,0% – 3,7% – 2,7% – 3,2%

2. Uitgangspunten kabinet

Het uitgangspunt van het kabinet is dat nieuw beleid binnen de geldende nationale en Europese begrotingsregels wordt uitgevoerd. Dat wil onder andere zeggen dat dit gedekt is en zo budgettair ingepast moet worden binnen de vastgestelde uitgavenplafonds en het inkomstenkader en dat het saldo en de schuld binnen de grenswaarden van het huidige Stabiliteits- en Groeipact (SGP) blijven. In deze brief brengt het kabinet het effect van de moties technisch in beeld, ook als deze niet volledig volgens de begrotingsregels gedekt zijn. Dit leidt in het totaal tot overlap: sommige beleidsdoelen (bijvoorbeeld het beperken van de energiebelasting), of doelgroepen (mensen met kinderen, het bedrijfsleven) worden door verschillende moties geraakt. Deze interferentie betekent dat totaaleffecten niet helder zijn en dat er sprake kan zijn van onbedoelde stapeling. Zowel in negatieve zin als in positieve zin. Daarnaast gaat de brief niet in op de impact van de moties op de voorspelbaarheid van beleid, voor zowel burgers als bedrijven.

In deze brief worden alleen de moties beschreven die directe budgettaire consequenties hebben.

3. Moties met budgettaire consequenties

Motie van het lid Hermans c.s.1

verzoekt de regering te voorkomen dat de benzine en dieselaccijnzen in 2024 stijgen door het met een jaar verlengen van de huidige korting en het eenmalig niet indexeren van de accijnzen. Daarnaast verzoekt de motie de energiebelasting voor huishoudens te verlagen met 200 miljoen euro structureel. De voorgestelde dekking betreft incidentele en structurele middelen van de Aanvullende Post (uitgezonderd SZW en VWS), meeropbrengsten in de aardgasbaten en indien nodig middelen uit het Nationaal Groeifonds.

Maatregelen per 0 1.399 194 194 194 194 194
Benzineaccijns op nominaal niveau 1 juli 2023 1-jan-24 0 677 0 0 0 0 0
Dieselaccijns op nominaal niveau 1 juli 2023 1-jan-24 0 528 0 0 0 0 0
Verhogen belastingvermindering EB 1-jan-24 0 194 194 194 194 194 194
Dekking 0 – 1.399 – 194 – 194 – 194 – 194 – 194
Nader te bepalen dekking uit Aanvullende Post en Nationaal Groeifonds n.v.t. 0 – 1.399 – 194 – 194 – 194 – 194 – 194
Saldo 0 0 0 0 0 0 0
1 De lastenmaatregelen in deze en de andere tabellen in de brief zijn weergegeven in prijzen 2023, zodat ze vergelijkbaar budgettaire bedragen aan de uitgavenzijde. Dit wijkt af van de normale weergave, waarin lastenmaatregelen in prijzen jaar van invoering worden weergegeven.

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is door het kabinet ontraden. De dekking is niet conform de begrotingsregels omdat derving van inkomsten aan de uitgavenkant wordt gedekt. Daarnaast zijn een aantal van de dekkingsposten niet concreet gemaakt en daarmee onzeker, of niet structureel terwijl er wel structurele dekking wordt gevraagd. Verdere invulling vergt concreter inzicht in de gewenste dekking. Wij verwachten dat u nadere toelichting kunt verschaffen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Ook leidt het met één jaar uitstellen van de verhoging van de brandstofaccijns in het basispad tot een nog scherpere verhoging met ingang van 2025. Tot slot zijn de genoemde maatregelen tot voordeel van alle Nederlanders, terwijl het kabinet heeft gekozen voor gerichte maatregelen specifiek op de kwetsbare huishoudens. Daarnaast wordt voorgesteld de accijns op diesel en benzine te verlagen, terwijl huishoudens voornamelijk benzine gebruiken en de prijsverschillen met buurlanden bij benzine substantieel groter zijn. Wat betreft de energiebelasting heeft het kabinet eerder gekozen om geen maatregelen te nemen, omdat de totale energierekening naar verwachting volgend jaar slechts een gematigde ontwikkeling kent en de energieprijs zakt onder het prijsplafond.

Brandstofaccijnzen

Budgettaire aspecten

Als de huidige verlaging van de accijnstarieven verlengd wordt en indexatie achterwege blijft, blijven de tarieven nominaal gelijk aan de tarieven zoals die sinds 1 juli 2023 van toepassing zijn. Het met één jaar verlengen van de verlaging leidt tot een incidentele derving van € 1.244 mln. in 2024, waarvan € 699 mln. voor benzine en € 545 mln. voor diesel (deze budgettaire bedragen zijn in prijzen jaar van invoering, in de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet). Het Nederlandse accijnstarief (inclusief btw) voor benzine komt dan 23 eurocent hoger uit ten opzichte van België en 18 eurocent hoger ten opzichte van Duitsland en voor diesel 10 cent lager dan in België en 6 cent hoger dan in Duitsland. De motie vraagt niet om de accijns op LPG te verlagen. De accijns op LPG stijgt met 4,08 cent per 1 januari 2024.

In het wetsvoorstel Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om het accijnstarief van stookolie per 1 januari 2024 gelijk te stellen aan het accijnstarief voor diesel. De in de motie verzochte accijnsverlaging voor diesel zorgt ervoor dat de maatregel uit het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in 2024 een lagere budgettaire opbrengst kent dan beoogd. Dit is in bovenstaande tabel meegenomen in de budgettaire derving van de dieselaccijns.

Uitvoeringsaspecten

Het aanpassen van de accijnstarieven is een parameterwijziging per 1 januari 2024 uitvoerbaar, mits de accijnstarieven uiterlijk 15 december 2023 zijn vastgesteld en de voorraadbepaling in de Wet op de accijns buiten werking is gesteld.

Inkomenseffecten

Het mediane inkomenseffect van alle huishoudens bedraagt +0,2%. Maar de grootte van het effect tussen huishoudens verschilt. Huishoudens zonder auto of met een elektrische auto hebben geen profijt van deze maatregel. Huishoudens met een auto met een verbrandingsmotor hebben profijt, voornamelijk als ze veel kilometers in een minder zuinige auto rijden. Het inkomenseffect in euro’s is afhankelijk van het aantal gereden kilometers met een auto met een verbrandingsmotor.

Verlagen energiebelasting

Budgettaire aspecten

In de motie wordt niet gespecificeerd hoe de energiebelasting voor huishoudens moet worden verlaagd. Hiervoor zijn drie opties: 1) verhoging van de belastingvermindering, 2) verlaging van het tarief van de eerste schijf gas of 3) verlaging van het tarief van de eerste en tweede schijf elektriciteit. In onderstaande tabel zijn de gevolgen per optie uitgewerkt.

Van de budgettaire derving van een verlaging van het tarief van de eerste schijf gas of verhoging van de belastingvermindering (optie 1 en 2) komt ongeveer 90% terecht bij huishoudens en het overig deel bij andere verbruikers zoals bedrijven. Bij een verlaging van het tarief elektriciteit tot 10.000 kWh slaat circa 77% van de budgettaire derving neer bij huishoudens (bij alleen verlaging eerste schijf elektriciteit tot 2900 kWh naar schatting circa 90%). Verlaging van het tarief van de eerste schijf gas vermindert naar verwachting de verduurzamingsprikkel voor huishoudens en leidt ten opzichte van het basispad tot een toename van de CO2-uitstoot.2

1) Belastingvermindering 493 498

521

(= 498 + 23,4)

€ 28,311

2) Tarief 1e schijf gas

(0 – 1.000 m3) in cent/m3

48,98 ct./m3 58,30 ct./m3

55 ct./m3

(= 58,30 ct. – 3,30 ct.)

€ 39,891

3) Tarief 1e en 2e schijf

elektriciteit (tot 10.000 kWh)1

10,88 ct./kWh

10,04 ct./kWh

(=10,88 ct. – 0,843 ct.)

€ 22,23
1 Uitgaande van een gemiddeld gas- en elektriciteitsverbruik van 1.080 m3 en 2.180 kWh op basis van voorlopige gegevens van het CBS over het jaar 2022.

Een aandachtspunt ten aanzien van de budgettaire aspecten is tot slot de relatie van de voorstellen met het Nederlandse herstel- en veerkrachtplan (HVP). In het HVP is de tariefschuif in de huidige eerste schijf van de energiebelasting tussen gas en elektriciteit (cf. Coalitieakkoord 2021, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) opgenomen als hervorming. Concreet is opgenomen dat het tarief in de eerste schijf gas in 2024 in reële termen met 2,5 cent per m3 wordt verhoogd ten opzichte van 2023 en in 2026 met 1 cent per m3 ten opzichte van 2024. Aan deze afspraak wordt niet voldaan bij de verlaging van het tarief van de eerste schijf gas (optie 2). Dit leidt tot een financiële korting die kan oplopen tot een half miljard euro, waarvoor in de motie(s) geen dekking wordt gezocht. Deze korting kan worden voorkomen door de verlaging van de energiebelasting via de verhoging van de belastingvermindering vorm te geven.

Gegeven het aandachtspunt rondom het HVP en de uitvoeringsaspecten (zie ook hieronder) stelt het kabinet voor om invulling aan de motie te geven via een verhoging van de belastingmindering.

De motie van het lid Hermans c.s. kent een overlap met de motie van het lid Bontenbal, waarin eveneens wordt voorgesteld om de energiebelasting te verlagen. In de (Kamerstuk 36 410, nr. 26) huidige invulling van deze moties resulteert dit in een dubbele verlaging van de energierekening; zowel een verlaging van het tarief eerste schijf als een verhoging van de belastingvermindering. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen ontvangt het kabinet graag nadere toelichting over of het inderdaad de wens is om de energierekening twee keer te verlagen en voert het graag het gesprek over het voorstel om invulling te geven aan de motie door de energiebelasting te verlagen via verhoging van de belastingvermindering.

Uitvoeringsaspecten

Een verhoging van de belastingvermindering en aanpassing van de tarieven is uitvoerbaar voor energieleveranciers en de Belastingdienst. Het betreft parameterwijzigingen die uitvoerbaar zijn per 1 januari 2024. De Belastingdienst en energieleveranciers kunnen in elk geval tot en met de stemming over het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in de Tweede Kamer de hoogte van de belastingvermindering en tariefhoogte voor 2024 aanpassen.3

Een verlaging van het tarief van de nieuwe eerste schijf gas is uitvoeringstechnisch zeer complex, komt mogelijk niet terecht bij veel huishoudens met blokverwarming en kent frauderisico’s. Dit komt doordat de Belastingdienst een impactvolle forfaitaire teruggaveregeling zal moeten invoeren om de naar schatting 600.000 huishoudens met blokverwarming via hun verhuurder of VvE te kunnen laten profiteren van een verlaging van het tarief van de eerste schijf gas.

Dekking: Aanvullende Post, Gasbaten en Nationaal Groei Fonds (NGF)

In de motie worden drie dekkingsbronnen genoemd (Aanvullende Post, gasbaten en Nationaal Groeifonds), waarbij de omvang niet concreet is en een verdeling niet nader is gespecificeerd. De dekking is niet conform begrotingsregels, vanwege de schending van scheiding inkomsten en uitgaven. Binnen de gasbatenraming is geen budgettaire ruimte, waardoor deze niet als dekking ingezet kan worden.

Dekking vanuit de Aanvullende Post kan middels het verlagen van een aantal specifieke reserveringen of door de dekking te verspreiden over alle posten. In de bijlage is een tabel opgenomen met een actueel overzicht van reserveringen op de Aanvullende Post. Hierbij staan ook de reserveringen voor VWS en SZW, die in de motie worden uitgesloten als dekkingsbron. Welke reserveringen dit betreft is in de tabel gespecificeerd. Op de Aanvullende Post staan reserveringen voor PEGA, hersteloperatie toeslagen, het Klimaatfonds en het Transitiefonds. Deze standen zijn inclusief de bij Voorjaarsnota 2023 uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO). Diverse reserveringen zijn niet structureel, zoals het Klimaatfonds en het Transitiefonds. De daarover uitgekeerde LPO is daarom ook niet structureel. In de tabel in Bijlage 1 is aangegeven of de desbetreffende reeks structureel is. De onverdeelde loon- en prijsbijstelling voor 2022 die op de Aanvullende Post staat is ook opgenomen als dekking in de motie van het lid Bikker c.s.

Het Nationaal Groeifonds wordt als sluitpost genoemd. Onderstaande tabel bevat de beschikbare ruimte aan juridisch niet verplichte middelen tot en met 2028. Tot en met 2032 is hiervan circa € 8,2 miljard voor de vierde en vijfde ronde. Daarnaast is circa € 3,1 miljard voor geselecteerde projecten en het investeringsfonds CAS/BES gereserveerd. Deze gereserveerde middelen zijn niet beschikbaar, mede omdat hiervoor bestuurlijke verwachtingen zijn gewekt. In 2024 is € 860 miljoen opgenomen voor reeds geselecteerde projecten als onder andere het Nationaal Onderwijslab, het Deltaplan Valorisatie en QuantumDeltaNL en het investeringsfonds CAS/BES. Het inzetten van deze middelen in 2024 zou betekenen dat ze (gedeeltelijk) niet meer door kunnen gaan. Het inzetten van middelen uit het NGF uit latere jaren voor dekking in 2024 betekent een verslechtering in het EMU-saldo 2024.

Nog onverdeelde NGF middelen – 860 – 733 – 1.137 – 1.479 – 2.474

Motie van het lid Klaver c.s.4

verzoekt de regering het minimumloon per 2024 met 1,7% extra te verhogen met behoud van de volledige koppeling; verzoekt de regering de verlaging van het afbouwpunt van het kindgebonden budget voor paren met circa € 9.000 terug te draaien; spreekt uit dat de kinderopvang bij amendement zal worden verhoogd met circa 425 miljoen zodat de maximumuurprijs voor de kinderopvang en de buitenschoolse opvang weer gaat aansluiten bij de daadwerkelijk te betalen prijs; spreekt uit dat deze voorstellen bij amendement gedekt zullen worden met: (1) het belasten van de inkoop van eigen aandelen gelijk aan de belasting op het uitkeren van dividend, met een opbrengst van 1,2 miljard euro; (2) een taakstellende verhoging van de bankenbelasting met 350 miljoen euro; (3) een verhoging van het (top)tarief in box 2 en box 3 met 2%, met een opbrengst van circa 450 miljoen euro.

Maatregelen per 52 1.761 1.813 1.805 1.926 1.975 2.011
Verhoging WML met 1,7%1 1-jan-24 2 1.158 1.203 1.179 1.193 1.202 1.216
Terugdraaien verlaging afbouwpad kindgebonden budget 1-jan-24 33 394 379 373 371 370 370
Ophoging maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag 1-jan-24 17 209 231 253 362 403 425
Dekking 0 – 773 – 1.543 – 1.542 – 1.542 – 1.542 – 1.542
Belasten inkoop eigen aandelen 1-jan-25 0 0 – 770 – 770 – 770 – 770 – 770
Verhoging bankenbelasting 1-jan-24 0 – 339 – 339 – 339 – 339 – 339 – 339
Verhoging toptarief box 2 en box 3 met 2% 1-jan-24 0 – 434 – 434 – 434 – 434 – 434 – 434
Saldo 52 988 270 263 384 433 469
1 Deze reeks gaat uit van een ingangsdatum van 1 januari 2024. Om uitvoeringsaspecten kan ook voor invoering per 1 juli 2024 worden gekozen. Zie voor de overwegingen hieromtrent «uitvoeringsaspecten».

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is door het kabinet ontraden. Het is op deze korte termijn niet mogelijk om de verhoging te ontkoppelen, bijvoorbeeld om de doorwerking in de AOW te bezien. De dekking is niet conform de begrotingsregels omdat hogere uitgaven aan de inkomstenkant worden gedekt. Daarnaast is de voorgestelde dekking onvoldoende. Verdere invulling vergt concreter inzicht in de gewenste dekking. Wij verwachten dat u nadere toelichting kunt verschaffen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Een verhoging van 75% van de bankenbelasting heeft gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van Nederlandse banken en het vestigingsklimaat, en leidt tot hogere kosten van kredietverlening voor burgers en (MKB)-bedrijven. De verhoging leidt bij publieke sectorbanken mogelijk tot een lager dividend voor hun publieke aandeelhouders, o.a. gemeenten.

Het volledig afschaffen van de inkoopfaciliteit kan een belemmerende werking hebben op het kapitaalallocatiebeleid voor het Nederlandse beursgenoteerde bedrijfsleven en de internationale concurrentiepositie. Voor een uitgebreide beschouwing van de inkoopfaciliteit verwijs ik naar de brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst van 26 september 2023 (Kamerstuk 36 410, nr. 77) in reactie op de motie van de leden Van Weyenberg en Nijboer.5

Verhogen wettelijk minimumloon (WML)

Budgettaire aspecten

Het verhogen van het WML met 1,7% leidt tot hogere uitgaven van circa 1,2 mld euro structureel per jaar, waarvan ca. 0,7 mld. structureel extra AOW-uitgaven bedraagt.

Uitvoeringsaspecten

Een bijzondere verhoging van het minimumloon vergt, anders dan de reguliere indexatie, een wetswijziging. De wet voorziet in een wettelijke grondslag om het minimumloon met een AMvB te verhogen. Verhoging van het WML per AMvB is juridisch kwetsbaar. Deze wetsgrond kan enkel worden gebruikt als de noodzakelijke en bijzondere verhoging van het minimumloon te rechtvaardigen is. Daar is vorig jaar gebruik van gemaakt vanwege de uitzonderlijke inflatie. De Raad van State was bij die verhoging kritisch op het gebruik van deze wettelijke grondslag en de doorwerking op de AOW.

Daarnaast is voor de uitvoerbaarheid van belang dat 1 oktober een implementatieverzoek is ingediend bij het UWV. Voor dienst Toeslagen geldt dat zij 1 oktober duidelijkheid moet hebben met welke geschat indexatiecijfer het massaal automatisch continueren-proces moet worden opgestart. Voor UWV en dienst Toeslagen geldt verder dat zij uiterlijk 15 oktober 2023 zekerheid moeten hebben over het definitieve verhogingspercentage van het WML. Voor de Belastingdienst is dat 1 november 2023. Dit zou vragen om een voorhangprocedure die uiterlijk 29 september 2023 start voor beide Kamers. Dit laat een krap tijdspad zien. De voorhangperiode en advisering door de Raad van State zijn verplicht.

Alternatief is een bijzondere minimumloonsverhoging per 1 juli 2024. De meest passende procedure is dan – gelet op het uitgangspunt van de wetgever – een wetswijziging, in plaats van een AMvB. Hierbij geldt het aandachtspunt dat een verhoging per 1 juli 2024 leidt inkomensstijgingen leidt halverwege het jaar, wat gevolgen kan hebben voor de hoogte van inkomensafhankelijke regelingen, zoals toeslagen. Daarmee kan invoering per 1 juli mogelijk tot terugvorderingen van toeslagen en naheffingen bij de inkomstenbelasting leiden. In de uitvoering kan via het massaal continueren-proces – mits 1 oktober bekend – geanticipeerd worden op een minimumloonsverhoging halverwege het jaar, wat terugvorderingen beperkt.

Ook heeft het verhogen van het WML gevolgen voor de beslagvrije voet. De beslagvrije voet wordt jaarlijks na het ontstaan van de vordering herberekend. De wijziging van het minimumloon loopt mee in de normbedragen van de beslagvrije voet die bij de berekening worden toegepast. Een massale herberekening van de beslagvrije voet is uitvoeringstechnisch niet mogelijk en niet altijd in het voordeel van de belastingplichtige of toeslaggerechtigde. De wijziging leidt tot een groter beroep op de dienstverlening bij de Belastingdienst en dienst Toeslagen.

Terugdraaien verlaging afbouwpunt kindgebonden budget (WKB)

Budgettaire aspecten

De motie verzoekt het deels terugdraaien van de verlaging van het afbouwpunt voor paren met circa € 9.000 waardoor het nieuwe afbouwpunt voor paren op een belastbaar huishoudinkomen komt van € 44.849 in 2024. Per saldo krijgen circa 85.000 huishoudens voor het eerst (of opnieuw) recht op kindgebonden budget door deze maatregel. Daarnaast genieten circa 500.000 paren die al recht hebben op WKB voordeel van deze maatregel. Deze maatregel kost € 370 mln. structureel. De motie van het lid Klaver c.s. kent overlap met de motie van het lid Stoffer, waarin eveneens een maatregel wordt voorgesteld binnen de kindregelingen (Kamerstuk36 410, nr. 45).

Uitvoeringsaspecten

De verhoging van het afbouwpunt voor paren in het kindgebonden budget is een parameterwijziging en per 1 januari 2024 mogelijk. Om in december 2023 (voor de maand januari 2024) uit te keren, dient de wijziging uiterlijk 15 oktober 2023 vastgesteld te zijn6. Door de maatregel wordt de groep toeslagengerechtigden groter. Dit leidt tot een groter beroep op de dienstverlening van de dienst Toeslagen en de Belastingdienst. Er is hiervoor een wijziging van de begroting 2024 van SZW nodig en van het Belastingplan 2024.

Verhogen maximum uurprijzen kinderopvang

Budgettaire aspecten

De motie verzoekt om de maximum uurprijzen (MUP) waarover ouders in 2024 kinderopvangtoeslag ontvangen, beleidsmatig te verhogen. De budgettaire effecten bedragen € 209 mln. voor 2024 (en circa € 17 mln. in 2023 vanwege bevoorschotting in december over januari 2024) oplopend naar € 425 mln. structureel. Hierbij is ervan uitgegaan dat de mate waarin de MUP wordt verhoogd, verschilt per opvangvorm. Het effect van de maatregel hangt af van de ontwikkeling van de tarieven in de markt. De Minister van SZW zal dit monitoren.

• Dagopvang: +4,80% (€ 0,46 verhoging)

• Buitenschoolse opvang: +8,43% (€ 0,70 verhoging)

• Gastouderopvang: +2,61% (€ 0,19 verhoging)

Uitvoeringsaspecten

Het verhogen van de maximum uurprijzen kan per AMvB geregeld worden. Onderdeel van de totstandkomingsprocedure is een verplichte voorhangprocedure bij de Tweede en Eerste Kamer. Afronding van het AMvB-traject voor 1 januari 2024 is ambitieus, maar het is mogelijk om de AMvB met terugwerkende kracht in werking te laten treden en per 1 januari 2024 met de uitvoering te starten. Om in december 2023 (voor de maand januari 2024) uit te keren, dient de wijziging uiterlijk 15 oktober 2023 vastgesteld te zijn7. Wijzigingen gedurende het jaar zijn uitvoeringstechnisch mogelijk met terugwerkende kracht over het gehele toeslagjaar. Dit vraagt wel om uitvoeringscapaciteit bij dienst Toeslagen. Ook neemt hiermee de druk op de BelastingTelefoon verder toe.

Dekking: Inkoopfaciliteit dividendbelasting

Budgettaire aspecten

De budgettaire opbrengst per 1 januari 2025 wordt geraamd op € 814 mln., maar deze kan van jaar tot jaar aanzienlijk fluctueren.8 De budgettaire opbrengst van het afschaffen van de inkoopfaciliteit is moeilijk in te schatten vanwege de potentieel aanzienlijke gedragseffecten. De geraamde budgettaire opbrengst van de maatregel kan ook lager uitvallen naarmate bedrijven hun zetel verplaatsen naar het buitenland. De verwachting is dat slechts een zeer klein deel van de inkoop van eigen aandelen in de huidige vorm zal worden voortgezet, omdat beursgenoteerde vennootschappen dan genoodzaakt zullen zijn deze heffing in de vorm van een brutering voor eigen rekening te nemen.

Uitvoeringsaspecten

De motie noodzaakt tot het wijzigen en verwijderen van rubrieken in de aangifte dividendbelasting en is daarmee een structuuraanpassing. De voorgestelde wijziging kan niet gedurende een kalenderjaar in werking treden. De wijziging kan daarom niet eerder dan 1 januari 2025 worden gerealiseerd. Naar verwachting zal dit leiden tot structurele uitvoeringskosten voor benodigde toezichtscapaciteit.

Dekking: Verhogen bankenbelasting

Budgettaire aspecten

De hoofddoelstelling van de bankenbelasting is het beprijzen van het risico dat de overheid een bank moet redden. De geraamde opbrengst van de bankenbelasting in 2024 is € 470 mln. De taakstellende verhoging van de bankenbelasting bedraagt € 350 mln.9. Indien deels als gevolg van deze maatregel een grootbank besluit het hoofdkantoor te verplaatsen valt de opbrengst lager uit. Deze opbrengst wordt behaald door de tarieven in de bankenbelasting te verhogen. De tarieven worden 0,038% over langlopende schulden (nu 0,022%) en 0,077% over kortlopende schulden (nu 0,044%).

Uitvoeringsaspecten

Het verhogen van de bankenbelasting gaat om een parameterwijziging en is uitvoerbaar per 1 januari 2024. Omdat de combinatie van maatregelen (verhogen bankenbelasting en fiscale wijziging van aandeleninkoop) ook invloed kan hebben op de stabiliteit van financiële instellingen en markten zal de Europese Centrale Bank om een oordeel gevraagd moeten worden10.

Dekking: Verhogen (top)tarief box 2 en box 3

Budgettaire aspecten

Het verhogen van het toptarief box 2 levert € 124 mln. per jaar op vanaf 2024.11 Het verhogen van het tarief box 3 levert een opbrengst op van € 324 mln. per jaar. Gecombineerd met de verhoging van de verhoging van box 2 levert dit dus € 448 mln. per jaar op, vanaf 2024.12

Uitvoeringsaspecten

Het verhogen van het toptarief box 2 en tarief box 3 gaat om een parameterwijziging en is uitvoerbaar per 1 januari 2024 worden doorgevoerd, mits dit uiterlijk 17 november (12.00) is vastgesteld.

Koopkrachteffecten en armoedecijfers motie van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk 36 410, nr. 23)

Vanwege de zeer brede doorwerking van het minimumloon heeft dit op bijna alle huishoudens effect. Onderstaande tabel geeft de koopkrachteffecten van de motie weer, waar bijvoorbeeld in te zien is dat huishoudens met kinderen er een procentpunt meer op vooruit zullen gaan dan huishoudens zonder kinderen. In de berekening is het verhogen van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024, het verhogen van het afbouwpunt voor paren in het kindgebonden budget en de verhoging van het toptarief in box 2 en het tarief in box 3 meegenomen13.

1e (<=112% WML) 1,1% 1,7%
2e (112–177% WML) 1,7% 2,0%
3e (177–270% WML) 1,9% 2,2%
4e (270–397% WML) 1,9% 2,2%
5e (>397% WML) 1,5% 1,5%
Inkomensbron
Werkenden 2,0% 2,2%
Uitkeringsgerechtigden 0,5% 1,4%
Gepensioneerden 1,0% 1,4%
Huishoudtype
Tweeverdieners 1,8% 2,1%
Alleenstaanden 1,6% 1,8%
Alleenverdieners 1,4% 1,6%
Kinderen
Huishoudens met kinderen 2,3% 2,9%
Huishoudens zonder kinderen 1,8% 1,9%
Alle huishoudens 1,7% 1,9%

De armoedecijfers laten zien dat de armoedecijfers met 0,1%-punt dalen ten opzichte van de situatie zonder deze maatregelen.

Personen (% onder armoedegrens) 4,8% 4,7%
Kinderen (% onder armoedegrens) 5,1% 5,0%

Motie van het lid Bontenbal c.s.14

verzoekt de regering om er zo spoedig mogelijk voor te zorgen dat ook transferpassagiers en privéjets vliegbelasting gaan betalen, en de opbrengst van deze maatregel te gebruiken om de energierekening voor huishoudens te verlagen door middel van een lager tarief in de eerste schijf van de aardgasbelasting.

Maatregelen per 0 257 257 257 257 257 257
Verlaging tarief eerste schijf aardgasbelasting1 1-jan-24 0 257 257 257 257 257 257
Dekking 0 0 – 251 – 251 – 251 – 251 – 251
Verhoging vliegbelasting privéjets en transferpassagiers 1-jan-25 0 0 – 251 – 251 – 251 – 251 – 251
Saldo 0 257 62 6 6 6 6

1 Tariefmutatie in 2024 is gebaseerd op budgettaire opbrengst van 265 mln. in 2024 (prijspeil 2024, in prijspeil 2023 is dat 257 mln.). In latere jaren is een iets andere tariefmutatie nodig om dezelfde lastenverlichting te bieden, vanwege een veranderende grondslag.

2 In prijzen jaar van invoering is de maatregel in de jaren na 2024 neutraal, In de tabel is het prijspeil van deze maatregelen voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet.

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is door het kabinet ontraden. Een dekking via de vliegbelasting op transferpassagiers is op zijn vroegst uitvoerbaar vanaf 1 januari 2025. De effecten van het laten vervallen van deze uitzondering, waardoor deze passagiers zullen worden belast tegen het huidige tarief van de vliegbelasting, is recent onderzocht door CE Delft.15 Naar verwachting leidt dit tot een daling van het aantal transferpassagiers in Nederland van 28% tot 34% en een daling van het totaal aantal passagiers in Nederland van 9% tot 13%. Dit gaat ten koste van de hub-functie en de netwerkkwaliteit van Schiphol. Dit komt grotendeels door een verplaatsing naar andere Europese landen, omdat Nederland dan als enige land transferpassagiers zou belasten. Een dergelijke belasting zou daarom beter in EU-verband ingevoerd kunnen worden.

Daarnaast betreft het verlagen van het tarief van de eerste schijf gas een generieke maatregel, terwijl het kabinet heeft gekozen voor een gericht koopkrachtpakket dat met name gericht is op de laagste inkomens. Hierin is ook de verwachte ontwikkeling van de energierekening meegenomen, die volgend jaar naar verwachting een gematigde ontwikkeling kent. Consumenten die meer zekerheid over de energieprijzen willen, kunnen bovendien weer een vast contract afsluiten. De tarieven liggen in veel gevallen onder het prijsplafond. Tot slot leidt het verlagen van het tarief van de eerste schijf gas tot veel complexiteit en risico’s in de uitvoering, onder andere het risico dat huishoudens met blokverwarming niet of onvoldoende worden bereikt. Het verhogen van de belastingvermindering heeft vergelijkbare financiële effecten, maar zónder dezelfde gevolgen en risico’s in de uitvoering.

Dekking: Transferpassagier en privéjets belasting in de vliegbelasting

Budgettaire aspecten

De budgettaire opbrengst voor het laten vervallen van de uitzondering van transferpassagiers in de vliegbelasting levert per 2025 € 264 mln. op en € 264 mln. structureel (hierbij is rekening gehouden met een gedragseffect)16. Afschaffen van de uitzondering is per 1 januari 2024 niet mogelijk. De budgettaire opbrengst voor het verlagen van de gewichtsgrens in de vliegbelasting (zodat voor passagiers van privéjets vaker de vliegbelasting zal moeten worden betaald) levert per 2025 € 1 mln. op en € 1 mln. structureel.

Uitvoeringsaspecten

Het laten vervallen van de uitzondering van transferpassagiers is niet mogelijk per 1 januari 2024. De belastingplichtigen, zijnde de luchthavens, moeten de tijd krijgen om deze aanpassing in de systemen te kunnen verwerken. Een gebruikelijk volgend moment vanuit een fiscaal oogpunt gezien is per 1 januari 2025. Naar verwachting is dit voor zowel de luchthavens als de Belastingdienst uitvoerbaar, mits hetzelfde tarief wordt gehanteerd als voor andere passagiers. Een afwijkend tarief voor transferpassagiers is naar verwachting uitvoerbaar per 1 januari 2026.

Voor het belasten van privéjets neemt het kabinet aan dat dit gaat over het verlagen van de gewichtsgrens. Daarbij dient het maximaal toegelaten startgewicht dat onderdeel is van de voor de vliegbelasting geldende definitie van «vliegtuig» te worden verlaagd van 8.616 kilogram naar 5.700 kilogram. Het kabinet heeft eerder aangegeven dit in het wetsvoorstel Belastingplan 2025 mee te nemen, met ingangsdatum 1 januari 2025.17 Hiermee zullen meer passagiers van vliegtuigen onder de vliegbelasting komen te vallen.

Verlagen tarief eerste schijf gas energiebelasting

Budgettaire aspecten

Omdat 1 januari 2025 de eerst mogelijke datum voor de aanpassing in de vliegtuigbelasting is, is er in 2024 een gat in de dekking. Met een beschikbaar budget van circa € 265 mln. kan het tarief in 2024 met 3,91 cent per m3 (in prijzen 2024) worden verlaagd ten opzichte van het basispad. Zoals bij de reactie op de motie van het lid Hermans c.s. beschreven, leidt een verlaging van het tarief van de eerste schijf gas naar verwachting tot een toename van de CO2-uitstoot. Zie ook onderstaande tabel. Een aandachtspunt ten aanzien van de budgettaire aspecten is de relatie van het voorstel met het HVP (zie de opmerkingen bij de motie van het lid Hermans c.s.).

Tarief eerste schijf gas (0/1.000 m3) in cent/m3 48,98 ct./m3 58,30 ct./m3

53,94 ct./m3

(– 4,36)

Financieel voordeel huishouden gemiddeld verbruik (incl. btw)1 € 52,79

1 Uitgaande van een gemiddeld gasverbruik van 1.080 m3 op basis van voorlopige gegevens van het CBS over het jaar 2022.

*Voordeel voor een huishouden met gemiddeld verbruik én het maximale voordeel voor een huishouden, omdat het aardgasverbruik van een huishouden met gemiddeld verbruik hoger dan 1.000 m3 ligt.

Uitvoeringsaspecten

De uitvoeringsaspecten van de verlaging van het tarief eerste schijf gas, waaronder de significante vergroting van de complexiteit, het risico dat het voordeel niet terechtkomt bij de naar schatting 600.000 huishoudens met blokverwarming en het frauderisico bij de benodigde teruggaveregeling blokverwarming, zijn hierboven beschreven bij de reactie op de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 36 410, nr. 14). De Belastingdienst en energieleveranciers kunnen in elk geval tot en met de stemming over het wetsvoorstel Belastingplan 2024 in de Tweede Kamer de hoogte van de tarieven voor 2024 aanpassen.18

De motie van het lid Bontenbal c.s. kent een overlap met de motie van het lid Hermans c.s., waarin eveneens wordt voorgesteld om de energiebelasting te verlagen. In de huidige invulling van deze moties resulteert dit in een dubbele verlaging van de energierekening; zowel een verlaging van het tarief eerste schijf als een verhoging van de belastingvermindering. Het kabinet gaat graag met de Kamer is gesprek over of het inderdaad de wens is om de energierekening twee keer te verlagen, en zo niet, welke beleidsoptie de voorkeur heeft.

Motie van het lid Bikker c.s.19

verzoekt de regering de voorziene prijsstijgingen in 2024 in het regionaal openbaar vervoer structureel te voorkomen en de beschikbaarheid hiervan structureel te verbeteren door 300 miljoen euro beschikbaar te stellen uit de LPO-middelen op de Aanvullende Post bij Financiën en de voorziene prijsstijging bij de NS in 2024 te voorkomen en voor 120 miljoen euro incidenteel te dekken binnen de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat en het Mobiliteitsfonds, waarbij onder meer gedacht kan worden aan de vrijvallen middelen uit de risicoreservering PHS Alkmaar-Amsterdam, het modaliteitsspecifieke budget en de resterende middelen uit de Transitievergoeding Openbaar Vervoer (TVOV).

Maatregelen per 0 420 300 300 300 300 300
Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbetering regionaal OV 1-jan-24 0 300 300 300 300 300 300
Voorkomen prijsstijgingen NS 2024 1-jan-24 0 120 0 0 0 0 0
Dekking 0 – 420 – 300 – 300 – 300 – 300 – 300
Onverdeelde loon- en prijsbijstelling Aanvullende Post nvt 0 – 120 – 87 – 86 – 218 – 223 – 223
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post Nvt 0 – 180 – 213 – 214 – 82 – 77 – 77
Ruimte begroting IenW of MF nvt 0 – 120 0 0 0 0 0
Saldo 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting kabinetspositie

De motie is door het kabinet ontraden. Er is incidentele dekking aangeleverd, terwijl prijsstijgingen een structureel karakter hebben en ook de dekking op de begroting van IenW en het Mobiliteitsfonds (MF) in 2024 is nog niet gespecificeerd.

Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbeteren regionaal OV

Budgettaire aspecten

De motie specificeert niet welk deel van de structurele middelen beschikbaar wordt gesteld voor het voorkomen van prijsstijgingen en welk deel voor het verbeteren van de beschikbaarheid van het regionaal OV. Het is de vraag of deze middelen daadwerkelijk kunnen worden ingezet gegeven de huidige beschikbaarheid van personeel en materieel.

Uitvoeringsaspecten

Het Rijk gaat niet zelfstandig over de prijzen in het Openbaar Vervoer. Wat het tegengaan of beperken van de prijsstijgingen kost, moet blijken uit onderhandelingen tussen decentrale overheden en OV-bedrijven. De motie is daarom niet direct uitvoerbaar door het Rijk.

Voorkomen prijsstijgingen NS 2024

Budgettaire aspecten

Prijsstijgingen bij de NS zijn structureel. De motie voorziet alleen in middelen voor 2024. Dit betekent dat de prijzen in 2025 vooralsnog zullen stijgen met naar inschatting 8,5 procent plus de inflatie in het volgende jaar.

Uitvoeringsaspecten

Het Rijk gaat niet zelfstandig over de prijzen in het Openbaar Vervoer. Wat het tegengaan of beperken van de prijsstijgingen kost moet blijken uit onderhandelingen tussen het Rijk en de NS.

Dekking: LPO Aanvullende Post, nader te bepalen dekking Aanvullende Post, IenW-begroting en MF

Budgettaire en uitvoeringsaspecten

De aangeleverde dekking van de nog onverdeelde loon- en prijsbijstelling op de Aanvullende Post (AP) is niet toereikend. Gekeken kan worden naar aanvullende dekking vanuit de AP die dan wel nader gespecificeerd dient te worden. Hierbij kan een aantal specifieke reserveringen worden verlaagd of de dekking kan worden verspreid over alle posten. In de bijlage is een overzicht opgenomen van de reserveringen op de Aanvullende Post (stand Miljoenennota 2024). Op de Aanvullende Post staan reserveringen voor PEGA, hersteloperatie toeslagen, het Klimaatfonds en het Transitiefonds. Deze standen zijn inclusief de bij Voorjaarsnota 2023 uitgekeerde loon- en prijsbijstelling (LPO). Diverse reserveringen zijn niet structureel, zoals het Klimaatfonds en het Transitiefonds. De daarover uitgekeerde LPO is daarom ook niet structureel. In de tabel in Bijlage 1 is aangegeven of de desbetreffende reeks structureel is. De Aanvullende Post is ook opgenomen als dekking in de motie van het lid Hermans c.s.

Tot slot dient, alvorens de motie uitgevoerd kan worden, de dekking vanuit de begroting van Infrastructuur en Waterstaat 2024 en het Mobiliteitsfonds nader te worden gespecificeerd, omdat nu niet duidelijk is via welke posten deze € 120 mln. gedekt wordt.

Motie van het lid Stoffer c.s.20

verzoekt de regering, de kinderbijslag structureel te verhogen met 250 miljoen euro en dit te dekken door het generiek beperken van de tabelcorrectiefactor.

Maatregelen Per 0 250 250 250 250 250 250
Verhogen kinderbijslag 1-jan-24 0 250 250 250 250 250 250
Dekking 0 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243
Beperken tabelcorrectiefactor 1-jan-24 0 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243
Saldo 0 7 7 7 7 7 7

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is door het kabinet ontraden. De dekking is niet conform de begrotingsregels omdat derving van inkomsten aan de uitgavenkant wordt gedekt. De door het kabinet genomen maatregelen om kinderarmoede tegen te gaan zijn gerichter dan het verhogen van de kinderbijslag. Daarnaast benadeelt de dekking via de generieke tabelcorrectie ook de lage inkomensgroepen.

Verhogen kinderbijslag

Budgettaire aspecten

Het budgettair beslag van de maatregel bedraagt € 250 mln. De motie Stoffer kent overlap met de motie van het lid Klaver c.s., waarin eveneens een maatregel wordt voorgesteld binnen de kindregelingen.

Met een intensivering van € 250 mln. kan de kinderbijslag worden verhoogd met € 21,78 per kind per kwartaal voor de leeftijdscategorie 12–17 jaar (en respectievelijk € 18,52 en € 15,24 voor de leeftijdscategorieën 6 t/m 11 jaar en 0 t/m 5 jaar).21

Uitvoeringsaspecten

Dit kan per AMvB geregeld worden per 1 januari 2024. De bedragen dienen uiterlijk voor de eerste week van december 2023 bij de SVB bekend te zijn.

Het is ambitieus om het AMvB-traject voor 1 januari 2024 af te ronden. Als deze datum niet gehaald zou worden, is het ook mogelijk om de AMvB met terugwerkende kracht in werking te laten treden en per 1 januari 2024 vast met de uitvoering te starten (anticiperend op de wijziging).

Dekking: Beperken tabelcorrectiefactor (tcf)

Budgettaire aspecten

In de variant is gekozen voor het beperken van de indexatie via de tcf in de gehele inkomstenbelasting, in tegenstelling tot de maatregel in de Miljoenennota die gericht is op hogere inkomens. De tcf wordt voor 97,1% toegepast. Dit betekent dat alle parameters die normaal gesproken met 9,9% geïndexeerd zouden worden nu nog maar met 9,61% geïndexeerd worden. Alle schijfgrenzen en heffingskortingen worden op deze manier minder geïndexeerd. Dit betekent ook een beperking van de indexatie van het toptarief en de tweede schijf van 3,55% naar 3,45%. Daarnaast grijpt de indexatie aan op de hoogste grens van het eigenwoningforfait, het drempelbedrag voor specifieke zorgkosten, de maximale giftenaftrek, het reiskostenforfait en de vermogenstoets voor toeslagen.

Via de algemene heffingskorting (AHK) is er ook doorwerking in de hoogte van uitkeringen. Een lagere AHK leidt tot lagere netto-uitkeringen. Daarnaast zijn er nog een aantal regelingen, drempels en grenzen in de inkomstenbelasting die jaarlijks geïndexeerd worden, maar niet in het simulatieprogramma zitten waarmee we budgettaire- en koopkrachteffecten doorrekenen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de aftrek speur- en ontwikkelingswerk, de aanslag- en teruggaafdrempel en de vrijstelling groen beleggen (dit lijstje is niet uitputtend).

Budgettair zitten de grootste effecten bij de AHK en uitkeringen (bijna 50% van de opbrengst) en arbeidskorting (bijna 30% van de opbrengst). De opbrengst van het voor 97,1% toepassen van de tabelcorrectiefactor in de inkomstenbelasting bedraagt € 251 mln. (prijzen 2024). Het voorstel is daarmee budgettair gedekt.

Uitvoeringsaspecten

Deze maatregel betreft verschillende parameterwijzigingen die voor verschillende plussen en minnen zullen zorgen voor de belastingplichtige. De parameterwijzigingen zijn uitvoerbaar per 1 januari 2024. De precieze uitwerking kan per belastingplichtige verschillen.

Koopkrachteffecten en armoedecijfers motie van het lid Stoffer c.s.

Onderstaande tabel geeft de koopkrachteffecten van de motie weer.

1e (<=112% WML) 1,1% 1,1%
2e (112–177% WML) 1,7% 1,6%
3e (177–270% WML) 1,9% 1,9%
4e (270–397% WML) 1,9% 1,9%
5e (>397% WML) 1,5% 1,5%
Inkomensbron
Werkenden 2,0% 2,0%
Uitkeringsgerechtigden 0,5% 0,5%
Gepensioneerden 1,0% 0,9%
Huishoudtype
Tweeverdieners 1,8% 1,8%
Alleenstaanden 1,6% 1,6%
Alleenverdieners 1,4% 1,3%
Kinderen
Huishoudens met kinderen 2,3% 2,4%
Huishoudens zonder kinderen 1,8% 1,8%
Alle huishoudens 1,7% 1,7%

Onderstaande tabel laat zien dat de armoede onder kinderen daalt met 0,1%-punt ten opzichte van de situatie zonder deze maatregel.

Personen (% onder armoedegrens) 4,8% 4,8%
Kinderen (% onder armoedegrens) 5,1% 5,0%

Motie van het lid Dassen c.s.22

verzoekt de regering de taakstelling voor belastingconstructies en fiscale regelingen te realiseren en daarmee de inkomstenbelasting voor 2024 niet te verhogen.

Maatregelen per 0 141 176 124 239 203 126
Verlagen tarief eerste schijf 1-jan-24 0 141 176 124 239 203 126
Dekking 0 – 141 – 176 – 124 – 239 – 203 – 126
Invulling taakstelling belastingconstructies 1-jan-24 0 – 141 – 176 – 124 – 239 – 203 – 126
Saldo 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is door het kabinet ontraden. Van de taakstelling resteert een bedrag van € 141 mln. in 2024 en € 126 mln. structureel (zie bovenstaande tabel). De invulling van de aanpak fiscale regelingen vraagt om een zorgvuldig traject met stakeholders en uitvoering. Voor een deel van de constructies wordt hier nog aan gewerkt. Verdere uitwerking vergt concreter inzicht in de gewenste invulling. Wij verwachten dat u nadere toelichting kunt verschaffen tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. Als de Kamer geen keuze maakt in welke fiscale regelingen of constructies kunnen worden ingezet voor de invulling van de taakstelling, kan het kabinet de motie niet uitvoeren.

Verlagen tarief eerste schijf (TES)

Budgettaire aspecten

Een deel van de verhoging van het tarief eerste schijf is het gevolg van de compensatie voor de lagere zorgpremies. Die verhoging blijft staan. De stelpost voor de taakstelling constructies zorgt voor de TES-mutaties zoals in onderstaande tabel. Het niet langer laten doorwerken van de taakstelling in de TES levert de tarieven op zoals op de onderste regel. Het tarief eerste schijf moet minimaal met 0,01%-punt aangepast worden, wat grofweg overeenkomt met € 48 mln. Dit betekent dat de uiteindelijke budgettaire aanpassing TES kan afwijken van wat in de budgettaire tabel is opgenomen.

Basispad CEP 36,93% 36,91% 36,96% 36,96% 36,96% 36,88%

Taakstelling

constructies

0,03% 0,05% 0,07% 0,08% 0,08% 2027

Correctie

zorgpremies

0,03% 0,04% 0,05% 0,04% 0,04% 2027

Correctie

invullen taakstelling

– 0,04% – 0,02% – 0,05% 2029
Basispad MEV 36,93% 36,97% 37,05% 37,04% 37,06% 36,95%

Taakstelling

Constructies niet

via TES

– 0,03% – 0,05% – 0,03% – 0,06% – 0,03%
TES na verlaging 36,94% 37,00% 37,01% 37,00% 36,92% 2028

Uitvoeringsaspecten

Deze maatregel gaat om een parameterwijziging. Deze dient uiterlijk 17 november 2023 (12.00) vastgesteld te zijn.

Taakopdracht fiscale regelingen invullen

Budgettaire aspecten

Bij Miljoenennota 2023 is een taakstellende opdracht ingeboekt van € 162 mln. euro per 2024, oplopend tot € 550 mln. structureel vanaf 2027. Als placeholder voor de taakstellende opdracht geldt het tarief eerste schijf van de inkomstenbelasting. Zoals onderstaande tabel laat zien is de taakstellende opdracht op structurele basis voor € 479 mln. ingevuld met maatregelen die belastingconstructies en fiscale regelingen aanpakken en resteert er € 71 mln. (zie onderstaande tabel).

Taakopdracht bij Miljoenennota 2023 162 310 400 550 550
Ingevuld met aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen 16 128 272 306 4791
Resterend = verhoging TES box 1 146 182 128 244 711
1 De opbrengst van de invulling van de taakstelling loopt na 2027 zeer geleidelijk op tot uiteindelijk 479 mln. in 2062. Daarom is bij de concrete invulling van de verhoging TES gekozen voor een vlakke reeks die leidt tot een opbrengst van 130 mln. vanaf 2029 (gelijk aan de gemiddelde benodigde opbrengst tussen 2029 en 2062). Daarom verschilt het structurele getal hier van de dekkingsopgave in tabel 14.

Uitvoeringsaspecten

De uitvoeringsaspecten hangen af van de regelingen die voor de invulling gekozen worden. Voor veel regelingen geldt dat dit gaat om een structuuraanpassing. Deze zijn niet per 1 januari 2024 uitvoerbaar.

Motie van het lid Den Haan c.s.23

verzoekt de regering middelen te reserveren zodat het nummer 113 gratis kan worden gemaakt zo snel mogelijk nadat de resultaten van het onderzoek bekend zijn.

Maatregelen per 0 1 1 0 0 0 0
Gratis maken 113 n.n.b. 0 1 1 0 0 0 0
Dekking 0 – 1 – 1 0 0 0 0
LPO of groeiruimte Zvw n.v.t 0 – 1 – 1 0 0 0 0
Saldo 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting kabinetspositie

Deze motie is gedekt en is door het kabinet «oordeel Kamer» gegeven.

Maatregel en dekking: gratis maken 113 uit LPO of groeiruimte zorgverzekeringswet (Zvw)

Budgettaire aspecten en invoeringsaspecten

Op de begroting van VWS worden middelen beschikbaar gesteld uit Loon- en Prijsontwikkeling (LPO) of groeiruimte Zvw om na het onderzoek de benodigde stappen te zetten. Dit gaat om een beperkt bedrag.

4. Totaalbeeld voorstellen

Lastenmaatregelen Motie Per 0 1.796 626 574 689 653 576
Niet indexeren benzineaccijns 14 1-jan-24 0 677 0 0 0 0 0
Niet indexeren dieselaccijns 14 1-jan-24 0 528 0 0 0 0 0
Verlaging energiebelasting 14 1-jan-24 0 194 194 194 194 194 194
Verhogen belastingvermindering EB 26 1-jan-24 0 257 257 257 257 257 257
Beperken verhoging inkomstenbelasting 52 1-jan-24 0 141 176 124 239 203 126
Uitgavenmaatregelen 52 2.437 2.369 2.360 2.481 2.530 2.566
Verhoging WML met 1,7%1 23 1-jan-24 2 1.158 1.203 1.179 1.193 1.202 1.216
Terugdraaien verlaging afbouwpad kindgebonden budget 23 1-jan-24 33 394 379 373 371 370 370
Ophoging maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag 23 1-jan-24 17 209 231 253 362 403 425
Voorkomen prijsstijgingen regionaal OV en verbetering regionaal OV 29 1-jan-24 0 300 300 300 300 300 300
Voorkomen prijsstijgingen NS 2024 29 1-jan-24 0 120 0 0 0 0 0
Verhogen kinderbijslag 45 1-jan-24 0 250 250 250 250 250 250
Gratis maken 113 57 n.t.b. 0 1 1 0 0 0 0
Uitvoeringskosten Belastingdienst (indicatief) div n.v.t. 0 5 5 5 5 5 5
Dekkingsmaatregelen lasten 0 – 1.156 – 2.212 – 2.160 – 2.275 – 2.239 – 2.162
Belasten inkoop eigen aandelen 23 1-jan-25 0 0 – 770 – 770 – 770 – 770 – 770
Verhoging bankenbelasting 23 1-jan-24 0 – 339 – 339 – 339 – 339 – 339 – 339
Verhoging toptarief box 2 en box 3 met 2% 23 1-jan-24 0 – 434 – 434 – 434 – 434 – 434 – 434
Verhoging vliegbelasting privéjets en transferpassagiers 23 1-jan-25 0 0 – 251 – 251 – 251 – 251 – 251
Beperken tabelcorrectiefactor 26 1-jan-24 0 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243 – 243
Invulling taakstelling belastingconstructies 45 n.t.b. 0 – 141 – 176 – 124 – 239 – 203 – 126
Dekkingsmaatregelen uitgaven 0 – 1.819 – 494 – 494 – 494 – 494 – 494
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post en Nationaal Groeifonds 14 n.v.t. 0 – 1.399 – 194 – 194 – 194 – 194 – 194
Onverdeelde loon- en prijsbijstelling Aanvullende Post 29 n.v.t. 0 – 120 – 87 – 86 – 218 – 223 – 223
Ruimte begroting IenW of MF 29 n.v.t. 0 – 120 0 0 0 0 0
Nader te bepalen dekking Aanvullende Post 29 n.v.t. 0 – 180 – 213 – 214 – 82 – 77 – 77
LPO of groeiruimte Zvw 57 n.v.t 0 – 1 – 1 0 0 0 0
Totaal 52 1.257 288 280 401 450 486
waarvan lasten 0 640 – 1.586 – 1.586 – 1.586 – 1.586 – 1.586
waarvan uitgaven 52 617 1.874 1.866 1.987 2.036 2.072
1 Deze reeks gaat uit van een ingangsdatum van 1 januari 2024. Om uitvoeringsaspecten kan ook voor invoering per 1 juli 2024 worden gekozen. Zie voor de overwegingen hieromtrent «uitvoeringsaspecten» onder de maatregel van het verhogen van het WML bij de motie van het lid Klaver c.s.

De reeksen in bovenstaande tabel zijn indicatief en ook de verdeling over de jaren kan nog wijzigen. Ook zijn de uitvoeringskosten niet meegenomen. De bedragen voor de lastenmaatregelen worden normaal uitgedrukt in het prijspeil van het jaar waarin de maatregel wordt ingevoerd. Voor de vergelijkbaarheid met de uitgaven zijn de bedragen in bovenstaande tabel omgezet naar prijspeil 2023.

Totaal budgettair effect moties 52 1.257 288 280 401 450
Correcties EMU-saldo lasten – 458 216 338 155 96 50
Correcties EMU-saldo uitgaven 0 143 219 310 411 504
Totale belasting EMU-saldo – 406 1.616 845 745 908 1.004

Het verschil tussen de opbrengst die relevant is voor de besluitvorming en de opbrengst op EMU-basis wordt aan de lastenkant voornamelijk veroorzaakt door de maatregel om het box 2-tarief te verhogen. Deze maatregel kent door anticipatie-effecten een grillig opbrengsten-patroon op kas- en EMU-basis. Voor budgettaire besluitvorming wordt conform de begrotingsregels de lastenrelevante, vlakke reeks gehanteerd.

De geraamde uitgavenmutaties in de tabellen bij de moties zijn in constante prijzen (prijspeil 2023). Aan de uitgavenkant worden de mutaties op de SZW-begroting standaard verwerkt in lopende prijzen. Conform begrotingsregels wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd voor de omzetting van constante prijzen naar lopende prijzen. Deze uitgaven hoeven volgens de begrotingsregels niet gedekt te worden, maar leiden wel tot een belasting van het EMU-saldo. In tabel 19 is de extra belasting van het EMU-saldo weergegeven van de in de moties opgenomen maatregelen op de SZW-begroting (verhoging WML, terugdraaien afbouwpad kindgebonden budget, ophogen maximum uurprijzen kinderopvangtoeslag en verhogen kinderbijslag). In totaliteit leidt de uitvoering van de aangenomen moties zoals beschreven in deze brief tot een extra beslag op het EMU-saldo.

De Minister van Financiën,
S.A.M. Kaag

De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij

BIJLAGE 1 – OVERZICHT VAN RESERVERINGEN OP DE AANVULLENDE POST

Onderstaand een actueel overzicht van middelen op de Aanvullende Post (stand Miljoenennota 2024). Een nul in de tabel betekent dat minder dan € 0,5 mln. resteert.

Totaal 4.124 8.067 10.693 10.654 10.887
KR Koopkracht Caribisch Nederland 2 16 16 15 14 structureel
BZ Vredespaleis 53 incidenteel
JenV Gemeentelijke en particuliere opvang Oekraïense ontheemden 1.214 100 incidenteel
JenV Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) 102 incidenteel
JenV Spreidingswet 196 214 24 214 24 structureel
BZK Informatiehuishouding (POK) 0 2 22 6 6 structureel
BZK Compensatie huurbevriezing 40 40 40 structureel
BZK Extra woningbouw 0 0 0 0 0 incidenteel
BZK Volkshuisvestingsfonds 0 0 0 incidenteel
BZK Regiodeals 129 130 incidenteel
BZK Woningbouwimpuls 33 100 incidenteel
BZK Huisvesting Algemene Rekenkamer 8 6 6 7 4 incidenteel
BZK Zekerheidsfonds 1 1 1 1 1 structureel
BZK Crisisopvang 6 incidenteel
OCW Invoering studiebeurs 52 61 20 incidenteel
FIN Dienstverlening Belastingdienst (POK) 12 13 15 15 15 structureel
FIN Uitvoeringskosten Belastingdienst 19 24 11 14 18 incidenteel
FIN Voorziening laagdrempelige fiscale rechtshulp 13 14 15 15 15 structureel
FIN Aanloopkosten MRB+ 8 33 33 34 48 incidenteel
FIN Box 3 66 30 29 17 incidenteel
FIN Herstel toeslagen/MSNP 146 317 108 incidenteel
IenW Infra onderhoud Mobiliteitsfonds 326 326 326 structureel
IenW Lelylijn 53 107 267 265 265 incidenteel
IenW Waterveiligheid 97 92 incidenteel
EZK Middelen Klimaatakkoord 57 26 27 22 19 incidenteel
EZK Digitale Veiligheid 36 incidenteel
EZK Groningen 68 60 39 12 35 incidenteel
EZK Waterstofopslag 37 incidenteel
EZK Waterstofbackbone Gasunie 27 74 incidenteel
EZK Stimulering ombouw laagcalorisch naar hoogcalorisch 42 incidenteel
EZK Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen 3 3 5 5 5 incidenteel
EZK Vergroening reisvervoer en personengedrag 1 2 25 28 28 structureel
EZK Handhaving energiebesparingsplicht 15 15 structureel
EZK Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen 1 1 1 incidenteel
EZK Uitvoeringskosten klimaat 3 6 32 27 27 incidenteel
EZK Klimaatfonds: kernenergie 147 212 872 874 886 incidenteel
EZK Klimaatfonds: CO2-vrije gascentrales 0 201 202 148 149 incidenteel
EZK Klimaatfonds: vroege fase opschaling 131 1.181 1.211 1.245 1.316 incidenteel
EZK Klimaatfonds: energie-infrastructuur 32 314 313 308 317 incidenteel
EZK Klimaatfonds: verduurzaming industrie & innovatie mkb 26 368 484 532 536 incidenteel
EZK Klimaatfonds: verduurzaming gebouwde omgeving 1 120 501 499 503 incidenteel
EZK Klimaatfonds: overig 80 80 101 132 incidenteel
EZK Uitvoeringskosten Brexit Adjustment Reserve (BAR) 9 incidenteel
EZK PEGA 545 1.024 1.024 1.029 1.036 incidenteel
LNV Maatregelenpakket aanpak stikstofproblematiek (incl. Cie Hordijk) 127 26 206 37 47 incidenteel
LNV Transitiefonds 702 636 2.975 3.183 3.351 incidenteel
LNV Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) 0 1 1 1 structureel
SZW Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden 17 105 163 162 152 structureel
SZW Loondoorbetaling bij ziekte 3 42 47 58 69 structureel
SZW Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten) 11 64 36 33 28 structureel
SZW Bescherming arbeidsmigranten (ci. Roemer) 5 0 0 incidenteel
SZW Gebaar van erkenning ouderen van Surinaamse herkomst 122 incidenteel
VWS Duitse oorlogsuitkeringen 0 0 0 0 0 incidenteel
VWS Eigen bijdrage huishoudelijke hulp 6 8 9 9 structureel
VWS Envelop pandemische paraatheid 5 6 2 2 2 structureel
VWS Volksziektes 1 4 incidenteel
VWS Standaardisatie gegevensuitwisseling 298 170 160 168 196 incidenteel
VWS Passende zorg als norm in ZVW 53 6 6 incidenteel
VWS Valpreventie bij 65-plussers (WMO) 0 incidenteel
DO Compensatie Zeeland 3 3 3 3 3 incidenteel
DO Schrappen oploop opschalingskorting 9 5 incidenteel
DO Overige dossiers medeoverheden 73 81 incidenteel
DO Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen 380 311 311 structureel
Div Domeinoverstijgende risico's 160 254 44 43 43 structureel
Div Risicoreservering Traditioneel Eigen Middelen (TEM) 478 478 319 319 319 risicoreservering
Div Onverdeelde loon- en prijsbijstelling 120 87 86 218 223 structureel
RESO A4 Reservering transitie werkgevers zorg en overheid 212 212 212 structureel
Div Werk aan Uitvoering (WaU) 41 42 48 52 61 structureel
wv. VWS en SZW 0 1 2 8 16

  1. Kamerstuk 36 410, nr. 14↩︎

  2. Zie ook de uitgevoerde impactanalyse door CE Delft: CE_Delft_230255_Aanpassingen_energiebelasting_voor_extra_emissiereductie.pdf (rijksfinancien.nl)↩︎

  3. Voor de lengte van de eerste schijf gas en elektriciteit wordt opgemerkt dat de grens die in 2024 moet gelden, voor energieleveranciers uiterlijk 1 oktober 2023 bekend moet zijn (zie hierover ook de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 (Kamerstuk 36 418, nr. 3, p. 44–45 en p. 111–112)). Daarbij gaan de energieleveranciers voor de eerste schijf gas uit van de schijflengte die is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024 (1.000 m3).↩︎

  4. Kamerstuk 36 410, nr. 23↩︎

  5. Kamerstuk 36 200, nr. 86.↩︎

  6. Omdat materiewetgeving en begrotingswetten vaak nog niet stilstaan anticipeert Dienst Toeslagen jaarlijks door vooruitlopend op definitieve wetgeving voorgenomen wijzigingen systeemtechnisch klaar te zetten in opdracht van de opdrachtgever om tijdig de juiste toeslagen uit te kunnen betalen in december.↩︎

  7. Omdat materiewetgeving en begrotingswetten vaak nog niet stilstaan anticipeert Dienst Toeslagen jaarlijks door vooruitlopend op definitieve wetgeving voorgenomen wijzigingen systeemtechnisch klaar te zetten in opdracht van de opdrachtgever om tijdig de juiste toeslagen uit te kunnen betalen in december.↩︎

  8. In prijzen jaar van invoering, in de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet.↩︎

  9. In prijzen jaar van invoering, in de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet.↩︎

  10. op grond van artikel 127(4) Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie↩︎

  11. NB: Dit is het lasteneffect van de box 2 maatregel. Door verwachte anticipatie effecten zal er op transactie en EMU basis een kasopbrengst zijn in 2023, een derving in de jaren erna en vanaf 2027 een oplopende opbrengst. Het lasteneffect is de netto contante waarde van de transactiereeks.↩︎

  12. In prijzen jaar van invoering, in de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet.↩︎

  13. Bij tabel 6 dient te worden meegenomen dat hier effecten worden laten zien van een pakket dat niet van deugdelijke dekking is voorzien. Daarnaast is enkel ter indicatie uitgegaan van een verhoging van het WML per 1 januari 2024.↩︎

  14. Kamerstuk 36 410, nr. 26↩︎

  15. Bijlage bij Kamerstuk 36 202, nr. 157↩︎

  16. In prijzen jaar van invoering, in de tabel is het prijspeil van deze maatregel voor vergelijkbaarheid met de uitgaven in prijzen 2023 gezet.↩︎

  17. Kamerstuk 36 202, nr. 157.↩︎

  18. Voor de lengte van de eerste schijf gas wordt opgemerkt dat de grens die in 2024 moet gelden, voor energieleveranciers uiterlijk 1 oktober 2023 bekend moet zijn (zie hierover ook de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2024 (Kamerstuk 36 418, nr. 3, p. 44–45 en p. 111–112)). Daarbij gaan de energieleveranciers uit van de schijflengte die is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2024 (1.000 m3).↩︎

  19. Kamerstuk 36 410, nr. 29↩︎

  20. Kamerstuk 36 410, nr. 45↩︎

  21. In deze bedragen is nog geen rekening gehouden met een verhoging van de kinderbijslag voor Caribisch Nederland conform het «comply or explain»-principe. Hierdoor kunnen de bedragen nog licht naar beneden bijgesteld worden.↩︎

  22. Kamerstuk 36 410, nr. 52↩︎

  23. Kamerstuk 36 410, nr. 57↩︎