[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de landelijke veiligheidsmonitor 2021-2022 funderend onderwijs en onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs

Veiligheid op school

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D40234, datum: 2023-10-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D40234).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z12777:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D40234 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 juli 2023 inzake de Landelijke veiligheidsmonitor 2021–2022 funderend onderwijs en onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs (Kamerstuk 29 240, nr. 133).

De voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie

Arends

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Landelijke veiligheidsmonitor 2021–2022 funderend onderwijs en onderzoek seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs». Deze leden zijn van mening dat het onderwijs voor iedere leerling en docent een veilige haven moet zijn. Zij hebben nog enkele vragen.

Veiligheid op scholen

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd om te lezen dat het over het algemeen goed gaat met de sociale veiligheid op school. Deze leden delen de mening dat we trots mogen zijn op het feit dat zoveel leerlingen met een veilig gevoel naar school toe gaan. Echter de leden lezen ook dat twee tot vijf procent van de leerlingen en personeelsleden zich niet altijd veilig voelt. In hoeverre is deze constatering representatief aangezien de respons lager is dan gehoopt? Wordt er onderzocht waarom deze respons zo laag is in plaats van de aanname dat het te laat heeft plaatsgevonden in het jaar? Hoe gaat de Minister erop toezien dat er bij de volgende veiligheidsmonitor rekening gehouden wordt met de jaarplanning van scholen?

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat de onderzoekers constateren dat nog niet overal de incidentenregistratie op orde is. Deze leden onderschrijven het wetsvoorstel Vrij en Veilig onderwijs van de Minister dat een meldplicht introduceert voor ernstige veiligheidsincidenten, maar zij vragen nog hoe incidentenregistratie van andere incidenten bevorderd wordt. De leden van de VVD-fractie vragen tevens hoe de Minister ervoor wil zorgen dat veiligheidsplannen bij het voltallige personeel van scholen bekend wordt. Deze leden zijn tevens van mening dat het kwalijk is dat scholen niet altijd actie ondernemen na een melding van pesten. Zij vragen of de Minister bereid is om in overleg met scholen te treden om deze opvolging te verbeteren. De onderzoekers constateren dat slechts in enkele voorvallen aangifte is gedaan, wellicht door handelingsverlegenheid bij schoolbestuurders en dat verder onderzoek nodig is. Volgt de Minister dit advies op?

De leden van de VVD-fractie lezen dat leerlingen op belangrijke onderdelen, die betrekking hebben op het welbevinden van leerlingen, vrij laag scoren. Kan de Minister vertellen wat de reden is dat maar 34 procent van de leerlingen optimistisch is over de toekomst? Wat wordt er op dit moment aan gedaan op scholen om dit te verbeteren? Ook lezen deze leden dat maar 51 procent het gevoel had te kunnen omgaan met de dingen die misgingen. Wat is de reden dat ook dit percentage zo laag is? Wat wordt er op dit moment aan gedaan op scholen om dit te verbeteren? Wat voor plannen heeft de Minister om het welbevinden van leerlingen op scholen te verbeteren?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een toename te zien is in de geweldcijfers. Deze leden vinden dat een stevige aanpak om dit tegen te gaan noodzakelijk is. Kan de Minister op korte termijn onderzoeken of scholen voldoende handvatten hebben om op te treden tegen geweld? Op welke manieren worden scholen ondersteund bij het voorkomen van geweld? Kunnen scholen voldoende maatregelen treffen wanneer dezelfde leerlingen meermaals betrokken zijn bij geweldsincidenten? De leden lezen dat schoolpersoneel te maken krijgt met geweldsincidenten gepleegd door familieleden van leerlingen. Zij zijn van mening dat leraren en ander personeel in een veilige omgeving hun werk moeten kunnen doen en vragen de Minister om met voorstellen te komen hoe de veiligheid van schoolpersoneel verbeterd kan worden. Wordt daarnaast onderzocht wat de redenen zijn voor de toename in geweldsincidenten op scholen?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het met lhbtiq+-leerlingen op de meeste vlakken slechter gaat dan met de niet-lhbtiq+»ers. Deze leden zijn van mening dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen op school. De leden lezen dat lhbtiq+-leerlingen al jaren aangeven minder veilig te zijn dan andere leerlingen. Wat is er de afgelopen jaren al geprobeerd om de sociale veiligheid van lhbtiq+-personen te waarborgen? Hoe gaat de Minister erop toezien dat de sociale veiligheid van lhbtiq+-personen verbetert?

Seksueel grensoverschrijdend gedrag

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze leden lezen dat het aantal meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag door schoolpersoneel is toegenomen. De leden vragen op wat voor termijn een continue VOG1-screening ingevoerd kan worden. Welke andere mogelijkheden ziet de Minister om leerlingen beter te beschermen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag? De leden van de VVD-fractie lezen dat er geen eenduidig beeld naar voren komt uit het onderzoek seksueel grensoverschrijdend gedrag. Deze leden vragen of de Minister vervolgonderzoek gaat doen of vervolgstappen gaat nemen om duidelijkere conclusies te krijgen. Ook lezen zij dat incidenten weinig gemeld worden. Wat voor stappen gaat de Minister nemen om de meldingsbereidheid te verhogen?

Opzet onderzoek

De leden van de VVD-fractie lezen dat al in het voorjaar van 2022 de benodigde data door het onderzoeksteam is verzameld, terwijl de monitor pas in maart 2023 gepubliceerd is. Deze leden zijn van mening dat toegang tot actuele cijfers belangrijk is voor een goed veiligheidsbeleid. Is het mogelijk om in volgende edities sneller tot publicatie over te gaan? Is het daarnaast mogelijk om jaarlijks te monitoren in plaats van tweejaarlijks? De leden vinden het daarnaast belangrijk dat er een hogere respons komt; zij lezen bijvoorbeeld dat de respons van vso2-leerlingen nu te laag is om deze groep op te nemen in de monitoring. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat juist ook bij deze mogelijk kwetsbaardere groep de veiligheidsmonitoring in orde is? De leden vragen daarnaast naar het verband tussen de landelijke veiligheidsmonitor, en de veiligheidsmonitoring die alle scholen verplicht jaarlijks moeten doen. Is het mogelijk om ook de informatie die volgt uit de schoolmonitors te ontvangen? En zou het mogelijk zijn om deze monitoring te combineren?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de evaluatie van de Landelijke Veiligheidsmonitor 2021–2022 en het onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het funderend onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Onderwijs, met name het funderend onderwijs, legt een basis voor de toekomst van iedere leerling. Ervaringen die zij hier opdoen zijn vormend voor het perspectief waarmee de leerling naar de wereld kijkt. Precies om die reden zien deze leden het als essentieel dat iedere leerling in een veilige omgeving les krijgt, met ruimte om zichzelf te ontwikkelen en met oog voor ieders welzijn. Daarom hebben de leden enkele vragen bij de uitkomsten van eerdergenoemde onderzoeken.

Het baart de leden van de D66-fractie grote zorgen dat groepen leerlingen binnen het onderwijs (nog steeds) te maken krijgen met discriminatie, geweld en grensoverschrijdend gedrag. Een school is een mini-samenleving, dé plek waar leerlingen gevormd worden tot burgers die elkaars posities en grenzen respecteren. Hoe ziet de Minister een pad opwaarts met betrekking tot emancipatie van minderheidsgroepen en vrouwen, zo vragen deze leden. Hoe kunnen leerlingen hun grenzen leren herkennen en aangeven als zij in het funderend onderwijs al te maken krijgen met grensoverschrijdend gedrag?

Landelijke Veiligheidsmonitor 2021–2022

De leden van de D66-fractie vinden het schrikwekkend dat het welbevinden van meisjes in het voortgezet onderwijs (hierna: vo) aanzienlijk lager is dan dat van jongens, terwijl deze verschillen in het primair onderwijs (hierna: po) nog heel klein waren. De landelijke veiligheidsmonitor vermeldt dat iemands welbevinden bepaald wordt door de eigen lichamelijke en psychosociale gezondheid en de omstandigheden waar diegene in leeft, maar het onderzoek gaat verder niet in op de aspecten en oorzaken van welbevinden waar meisjes specifiek laag op scoren. Deze leden vragen daarom of de Minister bereid is te onderzoeken welke oorzaken achter deze lage scores liggen en daarbij zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande kennis en onderzoek. Ook vragen deze leden te verkennen waarom dit verschil in welbevinden pas in het vo lijkt op te treden. Wanneer hier duidelijkheid over is, zouden de leden graag zien dat deze kennis landt in het onderwijs, zodat docenten en andere ondersteuning op scholen hierop kunnen inspelen. De leden vernemen graag de reactie van de Minister hierop.

Verder wijst het onderzoek uit dat leerlingen met een migratieachtergrond lager scoren op welbevinden en zich minder veilig voelen dan leerlingen met een Nederlandse achtergrond. Daarnaast gaat het vooral met lhbtiq+-personen op meerdere vlakken slechter dan andere leerlingen; zij voelen zich minder veilig, hun welbevinden is lager, worden zowel in het po als het vo vaker gepest om hun identiteit en worden vaker geconfronteerd met grensoverschrijdend gedrag. De leden van de D66-fractie vinden deze resultaten schokkend en betreuren het dat minderheidsgroepen op zoveel aspecten benadeeld worden en achtergesteld raken. Deze leden vinden het ernstig dat de situatie is verslechterd in plaats van verbeterd, daarom is actie urgent. De Minister heeft een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de ervaringen met pestgedrag van lhbtiq+-leerlingen in het vo. De leden vragen wat de Minister reeds concreet heeft gedaan en nog van plan is te doen met de uitkomsten van dit onderzoek, in het bijzonder wegens de verslechtering van de situatie.

De Minister geeft aan het belangrijk te vinden dat scholen zich inzetten de veiligheid van specifiek lhbtiq+-leerlingen te verbeteren. Hoe gaat de Minister de rol van scholen en docenten hierin versterken, zo vragen de leden van de D66-fractie. Tevens geeft de Minister aan in gesprek te gaan met de Stichting School en Veiligheid om te verkennen hoe scholen meldingen van lhbtiq+-leerlingen serieuzer kunnen nemen. Deze leden vragen daarom of deze gesprekken al gevoerd zijn en zo ja, wat daar de uitkomsten van zijn. Hoewel de leden het goed vinden dat er oog is voor het aanpakken van de gevolgen van gedrag jegens deze groep leerlingen, pleiten zij ook voor aandacht voor de achterliggende oorzaken van dit gedrag.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de Minister dat er een cultuur bewerkstelligd moet worden die gebaseerd is op vrijheid en veiligheid. Deze leden zien het onderwijs als de plek waar kernwaarden als wederzijds respect, tolerantie en acceptatie ontwikkeld worden, welke bijdragen aan een dergelijke cultuur.

Verder zijn de leden van de D66-fractie ook voorstander van het idee om lhbtiq+-leerlingen meer zeggenschap te geven over oplossingen voor de problemen waar zij mee te maken krijgen. Dit zou, wat deze leden betreft, bewerkstelligd kunnen worden door in het proces van medezeggenschap een vaste positie te reserveren voor een Gender & Sexuality Alliance (GSA). De leden erkennen dat niet elke school een GSA heeft en de Minister beveelt die scholen aan leerlingen te stimuleren er een op te richten. Welke concrete stappen kunnen ondernomen worden om de oprichting van een GSA op school te stimuleren? Dit zodat deze leerlingen vervolgens mee kunnen doen binnen het proces van medezeggenschap en hun ervaringen beter vertegenwoordigd worden in veiligheidsbeleid. Hoe kijkt de Minister naar dit idee en is de minister bereid om de deelname van GSA’s in het medezeggenschapsproces te stimuleren, zo vragen deze leden.

Onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het funderend onderwijs

De leden van de D66-fractie betreuren ten zeerste dat seksueel grensoverschrijdend gedrag nog steeds plaatsvindt binnen het onderwijs, niet alleen tussen leerlingen, maar zelfs bij leerlingen die slachtoffer worden van volwassen medewerkers. Deze leden vinden het kwalijk dat de helft van de melders hiervan in het vo aangaf dat er niets met hun melding werd gedaan. De leden benadrukken dat (het aanleveren van) bewijslast hierin vaak een probleem vormt. Hoe kijkt de Minister hiernaar en hoe is de Minister van plan om deze drempel te verlagen?

De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoek dat er onder leerlingen niet altijd voldoende bewustzijn bestaat over de grens tussen geaccepteerd en grensoverschrijdend gedrag. Passende voorlichting en het bespreekbaar maken van dit onderwerp en seksualiteit in de bredere zin zijn daarom van groot belang voor deze leden. Onderdeel van het gesprek met leerlingen, maar ook met medewerkers, zou, wat deze leden betreft, moeten zijn hoe een gepaste vertrouwensband tussen leerling en leraar eruit ziet en waar de grenzen liggen.

Echter, de leden van de D66- fractie willen niet enkel oplossingen zoeken bij het remediëren van de gevolgen van seksueel grensoverschrijdend gedrag, hoewel zij het belang hiervan vanzelfsprekend erkennen. Deze leden zijn van mening dat er breder gekeken moet worden naar de structurele oorzaken van seksueel grensoverschrijdend gedrag en dat ook dit onderdeel moet zijn van het gesprek dat gevoerd wordt binnen het onderwijs. Dit gedrag is geen geïsoleerd fenomeen, zo zien de leden, maar een breder maatschappelijk probleem wat erkend moet worden als zodanig. Ook zijn deze leden van mening dat seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen het onderwijs beïnvloed wordt door deze bredere maatschappelijke tendensen en andersom. Seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen het onderwijs heeft schadelijke en brede effecten in de toekomst, zo denken de leden. Zij zijn het daarom eens met de Minister dat er met betrekking tot seksualiteit, maar ook tot seksuele diversiteit en genderdiversiteit, een cultuuromslag nodig is. De Minister heeft aangegeven een manifest voor betere seksuele vorming van Rutgers en andere organisaties in ontvangst te hebben genomen. De leden van de D66-fractie vragen daarom wat er reeds met de voorstellen en observaties van dit manifest gedaan is en welke concrete stappen de Minister in de toekomst gaat nemen om deze verder tot uiting te brengen. Daarnaast vragen deze leden hoe de Minister reflecteert op de huidige politiek, waarin het leren over seksualiteit en genderdiversiteit steeds meer geproblematiseerd wordt. Welke stappen onderneemt de Minister om te staan voor de seksuele ontwikkeling en veiligheid van ieder kind en om te voorkomen dat dit schooljaar in de lente weer onrust ontstaat gebaseerd op onjuiste beelden en foutieve informatie?

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de onderhavige brief. Twee tot vijf procent van de leerlingen en personeelsleden, die in het kader van de landelijke veiligheidsmonitor werd ondervraagd, voelt zich in het onderwijs niet altijd veilig. Het welbevinden van bepaalde groepen leerlingen, de ontwikkeling van de pestcijfers, het aantal geweldsincidenten en de relatief lage meldingsbereidheid baren de Minister zorgen. Daarnaast verdienen de veiligheidssituatie van lhbtiq+-leerlingen, leerlingen met een migratieachtergrond, meisjes en seksueel grensoverschrijdend gedrag extra aandacht. Kan de Minister toelichten wat de cijfers in dezen zijn voor het (voortgezet) speciaal onderwijs en voor het praktijkonderwijs? Wat kan de Minister, mede in het licht van onderzoek van Rutgers en Soa Aids Nederland uit 2019 naar de seksuele gezondheid van jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs, melden over de ontwikkelingen rond onveiligheid en seksueel grensoverschrijdend gedrag tegenover meisjes bij cluster 4-scholen? Hoe verklaart de Minister de groei van de pestcijfers bij leerlingen in het voortgezet onderwijs van vijf procent in 2018 naar 17 procent in 2022?

De Minister schrijft dat lhbt+-leerlingen in vergelijking met andere leerlingen vaker worden gepest en gediscrimineerd en heeft een verkennend onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen met pestgedrag waardoor lhbtiq+-leerlingen worden getroffen. Gaat dit onderzoek ook inzichten opleveren in mogelijkheden voor scholen om iets te doen tegen dat pestgedrag?

De Minister noemt het beeld dat naar voren komt uit het onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs en de landelijke veiligheidsmonitor «niet eenduidig» en hij trekt daarom geen duidelijke conclusies. Toch benoemt de Minister dat seksueel grensoverschrijdend gedrag vaak plaatsvindt tussen leerlingen onderling, maar dat een substantieel deel van de leerlingen dat slachtoffer is geworden van seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken heeft met een dader die een volwassene is die werkt voor de school of er helpt. De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn het met de Minister eens dat volwassen medewerkers als daders extra kwalijk zijn, omdat daarbij voor scholieren vaak sprake is van een afhankelijkheidsrelatie. In hoeverre voldoet de huidige wetgeving om op te treden tegen dergelijk misbruik van een afhankelijkheidsrelatie?

De Minister legt een verband tussen de lage meldingsbereidheid en de mate waarin meldingen geen opvolging krijgen. Kan de Minister toelichten in hoeverre van het wetsvoorstel Vrij en veilig onderwijs valt te verwachten dat het een oplossing gaat bieden voor de problematiek van meldingen waarmee niets wordt gedaan? Zal een meldplicht die zich beperkt tot ernstige incidenten de lat niet te hoog leggen, zodat alsnog veel incidenten buiten beeld blijven?

Is het goed mogelijk om een voldoende vervolg te geven aan het Manifest voor betere seksuele vorming, dat de Minister samen met regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld in ontvangst heeft genomen van Rutgers, zolang basisscholen op bijzondere grondslag de vrijheid kunnen claimen om, bij onderwijs over seksuele diversiteit in het kader van kerndoel 37, vanuit bijvoorbeeld de levensovertuiging een contraverhaal te laten vertellen als leidend verhaal?

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie wanneer de Kamer een brief tegemoet kan zien over de opbrengsten van het gesprek met de PO-raad, VO-raad en het LAKS over mogelijkheden om leerlingen meer te betrekken bij het schoolbeleid rondom sociale veiligheid. Zullen de mogelijkheden worden beperkt tot best practices die scholen ook naast zich kunnen neerleggen of komt er ook dwingende regelgeving waaraan alle scholen zich moeten houden in beeld? In hoeverre blijft bijvoorbeeld ook aan scholen de keus om een GSA op te richten als deze (nog) niet bestaat?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken en hebben op enkele punten nog behoefte aan een toelichting.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dat voor elke leerling, student en medewerker de school een veilige plek moet zijn, ongeacht gender, geaardheid, geloof, beperking of afkomst. Veel van hen voelen zich gelukkig ook veilig, zo lezen deze leden in de veiligheidsmonitor. Dat dat voor velen echter ook niet het geval is, is voor de leden een grote punt van zorg. Zich inzetten voor die leerlingen, studenten en medewerkers en voor een open en veilige schoolcultuur vormt dan ook volgens de leerlingen een opdracht voor scholen, voor de samenleving en voor de overheid.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de monitor dat de meldingsbereidheid van pesten en geweldsincidenten laag is. De onderzoekers schrijven, zo lezen deze leden, dat deze verhoogd dient te worden door duidelijke richtlijnen op te stellen welke incidenten gemeld moeten worden door leerlingen en personeel, deze in de school breed bekend te maken, regelmatig te evalueren en indien nodig bij te stellen. Een actief opvolgingsbeleid en goede nazorg zijn daarnaast ook van groot belang. Krijgen deze aanbevelingen ook een plaats in de aanpak van de Minister? Zo ja, op welke manier?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen verder dat de Minister specifiek zorgen uit over het welbevinden van lhbti-leerlingen, leerlingen met een migratieachtergrond en meisjes. Deze leden delen deze zorgen en zijn het eens met de Minister dat hun veiligheidssituatie extra aandacht verdient. De leden lezen in de monitor niet of bijvoorbeeld leerlingen met een beperking of met een andere geloofsachtergrond ten opzichte van andere leerlingen ook een minder positief welbevinden laten zien en dus extra aandacht zouden verdienen. Betekent het ontbreken van cijfers hierover dat er geen significante verschillen zijn? Denkt de Minister dat speciale aandacht voor deze of andere groepen leerlingen noodzakelijk is?

Tot slot merken de leden van de ChristenUnie-fractie op dat sociale media tegenwoordig een grote impact hebben op de sociale veiligheid op scholen. Zo was recent in het nieuws dat er op een school een gemanipuleerde video met kinderporno is verspreid. Er zijn ook zorgen over zogeheten «juice-accounts». Deze leden vragen of deze ontwikkelingen een extra aanpak vereisen. Is de Minister bereid om te kijken of het nodig is om scholen te ondersteunen in de aanpak hiertegen en zo ja, op welke manier?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de deelrapporten over de Landelijke Veiligheidsmonitor 2021–2022 in het basis- en voortgezet onderwijs en het onderzoek naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs, evenals de bevindingen en conclusies die de Minister hieruit trekt3. Ze hebben nog een aantal vragen.

In de brief geeft de Minister aan dat het aantal pestgevallen in het basisonderwijs ten opzichte van 2021 is toegenomen. De leden van de BBB-fractie vragen daarom hoe de Minister denkt over het interventieonderzoek naar gezonde schoolpleinen van de Wageningen University & Research, waarin wordt geconcludeerd dat er op deze pleinen minder ruzie en pestgedrag voorkomt.4 Deelt de Minister de mening dat er meer aandacht moet worden besteed aan preventieve maatregelen, zoals deze gezonde schoolpleinen, om pesten te voorkomen? Zo ja, hoe zou dat kunnen?

De leden van de BBB-fractie lezen ook dat voorlichting over seksueel grensoverschrijdend gedrag moet aansluiten bij de belevingswereld en ontwikkelingsfase van de betreffende leerlingen. Hoewel deze leden tevreden zijn met de preventieve inzet, vragen zij ook hoe de Minister dit wil uitvoeren in het basisonderwijs gezien de jonge leeftijd van de leerlingen.

Ook lezen de leden van de BBB-fractie in het eindrapport over seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs dat wordt geadviseerd om de sollicitatieprocedure van leraren aan te scherpen door naast een VOG ook referenties op te vragen.5 In het rapport wordt echter ook genoemd dat vanwege het lerarentekort niet altijd voldoende grondig wordt gecontroleerd op achtergrond en referenties bij het aannemen van personeel. Hierdoor vragen deze leden of deze aanscherping wel verstandig is, gezien het lerarentekort en pas afgestudeerde studenten zonder referenties. Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, kan de Minister dan laten weten welke andere maatregelen kunnen worden genomen om de screening van leraren te verbeteren?

Tot slot willen de leden van de BBB-fractie laten weten dat ze tevreden zijn met de preventieve inzet en de uitvoering van de motie van de leden Peters en Pouw-Verweij6.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag.↩︎

  2. vso: voortgezet speciaal onderwijs.↩︎

  3. Kamerstuk 29 240, nr. 133.↩︎

  4. Wageningen University & Research, augustus 2017, «Interventiestudie Gezonde Schoolpleinen».↩︎

  5. ResearchNed, Praktikon en KBA Nijmegen, april 2023, «Eindrapport Seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs».↩︎

  6. Kamerstuk 31 289, nr. 491.↩︎