Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen (Kamerstuk 24557-210)
Kansspelen
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D40802, datum: 2023-10-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D40802).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.C. Burger, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z14691:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-09-12 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-09-13 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-10-05 14:00: Onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen (24557-210) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-12-19 17:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
2023D40802 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Rechtsbescherming over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen (Kamerstuk 24 557, nr. 210).
De voorzitter van de commissie,
Kat
De adjunct-griffier van de commissie,
Burger
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verkenning van de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen en hebben daarover nog enkele vragen.
In het onderzoek worden de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen onderzocht, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen risicovolle en risicoarme kansspelen. De leden van de VVD-fractie lezen dat de maatschappelijke kosten van loterijen beperkt zijn vanwege het lage verslavingsrisico. Tevens zijn de maatschappelijke baten groot dankzij de afdrachten aan goede doelen en de sportsector. Het onderscheid tussen risicovolle en risicoarme kansspelen is meermaals ter sprake gekomen en bekrachtigd met de motie van het lid Rudmer Heerema over het verankeren van het onderscheid tussen risicovolle en risicoarme kansspelen (Kamerstuk 24 557, nr. 182). Echter merken voornoemde leden dat dit onderscheid nog altijd onvoldoende wordt gewaarborgd. Deze leden vragen daarom of naar aanleiding van dit onderzoek het risicoprofiel van het kansspel centraler kan worden gesteld tijdens het ontwikkelen van beleid en invoeren van maatregelen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de laatste verhoging van de kansspelbelasting tot complexe problemen in de sportsector heeft geleid, immers de afdrachten aan de sport worden lager als de kansspelbelasting wordt verhoogd. De sportsector heeft na corona en na de energiecrisis geen vet meer op de botten dus een verhoging van de kansspelbelasting kan desastreus uitpakken voor deze sector. Deelt de Minister deze mening? Op welke wijze gaat de Minister garanderen dat de afdrachten aan de sport op ministens hetzelfde niveau blijven zodat de sportsector weet waar ze aan toe is?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het hoofdstuk waarin de bruikbaarheid van het onderzoek wordt beschreven voor verdere beleidsvorming en toekomstige beleidsevaluaties. Hoe zullen de resultaten van dit onderzoek worden meegenomen in de ontwikkeling van toekomstig beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen en het onderzoek «Rood-zwart ontward». Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Kwantificering maatschappelijke kosten en baten
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister en in het onderzoek «Rood-zwart ontward» dat de tot nu toe ingeschatte kosten voor kansspelverslaving aanzienlijk zijn. Volgens deze leden bevestigt dit dat de risico’s omtrent kansspelen groot zijn, bijvoorbeeld op het gebied van veel geldverlies en het ontstaan van verslavingen. Wat zijn volgens de Minister geschikte maatregelen om ervoor te zorgen dat de verslavingscijfers omlaag gaan? Kan hij daarbij specifiek ingaan op het opstellen van richtlijnen over de inhoud van de zorgplicht van kansspelaanbieders, speellimieten, verdergaande (gerichte) reclameverboden en het vergroten van de bekendheid en vindbaarheid van bijvoorbeeld het Cruks?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister in de brief het belang onderkent van verslavingspreventie en onderzoek en monitoring hieromtrent en dat hij de komende tijd in beleid de nadruk gaat leggen op verslavingspreventie. Deze leden onderschrijven dat dit een belangrijk punt is om op te focussen, zeker waar het gaat om kwetsbare groepen zoals jongeren tussen de 18 en 24 jaar. Kan de Minister toelichten wat hij concreet wil gaan doen om de nadruk meer op preventie te leggen?
De leden van de D66-fractie lezen dat de kosten van schuldhulpverlening als gevolg van gokschulden meetellen als materiële maatschappelijke kosten en dat het evenwel lastig is om de causaliteit van een schuldhulpverleningstraject goed te ontrafelen. Vaak spelen er ook andere factoren een rol, zoals financiële laaggeletterdheid. Kan de Minister toelichten wat hij concreet wil gaan doen om dit op te lossen?
De leden van de D66-fractie lezen dat hoog-risicospelers terecht een speerpunt van het kansspelbeleid zijn, maar ook dat midden-risicospelers een categorie zijn die niet moet afglijden richting ernstigere vormen van speelgedrag. Hoe gaat de Minister voorkomen dat dit gebeurt?
De leden van de D66-fractie lezen in het onderzoek «Rood-zwart ontward» een aanbeveling om de periodieke bevolkingsenquête aan te passen met vragen specifiek gericht op gambling harms, die toegespitst zijn op het uitgebreid meten van de financiële, psychische, werkgerelateerde en relatieproblemen die veroorzaakt kunnen worden door gokproblematiek en op effecten op de arbeidsproductiviteit. Ook zou er meer aandacht kunnen komen voor de ervaringen van de mensen in de directe omgeving/het huishouden van de probleemgokker. Verder kan de registratie van de gemeentelijke schuldhulpverlening worden verbeterd zodat de link met problematisch gokgedrag beter gelegd kan worden. Het zou goed zijn om gokgerelateerde suïcide(pogingen) scherper in beeld te brengen. Is de Minister voornemens om deze aanbevelingen op te volgen? Zo ja, welke en hoe? Zo nee, welke niet en waarom niet?
Vervolg
De leden van de D66-fractie lezen dat het vooronderzoek voor de evaluatie van de Wet Kansspelen op afstand (Wet Koa) loopt en dat de Minister op basis van dit onderzoek nog geen conclusies voor het kansspelbeleid trekt maar de evaluatie in 2024 afwacht. Deze leden merken op dat er in de tussentijd een advies is uitgebracht door de Nationaal Rapporteur Verslavingen over online kansspelen, waarin 22 concrete voorstellen zijn gedaan om bijvoorbeeld de risico’s op verslavingen te verkleinen. Is de Minister voornemens om al eerder met deze voorstellen aan de slag te gaan en zo ja, met welke?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor Rechtsbescherming over het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen. Deze leden zijn allereerst van mening dat het legaliseren van online kansspelen heeft geleid tot meer gokkers, verslavingen en schulden. Dit is volgens deze leden een pijnlijke waarheid, dus vraagt het om directe actie om te voorkomen dat nog meer gokkers verstrikt raken in de verslavende wereld van het online gokken. Deze leden vragen daarom allereerst of de Minister het met deze leden eens is of een averechts effect is bereikt met de Wet Koa, waardoor maatregelen genomen moeten worden om het huidige beleid rondom online kansspelen te herzien.
De leden van de CDA-fractie lezen dat op basis van de beschikbare informatie en de keuzes die de onderzoekers gemaakt hebben bij het wegen van de informatie over de kosten en baten, het consumentensurplus voor een groot deel bijdraagt aan de baten en kansspelverslaving aan de kosten. Risicovolle kansspelen, in het bijzonder casino’s, speelautomaten en kansspelen op afstand, laten aanzienlijk hogere kosten van kansspelverslaving zien. Deze leden vragen een reflectie hierop van de Minister, met name als het gaat om de kosten van kansspelverslavingen. Is de Minister het met deze leden eens dat de cijfers rondom kansspelverslavingen sinds 1 oktober 2021 zorgwekkend zijn? Zo nee, waarom niet en zo ja, welke maatregelen gaat de Minister nemen?
Kwantificering maatschappelijke kosten en baten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de indicatieve berekening van de kosten en baten van online kansspelen ook laat zien dat bij een legaal aanbod van online kansspelen de baten de kosten overstijgen. In hoeverre zouden de kosten de baten alsnog overstijgen als het aanbod van online kansspelen niet legaal zou zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister inziet dat het belang van verslavingspreventie en onderzoek en monitoring hieromtrent aanzienlijk is. Deze leden vragen welke gevolgen de Minister hieraan gaat verbinden, in andere woorden vragen zij welke concrete maatregelen de Minister gaat nemen om de verslavingspreventie uit te breiden en resultaten te boeken om online gokverslavingen tegen te gaan.
Onzekerheden
De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal kanttekeningen wordt gemaakt bij de indicatieve beelden van de kosten-baten-analyse, met name dat er sprake is van ontbrekende informatie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij witwassen en ondermijning. Deze leden vragen of de Minister deze informatie alsnog inzichtelijk kan maken, zodat een compleet beeld verkregen kan worden van de kosten en baten. Zo nee, waarom niet?
Vervolg
De leden van de CDA-fractie lezen dat op dit moment het vooronderzoek voor de evaluatie van de Wet Koa loopt, waar ook vanuit andere aspecten, zoals maatschappelijke impact, naar de wet wordt gekeken. In hoeverre worden hier de verslavingscijfers van met name jongvolwassenen meegenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderzoek indicatieve kosten-batenanalyse kansspelen en de brief van de Minister voor Rechtsbescherming daarover. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat het Nederlands kansspelbeleid in het algemeen en de markt voor online gokken in het bijzonder scherp getoetst moeten worden aan de doelstellingen van het beschermen van consumenten, het tegengaan van kansspelverslaving en het aanpakken van illegaal gokken en de daarmee samengaande criminaliteit. Zij zullen de kosten en baten van kansspelen daarom tegen deze achtergrond bezien. Bijvoorbeeld financiële baten voor de overheid achten zij van ondergeschikt belang daaraan. De winsten voor gokbedrijven zien deze leden eerder als lasten ten koste van de burger dan als financiële baten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties lezen in de bevindingen van de onderzoekers dat, vanwege de hoge afdrachten en relatieve lage risico’s op verslaving, loterijen een groot positief saldo hebben. Vooral omdat naar de mening van deze leden de risico’s klein zijn en de financiële baten deels gebruikt worden voor maatschappelijk relevante doelen, zien zij dit deel van de kansspelmarkt als minder schadelijk in het licht van de bovengenoemde doelstellingen van het kansspelbeleid. Zij hebben hierover dan ook geen verdere vragen. Dat is anders daar waar het de risicovolle kansspelen, zoals casino’s, speelautomaten en kansspelen op afstand betreft. Die laten, zo blijkt uit het onderzoek, aanzienlijk hogere kosten van kansspelverslaving zien. De Minister stelt dat dit het beeld van het belang van verslavingspreventie en onderzoek en monitoring hieromtrent bevestigt. De aan het woord zijnde leden delen deze mening. Echter, zo vragen zij, wat betekent het feit dat er een groot risico op kansspelverslaving is voor de visie van de Minister op de markt van dergelijke risicovolle kansspelen? In welke mate hebben kansspelaanbieders een zorgplicht om verslaving te voorkomen en hoe kan die worden aangescherpt? Of kunnen er strengere eisen worden gesteld aan het verkrijgen van een vergunning met duidelijker sanctiemogelijkheden tot aan het intrekken van een vergunning? Deelt de Minister de mening dat het wellicht ook tijd is om maatregelen te treffen om de omvang van die markt terug te brengen en op die manier de risico’s in te dammen? Zo ja, aan welke maatregelen, naast de restricties op het maken van reclame, denkt de Minister? Acht hij het wenselijk om het aantal vergunningen voor het aanbieden van bijvoorbeeld online kansspelen terug te brengen, desnoods door de Wet Koa daarop aan te passen? Zo nee, waarom niet? Hoe denkt de Minister over het vastleggen van een maximale inzet per speler per week?
Tenslotte hebben de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties een vraag over hoe de Minister aankijkt tegen de wijze waarop de onderzoekers de baten voor consumenten definiëren. De onderzoekers gebruiken daarvoor het economische begrip consumentensurplus. Dat begrip vullen zij voor de kansspelmarkt in als het plezier dat deelnemers met gokken ervaren en de mate waarin dat hun financiële inleg en andere kosten overstijgt. Om dat plezier – een immateriële bate – in geld uit te drukken wordt de betalingsbereidheid gebruikt. Dat wil zeggen dat de kansspeldeelnemer voor het deelnemen aan een kansspel bereid is minstens zo veel of meer te betalen dan de prijs die er moet worden betaald. De aan het woord zijnde leden vragen echter of degenen die aan de genoemde risicovolle kansspelen deelnemen wel goed genoeg geïnformeerd zijn over de markt waarop zij actief zijn. Hebben zij wel genoeg kennis over de winstkansen van hun deelname of genoeg kennis van de risico’s op verslaving? Immers, zo menen deze leden, mocht dat niet het geval zijn dan is de keuze om aan een kansspel deel te nemen niet op goede gronden genomen en vallen de feitelijke baten wellicht lager uit dan in het geval er wel sprake was van een goed geïnformeerde en rationeel handelende deelnemer. Kan de Minister hier nader op ingaan? Wat zegt dat over de uitkomst van de door de onderzoekers genoemde baten voor consumenten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het onderzoek «Rood-zwart ontward, Verkenning van de maatschappelijke kosten en baten van kansspelen», uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), met veel interesse gelezen. Deze leden willen het WODC bedanken voor het «pionierswerk» dat zij hebben gedaan in het kader van een kosten-batenanalyse ten aanzien van de kansspelen. Zij hebben aan de hand van het onderzoek nog een aantal vragen aan de Minister.
De leden van de SP-fractie willen hierover in algemene zin zeggen dat het moeilijk te kwantificeren is om de kosten voor de samenleving goed uit te rekenen. Juist omdat zaken als verslaving voor sommige mensen dusdanig grote effecten hebben op iemands leven, dat een kwantificatie vrijwel onmogelijk is. Het enkel economisch uitrekenen van de gevolgen van kansspelen is daarmee hooguit een factor binnen het totale beleid dat moet worden gemaakt op kansspelen waarbij de maatschappelijke en juridische effecten wat deze leden betreft zwaarder wegen. Hiermee willen zij absoluut niet het werk van de onderzoekers teniet doen, maar wel waken voor het feit dat dit op geen enkele manier een sluitend onderzoek is dat zonder deze andere effecten van invloed kan zijn op het beleid. Deelt de Minister deze mening?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een onderscheid in de baten wordt gemaakt van vier categorieën te weten consumentensurplus, producentensurplus, filantropie en belastingeffecten. Hieruit valt te lezen dat het consumentensurplus, dus wat wordt verdiend aan de gokkers, het grootste «positieve» effect heeft op de baten. Vindt de Minister dit een wenselijke opbrengst? Is dit één op één te vergelijken met het effect dat de kosten voor verslavingszorg lager worden geschat dan de opbrengsten van het consumentensurplus? Deelt de Minister de mening dat dit niet duidelijk tegenover elkaar te zetten is en dat dit vanuit een maatschappelijk oogpunt, appels met peren vergelijken is?
De leden van de SP-fractie lezen dat tegenover de baten in het onderzoek ook maatschappelijke kosten worden omschreven, te weten verslaving, illegaliteit en criminaliteit, kosten voor de overheid en de bescherming van consumenten. Hierin zijn de kosten ruimschoots terug te vinden in de verslavingskosten. Is hier ook recidive in meegenomen? Op welke manier valt volgens de Minister de schade te berekenen die mensen oplopen vanwege een verslaving, bijvoorbeeld ook in de persoonlijke sfeer? Onderschrijft de Minister de analyse dat de totale kosten in het onderzoek onderschat worden juist omdat er geen duidelijke schatting kan worden gemaakt van het criminele en illegale circuit?
De leden van de SP-fractie zien dat de onderzoekers constateren dat de baten opwegen tegen de kosten en dat het beleid omtrent kansspelen daarmee meer «baten» dan lasten heeft. Het positieve saldo is jaarlijks 2 miljard euro, vooral vanwege loterijen die volgens de onderzoekers veel opleveren en een lage kans op verslaving meebrengen. Deze leden zijn het WODC dankbaar voor het onderzoek maar zien ook veel onzekerheden in de resultaten van het onderzoek, die het WODC ook zelf erkent. Juist de berekeningen in de kostenkant zijn niet geheel accuraat omdat niet alles te kwantificeren viel, en daarmee worden de kosten naar inschatting van voornoemde leden nu wel onderschat, waardoor het bedrag van 2 miljard euro ook een overschatting is aan totale baten minus kosten. Onderschrijft de Minister deze analyse? Er ontbrak informatie waardoor bepaalde zaken niet te kwantificeren waren. Zo zijn ook de kosten betreffende witwassen en ondermijning erg moeilijk in te schatten. De Minister geeft daarnaast terecht de zorg aan dat de kosten die meekomen met kansspelverslaving aan de hand van de legale online gokmarkt echt aanzienlijk zijn. Heeft dit op enige manier invloed op het huidige Nederlandse beleid? Laat dit ook niet zien dat extra investeringen in de verslavingszorg hard nodig zijn? Is het voor eventueel vervolgonderzoek nog mogelijk de effecten te kwantificeren per leeftijdscategorie? Is het in dit opzicht een idee om bij een volgend onderzoek uitgebreid verslavingsexperts, zowel wetenschappelijk als in de praktijk, mee te nemen om zo een beter beeld te krijgen van deze gevolgen?
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister aangeeft dat de resultaten van dit onderzoek geen invloed hebben op het kansspelbeleid maar dat dit wel zal worden betrokken bij de evaluatie van het kansspelbeleid. Dat vinden deze leden een verwarrende conclusie. Kan daarmee niet worden aangenomen dat dit vanwege de rol die dit zal gaan innemen bij de evaluatie, wel als bouwsteen zal worden gebruikt voor nieuw beleid? Voornoemde leden willen in dat opzicht namelijk wel wijzen op de onzekerheden die in het onderzoek zitten, zoals het nog niet volledige beeld van de effecten van de legalisering online gokken en de maatschappelijke kosten van verslaving die in veel gevallen niet in geld uit te drukken is. Deelt de Minister deze mening? Wat concludeert de Minister uit het onderzoek betreffende het huidige Nederlandse beleid?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben behoefte aan het stellen van nadere vragen.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen de Minister of voorafgaand, tijdens of na afloop van dit onderzoek contact is geweest met gokbedrijven of lobby-organisaties. Zo ja, welke invloed hebben zij gehad op het onderzoek danwel de kabinetsreactie?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zijn diep geschokt door de inschatting dat in 2019 107 zelfdodingen voortkwamen uit gokproblematiek. Zij maken zich zorgen over de ontwikkeling in deze trend nu meer en meer mensen gaan gokken en juist ook deelnemen aan meer verslavende vormen van gokken. In 2022 is bijna 1 miljard euro meer online vergokt dan in 2019. Zij vragen de Minister een diepgaande reflectie hierop en hierbij in te gaan op de volgende drie punten:
1. de verwachtingen voor 2023 en verder nu steeds meer mensen gaan gokken, het aandeel jongeren toeneemt en ook steeds meer sprake is van deelname aan meer verslavende vormen van gokken. Indien dit niet mogelijk is horen voornoemde leden graag op welke wijze een monitoringsmechanisme gaat worden ontwikkeld om dit wel in beeld te krijgen;
2. de ontwikkeling dat een bovengemiddeld groot deel van de deelnemers aan online gokken jongvolwassen is en de invloed die dit kan hebben op de ontwikkelingen van het aantal zelfdodingen voortkomend uit gokproblematiek;
3. de opvolging die wordt gegeven aan de oproep van onderzoekers om nader onderzoek te doen naar de relatie tussen gokproblematiek en suïcide.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties voelen een groot ongemak dat ondanks deze schrikbarende cijfers in het onderzoek wordt gesproken van een positieve balans van de baten ten opzichte van de maatschappelijke kosten. Zij vragen of de Minister dit ongemak deelt temeer daar die baten zitten in zaken als consumentensurplus en staatsinkomsten. Is het niet pijnlijk dat de Staat verdient aan gokverslaving, met alle gevolgen van dien? Hoe verhoudt dit zich tot het preventiebeleid dat de overheid hanteert? Moet niet drastischer worden ingegrepen in plaats van de zogenaamde zelfregulering door gokbedrijven zelf? Slaat de balans wat de Minister betreft ook positief uit?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zijn benieuwd wat nu eigenlijk de doelstellingen zijn van de Minister voor het gokbeleid en welke maatschappelijke baten worden verwacht. Ziet de Minister dat een kanalisatiegraad van 93% bijvoorbeeld helemaal geen goed nieuws is, als dat betekent dat 60% van de huidige gokkers voorheen niet gokte?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zien dat een groot gedeelde van de baten wordt gevat in het zogeheten consumentensurplus. Dit ziet er vooral op dat mensen bereid waren meer te betalen voor het product dan ze hebben gedaan. In hoeverre is dat nou echt een maatschappelijke baat te noemen? Voorts vragen deze leden of het ook als consumentensurplus wordt gezien wanneer iemand met een gokverslaving bereid was geweest meer te betalen voor deelname aan online gokken. Tot slot vragen voornoemde leden of zij het juist zien dat dat deel van het consumentensurplus dat bestaat uit het positieve gevoel dat mensen hebben wanneer geld wordt afgedragen aan een goed doel, ook wordt bereikt wanneer mensen rechtstreeks kiezen voor het geven van geld aan een goed doel.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen wat de Minister ervan vindt dat juist ook vanuit staatsdeelnemingen mensen worden aangezet tot deelname aan loterijen met miljoenenprijzen in het vooruitzicht wetende dat mensen met een laag inkomen een groter deel van hun inkomen besteden aan dergelijke loterijen. Hoe past dit binnen het armoedebeleid van de regering en het preventiebeleid dat de overheid voert op het voorkomen van armoede en schulden?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen of het niet beter zou zijn te stoppen met de miljoenenbeloftes bij loterijen en te kiezen voor een hoger afdrachtspercentage dan nu het geval is. Voornoemde leden denken zelf aan een percentage van bijvoorbeeld 90% maar kunnen zich ook een ander percentage voorstellen. Kan de Minister aangeven waarom het huidige percentage goed is?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen de Minister wanneer de evaluatie van de wet Koa zal zijn afgerond.
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties vragen hoe de Minister de ontwikkeling duidt dat sinds het verbieden van reclame voor online gokken, gokbedrijven meer tv-programma’s zijn gaan sponsoren. Wat vindt de Minister ervan dat de markt op deze manier weer regels probeert te omzeilen? Is het passend dat programma’s op de publieke omroep door gokbedrijven worden gesponsord?
De leden van de ChristenUnie- en SGP-fracties zien dat de afgelopen maanden waarschuwing op waarschuwing komt vanuit verslavingszorg over de toename van gokproblematiek, met de laatste rapportage van de Nationaal Rapporteur Verslavingen als nieuw dieptepunt (Kamerstuk 24 557, nr. 212). Daar bovenop komt nu ook de relatie tussen gokproblematiek en zelfdodingen. Hoeveel nieuwe gokkers moeten er nog bijkomen voordat de Minister realiseert dat de legalisering van online gokken moet worden teruggedraaid en er écht werk gemaakt moet worden van consumentenbescherming? Is de Minister bereid per direct een wetsvoorstel voor te bereiden om de legalisering van online gokken terug te draaien?