[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22112-3765)

Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D41003, datum: 2023-10-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D41003).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z14561:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D41003 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 6 oktober 2023 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 1 september 2023 toegezonden fiche: Verordening contant geld als wettig betaalmiddel (Kamerstuk 22 112, nr. 3765).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

De griffier van de commissie,

Weeber

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het fiche. Zij herkennen de trend van digitalisering van het betalingsverkeer in Nederland en zijn daarom positief over de wetgeving die is aangekondigd om contant geld bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden. Kan het kabinet aangeven op welke termijn er een wetsvoorstel hiervoor in consultatie zal gaan?

De leden van de D66-fractie herkennen ook het belang van contant geld als terugvaloptie als er een storing is rond pinnen. Daarbij vragen deze leden naar alternatieven om pintbetalingen als nog voort te zetten of andere vormen van digitale betalingen. Op welke manier kunnen pin-only-toonbankinstellingen blijven functioneren bij een dergelijke storing en wat doet de overheid om de continuïteit te borgen?

Uit het verleden kennen de leden D66-fractie vergoedingen om te pinnen, al dan niet alleen bij kleine bedragen. Omdat deze leden begrijpen dat er geen bijkomende vergoedingen gevraagd mogen worden voor het betalen met contant geld, vragen deze leden naar de mogelijkheid voor aanvullende vergoedingen bij andere vormen van betalen (die door een winkel worden geaccepteerd). Immers, als het duurder is om op een innovatieve manier te betalen zal het gebruik van die betalingsmethode minder snel kunnen toenemen. Hoe kijkt het kabinet hiernaar?

De leden van de D66-fractie herkennen zich in de voorbeelden die het kabinet beschrijft van activiteiten waar een permanente uitzondering op de acceptatieplicht passend zou kunnen zijn. Daarom vragen deze leden naar het politieke krachtenveld in Europa rond deze inzet van het kabinet.

De leden van de D66-fractie lezen over het risico dat het kabinet ziet rond gegevensverzameling van het gebruik van contant geld als gevolg van verplichtingen uit deze verordening, maar vragen daarbij naar het verschil met de huidige gegevensverzameling voor het Convenant Contant Geld. Welke aanvullende gegevens zouden verzameld moeten worden volgens dit voorstel?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het fiche met betrekking tot de «Verordening contant geld als wettig betaalmiddel». Het is een positieve ontwikkeling dat er aandacht wordt besteed aan het gebruik van contant geld als wettig betaalmiddel. Dit gelet op het gegeven dat het aantal contante betalingen en het aantal geldautomaten in de afgelopen jaren zijn afgenomen en voor één op de zeven Nederlanders uitsluiting dreigt als gevolg van de opmars van pin-only.

Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie lezen allereerst dat de Europese Commissie een acceptatieplicht van contant geld voorstelt. Deze leden willen weten wat de reikwijdte hiervan is. Gaat de acceptatieplicht bijvoorbeeld ook gelden voor retailbranches, waar momenteel contante betalingen vaak niet mogelijk zijn, zoals bioscopen, parkeerplaatsen en apotheken? Geldt de acceptatieplicht ook voor betalingen (van schulden) aan overheden?

Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat er twee uitzonderingen zullen gelden op de acceptatieplicht van contant geld. Zo mag contant geld worden geweigerd wanneer dit gebaseerd is op legitieme en tijdelijke gronden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Daarnaast mag contante betaling worden geweigerd als vooraf aan de betaling de begunstigde partij een ander betaalmiddel is overeengekomen met de betaler. Deze leden willen weten wat hier allemaal onder zal vallen en of de acceptatieplicht niet makkelijk te omzeilen is, omdat de uitzonderingsgronden relatief vaag zijn gedefinieerd.

Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat de Europese Commissie een plicht voor lidstaten voorstelt om te zorgen voor een voldoende en doeltreffende toegang tot contant geld. Hoe zal de Minister dit vorm geven, gelet op het gegeven dat veel bankkantoren en geldautomaten de afgelopen jaren in Nederland juist zijn gesloten?

Daarnaast vragen deze leden of de Minister van mening is dat de toegang tot contant geld in Nederland op dit moment voldoende is en of er voldaan wordt aan de vijfkilometernorm. Zo niet, welke maatregelen is de Minister bereid te treffen om ervoor te zorgen dat er wel voldoende toegang komt tot contant geld?

Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat het kabinet het van belang vindt de voorgestelde acceptatieplicht proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen. Het kabinet stelt van mening te zijn dat dit niet geval is. Kan de Minister nader toe lichten waarom het voorstel volgens het kabinet nog onvoldoende proportioneel en uitvoerbaar is voor toonbankinstellingen?

De leden van de PVV-fractie constateren dat het kabinet het van belang vindt dat er ruimte blijft voor beperkingen van grote contante betalingen. Het Nederlandse wetsvoorstel Plan van aanpak witwassen bevat in dat kader een verbod op contante betalingen voor goederen vanaf 3.000 euro. Dit wetsvoorstel is echter controversieel verklaard. Betekent dit dat de Minister dit wetsvoorstel dan ook niet zal meenemen in de onderhandelingen?

Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie naar de financiële gevolgen van dit voortel. Kan de Minister hierbij verschillende scenario’s uitwerken (betalingen aan de kassa, overheden en schulden aan de overheden)?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende fiche. Zij zijn groot voorstander van een acceptatieplicht van contact geld. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie vragen, met betrekking tot de paragraaf in het fiche over de essentie van het Nederlands beleid, naar de stand van zaken rond de nationale wetgeving om het aanbod van chartale dienstverlening te waarborgen. Wordt hierin ook een acceptatieplicht van contant geld meegenomen? Is de Minister het in het algemeen eens dat er (een vorm van) een acceptatieplicht voor contant geld ingevoerd moet worden?

De leden van de SGP-fractie lezen over de beoordeling en de inzet van het kabinet dat het kabinet vragen heeft over de uitzonderingen op de verplichte acceptatie. Welke uitzonderingen wenst de Minister? Is de Minister het ermee eens dat uitzonderingen zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden, en alleen ingevoerd moeten worden als het echt noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het belang van veiligheid?

Daarnaast stellen de leden van de SGP-fractie vast dat het kabinet groot voorstander is van ruime uitzonderingen. Waarom kiest de Minister daarvoor? Ontstaan hierdoor niet allerlei manieren om onder de acceptatieplicht uit te komen? Hoe wordt geborgd dat de acceptatieplicht in de praktijk daadwerkelijk effect heeft, als er gelijktijdig ruime uitzonderingen ingevoerd worden?

De leden van de SGP-fractie onderschrijven, naar aanleiding van paragraaf 4 onder a van het fiche, de wens van het kabinet dat lidstaten zelf ruime bevoegdheid houden over de invulling van de acceptatieplicht. Lidstaten zijn hier wat betreft deze leden vooral zelf voor verantwoordelijk. Wordt deze opvatting breed gedeeld door andere lidstaten? Hoe zorgt de Minister ervoor dat Nederland zelf regie houdt over de invulling van dit voorstel?

II Reactie van de Minister