[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 4 oktober 2023, over Circulaire economie

Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2023D41355, datum: 2023-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32852-270).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32852 -270 Grondstoffenvoorzieningszekerheid.

Onderdeel van zaak 2023Z06405:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 270 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 24 oktober 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 4 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 maart 2023 inzake reactie op de motie van het lid Van der Graaf c.s. over nationale wetgeving voor een verbod op het vernietigen van niet-verkochte goederen (Kamerstuk 32 852, nr. 221) (Kamerstukken 32 852 en 22 112, nr. 228);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 21 februari 2023 inzake uitstel toezending reactie op verzoek commissie over toezenden brief met beleidsopties ter reductie van sigarettenfilters in zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 289);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 23 februari 2023 inzake stand van zaken uitwerking Circulair Materialenplan (CMP1) (Kamerstuk 30 872, nr. 290);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 april 2023 inzake reactie op verzoek commissie over het CE Delft-rapport «CO2-winst met kunststofrecyclaat» dat in opdracht van NRK Recycling is opgesteld (Kamerstuk 32 852, nr. 229);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023 inzake diverse onderwerpen op het gebied van circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 231);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 april 2023 inzake beoordeling afval of niet en experimenteren circulaire economie (Kamerstukken 32 852 en 30 872, nr. 232);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 19 april 2023 inzake beleidsopties ter reductie van sigarettenfilters in zwerfafval (Kamerstuk 30 872, nr. 291);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 12 mei 2023 inzake stand van zaken implementatie duurzaamheidscriteria biogrondstoffen in regelgeving (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 1233);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 22 mei 2023 inzake visie op verduurzaming kledingindustrie, overzicht van stimuleringssubsidies en overleg met banken (Kamerstukken 29 826 en 30 196, nr. 180);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 juni 2023 inzake voortgangsrapportage beleidsprogramma circulair textiel 2023 (Kamerstuk 32 852, nr. 251);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 juni 2023 inzake monitoring zwerfafval tweede helft 2022 (Kamerstuk 30 872, nr. 292);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 juli 2023 inzake uitbreiding aanpak kunststofproducten voor eenmalig gebruik (Kamerstukken 30 872 en 28 694, nr. 293);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 juli 2023 inzake diverse onderwerpen ten aanzien van verbranden en storten (Kamerstuk 32 852, nr. 260);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 september 2023 inzake reactie op verzoek commissie op Joint industry statement from the Packaging Value Chain (Kamerstuk 32 852, nr. 262);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 september 2023 inzake toelichting circulaire klimaatmaatregelen (Kamerstukken 32 813 en 32 852, nr. 1292);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 oktober 2023 inzake stand van zaken omtrent de uitvoering van de motie van het lid Van der Graaf c.s. over nationale wetgeving voor een verbod op het vernietigen van niet-verkochte goederen (Kamerstuk 32 852, nr. 221) (Kamerstuk 21 501-30, nr. 585);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 2 oktober 2023 inzake diverse onderwerpen op het gebied van de circulaire economie (Kamerstuk 32 852, nr. 264);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 september 2023 inzake reactie op de gewijzigde motie van het lid Van Esch over een plan om producten waarin bont, dons van levend geplukte dieren, angorawol of kangoeroeleer is verwerkt uit Nederlandse winkels te weren (Kamerstuk 36 254, nr. 16) (Kamerstuk 32 852, nr. 266);

de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 3 oktober 2023 inzake tijdlijn van maatregelen in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–2030 (Kamerstuk 32 852, nr. 263);

de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 september 2023 inzake reactie op het rapport van het College van Rijksadviseurs: Vandaag besteld, morgen circulair (Kamerstukken 34 244 en 30 196, nr. 8).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie,
Tjeerd de Groot

De griffier van de commissie,
Rijkers

Voorzitter: Tjeerd de Groot

Griffier: Koerselman

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Van Esch, Tjeerd de Groot, Hagen, Haverkort, De Hoop en Krul,

en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Ik verwelkom in het bijzonder de Staatssecretaris, die vandaag bij ons te gast is om te spreken over de circulaire economie. De spreektijd die we hebben afgesproken is vijf minuten en ik zal, gelet op het geringe aantal deelnemers, het aantal interrupties, mits kort, vrij willen laten.

Dan gaan wij over tot de eerste spreker, dat is mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Voorzitter, mag ik een kort punt van orde maken, voordat we beginnen?

De voorzitter:

Uiteraard.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

We hebben de afgelopen week meerdere brieven gehad die echt heel erg laat onze kant op zijn gestuurd over de circulaire economie. Volgens mij is normaliter de afspraak dat we brieven een week van tevoren ontvangen, maar we kregen gistermiddag nog een brief, maandagavond een brief. Ik wil hier wel kort opgemerkt hebben dat ik graag weer terug zou willen naar de regel van een week van tevoren, want dit vond ik wel erg kort dag. Ik hoop dat ik dit bij dezen kan meegeven richting de Staatssecretaris en het ministerie.

De voorzitter:

Ik zie de Staatssecretaris instemmend en een klein beetje schuldbewust knikken. Ik neem dus aan dit goed is aangekomen. Het is inderdaad een goede regel, want we moeten ons hier ook met zeer weinig medewerkers goed kunnen voorbereiden.

Dat is het woord nu aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren voor haar inbreng.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Maatregelen tegen klimaatverandering en biodiversiteitsverlies zetten geen zoden aan de dijk als wij steeds meer spullen blijven produceren en consumeren, spullen ook die wij vaak helemaal niet nodig hebben. Die doorgeslagen consumptiemaatschappij moet daarom plaatsmaken voor een circulaire samenleving. Daarvoor zitten we hier deze ochtend weer.

Om deze omslag te kunnen maken moeten we natuurlijk wel de daartoe noodzakelijke keuzes maken. Het kan dan ook niet zo zijn dat er 14 miljard euro aan voedselsubsidies gaat naar de plasticsector, omdat er geen accijns hoeft te worden betaald op olie. 14 miljard! Waarom heb ik nog steeds geen plan gezien om werk te maken van het afschaffen van deze bizarre voordelen voor de plasticsector? In dit kader staat wel in de Miljoenennota dat er een mogelijkheid is om deze fossiele subsidies af te schaffen door een aparte nationale heffing op te leggen, buiten die accijns om. Wanneer komt dat dan? Wanneer is dat voorstel er dan om die heffing te gaan invoeren?

Het is natuurlijk bizar dat zo'n voorstel er nog niet is en volgens mij heeft Minister Jetten ook al beloofd om werk te gaan maken van die fossiele subsidies. Daartoe wil ik ook deze Staatssecretaris van harte toe oproepen: ga daar nou mee aan de slag! Om daarmee aan de slag te kunnen gaan en ook voor ons zou ik graag een brief willen ontvangen, het liefst van deze Staatssecretaris, misschien wel samen met Minister Jetten, over waar die fossiele subsidies op plastic precies in zitten. Volgens mij hebben we daar nog steeds weinig zicht op. We weten wel dat er een aparte nationale belasting zou kunnen worden geheven, maar ik ben erg benieuwd hoe dat er dan uit gaat zien. Kunnen we die brief zo snel mogelijk krijgen, en zeker voor het debat van volgende week, waarin de begroting van EZK zal worden besproken? Bij die gelegenheid zouden we door kunnen gaan met het bespreken van dit zo belangrijke onderdeel waar we nu mee bezig zijn.

Ik ben ook benieuwd waarom dit kabinet niet kiest voor een belasting op virgin plastics. Een dergelijke belasting is uit een onderzoek van CE Delft heel duidelijk naar voren gekomen als een zeer belangrijk en zeer noodzakelijk goed. Ik vind hem nergens terug in de plannen van dit kabinet en ik ben benieuwd waarom niet. Volgens mij zou dit namelijk een goede zijn. Als je ziet dat je zo'n nationale belasting zou kunnen heffen, dan is die belasting op virgin plastics toch een ideale uitkomst?

Voorzitter. Uiteraard gaan we het vandaag – en hopelijk veel collega's met mij – weer hebben over het statiegeldfiasco. Hoe duidelijk moet nog worden dat de verantwoordelijkheid voor een goed lopend, consumentenvriendelijk statiegeldsysteem niet bij het bedrijfsleven kan worden neergelegd? Dat de inzameldoelen niet zijn gehaald is een totaal brevet van onvermogen. We hebben zo vaak gewaarschuwd dat het niet goed ging, dat het niet de goede kant op ging, dat de wetgeving niet goed in elkaar zat. En toch werden wij constant weer met een kluitje in het riet gestuurd. «Wacht nog maar even af, er komt nog wel een evaluatie». «We gaan nog wel kijken». «De cijfers zijn nog niet binnen».

We zien het nu: de vrijheid die aan het Afvalfonds gegeven is, is te veel geweest. We hebben het bedrijfsleven daarin te veel ruimte gegeven. Ik ben benieuwd of we nu eindelijk inzien dat we een aantal maatregelen echt zouden moeten nemen. Zorg onder andere voor meer innamepunten. Het kan toch niet zo zijn dat je niet kunt inleveren bij bioscopen, bij bouwmarkten, bij tankstations bij provinciale wegen, bij Albert Heijn To Go's. Dat zijn toch plekken waar mensen dat moeten kunnen doen en waar het nu nog niet kan? Zorg daar zo snel mogelijk voor! Stel een innameplicht in. Zorg er echt voor dat we dat nu een keer gaan doen. Zet die terug in de wetgeving. Zorg voor een hoger statiegeldbedrag. Minimaal € 0,15 is onvoldoende. Maak het hoger. En schrap nu echt een keer die rare uitzonderingen. Gister is er nog een motie door mevrouw Hagen en mij ingediend over statiegeld op plastic flesjes met sap en zuivel. Maar je ziet nu ook plastic flesjes met alcohol langskomen. Het kan niet dat dit nog steeds uitgezonderd is. Dat leidt echt tot zeer rare praktijken.

Tot slot. Breid statiegeld nou eens uit naar alle drankverpakkingen, waaronder ook drankenkartons. We zien namelijk wel degelijk in de cijfers dat het aantal drankenkartons in het zwerfafval toeneemt, maar deze Staatssecretaris zegt dat dit volgens haar cijfers niet zo is. Maar zij heeft cijfers uit 2016 en 2017, begrijp ik. Ik begrijp niet waarom nog steeds die cijfers worden gebruikt. Je zou toch ook cijfers van jaren daarna kunnen gebruiken? Haar cijfers staan dan ook haaks op bijvoorbeeld het onderzoek van Project #Pakzooi. Ik ben benieuwd hoe dat kan.

Ik rond bijna af, voorzitter. Ik zie u naar mij kijken; dat snap ik.

Tot slot, voorzitter. Sigarettenfilters belanden in grote mate in het zwerfafval. We weten met z'n allen hoe enorm schadelijk dat is. We weten dat er wordt gekeken naar een verbod op Europees niveau, maar wij vinden dat te lang duren. De Staatssecretaris heeft aangegeven te gaan kijken naar een nationaal verbod. Ik wil haar echt vragen om daar vaart mee te maken. Ik wil vandaag graag weten hoe snel dat kan gebeuren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Er is een vraag van de heer Haverkort, VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Ik dacht: ik wacht even het betoog van mevrouw van Esch af tot het eind, want misschien begint ze er wel over. Ik heb haar gehoord over de zorgen die zij heeft over de hoeveelheid plastic die we in onze samenleving krijgen. Ik heb vooral gehoord wat ze mist in het Nationaal Programma Circulaire Economie en in de route die het kabinet daarbij kiest, maar ik ben ook wel nieuwsgierig hoe ze aankijkt tegen de maatregelen die daar wel in staan. Dan doel ik met name op de voorgenomen bijmenguitdaging of bijmengverplichting, zoals die heet, om fossiele grondstoffen uit te sparen door recyclaat toe te voegen aan plasticproducten. Zou mevrouw Van Esch daar nog eens op kunnen reflecteren?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Tuurlijk. Op zich is dat een prima voorstel. Ik vind ook niet dat dit niet zou moeten. Uit onderzoek van CE Delft blijkt alleen heel duidelijk wat de beste optie zou zijn om te doen, namelijk een belasting op virgin plastics, die zeer effectief is. En dan snap ik niet waarom ik nergens in de stukken van dit kabinet nog maar zie waarom die niet is overwogen, terwijl die het meest effectief is om het aandeel virgin plastics terug te dringen. Het is prima als je andere maatregelen ook neemt, maar het kan natuurlijk niet een of-of zijn. Als we naar een circulaire economie willen, zal het toch echt naar en-en moeten.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Hagen namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Dit is waarschijnlijk wel de laatste keer dat we in deze samenstelling zitten. Dat vraagt misschien ook wel om de belangrijkste vraag te stellen. De belangrijkste kentering die nu nodig is, is dat we inzien dat onze huidige economie waarin we gebruiken en afdanken echt onhoudbaar is. Gelukkig kent Nederland tal van goede ondernemers die al de juiste keuzes maken, maar ze smachten ook naar een hele duidelijke stip op de horizon, zodat ze weten waar ze naartoe moeten werken en welke gerichte investeringen ze moeten doen. Om te waarborgen dat we de transitie naar een circulaire economie ook ambitieus blijven voorstellen, begin ik dit debat met de volgende vraag: wanneer ontvangt de Kamer de contourennota van de circulaire-economiewet? Wanneer wordt duidelijk waar die investeringen gedaan moeten worden door de ondernemers?

Voorzitter. Mijn buurvrouw zei het al even. Misschien wel de grootste ergernis is op dit moment in de supermarkt te vinden, namelijk de lange rijen voor de inzameling van blik en plastic flesjes. Niet elk soort kun je weer inleveren in de winkel. Inzamelautomaten hebben standaard een uitpuilende prullenbak en worden omgeven door niet in te leveren blikjes en flesjes. Het is onduidelijk wat er met het niet-geïnde statiegeld gebeurt. En op sap en zuivel zit ook nog steeds geen statiegeld; daar heb ik trouwens gisteren al een motie over ingediend. Daarover heb ik twee vragen. Hoe kan het dat de overheid een systeem optuigt waarin statiegeld van consumenten naar eigen inzicht gebruikt mag worden zonder dat daar duidelijk verantwoording over afgelegd hoeft te worden? Wordt het niet tijd dat de Staatssecretaris daar alsnog regels over opstelt en daar transparantie over eist, zeker aangezien het naar schatting inmiddels om 80 miljoen gaat?

Voorzitter. Dan een ander product dat we overal in onze huizen terugvinden: batterijen. Ook de inzameling hiervan gaat niet vlekkeloos. Jaar na jaar neemt het ingezamelde percentage batterijen af. Afvalwagens vliegen in brand omdat batterijen in de afvalbak belanden. Daarbij is een hoofdrol weggelegd voor de vapes, die massaal in de restafvalbakken worden gegooid. Tot slot verliezen we met het weggooien van batterijen ook nog eens een heel belangrijke grondstof voor de energietransitie, namelijk lithium. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren en toezeggen in te zetten op statiegeld? Ziet zij in dat er actie nodig is om de veiligheid in de afvalbranche te kunnen garanderen en om het doel van 45% gerecyclede batterijen nou eindelijk eens te halen?

Een ander explosiegevaar in de recycleketen wordt gevormd door de lachgascilinders. Deze cilinders veroorzaken gigantische ontploffingen bij afvalverwerkers. Afvalverwerkers zitten massaal met hun handen in het haar omdat hun afval vol zit met deze explosief gevaarlijke lachgascilinders. Het aantal ontploffingen is volgens gesprekken die wij met een afvalverwerker hebben gehad verachtvoudigd sinds de invoering van het lachgasverbod. De financiële schade wordt op dit moment geraamd op 35 miljoen euro. Als gevolg van eerdere ontploffingen en veiligheidsrisico's voor medewerkers zijn afvalverwerkers begonnen met een inleverpremie voor lachgascilinders. Hoe gaat de Staatssecretaris deze gevaarlijke situatie zo snel mogelijk oplossen? Ondersteunt zij deze nu al succesvolle inleverpremie?

Voorzitter. Ook op het gebied van statiegeld lopen duurzame koplopers in de kledingindustrie voorop. Verschillende kledingmerken voeren inmiddels zelf statiegeld in op kledingitems. Ze willen het materiaal graag terug en zijn benieuwd naar de duurzaamheid van hun product. Duurzame spelers helpen in de eenduidigheid over duurzaamheid.

De voorzitter:

Wacht u maar even, in verband met de bel.

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik was al even begonnen over de koplopers in de kledingindustrie. Het is belangrijk dat er ook eenduidigheid is over duurzaamheid. Naast greenwashing is ook greenhushing nu aan de orde van de dag: bedrijven weten niet meer zo goed wat ze wel en niet mogen communiceren. Frankrijk heeft inmiddels een uitgebreid ecolabel in ontwikkeling. Ook Vlaanderen is aan een onderzoek begonnen dat een ecolabel vorm moet geven. Aangezien Nederland van oudsher een textielland is, dat tal van kledingondernemers rijk is, is duidelijkheid over een eenduidig label cruciaal. Wil de Staatssecretaris toezeggen dat ze deze voortgang monitort en gebruikt voor eenzelfde label in Nederland?

Voorzitter. Ik heb het ook over schoenen. Ik vind het altijd fascinerend dat schoenen gewoon te vinden zijn op straat, afgedankt langs de kant van de weg. Nike is inmiddels gestart met refurbished schoenen en Nederland kent natuurlijk al het geweldige merk WEAR, dat schoenen weer als nieuw op de markt zet. Nu voelt de Staatssecretaris mijn vraag natuurlijk aankomen: wanneer komt de UPV voor schoenen?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Volgens mij wordt het kopje over textiel afgerond, dus ik dacht: ik stel deze vraag voordat er naar een nieuw kopje wordt gegaan. Ik ben benieuwd naar het volgende. Ik begreep dat er meerdere, nogal grote, commerciële partijen in Nederland, die textiel verkopen, nu kortingen gaan aanbieden. Je kunt dan je oude kleren teruggeven en dan kun je nieuwe kleren kopen. Persoonlijk dacht ik: volgens mij is dat nou juist niet de bedoeling als we naar een circulaire economie willen. Dan krijg je dus weer het incentive om te gaan kopen. Ik ben dus benieuwd of mevrouw Hagen het met de Partij voor de Dieren eens is dat dat de lineaire economie nou juist zo in stand houdt. Hoe kunnen we nou proberen die terug te gaan dringen?

Mevrouw Hagen (D66):

Ik denk dat als je naar de hele textielketen kijkt, je ziet dat wij nog niet de juiste oplossing hebben gevonden om kleding weer terug te brengen. We zijn er nog niet aan gewend om onze oude kleding mee te nemen als we naar een winkel toe gaan. Dat er nu dit soort prikkels door het bedrijfsleven uitgedeeld worden om ervoor te zorgen dat mensen hun kleding weer meenemen, is één. Maar op de lange termijn is dat natuurlijk niet de weg waar we naartoe willen. We willen namelijk het liefst dat er in zo'n winkel een heel rek vol met tweedehandskleding ligt. Dat is nog niet het geval. Volgens mij hebben we nog een weg te winnen, maar ik ben er vooral voorstander van dat we hierop inzetten totdat die tweedehandsmarkt volledig vormgegeven is, of het nou op platforms is of doordat winkels consumenten verleiden om hun kleding weer terug te brengen door kortingen uit te delen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dat vind ik toch zonde. Als we naar een circulaire economie willen, dan moeten we nu juist die grote stappen zetten en keuzes maken. Zo'n tussenstap om commerciële partijen dit soort leuke financiële prikkels aan mensen aan te bieden, geeft juist veel te weinig mogelijkheid om daadwerkelijk naar de circulaire economie te gaan. Ik zou dus zeggen: laten we die grote commerciële partijen dan stimuleren door in zo'n UPV voor textiel op te nemen dat ze tweedehandskleding gaan verkopen, in plaats van; breng je oude kleren terug en krijg korting voor je nieuwe kleren. Daar moeten we juist vanaf. Ik vind het dus zonde dat D66 die tussenstap nog wil maken.

Mevrouw Hagen (D66):

Volgens mij wordt het een dezer dagen algemeen bindend verklaard. Als ik het goed begrepen heb, zijn er inmiddels genoeg textielbedrijven bij aangesloten om ervoor te zorgen dat die UPV-textiel ook daadwerkelijk gaat vliegen. Daar is de tafel waaraan al die textielbedrijven samen zitten, en ook het ministerie en de gemeente, als het goed is. Ik denk dat dit gesprek daar met elkaar gevoerd moet worden: hoe zorg je ervoor dat zo'n tweedehandsmarkt daadwerkelijk tot gang komt? Ik denk dat een belangrijk onderdeel van die UPV-textiel ook kan zijn dat je transparant bent over hoeveel kleding er daadwerkelijk geproduceerd wordt en hoeveel kleding er verkocht wordt. Dat is misschien nog wel belangrijker dan datgene wat er altijd aan de achterkant georganiseerd wordt. We moeten namelijk veel meer naar de voorkant, dus dat er bijvoorbeeld al veel minder kleding wordt geproduceerd.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog en u heeft daar nog 30 seconden voor.

Mevrouw Hagen (D66):

Dat gaat lukken.

Voorzitter. De A12 wordt inmiddels dagelijks bezet in de strijd tegen de fossiele subsidies. Een groot deel van die fossiele subsidies is een vrijstelling van accijns op non-energetisch gebruik van minerale oliën. In andere woorden, bedrijven betalen wel accijns als ze olie gebruiken om er energie mee op te wekken, maar ze betalen geen accijns als ze diezelfde olie gebruiken om plastic mee te maken. Accijnzen invoeren is door internationale afspraken niet mogelijk, maar kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze op Europees niveau samen met andere landen een kopgroep gaat vormen om een belasting in te voeren op non-energetisch gebruik van minerale oliën? Is zij dan bereid om met de vuist op tafel te slaan door te zeggen: als Europa niet over de brug komt, dan komen we zelf met een vorm van belasting op non-energetisch gebruik van minerale oliën?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Haverkort namens de fractie van de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Heel erg bedankt, voorzitter. Ik benoem vandaag vier punten namens de VVD. Het eerste punt is de status van afval. Veel ondernemers werken hard aan een circulaire economie door afval in te zetten als grondstof. Daarbij worden ze belemmerd door regelgeving uit de vorige eeuw. Die regelgeving was gericht op het voorkomen van misbruik, ging illegale stort tegen en verbood illegale export. Die regelgeving zorgt er nu voor dat innovatieve ondernemers voor elke order, voor elke zending, soms zelfs voor elke individuele bigbag met grondstoffen een aparte verkoopvergunning moeten hebben. Dat zijn verkoopvergunningen waar buitenlandse opdrachtgevers en overheden vaak geen medewerking aan willen verlenen, waardoor Nederlandse circulaire bedrijven stilvallen. Als we de doelen ten aanzien van circulariteit willen halen, moet dat anders. Daarom stel ik de volgende vragen.

Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat het verkrijgen van een verkoopvergunning in Nederland beter geregeld moet worden? Is zij het met de VVD eens dat er hiervoor één loket dient te komen, zodat de handel in circulaire grondstoffen veel makkelijker kan worden? Is zij het met de VVD eens dat Omgevingsdienst Nederland de meest logische plaats is voor een dergelijk loket? Wil de Staatssecretaris de verkoop van tweedehandsgrondstoffen net zo behandelen als de verkoop van normale producten? Wanneer bedrijven producten verkopen, houden ze rekening met ISO-procedures, vergunningen voor hun fabriek en CE-markeringen. Niemand vraagt aan LEGO om voor elke container aan te tonen dat die dezelfde kwaliteit blokjes bevat. Waarom doen we dat dan wel bij korreltjes vinyl of bij lapjes katoen? Dat moet echt stoppen. Binnen de EU bestaat namelijk vrijheid van verkeer van mensen en van goederen. Dat geldt ook voor grondstoffen en dus ook voor tweedehands grondstoffen. Is de Staatssecretaris bereid de nodige aanpassingen in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en het Europees verdrag voor het overbrengen van afvalstoffen vorm te geven, zodat ook die regelgeving niet langer circulaire handel belemmert?

Voorzitter. Mijn tweede punt sluit hierop aan. Om circulariteit te bevorderen, dient ook het financiële systeem te veranderen. Begrippen als «afschrijving» en «voorraad» krijgen in een circulaire economie een heel andere waarde, met gevolgen voor banken, financieringsmodellen en jaarrekeningen. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? Hoe verloopt het gesprek met de financiële sector hierover en wat kunnen circulaire bedrijven van haar verwachten, zodat ze ook hierin belemmeringen weg zien worden genomen?

Voorzitter. Als derde punt vraag ik aandacht voor het verbod op papieren bekertjes en bakjes dat voortkomt uit de regelgeving aangaande single-use plastics. Iedereen wil minder plastic en we willen allemaal minder zwerfafval, maar om ook papieren bekers en bakjes te verbieden, omdat ze slechts enkele grammen plastic bevatten, gaat de VVD voor nu te ver. Voor het beeld: deze eenmalige verpakkingen zijn zeer goed recyclebaar en bedrijven kunnen prima voldoen aan de gevraagde inzamelpercentages uit de regeling. Zelfs het beetje plastic in deze verpakkingen kan worden hergebruikt.

Het nu geldende alternatief van de herbruikbare beker gaat daarentegen juist tot veel meer plasticgebruik leiden en dat is niet nodig. Ik vraag de Staatssecretaris dan ook niet te wachten op het circulaire materialenplan, maar nog voor het herfstreces invulling te geven aan de door mij ingediende motie over hoogwaardige recycling en hier vandaag toe te zeggen dat ze de suggestie uit de brief van Circulair Friesland overneemt. Dat voorkomt heel veel plastic in het zwerfafval, heel veel nieuw herbruikbaar plastic in de verbrandingsoven en het laat daarnaast voldoende ruimte voor innovatieve alternatieven zonder plastic.

Voorzitter. Als laatste ons afval. De krant staat er al de hele zomer vol van. Ik heb daar recent schriftelijke vragen over gesteld, dank voor de antwoorden. Toch nog het volgende. Uit de beantwoording blijkt dat de Staatssecretaris het inzamelen, sorteren en hergebruiken van plastic nog steeds overlaat aan gemeentes, en dat terwijl ze in het Nationaal Programma Circulaire Economie zegt de regie te gaan voeren. Wat gaat ze dan doen, op welke manier? Graag een reactie.

Ik lees ook dat ze blijft sturen op zo min mogelijk restafval. Ik vraag de Staatssecretaris of ze vooral wil sturen op het succes van de circulaire economie. Zo min mogelijk restafval leidt namelijk tot perverse prikkels en vervuiling van goed sorteerbare grondstofstromen. Beter zou zijn te monitoren op opbrengst van herbruikbare grondstoffen. Dat stimuleert en voorkomt juist verkeerde prikkels. Hoe ziet de Staatssecretaris dat? In antwoord op mijn schriftelijke vragen zei ze dat de focus meer ligt op een kwaliteitsverbetering van recyclebare stromen. Maar hoe meet zij dat dan, vraag ik haar. Hoe toont zij dat aan en hoe ziet de Kamer dat de opbrengst van recyclebare grondstofstromen toeneemt, en dan specifiek op herbruikbare plastics?

Voorzitter. Wat de VVD betreft vraagt inzamelen, sorteren en verwerken van afval echt een andere benadering: meer regie door het Rijk, efficiënter inzamelen – dus ook afval van particulieren, kantoren en kroegen combineren – en vervolgens de techniek zo goed mogelijk inzetten om afval te scheiden. Dan is de opbrengst het hoogst en de kosten voor inwoners en bedrijven zijn het laagst. Hoe ziet de Staatssecretaris dat?

Afsluitend, voorzitter, nog twee korte vragen. Hoe staat het met het antwoord op mijn vraag uit mei vorig jaar over het mogelijk begaan van een economisch delict als je elektronische apparatuur repareert? En twee, hoe staat het met het behoefteonderzoek naar grind, zand en beton in relatie tot de bouw van kunstwerken, wegen en woningen, waar wij helaas nog steeds op wachten? Ook dat stamt al uit het voorjaar van 2022.

Tot zover, voorzitter, voor nu. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Twee collega's hebben zich gemeld met een vraag. Als eerste de heer De Hoop van de PvdA-GroenLinksfractie.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik hoorde collega Haverkort op sommige plekken praten over meer ruimte voor bedrijven en tot op zekere hoogte ook enige versoepeling in de recycling. Dat is toch een beetje het tegenovergestelde van wat het PBL zegt. Die zeggen: we moeten met strengere regels komen voor bedrijven. Ik zou zelf ook zeggen dat er stevige wetgeving, normering en beprijzing moet komen. Hoe reflecteert de heer Haverkort op dat rapport van het PBL en het betoog dat hij zelf net hield?

De heer Haverkort (VVD):

Volgens mij zijn allebei niet onwaar. Mijn betoog gaat over het creëren van ruimte, zodat circulaire koplopers niet belemmerd worden door regelgeving uit het verleden. We zouden een dag kunnen vullen met voorbeelden van bedrijven die belemmerd worden bij het aanvragen van het einde-afvalstatus of het verkrijgen van een exportvergunning, omdat regelgeving die gebaseerd is op angst voor misbruik nu voorkomt dat we innovatief circulair worden. Dat heb ik in mijn betoog aangegeven. De Partij van de Arbeid kent de VVD ook als een partij die streng wil handhaven op emissienormen en de uitstoot van zeer zorgwekkende stoffen. Daar gaat wat mij betreft het debat volgende week over. Op dat punt zijn wij het dus niet oneens.

De heer De Hoop (PvdA):

Ja, voorzitter. Dan toch even een vervolg. Ik ben ook voor gericht maatwerk waar dat nodig is om de goede stap te zetten. Ik refereer straks in mijn betoog ook aan een motie van de heer Haverkort waar Circulair Friesland ontzettend blij mee is, omdat die af en toe van belang is voor maatwerk van bedrijven. Maar kijk bijvoorbeeld naar statiegeld op flesjes en blikjes, dat volledig bij de consument terechtkomt, terwijl bedrijven de volle vrijheid hebben om het bedrag dat ze daaruit ophalen, op hun eigen manier uit te geven. Ik heb echt wel moeite met al die lasten die bij de consument komen te liggen, terwijl de bedrijven alle vrijheid krijgen. Ik zou toch willen weten of de VVD ook ziet dat we daar iets meer sturing aan zouden moeten geven. Nu hebben bedrijven wel heel veel vrijheid. Het gaat over 84 miljoen voor plasticflesjes en 200 miljoen voor blikjes. Ik heb daar moeite mee en ik ben benieuwd of de heel Haverkort ook ziet dat we daarop toch iets meer sturing en normering zouden moeten hebben.

De heer Haverkort (VVD):

Toen statiegeld op flesjes en blikjes werd ingevoerd, is de VVD uiteindelijk heel aarzelend akkoord gegaan met dat plan. Ik moet ook eerlijk zeggen: als ik met zo'n aanhangertje of zo'n karretje vol met flesjes en blikjes in de supermarkt in de rij sta en moet wachten, met al die viezigheid in zo'n unit waar je dat allemaal in moet frunniken, dan word ik ook niet blij van het systeem dat we nu hebben. Tegelijkertijd lees ik in de rapportage over zwerfafval dat het wel effect heeft. We kunnen heel erg mopperen op de status van waar we nu staan, maar blijkbaar heeft het wel effect en dat moeten we ons ook realiseren: daar deden we het ten slotte voor met elkaar. Logischerwijs moet de samenleving, als je statiegeld invoert op een product, er nog een beetje aan wennen om dat ook weer terug te halen bij het bedrijfsleven. Zie het dan ook als bij wijze van spreken een beetje spaargeld wat nog ergens ligt. In al die kelders en huiskamers en keukens zitten kastjes vol met flesjes. Als je dat bij elkaar optelt, dan zou dat het bedrag moeten zijn dat de heer De Hoop noemt. Dat kunnen we allemaal nog gaan inleveren. Dat is een kans voor de consument.

De voorzitter:

Ik zie toch behoefte aan een korte vraag, want ik denk dat er een misverstand is.

De heer De Hoop (PvdA):

Volgens mij is dit niet het antwoord op de vraag die ik stelde. Als de heer Haverkort met zijn plastic flesjes en blikjes naar de Jumbo of de Albert Heijn toe rijdt en ze inlevert, of op andere plekken bij bedrijven, dan is dat vrij te besteden door die bedrijven zelf. Daar zit het probleem dat ik heb. Ik zou vinden dat de overheid daar meer regie op zou moeten voeren. Daar heb ik moeite mee. Mijn vraag is of de heer Haverkort daarop wil ingaan en of hij ook vindt dat wij op dat gebied meer van bedrijven zouden mogen vragen of zelfs meer zouden moeten sturen vanuit het Rijk.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Ik lever mijn flesjes en blikjes altijd keurig netjes in bij de PLUS in Eefde, bij mij in de Achterhoek. Dan hebben we die ook genoemd. Maar wat de heer de Hoop zegt is volgens mij niet juist. Ik heb het idee dat wij met het bedrijfsleven op het gebied van statiegeld in die verantwoordelijke UPV een regeling hebben afgesproken, waarbij zij de verantwoordelijkheid hebben om dat systeem in te regelen, te zorgen voor voldoende inzamel- en inleverpunten en dat ze de kosten die dat met zich meebrengt, ook vooral zelf moeten dekken uit dat model. Volgens mij monitoren we ook met elkaar hoe dat gaat. We constateren dat dat gaat zoals het gaat, maar nog niet helemaal crescendo. Dat we vanuit de overheid daarop toezien en de sector aanspreken op het succes en het resultaat, dat ben ik van harte met de heer De Hoop eens, maar niet met zijn statement dat het bedrijfsleven zomaar de vrijheid heeft om dat geld naar eigen goeddunken in te zetten. Daar ligt wel degelijk de gedachte achter dat ze dat inzetten om het model te laten slagen. Ik hoop dat de heer De Hoop dat met mij eens is.

Mevrouw Hagen (D66):

Even over de inzamelmethode, want daar vindt de VVD eigenlijk D66 altijd wel aan haar zijde. Het moet een eenduidig systeem zijn en volgens mij kan dat ook nationaal ingevoerd worden. Maar nu hoor ik wel dat de VVD daarin rijksregie voor zich ziet, dat het Rijk zich dus gaat bemoeien met het inzamelen, terwijl we de verantwoordelijkheid daarvoor juist hebben gelegd bij de producenten, omdat die dan verantwoordelijk blijven voor hun product, ook na de gebruiksfase. Kunt u misschien nog iets zeggen over dat spanningsveld? Ik neem toch aan dat u niet de verantwoordelijkheid van de producent helemaal wilt laten overnemen door het Rijk.

De heer Haverkort (VVD):

Het is nog veel ingewikkelder, want we hebben ook een Europese verordening of een richtlijn klaarliggen waarin Europa zich met het inzamelsysteem gaat bemoeien. Dan krijgen we dus nog een actor op dat speelveld. Nee, ik ben het van harte met mevrouw Hagen eens dat de verantwoordelijkheid moet liggen bij de producenten. Tegelijkertijd is onze wet daarin ook wat schizofreen, want die legt de verantwoordelijkheid nog steeds neer bij gemeentes. Daar refereerde ik ook aan in mijn betoog, omdat de Staatssecretaris dat nog eens benadrukt in de beantwoording van de door mij gestelde schriftelijke vragen. Daar hebben we dus wat te doen met elkaar. De basis van dit punt dat de VVD maakt, zit ’m in het feit dat we nu zien dat plusminus 342 gemeentes daarin zo ongeveer elk een eigen strategie voeren. Daar zijn veel mensen mee bezig op dat niveau en die doen allemaal goed hun best. Maar daardoor ontstaan ook grote verschillen en missen we het optimum als het gaat over het inzamelen, sorteren en hergebruiken van grondstoffen. Ik verwacht van de Staatssecretaris daarop meer rijksregie en ik ben blij dat ik mevrouw Hagen daarbij aan mijn zijde vind.

Mevrouw Hagen (D66):

Dan niet helemaal, denk ik, want u heeft het over de zorgplicht van gemeenten en ik vind juist dat producenten gemeenten opzadelen met problemen waar ze eigenlijk zelf voor verantwoordelijk zijn. Ik hoop dat de VVD het met mij eens is dat het heel gek is dat producenten wel aan de achterkant afval mogen afkeuren, terwijl ze aan de voorkant niet heel strikte regelgeving hebben over wat ze daadwerkelijk in die keten brengen. Dat vind ik het schizofrene aan dit systeem en ik hoop dat de VVD dat met mij deelt.

De heer Haverkort (VVD):

Dat is precies de reden waarom ik aandring op het meten van de herbruikbare grondstofstromen. Wij hebben bij het behandelen van de initiatiefnota van mevrouw Hagen over kleding kunnen zien hoe groot de verschillen zijn tussen gemeenten in het terughalen van afgedankt textiel. Er zijn gemeentes die halen 1 à 2 kilo per inwoner uit dat systeem en er zijn gemeentes die halen 9 à 10 kilo uit dat systeem. Ik zou wensen dat we daarvan leren, dat we dat meten en monitoren en dat we vervolgens gemeentes die het minder goed doen, helpen door standaarden en goede voorbeelden op te leggen, zodat ze het beter gaan doen. Ik noem dat dan rijksregie. Als zij het beter doen, wordt het hergebruik van beschikbare grondstoffen daar heel erg veel beter van en dan hebben we minder fossiele primaire grondstoffen nodig.

De voorzitter:

Volgens mij zijn jullie het nu wel ongeveer eens.

Mevrouw Hagen (D66):

Er wordt nu natuurlijk een onderwerp aangehaald dat ik zeer interessant vind, namelijk textiel. Dat is nog in wording. Dan vraag ik mij af wat de VVD «kostendekkend» vindt in wat de producenten moeten inleveren. Een van de lastige problemen is namelijk dat producenten zeggen: er zijn nog marktpartijen geïnteresseerd in deze kleding; die willen deze kleding opkopen en er zijn kringlopen die de verkoop nog willen verzorgen. Maar daarmee nemen zij ook niet de volledige verantwoordelijkheid als het niet helemaal kostendekkend is, en trekken zij hun handen er weer vanaf. Ik ben nog wel benieuwd of de VVD daar een beschouwing over heeft. Anders komen we hopelijk later nog een keer daarover te spreken.

De heer Haverkort (VVD):

Ik was een week of wat geleden bij een textielrecyclebedrijf ergens in Noord-Holland, boven Amsterdam. Daar heb ik gezien hoe ze van afval dat mensen weggooien – oude lakens, handdoeken, kleding en ook schoenen overigens, zeg ik tegen mevrouw Hagen – door sortering weer hele waardevolle grondstofstromen maken. Natuurlijk sorteren ze ook tweedehandskleding uit die rechtstreeks verkocht en weer gebruikt kan worden. Daar zit waarde in. Maar door oude kleding te sorteren op materiaalsoort en op kleur, kunnen ze hele mooie basisgrondstoffen maken die, al dan niet in het buitenland, weer verwerkt kunnen worden tot garen, doeken en daarna weer tot kleding. Dat is in de basis een kostendekkend model.

Wat ik in mijn betoog heb gezegd, is dat wij nog de nodige belemmeringen moeten wegnemen om dat model eenvoudiger te maken. Ik heb namelijk ook gezien dat ze voor elke bigbag met lapjes – of het nou wit katoen is of zwarte wol maakt niet uit – van de omgevingsdienst een aparte exportvergunning moeten hebben, om hem in een bootje naar Turkije te mogen sturen. Ik geloof nooit dat de partij die er daar weer kleding van maakt, ook een aparte exportvergunning nodig heeft voor elk rekje kleding dat weer teruggestuurd wordt naar Nederland, zodat het hier verkocht kan worden. Dat verschil wil ik opheffen. Dan wordt het echt kostendekkend en gaan we ook veel meer secondaire grondstoffen in de kledingbranche terugzien.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Uit het betoog van meneer Haverkort blijkt dat hij vaak bepaalde termen wil duiden. Misschien moeten we dan ook maar de term «circulaire economie» in dat rijtje zetten, want ik heb toch het gevoel dat de heer Haverkort een andere circulaire economie voorstaat dan wat mijn duiding daarvan is. Ik hoor hem zeggen: ja, ik wil wel een circulaire economie, maar voor de wegwerpbekertjes – wegwerpbekertjes! – moeten we een uitzondering behouden. Dat past in mijn hoofd niet in een circulaire economie. Ik wil eigenlijk wel heel scherp weten of de heer Haverkort een uitzondering wil maken voor dat ene bedrijf in Friesland, of dat hij deze Staatssecretaris wil vragen om uitzonderingen te maken op een Europese maatregel die over drie maanden ingaat. Dat lijkt me een interessante vraagstelling richting haar. Gaat het hem dus om een uitzondering voor één bedrijf, of wil hij een uitzondering op die hele wetgeving die over drie maanden ingaat?

De voorzitter:

De vraag is helder. De heer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Uiteraard gaat het niet om één specifiek bedrijf, laat ik dat nog eens goed toelichten. Mevrouw Van Esch heeft het over bekertjes. Ik heb het gehad over papieren bekertjes. De regeling waar zij naar verwijst, is de single-use plastics regelgeving. Die gaat over plastic bekertjes. Geen misverstand: plastic bekertjes behoren tot het verleden. Daar zijn wij ook als VVD klaar mee. Heel erg logisch, want die komen veel te veel in het zwerfafval terecht en niemand wil plastic in het milieu terecht zien komen. Als ze al niet in het zwerfafval terechtkomen, eindigen ze in de verbrandingsoven.

Bijeffect van die regelgeving, van de Nederlandse uitwerking van die richtlijn uit Europa – die ministeriële regeling gaat inderdaad afgelopen juli en aanstaande januari in – is dat het papieren bekertje ook niet meer kan, omdat daar nog een flinterdun laagje, een klein beetje plastic in zit, anders zakt de koffie erdoorheen. Dat snapt iedereen. Ik vind dat we daarin doorslaan qua regelgeving, niet zozeer omdat het microregelgeving is waar bedrijven last van hebben, maar omdat het een averechts effect heeft.

Het effect is namelijk dat we de herbruikbare beker van plastic de norm gaan maken. Die is vele malen groter en zwaarder dan de papieren beker die eenmalig gebruikt wordt. Door dat te doen, gaan we in de verbrandingsoven meer plastic krijgen en daarmee slaan we de plank mis. Dat kan nooit de bedoeling zijn, want die richtlijn is gemaakt voor minder plastic. Als het effect meer plastic is, is het onze verantwoordelijkheid om daar hier vragen over te stellen. Ik vond de suggestie van Circulair Friesland een hele mooie, want die biedt ruimte aan beide scenario's.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik had eigenlijk gehoopt dat we dan zeggen: laten we kijken naar dat ene project uit Friesland. Maar nu hoor ik: het zijn papieren wegwerpbekertjes met een plastic coating. Dan gaat het weer over de duiding, want wij willen hier toch naar een circulaire economie? Dan wil je naar een economie waar we niets meer weggooien. Het gaat mij nog steeds om het feit dat we dan een papieren bekertje, met plastic, weggooien. Daar willen we toch vanaf? Daarom willen we toch die circulaire economie? Waarom gaan we dan, als er eindelijk goede wetgeving komt en deze Staatssecretaris een aantal zaken goed op papier heeft gezet, dat weer afzwakken? We redden het nu al bij lange na niet, het Planbureau voor de Leefomgeving zei dat ook al. Ik snap dat niet.

De voorzitter:

Het is helder. Er zit wat herhaling in de vraag. De heer Haverkort, afrondend graag.

De heer Haverkort (VVD):

Mevrouw Van Esch gaat volstrekt voorbij aan het feit dat ook die herbruikbare beker een keer weggegooid gaat worden en een keer gerecycled gaat worden. Als je het sommetje maakt, dan is een papieren bekertje met 1 gram plastic na één keer weggooien per gebruik één keer 1 gram. Op het moment dat je een plastic beker van 50 gram weggooit, die ook niet weer hoogwaardig en voedselveilig gerecycled kan worden en in de verbrandingsoven eindigt, nadat die 20 keer is meegegaan, dan gooi je na 20 keer gebruiken 50 gram plastic weg. Dat is tweeënhalf keer zo veel. Dat sommetje snapt ook mevrouw Van Esch. Daar ageer ik tegen. Dat moeten we volgens mij tegengaan. Ik ben dus niet tegen herbruikbaar de norm maken. Ik ben niet tegen herbruikbaar als norm. Ik ben er ook niet tegen dat we plastic bekertjes voor eenmalig gebruik niet meer willen, maar laten we die weeffout die dit met zich meebrengt gewoon benoemen en ervoor zorgen dat we hem kunnen herstellen.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Krul namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik hoorde mevrouw Hagen zeggen dat deze commissie voor de laatste keer in deze samenstelling vergadert. Voor mij is het de eerste keer en dus ook direct weer de laatste keer. Een nieuwe commissie, maar ook bekende gezichten.

Voorzitter. Het op een goede en groene manier willen doorgeven van onze aarde, ons land en onze samenleving aan volgende generaties is voor het CDA van groot belang. Wij noemen dat rentmeesterschap, maar in mijn omgeving heb ik inmiddels gehoord dat het begrip minder mooi klinkt dan de uitleg. De transitie naar een circulaire economie is daarvoor van cruciaal belang. Aan welke kant van het politieke spectrum je ook zit – ik zit volgens mij hier mooi in het midden – we hebben die transitie gewoon nodig, voor ons bedrijfsleven, om dat concurrerend te houden, om de leveringszekerheid van grondstoffen veilig te stellen, maar vooral om onze samenleving een duurzame toekomst te garanderen.

Om een betere samenleving achter te laten zijn ook creativiteit en innovatie nodig, en die innovatie en creativiteit hebben wij in Nederland wel. Daardoor levert de transitie naar een circulaire economie ook gewoon ontzettend veel kansen op, zowel nationaal als in de regio. Het is goed dat de Staatssecretaris blijft kijken naar productgroepen van wegwerpplastics en naar mogelijke maatregelen die op dat gebied genomen kunnen worden. Het CDA vindt het belangrijk dat er bij het zoeken naar maatregelen wel scherp wordt gekeken naar de totale impact, dus op klimaatgebied – ik noem de CO2-uitstoot – maar ook op het gebied van de hoeveelheid zwerfafval en andere aspecten van een circulaire economie. Dat zal soms kunnen betekenen dat een bepaald product wordt verboden of dat er wordt ingezet op herbruikbare producten. Maar soms kan ook een betere inzameling en recycling – ik durf het bijna niet te zeggen na het interruptiedebat van net – de juiste oplossing zijn. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar die balans?

Met deze constatering in het achterhoofd, dus dat er niet één uniforme oplossing is voor elk product, vindt het CDA het wel opmerkelijk dat het kabinet in de reactie op een brief uit de verpakkingsindustrie als reactie op de Europese verpakkingenverordening zegt dat hergebruik het doel op zich is. Ik denk namelijk dat deze bedrijven wel een punt hebben als ze zeggen dat hergebruik niet per definitie altijd duurzamer hoeft te zijn en dat verschillende levenscyclusanalyses dat ook uitwijzen. Het is volgens mij belangrijk om altijd breed te blijven kijken naar wat voor een bepaald product of bepaalde productgroep de meest duurzame oplossing is. Dat geldt zowel in de huidige situatie, alsook richting het eindbeeld van een volledig circulaire economie. Erkent de Staatssecretaris dat?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer De Hoop.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik merk bij het CDA een beetje hetzelfde sentiment als wat ik net proefde bij de VVD. Ik wil daar toch even wat dieper op ingaan. Ik denk dat elke partij hier aan tafel ziet dat iedereen erover wil praten wanneer er voor één onderdeel echt een uitzondering nodig is die het beter maakt in de praktijk. Maar ik zie ook wel dat allemaal bedrijven op hun eigen manier uitzonderingen willen formuleren, waardoor we de circulaire economie ten brede niet echt aangaan. Dat is voor mij echt een zorg. Ik wil wel even aan het CDA vragen of zij het met de Partij van de Arbeid en GroenLinks eens zijn dat er op die manier niet weer een nieuwe route voor bedrijven moet komen om van de hele route naar de circulaire economie weg te blijven. Dat zou ik wel zorgelijk vinden.

De voorzitter:

Meneer Krul, u had uw microfoon nog aan staan.

De heer Krul (CDA):

Oh excuus. Dat is inderdaad het dilemma. Ik denk dat we niet naar een volledig circulaire economie kunnen zonder heldere en allesomvattende richtlijnen, regelgeving en wetgeving. Tegelijkertijd moet je wel erkennen dat er producten zijn waarbij recyclen echt duurzamer is dan hergebruik. Of dat dan betekent dat je maatwerk moet leveren voor bepaalde producten of dat je ontheffings- of uitzonderingsgronden moet formuleren voor een veel breder aspect, vind ik moeilijk in te schatten op dit moment. Maar ik denk wel dat de Partij van de Arbeid en GroenLinks door dogmatisch vast te houden aan het idee dat alles binnen een circulaire economie herbruikbaar moet zijn, ook moeten erkennen dat dat betekent dat ze bij sommige producten kiezen voor de minder duurzame oplossing. Dat is hetgeen ik wil meegeven en waar ik de Staatssecretaris nu ook naar vraag. Ziet zij hetzelfde dilemma? Kan zij een bepaalde richting geven aan hoe we daarmee omgaan? Ik hoor ook wat de heer De Hoop zegt en wat ik mevrouw Van Esch ook heb horen zeggen: moeten we dan maar de regelgeving in totaal afzwakken of per product kijken of er maatwerk geleverd moet worden? Ik weet het antwoord ook niet. Ik wil meer het algemene dilemma schetsen: het formuleren van een doel op zich in de trant van «alles herbruikbaar» betekent ook dat je bij sommige producten de minder duurzame oplossing kiest.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik vraag mij de hele tijd af welke producten dan. Ik heb ook gewoon de cijfers. Ik kijk gewoon naar de wetenschap. We hebben niet voor niks al jarenlang de ladder van Lansink, die nogal stevig staat. Ik vind deze discussie dus best vreemd. Welke producten zullen dan ... Het gaat niet alleen over plastic. We hoeven niet per se een herbruikbare plastic beker te hebben, want we kunnen ook dingen van andere materialen maken. Ik ken de producten niet, dus ik ben benieuwd of u ons dan een heel lijstje kan geven van de producten waarom dit dan gaat.

De heer Krul (CDA):

Nee, ik kan geen heel lijstje geven. Ik kan wel het rekensommetje van de heer Haverkort herhalen. Ik denk dat daar echt een punt in zit. Op het moment dat 95% tot 99% van een bepaald product – in dit geval ging het om een koffiebeker – herbruikbaar is, maar er een stukje plastic in zit, kies je er dan voor om de grotere plastic beker, die ook in de verbrandingsoven terechtkomt, als een duurzame oplossing te zien? Dat terwijl je weet dat dat ene procentje van die beker recyclebaar is, maar dat recyclen nu niet kan. Wij denken dat het bij zo'n product echt minder duurzaam is om te zeggen dat het volledig herbruikbaar moet zijn, nog los van de vraag of het al dan niet binnen de ladder past. Ongetwijfeld zijn er meer van dit soort voorbeelden – daar ben ik echt van overtuigd – maar ik heb nu niet een heel lijstje voor mevrouw Van Esch. Dan hadden we dat lijstje hier ook wel gewoon op tafel kunnen leggen. Maar ze kent dit voorbeeld van dit specifieke bedrijf in Friesland volgens mij.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, en daarom zei ik: als er hier nou een pleidooi zou worden gehouden om met z'n allen naar één bedrijf te kijken, kan ik nog ergens meebewegen, maar dit gaat echt over een andere discussie. Ik ben het helemaal niet eens met het voorbeeld van de heer Haverkort, omdat we daarbij alleen maar over plastic spreken, terwijl we diezelfde bekers ook met andere materialen kunnen maken. Ik vind het dus helemaal geen goed voorbeeld. Eigenlijk hoor ik op dit moment nul voorbeelden die de stelling zouden onderschrijven dat het soms beter zou zijn om te recyclen dan om te hergebruiken. Ik hoor er nul.

De voorzitter:

Daar zat geen vraag in.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik weet dat meneer Krul nog maar net nieuw is. Ik ga hem een vraag stellen, maar ik begrijp het dilemma ook, in de zin van dat hij net nieuw is. Ik hoor u zeggen: laten we dan inzetten op een minder duurzame keuze. Vindt u het dan verstandig dat we steeds meer weggooien en de afvalbergen steeds maar groeien? Dat laatste gebeurt dan nog niet eens zozeer in ons land, want dat exporteren we keurig naar buiten Europa. Vindt u het verstandig dat we nu al inzetten op minder duurzaam als we weten dat bijvoorbeeld nog maar 1% gerecycled textiel daadwerkelijk weer textiel wordt?

De heer Krul (CDA):

Ik denk dat het doel is dat we uiteindelijk naar een volledig circulaire economie willen. Dat heb ik al geformuleerd. De wens is dus dat alles uiteindelijk herbruikbaar is. Ik probeer te schetsen dat er vandaag de dag voorbeelden zijn van producten die op dit moment echt duurzamer verwerkt kunnen worden of in een duurzamere richting gaan, maar niet helemaal herbruikbaar zijn. Dat doet niet af aan het doel om al dat soort voorbeelden uiteindelijk gewoon naar een herbruikbare toekomst te brengen in een circulaire economie. Moet je nu dan op sommige onderwerpen een minder duurzame oplossing kiezen, bijvoorbeeld door in het geval van de koffiebekers te zeggen: dat kan niet? Wij zijn het daar niet mee eens. Maar dan kom je meteen alweer terecht in de discussie van «o, dan ben je zeker niet voor die volledig circulaire economie». Ik denk dat dat hand in hand kan gaan. Ik denk dat de heer Haverkort dat net ook heeft aangegeven. Dan kan mevrouw Van Esch wel zeggen dat ze nul voorbeelden hoort, maar ze hoort er nul waar ze het mee eens is. Dat is echt wel iets anders. Ik heb wel degelijk een voorbeeld gehoord. Dat kan er één zijn, maar dat kunnen er ook meer zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen, afrondend.

Mevrouw Hagen (D66):

Vindt u dan niet dat we deze producten eigenlijk gewoon niet meer moeten maken?

De heer Krul (CDA):

Ik constateer dat we dat soort producten op dit moment nog nodig hebben, punt. We moeten daarbij zo snel mogelijk naar de meest duurzame oplossing gaan. Dat betekent uiteindelijk volledig herbruikbare producten; dat ben ik ook gewoon met mevrouw Hagen eens.

De heer Haverkort (VVD):

Volgens mij doet de heer Krul het als nieuweling uitstekend in dit debat. Dat wou ik toch even gezegd hebben. Maar er zijn natuurlijk voorbeelden te over. Die liggen voor onze neus. Alleen, we zien ze niet, omdat we vergeten zijn om ernaar te kijken. Ik dronk net keurig een slok water uit een glas. Dat is natuurlijk een voorbeeld waarbij we én hergebruik én recycling in één product zien voorkomen. Als dit glas gewassen is, wordt het keurig netjes hergebruikt. Als het aan het einde van zijn levensduur is of kapot valt, stoppen we het in een machine en maken we er nieuw glas van. Die ladder van Lansink is geweldig, maar dat betekent natuurlijk niet dat je als je hergebruikt, nooit meer mag recyclen. Kleding is nog zo'n voorbeeld.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Haverkort (VVD):

Mijn vraag aan de heer Krul is of hij diezelfde voorbeelden net als ik wel degelijk ziet.

De heer Krul (CDA):

Toen ik richting dit commissiedebat Circulaire economie ging, vroeg ik aan wat mensen: hoe is die commissie nou? Toen hoorde ik: je hebt een Staatssecretaris, een voorzitter en leden, en iedereen interrumpeert de heer Haverkort. Ik moet zeggen dat al die verwachtingen zijn uitgekomen. Maar ik ben het met de heer Haverkort eens, kort gezegd.

De voorzitter:

Dat is hoopvol. U kunt uw betoog vervolgen.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Daarmee komen we ook meteen op het begrip «hoogwaardige recycling». Ja, daarover heeft de heer Haverkort een motie ingediend, waar wij gisteren of eergisteren een brief over gehad hebben, meen ik. Die brief stelde ons toch enigszins teleur. Daarin staat dat de Staatssecretaris, ondanks het feit dat ze erkent dat het begrip wel degelijk breder geïnterpreteerd kan worden, toch vasthoudt aan de huidige context binnen het besluit. Dat betekent simpelweg dat 100% van het materiaal opnieuw gebruikt moet worden voor voedselcontactmaterialen. Hoe doen andere lidstaten dat? En hoe kijkt de Staatssecretaris naar de oproep om dat begrip iets te verruimen door toe te staan dat een restfractie van 5% buiten voedselcontactmaterialen mag worden toegepast? Dan kunnen we het ook hebben over circulaire initiatieven waarbij nu al 95% van bijvoorbeeld een koffiebeker wordt gerecycled tot nieuwe voedselcontactmaterialen en er voor de andere 5% goede opties zijn voor recycling. Ik heb de Staatssecretaris in het vorige debat, dat ik teruggekeken heb, horen zeggen dat zij altijd bereid is om met bedrijven te gaan praten als zij denken een duurzamere oplossing te hebben. Dat zei zij in het vorige debat. Ik ben heel benieuwd of dat gesprek plaatsgevonden heeft en wat daaruit gekomen is. Want het dogmatisch vasthouden aan de ladder, terwijl we uit verschillende analyses weten dat dit soort producten op dit moment echt duurzamer zijn dan alleen maar herbruikbare, lijkt ons niet verstandig.

Voorzitter. Dan iets over de normering van plasticrecyclaat. Er worden mooie stappen gezet om het gebruik te stimuleren. Het is goed om te lezen dat Nederland via de motie-Bontenbal werd gevraagd om een voortrekkersrol te nemen in de EU om op een zo ambitieus mogelijke minimumhoeveelheid recyclaat in plastics uit te komen. Kan de Staatssecretaris aangeven wat daarvan nu de stand van zaken is? Ik lees dat er ook wordt gekeken naar maatregelen om te voorkomen dat materiaal dat recyclebaar is toch wordt gestort of verbrand. Dat lijkt mij een heel goed plan. Kan de Staatssecretaris inmiddels iets meer zeggen over de maatregelen waaraan gedacht wordt om dit te voorkomen? Daarbij gaat het uiteindelijk om de kunststofketen. Het CDA is positief over de inzet van de Staatssecretaris om in Europa te pleiten voor een minimumaandeel biogebaseerde plastics. Zijn andere lidstaten daar ook mee bezig, vraag ik tot slot. Met andere woorden: wat is het speelveld daar? Heeft de Staatssecretaris al opties geïnventariseerd om biogebaseerde plastics op nationaal niveau te stimuleren? En welke opties zijn dat dan?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik weet niet of de heer Krul dit weet, aangezien hij hier voor de eerste keer is, maar ik ga toch een poging wagen. Ik ben benieuwd of hij weet dat we in het Nationaal Programma Circulaire Economie aandacht hebben besteed aan circulaire ambachtscentra en dat het idee is om die landelijk dekkend te maken in 2030. Ik lees nu alleen dat de subsidie voor die circulaire ambachtscentra dit jaar is geschrapt. Ik zag ook dat pas in 2024 weer wordt bekeken hoe het daarmee verdergaat. Ik vind dat eigenlijk wel zorgelijk, want volgens mij zijn die circulaire ambachtscentra nou juist precies een manier om die circulaire economie te bevorderen waar het CDA hartstochtelijk voorstander van is. Ik dacht dus: kunnen we er met elkaar niet voor zorgen dat dit niet vooruit wordt geschoven, maar nu gewoon wordt rechtgetrokken?

De heer Krul (CDA):

Dat klopt. Ik ben bekend met de centra. Ik sta er positief tegenover om dat samen met mevrouw Van Esch op te pakken. Dan zou ik via deze interruptie – volgens mij had ik ook nog wat spreektijd over – aan de Staatssecretaris willen vragen hoe zij reflecteert op het schrappen daarvan. Ik overweeg om daar samen met mevrouw Van Esch in op te trekken.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Heel mooi. Dan is nu het woord aan de heer De Hoop namens de fractie van PvdA-GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. De maatschappelijke discussie over de circulaire economie lijkt eigenlijk wel een beetje op het punt te zitten waar het gesprek over klimaatverandering zo'n tien jaar geleden was. Iedereen weet dat er snel iets moet gebeuren als we de aarde leefbaar willen houden voor onze kinderen en kleinkinderen, maar er gebeurt helaas echt nog te weinig. Wat de Partij van de Arbeid en GroenLinks betreft is de tijd van vrijblijvendheid voorbij, want vrijblijvendheid blijkt keer op keer niet te werken. De enige manier om de afgesproken doelen te behalen, is zo snel mogelijk overgaan tot stevige wetgeving, normering en beprijzing.

Dat dit nodig is, zien we bij de discussie over statiegeld op flesjes en blikjes. De Tweede Kamer leverde een lang en hard gevecht voor het statiegeld op flesjes en blikjes. Toch werd de maatschappelijke zege uiteindelijk overschaduwd door de gebrekkige wetgeving die hieraan ten grondslag ligt. Grote bedrijven grepen dit aan om er ook echt van te profiteren. De eerste inzamelcijfers voor flesjes benadrukken de armzalige inrichting van het Nederlandse statiegeldsysteem. De doelstelling van 90% wordt bij lange na niet gehaald. Daarbij worden bedrijven ook nog eens financieel beloond over de rug van de consument. Maar liefst 84 miljoen euro van deze consumenten blijft jaarlijks in hun portemonnee hangen. Tellen we de blikjes mee, dan kom je echt snel op meer dan 200 miljoen euro per jaar. Dat vind ik niet alleen teleurstellend, zoals de Staatssecretaris het verwoordde. Ik vind dat ook echt een wanprestatie van de manier waarop we dit systeem hebben ingericht. De tijd van loze geruststelling is wat mij betreft dus voorbij. Kan de Staatssecretaris ons de harde belofte doen om volgend jaar voor verbetering te zorgen en daarbij ook te kijken naar hardere wetgeving, zoals die waar het PBL toe oproept, in plaats van versoepeling van de wetgeving die we al hebben, wat we ook zien op sommige vlakken?

Graag wijs ik, zoals GroenLinks en Partij van de Arbeid al meerdere malen deden, de Staatssecretaris nogmaals op de noodzaak van het aanpakken van de negatieve impact van onze circulaire transitie op ontwikkelingslanden. Kan er bij de ontwikkeling van indicatoren en tussendoelstellingen voor het Nationaal Programma creatief gebruik worden gemaakt van al bestaande onderzoeken naar de internationale impact van de circulaire economie, zoals dat van het Planbureau voor de Leefomgeving uit 2021?

Mevrouw Hagen (D66):

Even over het statiegeld. U zegt dat de bedrijven financieel beloond worden. Zo erg is het nou ook weer niet, kan ik de Partij van de Arbeid alvast geruststellen, want het komt gewoon weer terug in de stichting. Bent u het in ieder geval met mij eens dat er transparantie moet zijn over waar dat geld aan wordt besteed?

De heer De Hoop (PvdA):

Ik vind niet alleen dat er transparantie over moet zijn. Ik vind dat we daar ook afspraken met bedrijven over moeten maken. Ik zou daarin nog veel verder willen gaan dan D66. Ik zie echt wel dat de lasten vooral bij de consument liggen en dat er, naast een aantal kosten die gemaakt worden om een inzamelingssysteem in te richten, ook echt wel heel veel baten bij bedrijven terechtkomen. Ik zou daar toch niet mijn ogen voor dicht willen doen. Ik ben daar toch iets scherper op dan mevrouw Hagen, merk ik aan haar interruptie.

Mevrouw Hagen (D66):

Nou, dat denk ik niet. U heeft misschien mijn schriftelijke vragen gelezen. Daarin vraag ik niet alleen om duidelijke afspraken. Volgens mij is de Staatssecretaris zelfs al in gesprek met het fonds, juist hierover. Alleen moeten er wel ook regels op papier komen, dus ik denk dat u daarbij kan aansluiten. Wat ik mij wel afvraag, is over welke baten u het dan precies heeft. Naar mijn idee mag het statiegeld alleen gebruikt worden voor het inzamelsysteem, maar wellicht heeft u nog meer kennis hierover. Dat hoor ik dan graag.

De heer De Hoop (PvdA):

Zoals ik het begrepen heb – als het niet zo is, hoor ik dat ook graag van mevrouw Hagen – kan het geld dat opgehaald wordt vrij besteed worden door de bedrijven en zijn er geen harde afspraken. Daar zit mijn zorg. Dat heb ik de Staatssecretaris ook meermaals zien en horen zeggen, bijvoorbeeld bij Goedemorgen Nederland.

De voorzitter:

Ik zie de Staatssecretaris instemmend knikken, maar ze krijgt straks de gelegenheid. U kunt uw betoog vervolgen.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank. Als er een misverstand is, dan hoor ik dat vanzelfsprekend graag.

Ook zou het goed zijn als de Kamer de Staatssecretaris oproept, bij de ontwikkeling van indicatoren en tussendoelstellingen maatschappelijke organisaties met relevante expertise te raadplegen. Ik denk aan de Plastic Soup Foundation, de Schone Kleren Campagne, die regelmatig ook door D66 genoemd wordt, CNV Internationaal en Mondiaal FNV. Op deze manier zou de ontwikkeling van die doelstellingen en indicatoren versneld kunnen worden.

We zien dat circulaire bedrijfsmodellen nog moeilijk van de grond komen. Ik vind wel dat we bedrijven echt moeten supporten en stimuleren. Je ziet gewoon dat de maatschappelijke kosten bij lineaire producten veel hoger zijn, maar niet in de kostprijs worden meegenomen. Nieuwe grondstoffen zijn te goedkoop en de arbeid is te duur. Om tweedehands de nieuwe norm te maken en meer mensen waardevol werk te bieden, is het nodig om tweedehands aantrekkelijker te maken en circulaire bedrijfsmodellen nog verder te stimuleren. Kan de Staatssecretaris onderschrijven dat zo'n verschuiving van belasting van arbeid naar grondstof daaraan kan bijdragen? Wat zijn de mogelijkheden om de belasting voor tweedehandsproducten te verlagen, bijvoorbeeld door een lager btw-tarief te hanteren bij kringloopwinkels, zoals in België ook al de norm is?

Momenteel wordt er onderhandeld over de export van afval, waaronder plastic. Er ligt een voorstel om de export vanuit de EU te stoppen, maar OECD-landen zouden uitgezonderd zijn, waaronder bijvoorbeeld ook Turkije. Daar is echt amper recyclingcapaciteit, wat betekent dat het afval dat we in Turkije dumpen nauwelijks hergebruikt zal worden. Dat sluit niet aan bij de ambitie die we met elkaar hebben. We hebben nog geen signalen gehad dat de Staatssecretaris voornemens is om dit gat in het afvalbeleid te dichten. Ik zou graag van de Staatssecretaris horen hoe de export van plastic en ander afval in de toekomst beter kan worden ingericht. We overwegen een motie op dit punt.

Voorzitter. Vanuit de afvalbranche heb ik dezelfde geluiden gehoord over de lachgascilinders die ik al vaker voorbij heb horen komen. Ik laat mijn inleiding daarover even aan de zijkant, maar ik zal wel de vragen nog eens stellen die ik hier heb staan. Welke acties gaat het kabinet ondernemen om de instroom van lachgascilinders te minimaliseren, bijvoorbeeld door onlineverkoop te bemoeilijken? Is het invoeren van een retourpremie een optie? Als de cilinders toch gebruikt worden, kan het dan helpen om het vervoeren van de lege cilinders niet strafbaar te maken en in iedere gemeente inleverpunten op te richten? Wil de Staatssecretaris daar een voorstel voor doen?

Tot slot via mij ook nog een punt vanuit Friesland. Het gaat over dezelfde brief van Circulair Friesland. Ik zie dat zij erg blij zijn met de motie van de heer Haverkort. Wat mij betreft is het goed om maatwerk te hebben voor individuele gevallen. Het gaat hier om LIMM Recycling in Oosterwolde; laten we het beestje dan maar bij de naam noemen. Ik kan me heel goed voorstellen dat je toch kijkt naar uitzonderingen. Maar mijn fractie wil hierbij wel de kanttekening maken – die komt ook naar voren in het debat – dat dit niet mag leiden tot een uniforme versoepeling van de maatregelen die we hebben en die nog best wel boterzacht zijn. Dat gezegd hebbende ben ik benieuwd hoe de Staatssecretaris naar het debat daarover heeft gekeken.

De heer Krul (CDA):

Het is mij niet helemaal duidelijk wat de heer De Hoop hier precies zegt. Enerzijds zegt hij: ja, ik kan me voorstellen dat er meer bedrijven zijn die op deze manier toch een uitzondering verdienen, maar dat mag niet leiden tot een uniforme versoepeling. Stel je voor: het zijn 150 of 250 bedrijven. Stelt de Partij van de Arbeid voor dat we dan 250 keer zo'n uitzondering maken? Of zegt hij daarmee dat de regelgeving misschien niet klopt?

De heer De Hoop (PvdA):

Zoals ik de motie van meneer Haverkort gelezen heb – voor de Handelingen: 32 852, nr. 238 – over een eenduidige definitie van het begrip «hoogwaardige recycling» en de ruimte voor kleine restfracties, kan je naar maatwerk in individuele gevallen kijken. Maar in de brief van Circulair wordt bijvoorbeeld ook al nadrukkelijk een percentage genoemd, 5%. Dan zoek je wat mij betreft al naar ruimere begrippen. Dan wordt, denk ik, de motie door het bedrijfsleven alweer breder gelezen dan zoals ik ’m gelezen heb. Mijn angst is dat het een middel wordt voor het mkb en andere bedrijven om ruimte te creëren, breder dan dat de Kamer het bedoeld heeft. Ik heb daar in die zin wel zorgen over. Ik ken LIMM Recycling in Oosterwolde en daarvoor vind ik het een goede keuze, maar ik zou het zorgelijk vinden als het echt uniform wordt en op een gegeven moment MKB-Nederland bepaalt wat voor percentage wel in die restfractie mag zitten. Daarin zit echt de zorg van mij.

De heer Krul (CDA):

Ik begrijp de zorg van de heer De Hoop, maar het is nog steeds niet echt een antwoord op de vraag die ik hem gesteld heb. Als blijkt dat bedrijven op basis van verschillende lifecycleanalyses aangeven dat de wijze waarop zij omgaan met recycling beter is voor het milieu en past binnen de context van het begrip «hoogwaardig recyclen», zegt de heer De Hoop dan dat bedrijven die dat kunnen aantonen een uitzondering verdienen? Dit is één voorbeeld, maar dan kunnen er dus 100, 250, 400 uitzonderingen gemaakt worden. Zegt de heer De Hoop dat? Of zegt hij dat als blijkt dat er een grote groep bedrijven is die kan aantonen dat de wijze waarop zij omgaan met recycling beter is voor het milieu, de regelgeving dan misschien niet klopt? Dat is de vraag die ik gesteld heb.

De heer De Hoop (PvdA):

De heer Krul kent mij al een tijdje. Ik ben allesbehalve dogmatisch, dus ik sta altijd open voor best practices en maatwerk waar dat leidt tot een betere circulaire economie. Maar ik ken ook het bedrijfsleven een beetje. Als ze ook maar een millimeter de ruimte krijgen om het breder te trekken dan wij het bedoeld hebben, dan gaan ze die pakken. Daar zit de zorg van mij. Ik denk dat ik daarmee een antwoord heb gegeven op de vraag van de heer Krul, maar ook een zorg richting de Staatssecretaris heb uitgesproken.

De voorzitter:

Helder. Dan zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn aan de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris heeft twintig minuten nodig om de antwoorden voor te bereiden en ook voor de reistijd naar de derde verdieping, dus ik schors de vergadering tot 11.25 uur.

De vergadering wordt van 11.03 uur tot 11.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Het gaat vandaag over circulaire economie. We zijn gekomen aan de eerste termijn van de Staatssecretaris. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een heel team meegenomen. Ik vind het wel heel leuk dat we nu met zovelen zijn, want het zijn de mensen die op de achtergrond heel veel werk verzetten. Het is ook wel leuk dat ze een keer in de zaal hierbij zijn. Dat is fijn.

Allereerst nog dank aan de Kamer voor alle inbrengen in eerste termijn. We hebben het vandaag over een heel belangrijk onderwerp: de circulaire economie. Het is een onderwerp dat mij na aan het hart gaat, mij heel erg inspireert en ook motiveert. Aan de inbreng van de Kamerleden merk ik dat we elkaar daarop de hand kunnen schudden. Het onderwerp vraagt erom om stil te staan bij onze consumptiepatronen en hoe we omgaan met grondstoffen. Ik zie dat er al veel gebeurt, of het nu gaat om circulaire fietsen in Amsterdam-Noord of om tweedehandskleding en duurzaam textiel bij Zeeman, maar er is meer nodig. Want als we op dezelfde voet verdergaan, dan hebben we binnen afzienbare tijd drie aardbollen nodig – ik zeg dat wel vaker – om te voorzien in onze vraag naar grondstoffen, en die hebben we niet.

Circulaire economie helpt om grondstoffen dicht bij huis te houden en verkleint ook onze afhankelijkheid van de import van kritieke materialen. Ik herken de urgentie van de Kamer om de ambities niet te laten verslappen. Die urgentie voel ik ook echt. In april sprak ik u na het verschijnen van het Nationaal Programma Circulaire Economie. Aan de uitvoering van dat programma wordt nu hard gewerkt. Dat is ook nodig om de doelen uit het programma te kunnen realiseren. Er is niet stilgezeten de afgelopen tijd. Zo zijn we bezig om ondernemers te helpen in de overgang naar een circulair bedrijfsmodel via bijvoorbeeld financiële ondersteuning. Die komt dan via de subsidie Kennis en Innovatie Agenda Circulaire Economie. Ook zijn duidelijke normen vanuit de overheid nodig. Dat doen we sinds 1 juli door producenten verantwoordelijk te stellen voor het hergebruiken van textiel, zodat textiel voortaan niet meer wordt weggegooid maar gerecycled.

Daarnaast hebben we met de uitbreiding van de single-use plasticsregelgeving vanaf 1 juli een volgende stap gezet in het verder tegengaan van het gebruik van wegwerpplastics. Ik zal daar dadelijk natuurlijk wat uitgebreider op ingaan. We zien dat de nieuwe regelgeving zorgt voor de gewenste verschuiving in het gebruik van wegwerpplastics. Maar ik zie ook dat het op sommige onderdelen nog niet goed genoeg gaat. Het is daarom goed om de nieuwe regels zoals gepland op korte termijn te evalueren. Ik weet dat er grote ambities zijn, ook in de Kamer. Dat is ook een van de redenen waarom we hebben gezegd dat we die evaluatie al heel snel doen, al na een jaar.

Er is nog veel werk te verzetten. We moeten wennen aan een nieuw circulair systeem. Dat zie je op veel terreinen terug, bijvoorbeeld als het aankomt op de inzameling van de plastic flessen en blikjes. Dat kan en dat moet veel beter. Een circulaire economie gaat ook verder dan onze landsgrenzen, dus ik ben blij met het akkoord dat ik met mijn Europese collega's heb gesloten voor het ecodesignwetsvoorstel. Dat betekent ook dat er een grote stap is gezet naar nieuwe ontwerpeisen voor het duurzaam ontwerpen van producten.

Ik blijf me actief inzetten om circulair beleid ook op Europees niveau te regelen. Nederland wordt internationaal gezien als koploper op het gebied van circulaire economie. Dat bleek ook wel op de conferentie voor het World Circular Economy Forum in Helsinki, waar ik aanwezig mocht zijn. Ik zag ook nog de heer Timmermans laatst in een interview bij Op1. Hij had het ook nog over de circulaire economie en hoeveel wij daaraan doen in Nederland. Ik blijf me inzetten om ervoor te zorgen dat Nederland deze koploperspositie behoudt, want we kunnen ons geen stilstand veroorloven. Die verantwoordelijkheid heb ik van Nederland gekregen en daar werk ik hard aan. Zei ik iets verkeerd? O, ze maakten een grapje over ... Ik ga het niet herhalen.

Dit vraagt blijvende inzet van het kabinet op dit onderwerp, ook nu we demissionair zijn. Ik kan u toezeggen dat ik ervoor zal zorgen dat mijn aandacht voor dit onderwerp niet zal verslappen, uiteraard binnen de ruimte die ik krijg van de Kamer.

Met dat in het achterhoofd wil ik graag beginnen aan de beantwoording van de vragen. Ik heb een paar blokjes. Ik denk dat het handig is dat ik die even benoem. Het eerste blokje gaat over afvalinzameling en recycling. Daarna hebben we een blokje over verpakkingen en plastics, dan een blokje statiegeld, dan textiel en daarna nog wat overige vragen. Het zijn er wel veel, waarschuw ik alvast, maar dat wisten de Kamerleden vast ook al omdat ze alle vragen zelf gesteld hebben.

De heer Haverkort (VVD):

Een korte toelichtende vraag. Ik hoorde in de inleiding van de Staatssecretaris dat zij een voorbeeld aanhaalde dat ging over de

Richtlijn single-use plastics. Vervolgens zei ze dat ze blij was dat er al op korte termijn, na een jaar, geëvalueerd zal gaan worden. In mijn beleving gaan we volgend jaar de invoering van statiegeld evalueren. Ik had nog niet meegekregen dat we ook de ministeriële regeling op het gebied van single-use plastics zouden gaan evalueren op die korte termijn. Gaan we dat ook doen?

Staatssecretaris Heijnen:

Het komt allebei.

De heer Haverkort (VVD):

Allebei? Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaat u verder met uw eerste blokje. Het zijn eigenlijk mapjes, hè. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

De vragen liggen een beetje door elkaar, dus het is niet op volgorde van sprekers, maar we hebben geprobeerd het een beetje logisch te groeperen. De eerste vraag is van meneer Haverkort: hoe ga ik meer regie voeren op afvalinzameling door gemeenten? Ik voer momenteel een verkenning uit naar een landelijke inzamelstandaard voor afvalinzameling. Samen met belanghebbenden kijken we hoe een standaard eruit zou moeten zien en of daar ook draagvlak voor is. Daarbij kijk ik ook of het juridisch mogelijk is om meer regie te voeren over de afvalinzameling door gemeenten, want zij hebben ook een zorgplicht voor de afvalinzameling. Ik verwacht de Kamer daarover te kunnen informeren in de eerste helft van 2024.

Meneer Haverkort zei dat zo weinig mogelijk restafval leidt tot perverse prikkels en vervuiling van goed sorteerbare grondstofstromen. Hij geeft daarbij aan dat het beter zou zijn om te monitoren op opbrengst van die herbruikbare grondstoffen. Dankzij het huidige afvalstoffenbeheer storten we in Nederland relatief gezien heel weinig afval. Bovendien is er al op ingezet om weg te bewegen van verbranding naar recycling. Dat heeft ons al veel gebracht op weg naar de circulaire economie, maar het moet en kan beter richting hergebruik. Ik ben het ook met meneer Haverkort eens dat het goed is om de opbrengst van herbruikbare grondstoffen te monitoren. Er loopt momenteel een onderzoek naar de huidige prikkels voor het storten, verbranden en nuttig toepassen van afval en naar de vraag of die nog in de goede richting staan. Dat is wat mij betreft de richting van de circulaire economie. De suggestie om ook te kijken naar de opbrengst van herbruikbare grondstoffen neem ik daarin graag mee.

Dan had meneer Haverkort de vraag hoe ik de kwaliteit van recyclebare stromen meet. Ik ga gewoon verder, voorzitter? Ja? Oké. De kwaliteit van recyclebare stromen wordt bepaald aan de hand van het aandeel stoorstoffen dat aanwezig is in de betreffende stroom. Resultaten van het aantal stoorstoffen vraag ik jaarlijks uit aan gemeenten via een benchmark van het Van Afval Naar Grondstof-programma. De resultaten worden gepresenteerd en gepubliceerd op de website benchmarkafval.nl.

Dan had meneer De Hoop gevraagd hoe ik de toekomst van de export van afval zie, waaronder plastic. Voor de verwerking van afval zie ik twee belangrijke doelen. Ik wil de grondstoffen zo hoogwaardig mogelijk in de economische kringloop houden en ik wil de milieuproblemen niet exporteren. Op beide punten moet het wel beter. Dat is ook mijn inzet in de onderhandelingen, zoals in de nu lopende herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen. In het wijzigingsvoorstel voor de EVOA wordt handhaving echt fors versterkt. Dat moet export van onze problemen, ook naar OESO-landen als Turkije, daadwerkelijk beëindigen. Mijn inzet met betrekking tot die herziening is al met de Kamer besproken op 8 maart 2022 via het BNC-fiche.

Meneer Haverkort vroeg of ik de verkoop van tweedehandsgrondstoffen net zo wil behandelen als de verkoop van normale producten. Het is aan het bedrijf dat iets wil met het afval om aan te tonen of er in dat specifieke geval sprake is van afval of niet. Meneer Haverkort heeft gelijk: we zijn alert als het gaat om het verwerken en transporteren van afvalstoffen. Omdat we nu in de transitie zitten naar een circulaire economie wil dat nog niet zeggen dat de eigenschappen van die afvalstoffen opeens anders zijn geworden. Dus ja, we hebben inderdaad regels die misschien niet leuk zijn, maar die regels zijn wel heel erg nodig voor de bescherming van mens en milieu.

Meneer Haverkort had nog gevraagd hoe ik kijk naar het combineren van bedrijfsafval en huishoudelijk afval en om in te zetten op de nasortering daarvan. Het gecombineerd inzamelen van bedrijfsafval met huishoudelijk afval vraagt overheidsinterventie in een private markt. Dat vraagt om een stevige onderbouwing en een zorgvuldige afweging van de gevolgen voor alle betrokkenen, terwijl gemeenten nu al veel opties hebben om daarop te kunnen sturen. Daarnaast geeft scheiding aan de bron de zuiverste grondstofstromen en daarmee de hoogste opbrengst van hoogwaardige recyclebare stromen. Ik vermoed dat ik hier wat terughoudender in ben dan meneer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, excuus voor het bilaterale onderonsje buiten de microfoon om. Ik begrijp uw standpunt dat de interrupties pas aan het einde van het blokje plaatsvinden, maar de Staatssecretaris heeft ook gezegd dat het veel vragen zijn. Op basis van de antwoorden die ik gekregen heb, heb ik nu al vier punten waarop ik nog graag iets zou willen zeggen omdat ik het niet helemaal eens ben met hoe zij de beantwoording doet. U leidt, voorzitter, maar het wordt wel onoverzichtelijk, schat ik zo in.

De voorzitter:

Zoals gebruikelijk ben ik als was in uw handen. Maar als u allemaal vier vragen heeft per blokje die alle vier in drieën gaan, dan kan ik niet op tijd afronden. En dat willen we ook samen. Als u zegt dat u hele korte vragen hebt, meneer Haverkort, dan wil ik die bij wijze van experiment wel toestaan. Maar ik ken ook mijn pappenheimers. Ik zou toch zeggen: we doen het aan het eind van het blokje, want dan houden we toch nog de kans om het helemaal af te ronden en om nog een tweede termijn te houden. Dan nog blijft de noodzaak om kort te zijn.

De Staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Heijnen:

Meneer Haverkort vroeg ook nog of ik het met de VVD eens ben dat het verkrijgen van een verkoopvergunning in Nederland beter geregeld moet worden en of ik het ermee eens ben dat daarvoor één loket moet komen en dat de Omgevingsdienst Nederland daarvoor de meest logische plek zou zijn. Ook ik hecht veel waarde aan het inzetten van goed herbruikbare grondstoffen. Gelukkig is er ook al heel veel mogelijk. Het blijft natuurlijk wel zo dat er in de basis aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Denk daarbij aan de productwetgeving en de bescherming van mens en milieu. Dat geldt ook voor circulaire initiatieven. Maar er is zeker ruimte voor verbetering in de uitvoering. Er blijkt ook best veel onduidelijkheid te zijn over procedures en over rollen en verantwoordelijkheden. Samen met de decentrale overheden en met de omgevingsdiensten werk ik eraan om dat duidelijker, beter en sneller te maken. Ik ben het met meneer Haverkort eens dat daar winst te behalen valt, maar dan wel binnen ieders bevoegdheid. Naast de bestaande ondersteuning wil ik er bijvoorbeeld voor zorgen dat er meer uniformiteit komt in de einde-afvaloordelen en -procedures en kennisopbouw over de beoordeling afval of niet. Daarnaast wil ik dat het oordeel van de ene omgevingsdienst sneller gebruikt kan worden voor een andere omgevingsdienst. Daarom wordt het Kennisplatform Afval of niet opgezet bij de Omgevingsdienst Nederland. Naar verwachting is het platform in 2024 operationeel.

Dan had meneer Haverkort ook nog een vraag over mijn bereidheid om de nodige aanpassingen aan de Kaderrichtlijn Afvalstoffen en het Europees Verdrag Overbrenging Afvalstoffen vorm te geven, zodat die niet langer de circulaire handel belemmeren. Zeker, daar zet ik me ook nu al voor in. Ik pleit in Brussel voor een integrale herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, waarbij ook meer aandacht zal zijn voor de bredere grondstoffenstrategie. Het verhelderen van de definitie van een afvalstof moet daar voor mij onderdeel van uitmaken. Daarnaast worden op dit moment de Europese regels voor afvaltransport herzien.

Mevrouw Hagen vroeg of ik me kan inzetten voor statiegeld op batterijen. Het probleem rond de veiligheid van afgedankte batterijen is al langer bekend en wordt ook aangepakt. De Taskforce Batterijbranden voert publiekscampagnes uit en doet onderzoek naar oplossingen om brandgevaar te beperken. In die taskforce werkt de afvalsector samen met de producentenorganisaties Stichting OPEN en Stichting Batterijen en de gemeenten. Die partijen bekijken ook de optie van statiegeld op batterijen. Ik wil eerst hun bevindingen afwachten. In de Batterijverordening is bepaald dat de Commissie in 2027 duidelijkheid zal geven over de introductie van statiegeld op batterijen in Europees verband. Om de doelstelling van 45% inzameling te halen hebben de producentenorganisaties Stichting OPEN en Stichting Batterijen een plan van aanpak opgesteld. Dat wordt binnenkort openbaar gemaakt.

Mevrouw Van Esch vroeg nog naar het Europees verbod op sigarettenfilters. Hoelang duurt dat nou nog en hoelang duurt het voordat een nationaal verbod er is? De hoeveelheid sigarettenfilters op straat is denk ik iedereen wel een doorn in het oog. Een verbod zou kunnen bijdragen aan vermindering daarvan. Onlangs heeft ook de WHO steun uitgesproken voor een direct verbod op sigarettenfilters. Een nationaal verbod is complex, zoals ik al eerder heb aangegeven. Dit is ook vooral zo vanwege de Europese interne markt, wat het heel ingewikkeld maakt om nationaal een product te verbieden dat elders wel gewoon verkrijgbaar is. De mogelijkheden voor een verbod worden onderzocht. Ik verwacht de uitkomsten van dat onderzoek begin 2024 met de Kamer te kunnen delen. Ondertussen blijf ik natuurlijk ook bezig met de voorbereidingen op het Europese verbod.

Dan nog een aantal vragen over lachgas. Vanwege de tijd ga ik de introductie achterwege laten, denk ik. Mevrouw Hagen vroeg hoe ik zo snel mogelijk die gevaarlijke situatie wil oplossen. Ik werk samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van VWS aan oplossingen, want dit wil je natuurlijk voorkomen. Dat is duidelijk. We hebben ook de afvalsector en decentrale overheden nauw betrokken bij het overleg. Door handhaving, inzameling bij milieustraten van afgedankte cilinders en mensen te wijzen op het gevaar en hun verantwoordelijkheid, proberen we het gevaar van verkeerd weggooien te minimaliseren. Mensen die cilinders in hun bezit hebben, moeten ook echt beseffen dat als ze dat bij het restafval gooien, ze niet alleen illegaal bezig zijn maar dat ze ook mensen in gevaar brengen daarmee.

Meneer De Hoop vroeg ook naar lachgas. Hij vroeg of de retourpremie een optie is. Ik heb op 19 september een toolkit voor gemeenten beschikbaar gesteld met informatie over hoe ze mogen handelen. Het staat gemeenten vrij om zelf een retourpremie in te stellen, mochten ze dat nodig achten. Ik raad het af, omdat het drugsgebruik ondersteunt. Dit ondermijnt de Opiumwet. Het kan daarnaast ook ander ongewenst gedrag in de hand werken, bijvoorbeeld statiegeldjagen op gevaarlijk afval. In dezelfde toolkit is expliciet benoemd dat milieustraten mogen dienen als inleverpunten en dat milieustraten niet strafbaar zijn. Daarnaast zijn er ook regels te vinden over het vervoer. Dat staat allemaal in die toolkit.

Mevrouw Hagen had nog gevraagd of ik de inleverpremie ondersteun. Nee, ik ondersteun die niet. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om zelf een inleverpremie in te stellen als ze dat nodig vinden. Zoals ik ook tegen de heer De Hoop zei, raden we het af omdat het drugsgebruik ondersteunt.

Meneer De Hoop vroeg welke acties we gaan ondernemen om de instroom van lachgascilinders te minimaliseren, bijvoorbeeld door onlineverkoop te bemoeilijken. Ik heb daar zelf vanuit mijn portefeuille geen bevoegdheid, dus op dat punt verwijs ik u door naar de Minister van Justitie en Veiligheid, die gaat over de Opiumwet.

Dat is het einde van het blokje, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Haverkort, VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Wilt u dan vraag per vraag of wilt u dat ik ook in één keer mijn blokje afhandel?

Zonder gekheid. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ze heeft veel gezegd. Dat ga ik nog een keer terugluisteren. Er zitten ook veel goede dingen bij, onder andere de inzet op EVOA en de Kaderrichtlijn afvalstoffen in Europa. Daar ligt een grote sleutel om Europees circulair te worden. Er zijn twee dingen waar ik minder blij van word. Laat ik die kort toelichten.

Als het gaat om het gezamenlijk inzamelen van afval, dan hebben we nu de overheid die dat via de Gemeentewet inzamelt bij particulieren en het bedrijfsleven dat dat bij het bedrijfsleven inzamelt. Op mijn vraag of dat niet samen kan, hoor ik de Staatssecretaris antwoorden dat dat overheidsingrijpen zou vergen in een private markt. Dat is natuurlijk maar een van de twee scenario's. Wij zijn niet per definitie voor overheidsingrijpen in de private markt. Maar het kan ook andersom. Dat scenario heb ik van de Staatssecretaris niet gehoord. Het zou natuurlijk ook heel wel mogelijk zijn dat afvalinzameling bij particuliere huishoudens gewoon keurig netjes en vaak veel efficiënter door het bedrijfsleven gedaan zou kunnen worden. Op dat scenario wens ik nog een reflectie van de Staatssecretaris.

Mijn tweede vraag handelt toch nog dat verschil tussen de verkoop van producten versus de verkoop van grondstoffen uit afval. Laat ik het voorbeeld nemen van een bedrijf in Lelystad dat keurig netjes vinylafval inzamelt bij producenten, dat vervolgens versnippert tot hele kleine korreltjes en weer verkoopt. Zij moeten per bigbag en per container een aparte verkoopvergunning daarvoor aanvragen. Heel vaak krijgen ze die dan niet, want het is afval. Als datzelfde vinyl in een pvc-buisje zit en de buurman verkoopt een container met pvc-buisjes, dan mogen ze die, met het feit dat dat pvc-buisje aan standaardproducteisen voldoet, vrij over de hele wereld verkopen. Daar zit een raar verschil. Dat komt omdat wij regelgeving hebben opgesteld voor afval die echt afwijkt van regelgeving voor producten. Ik zou wensen dat de Staatssecretaris daar nog eens goed naar kijkt. Is zij bereid om dat verschil nog eens goed onder de loep te nemen en daarnaar te kijken?

De voorzitter:

Twee vragen voor de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Even over het eerste punt, over het gezamenlijk inzamelen van afval en om dat eventueel aan het bedrijfsleven over te laten. Het is nu een zorgplicht van gemeenten. Op het moment dat je dat anders zou willen doen, moet je kijken wat daar weer de consequenties van zijn. Dat is niet zoals we het nu hebben geregeld. Als daar een hele brede meerderheid voor is, kunnen we dat altijd onderzoeken, maar het is niet zoals het systeem nu is geregeld.

Ik heb al eerder vragen gekregen over vinyl. Daar kom ik ook nog op terug. We zullen kijken of daar nog dingen moeten worden aangepast.

De heer Haverkort (VVD):

Ik weet natuurlijk hoe het nu geregeld is. Het is goed dat de Staatssecretaris dat nog een keer aangeeft. Ik heb nog niet van haar gehoord wat ze eventueel van zo'n scenario zou vinden. Ik hoor wel dat ze zegt «als er een Kamermeerderheid is, wil ik dat laten onderzoeken», maar ik ben ook wel benieuwd wat het kabinet daarvan vindt.

Staatssecretaris Heijnen:

Het gaat erom dat we het nu zo geregeld hebben. An sich is het altijd goed om te kijken, als het beter kan, of je dat zou moeten willen overwegen. Ik weet niet of het per se nodig is. Er zijn best goede manieren voor gemeenten om aan die zorgplicht te kunnen voldoen. Het is niet altijd zo dat als je iets aan het bedrijfsleven overlaat, het daarmee per se beter gaat. Het enige wat ik aangeef, is dat wij denken dat het systeem zoals het nu geregeld is, goed geregeld is. Ik geef ook aan dat als er breed wordt gevraagd door de Kamer om verder te onderzoeken wat het zou betekenen als het bedrijfsleven dat gaat doen, dat dan een opdracht aan mij is. Maar ik vind het systeem goed geregeld zoals het nu is.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Is de Staatssecretaris het dan met mij eens dat het de ultieme invulling van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zou zijn om het aan de markt over te laten en daarmee aan de producenten?

Staatssecretaris Heijnen:

Je hebt als overheid bepaalde kerntaken. Daar hoort ook bij dat je bijvoorbeeld zorgt dat de openbare ruimte en afval goed geregeld zijn. Als er marktpartijen zijn die dat op enig moment kunnen overnemen, dan kun je daar altijd naar kijken. Maar of dat de ultieme invulling van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is, weet ik niet. Je kunt ook andere partijen betrekken in de keten. Het gaat erom dat de keten sluitend is. Hoe je dat regelt en waar je precies de verantwoordelijkheden belegt, hoeft niet per se alleen maar bij het bedrijfsleven te zijn. Dat kan ook voor een deel gedelegeerd worden aan instanties die dat heel goed kunnen en die daar veel ervaring in hebben.

Mevrouw Hagen (D66):

We weten al lang dat publiekscampagnes maar zeer beperkte invloed hebben. Kijk naar batterijen. Ik durf best wel aan dat iedereen hier in de zaal en misschien ook wel gewoon hier in een lade nog ergens batterijen heeft liggen. Het is de bedoeling dat we die met z'n allen gaan inleveren. Ik kan me voorstellen dat 2027 dan veel te lang is. Ik zou de Staatssecretaris willen uitdagen om dit naar voren te halen, omdat we weten dat statiegeld gewoon werkt. In diezelfde lijn geldt dat natuurlijk ook voor de lachgascilinders. Het is namelijk echt bij het ridicule af hoe het nu is. Als we een lachgascilinder zouden vinden in de openbare ruimte, moeten we melding doen bij de politie. Die zou dan officieel moeten komen om die lachgascilinder op te halen. De politie zou die moeten opslaan in een loods, want die zou dat officieel niet eens naar de gemeentewerkplaats mogen brengen. Wie staan er uiteindelijk, ondanks dat we hier al voor gewaarschuwd hebben, voor aan de lat bij de lachgascilinders? Het is de branche die het moet opruimen. Het is gevaarlijk: ontplofte apparaten veroorzaken een enorme schade, maar het is ook gevaarlijk voor de mensen die in die sector werken. Dan kunt u toch niet deze sector het bos insturen met een toolkit? Dan moet er echt iets meer gebeuren. Ik vraag u dus: laten we inzetten op de inleverpremie. We weten dat zoiets als een statiegeldsysteem werkt. Dan is er maar een uitzondering te maken en een stukje regulering bij dit lachgasverbod.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb ook in mijn bijdrage aangegeven dat wij uitgebreid in gesprek zijn met de afvalverwerkers en met alle andere betrokkenen in de keten om te kijken hoe we dit probleem kunnen oplossen. Het op grote schaal gebruiken van lachgascilinders, omdat het gewoon gebruikt wordt als drugs, is verboden. Maar vervolgens zitten de afvalverwerkers wel met de gebakken peren. We zijn dus aan het zoeken naar goede oplossingen daarvoor om te gaan reguleren. Dat ligt voor een deel buiten mijn eigen portefeuille. Maar het is gewoon drugsafval. Dat maakt het heel ingewikkeld om dat zomaar te gaan reguleren, want daarmee vergemakkelijk je ook het hele systeem van illegale drugs. Het ministerie kijkt daarin ook mee om dergelijke gevaarlijke situaties, die uiteraard niemand wil, te voorkomen.

Mevrouw Hagen heeft het gehad over zaken waarvoor we aansprakelijk zouden zijn. Dat klopt niet helemaal. Ik kan nog wel een keer een brief sturen naar de Kamer over hoe dat precies zit en hoe je een lege lachgascilinder op een veilige manier naar de milieustraat kan brengen. Er zijn dus echt wel meer mogelijkheden maar het is wel een puzzel. Daarom is het belangrijk om met alle partners uit de keten naar oplossingen te zoeken. Het eerlijke verhaal is ook dat ik het niet van vandaag op morgen kan regelen, maar vanuit VWS en Justitie en Veiligheid zijn we aan het kijken hoe we samen met de betrokken partijen tot goede oplossingen kunnen komen die er in elk geval toe leiden – dat is voor mij het allerbelangrijkste – dat mensen die bij milieustraten werken dat op een veilige manier kunnen doen. Het is namelijk best wel heftig als je ziet wat voor ontploffingen dit met zich mee kan brengen. Ik hoop ook dat de mensen die deze spullen gebruiken, zich realiseren dat ze daarmee ook onderdeel zijn van deze gevaarlijke situaties waarin mensen zich bevinden.

Hetzelfde geldt ook wel een beetje voor batterijen. Ik denk dat een heleboel mensen het niet eens goed weten. Ik noem vaak als voorbeeld zo'n verjaardagskaart waar muziek uitkomt. Daar zit gewoon een batterij in. Op het moment dat die batterij op de verkeerde plek in de snijmachine terechtkomt bij de afvalverwerkers vliegt de hele boel in de hens, wat tot gevaarlijke situaties leidt. Het is dus ontzettend belangrijk dat we komen met goede oplossingen om die batterijen in te zamelen. Mensen realiseren zich denk ik niet hoe gevaarlijk het is en hoe slecht het is voor het milieu. Mevrouw Hagen sprak in dit verband ook over de waardevolle grondstoffen die in batterijen zitten. Dit zijn dus allemaal redenen om te komen tot een beter inzamelingssysteem. 2027 waar ik naar verwees, betreft de Europese regelgeving. Daarnaast hebben we de Stichting OPEN en de Stichting Batterijen gevraagd om gezamenlijk te komen tot een advies over hoe wij en hoe zij vanuit hun uitgebreide producentenverantwoordelijkheid omgaan met de inzameling van batterijen. Dat advies volgt heel snel.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik ben eigenlijk zelf niet zo geïnteresseerd in hoe ik lachgascilinders zou moeten wegbrengen; ik zou niet eens weten waar ik ze moet kopen. Het gaat mij er meer om dat de branche is toegezegd dat er binnen twee weken duidelijkheid over zou zijn. Zij draaien nu niet alleen voor de gevaren maar ook voor de kosten op, en dat moet echt zo snel mogelijk stoppen. Dus mijn vraag is of we die termijn van twee weken gaan halen. Wat betreft het statiegeld is mijn vraag: wanneer komt dat officieel? De slogan «lege batterijen, lever ze in» kennen we allemaal. Dus die publiekscampagnes zijn er wel, maar toch lopen we op dat punt achter en toch zorgen die batterijen voor ontploffingsgevaar.

Staatssecretaris Heijnen:

We weten ook dat we echt vaart moeten maken. Dat is de reden waarom ik zelf ook een overleg heb belegd, samen met de collega's en de branche, om te kijken hoe we hier snelheid in kunnen houden. Ik geloof dat we binnen twee of drie weken weer een afspraak hebben met elkaar. O, ik hoor nu naast mij zeggen dat dit morgen al is. We werken dus echt toe naar een snelle oplossing. Het is belangrijk en staat ook heel hoog bij ons op de agenda. Ik hoop dat ik daarmee ook de zorgen van mevrouw Hagen enigszins kan wegnemen.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik wil toch nog even doorgaan op de lachgascilinders. De Staatssecretaris noemt in haar beantwoording de toolkit, waarbij het erop lijkt dat die de oplossing zou zijn voor het probleem waar gemeenten nu tegenaan lopen. Mijn gevoel is echter dat dit nog niet genoeg is. Dus komt er nog iets bovenop en heeft de Staatssecretaris ook iets van een deadline in gedachten voor als de problemen nog steeds zijn zoals de gemeenten aangeven, in de zin dat zij dan kijkt naar andere opties, zoals retourneren? Of misschien heeft zij zelf nog andere dingen in gedachten. Als de komende weken, maanden blijkt dat die toolkit niet genoeg is, zijn er dan vervolgstappen mogelijk en is er dan ook iets van een deadline of duidelijkheid voor juist die gemeenten?

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil even zeggen dat er meer is dan de toolkit. Daarover spreken we nu ook met elkaar, want we weten dat alleen een toolkit niet voldoende is om het probleem op te lossen. Het lastige is wel dat het gewoon echt drugsafval is. Dat maakt het lastig om het te reguleren. Er wordt meegekeken door Justitie om te kijken wat er ook vanuit hun kant gedaan kan worden, maar het begint ermee dat mensen zich moeten realiseren dat die lachgascilinders drugsafval zijn en dat het leidt tot onveilige situaties en dat je, áls je ze al gebruikt, het fatsoen moet hebben om ze netjes in te leveren. Je brengt mensen er namelijk echt mee in gevaar. In de tweede plaats is het wenselijk dat je het liever gewoon niet gebruikt, want het leidt tot onveilige situaties en het is gewoon verboden. Het is namelijk drugsafval. Het zijn illegale drugs.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik hoef geen discussie met de Staatssecretaris te hebben of we dit wel of niet gaan legaliseren. Daar is deze Staatssecretaris niet de juist bewindspersoon voor en daar zullen we elkaar, qua partijkleur, qua drugsbeleid, elkaar misschien op heel veel verschillende gebieden niet vinden. Ik zou het echter zonde vinden als een visie op drugsbeleid stappen om dit probleem op te lossen in de weg staat. Ik snap nu waar de Staatssecretaris staat, maar ik zou haar ook willen oproepen dat op het moment dat blijkt dat we de komende tijd toch in deze problematiek blijven zitten, dat er dan ook met een open blik naar andere oplossingen gekeken wordt.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is gewoon verboden. Dat is één. Meneer De Hoop heeft echter ook gelijk dat ik niet de juiste persoon ben om een gesprek daarover te voeren. Mijn portefeuilleonderdeel gaat over milieu en gezondheid, en ik heb natuurlijk heel regelmatig contact met de afvalbranche omdat dat ook onder mijn portefeuille valt. Ik vind het volstrekt onmenselijk en onacceptabel dat mensen blootstaan aan grote veiligheidsrisico's doordat die lachgascilinders in het afval belanden. Ik blijf in gesprek met de branche en we blijven zoeken naar oplossingen om te kijken hoe we dit kunnen terugdringen. Het liefst tot nul, maar we willen dit in elk geval drastisch reduceren, want dat zal moeten. De branche heeft heel nadrukkelijk aan de bel getrokken. Ik denk dat we allemaal die filmpjes wel hebben gezien, en dat wil je gewoon te allen tijde voorkomen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch had zich ook gemeld. Mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wil kort iets vragen over de sigarettenfilters, want we weten natuurlijk dat daar in Europa inderdaad over wordt gesproken. Ik ben eigenlijk nog wel benieuwd naar wat deze Staatssecretaris tot nu toe precies heeft gedaan in Europa om het verbod ook echt te versnellen. Wat kan zij nog meer en wat gaat zij de aankomende tijd nog meer doen in Europa om het ook zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen? En zijn er nog opties vanuit de Tweede Kamer of vanuit Nederland om zo'n verbod te versnellen? Moeten we nationale of internationale campagnes gaan voeren om ook bewustzijn te creëren bij mensen? Ik ben wel benieuwd hoe we dit zo spoedig mogelijk voor elkaar krijgen.

Staatssecretaris Heijnen:

We hebben in de eerste plaats natuurlijk de interne onderzoeken lopen om te kijken wat wij in Nederland al kunnen doen. Daarnaast hebben we ook de ambtelijke gesprekken die nu al lopen met de Europese collega's om te kijken hoe je tot regelgeving en regulering op Europees vlak komt.

Wat kan de Kamer daar verder nog aan doen? Het helpt natuurlijk altijd wanneer het Europees Parlement goed gebrieft is over wat de wensen zijn vanuit de landelijke fracties richting Europa. Dus vanuit politieke hoek helpt alle steun die geuit wordt richting de Europese fracties en eventueel richting de zusterpartijen in andere landen om ook de discussie daar te voeren. Ik kan u lastig gaan adviseren over hoe u zelf dat politiek intern wil oplossen, maar dat zijn natuurlijk altijd belangrijke signalen om af te geven.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar ik ben wel benieuwd of de Staatssecretaris daarvoor zou voelen. Zij heeft namelijk met meerdere Europese landen gepleit voor onder andere een pfas-verbod. Ik ben een beetje zoekende. Is deze Staatssecretaris bereid om voor zo'n zelfde soort sigarettenfilterverbod in Europa te gaan staan zoals zij ook is gaan staan voor het pfas-verbod? Want ik denk dat dat heel erg nodig is om het daadwerkelijk ook verder te gaan tillen.

Staatssecretaris Heijnen:

We zijn op dit moment natuurlijk aan het kijken wat er allemaal mogelijk is. Ik denk dat we ook heel goed moeten gaan aftasten waar de ruimte zit, ook in Europees verband, om te komen tot een verbod, een beperking of bijvoorbeeld andere samenstellingen van filters. Je zult moeten zoeken naar de hoogst haalbare oplossing. Er zal ook nog een fiche komen waarin staat wat onze inzet wordt. Dat is ook het moment waarop we met de Kamer kunnen gaan overleggen over hoever onze inzet daarin moet gaan.

Mevrouw Hagen (D66):

Morgen vindt dus het gesprek plaats over de lachgascilinders. Laat ik dan vast zeggen dat wij nog een debat over externe veiligheid hebben. Aangezien dit absoluut te maken heeft met externe veiligheid, stel ik dat wel als deadline. Dan moet er een oplossing geboden worden voor de branche, want dit kan zo niet langer. Laten we die deadline alvast neerleggen.

Dan heb ik nog een vraag over het statiegeld. Ik vroeg me af wanneer dat onderzoek officieel naar buiten komt en of het niet mogelijk is om die vapes, die nu heel vaak bij het afval belanden – dat gaf ik ook al aan in mijn tekst – eraf te knippen. Kunnen we niet bijvoorbeeld zeggen: dat is ook niet een heel gewenst gebruik; laten we daar alvast statiegeld op heffen? Dan kunnen we daar alvast van leren voor de rest van de batterijensector.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is in principe een elektronisch apparaat. Ik zou echt eens even moeten kijken wat het zou betekenen als je specifiek voor die groep wat gaat doen. Het is uiteindelijk natuurlijk ook aan de producenten om met oplossingen te komen, maar dit zal ongetwijfeld onderdeel zijn van de uitkomsten van de gesprekken die door de Stichting OPEN en de Stichting Batterijen worden gevoerd. Daar zullen ongetwijfeld ook nog aanbevelingen en ideeën in staan voor hoe het aantal vapes in het afval kan worden teruggedrongen, want die leiden ook weer tot onwenselijke effecten.

De voorzitter:

Dan zijn we gekomen aan het einde van het eerste blokje. We gaan over naar het tweede onderwerp. De Staatssecretaris is aan het woord.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, voorzitter. Dat blokje gaat over verpakkingen en plastics. Meerdere Kamerleden hebben gevraagd naar de regelgeving voor wegwerpplastics en de definitie van hoogwaardige recycling in de regelgeving. Die vraag werd erg toegespitst op de Vereniging Circulair Friesland en VNO-NCW en hoe dit zich verhoudt tot de motie-Haverkort. Ik wil wat meer tijd nemen om die vraag goed te beantwoorden, ook omdat velen van u aan die brief hebben gerefereerd.

Ik wil benadrukken dat de Europese wetgeving voor wegwerpplastics de lidstaten verplicht om het gebruik van wegwerpbekers en -verpakkingen te reduceren. Dat betekent dat we minder wegwerp moeten gebruiken. Daarom moet hergebruik de norm worden. Zoals u weet, gebruiken we in Nederland elke dag ongeveer 19 miljoen bekers en bakjes eenmalig om ze vervolgens weg te gooien. Dat móét veranderen. Maar dat verandert niet als we het eenmalig gebruik van bekers en bakjes ruimhartig blijven toestaan, en ook niet als die bekers en bakjes gerecycled worden nadat ze zijn weggegooid. Daarom is het eenmalig gebruik van bekers en bakjes bij consumptie ter plaatse straks ook niet meer toegestaan. Daar is een uitzondering op. Die is bewust heel beperkt gehouden door hoogwaardige recycling specifiek in deze context heel scherp te definiëren, bijvoorbeeld als recycling van beker naar beker. De Kamer heeft daar ook om gevraagd, wil ik even benadrukken, met de motie-Van Meenen. Ik denk dat dat kwam doordat mevrouw Hagen er toen niet was. Daardoor is het de motie-Van Meenen geworden.

Net als u ontvang ik veel verzoeken om die definitie en daarmee dus ook de uitzondering te verruimen. Met afstand de meeste vragen die ik ontvang over wegwerpplastics gaan over de manier waarop producenten van eenmalige bekers en bakjes van de uitzondering gebruik kunnen maken. Ook in de brief van VNO-NCW lees ik niks over hergebruik. Het verhaal begint bij de uitzondering in plaats van bij de regel. Dit soort verzoeken sterken mij juist in de gedachte dat als we dat pad opgaan en meer ruimte geven voor recyclebare bekers in plaats van hergebruik, er van die hele reductiedoelstelling niks terecht gaat komen. Dan gaan we naar een situatie waarin we nog steeds allemaal eenmalige bekers gebruiken, maar die iets beter gerecycled worden. Daarmee bereiken we niet de reductiedoelstelling uit de SUP-richtlijn waar we wettelijk toe verplicht zijn. Zo wordt hergebruik dus ook niet de norm, terwijl dat wel is wat we willen.

Dan nog even over de motie van de heer Haverkort en de uitvoering daarvan. Ik merk dat sommigen verwachten dat dit de situatie rond wegwerpproducten zal veranderen, maar de uitleg van de term «hoogwaardig recycling» is in de SUP-wettekst helder vastgelegd. Daar zal de uitvoering van de motie-Haverkort ook niets aan veranderen. Er zal wel een definitie van «hoogwaardig recycling» worden geformuleerd die toepasbaar is op meerdere materialen, en die zal een plaats krijgen in het Circulair Materialenplan.

De heer Krul vroeg hoe ik kijk naar de balans tussen de maatregelen die genomen worden voor wegwerpplastics. Mijn brief noemt 21 productgroepen waarvoor ik passende maatregelen wil treffen. Wat passende maatregelen zijn, hangt ook heel erg af van de productgroep. Soms is een verbod mogelijk en wenselijk. Soms kunnen we hergebruik bevorderen. Als dat niet kan, dan kunnen we in sommige gevallen inzetten op betere inzameling en recycling. Op die manier wil ik wel de R-ladder blijven aflopen. Ook de Kamer heeft me daar steeds toe opgeroepen, wil ik even in herinnering brengen. In de brief heb ik aangegeven voor welke productgroepen ik welke maatregelen beoog en dat wordt nader uitgewerkt.

Dan had meneer Krul nog gevraagd of het gesprek met bedrijven en specifiek LIMM over duurzame oplossingen heeft plaatsgevonden en wat daar uit is gekomen. Ambtelijk is meerdere keren gesproken met het bedrijf en we blijven met hen en met andere bedrijven in gesprek. Maar ik hoop ook dat u begrijpt dat ik niet voor één bedrijf een uitzondering kan maken. De regels gelden voor iedereen gelijk. Ik heb net uitgelegd waarom ik de regels voor de uitzonderingen niet wil aanpassen.

Mevrouw Van Esch zei: aanvankelijk was uw plan om een heffing voor virgin plastics in te voeren. Waarom is dat nog niet gebeurd? Ik heb goed gekeken naar de mogelijkheid om een heffing te introduceren voor fossiel plastic. Het kabinet is bezorgd dat te veel plasticproductie uit Nederland wegtrekt bij de introductie van een dergelijk heffing. Dat blijkt ook uit onderzoek dat ik met de Kamer heb gedeeld. Daarmee zorgt de heffing niet voor een CO2-reductie. Als effectiever alternatief wordt nu een plasticnorm uitgewerkt, die bedrijven verplicht om minder fossiel plastic te verwerken.

Dan had meneer Krul nog een vraag over de Europese norm voor recyclaat en biobased plastic. Wat is de stand van zaken? Ik pleit in Europees verband continu voor ambitieuze normen voor recyclaat en biogebaseerd plastic, onder andere in de onderhandelingen over de verpakkingenverordening, de ecodesignverordening, de autowrakverordening en de bouwproductenverordening. De hoogte van de Europese normen en wanneer die in werking treden, is onzeker. Daarom werken we vooruitlopend op Europese wetgeving ook aan een nationale verplichting voor het toepassen van recyclaat en biogebaseerd plastic. Die nationale norm is ambitieuzer en leidt tot meer CO2-reductie. Daarbij zal het kabinet bedrijven helpen bij de versnelde transitie naar circulaire plasticketens via de middelen uit het Klimaatfonds.

Meneer Krul vroeg ook of ik iets meer kan zeggen over aan welke maatregelen er wordt gedacht voor de kunststofketen om te voorkomen dat recyclebaar materiaal wordt verbrand. Om te zorgen dat recyclebaar plastic niet meer wordt verbrand of gestort, moeten we ervoor zorgen dat dat plastic niet meer voor verbranding wordt aangeleverd. Daarom brengen we eerst in kaart welke plastics verbrand worden in afvalverbrandingsinstallaties en de herkomst daarvan, zodat we gericht maatregelen kunnen gaan nemen in de gehele keten. Dan kun je bijvoorbeeld denken aan verplichtingen voor bronscheiding of extra sorteren. Ik bekijk ook wat de mogelijkheden zijn onder de CO2-heffing om afvalverbrandingsinstallaties beter te belonen als ze plastics nog voor verbranding uit het afval sorteren. Ik zal vervolgstappen bepalen wanneer de mogelijkheden in kaart zijn gebracht.

Meneer Krul vroeg ook nog naar het minimumaandeel biogebaseerd plastics in de verpakkingenverordening en of andere lidstaten daar ook mee bezig zijn. Nederland heeft dat ingebracht in de onderhandelingen over de verpakkingenverordening en een aantal lidstaten vindt het zeker ook interessant. Zij zijn ook op zoek naar een manier om biogebaseerd plastic een stevige plek te geven. De onderhandelingen daarover zijn nog gaande en de uitkomst is nog onzeker, maar wij blijven ervoor pleiten in samenwerking met landen die ook hetzelfde doel nastreven.

Dan vroeg mevrouw Van Esch nog naar de cijfers over drankenkartons. Waarom komen die niet overeen met de cijfers van de Zwerfinator en waarom gebruik ik oude cijfers? Ik heb u de cijfers gestuurd over de eerste helft van 2023. De jaren 2016/2017 worden gebruikt als vergelijkingsjaar, om trends te kunnen waarnemen. De trend is positief. We zien sinds de invoering van het statiegeld een grote afname in zowel plastic flessen alsook bij blikjes. We zien geen verschuifeffect naar andere verpakkingen zoals drankenkartons. Die aantallen zijn stabiel of nemen zelfs licht af. Dat blijkt uit onze cijfers en ook uit die van de Zwerfinator. Het verschil is dat de Zwerfinator vervolgens aanvullend onderzoek doet. Hij splitst de drankenkartons op in drie subcategorieën: klein, middel en groot. Binnen die indeling ziet hij een toename in de categorieën middel en groot. Ik kijk naar de totale aantallen en daarin zie je geen verschuivingseffect. Als er in de toekomst toch significante verschuivingen optreden, dan zal ik uiteraard maatregelen overwegen.

Dat was het, voorzitter.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank voor het antwoord, maar mijn vraag was specifiek waarom er een vergelijkingsjaar 2016/2017 wordt gebruikt voor die drankenkartons, terwijl we voor blikjes en plastic flesjes een ander vergelijkingsjaar gebruiken, namelijk 2020. Ik snap niet waarom we een ander vergelijkingsjaar gebruiken dan voor blikjes en flesjes, want daar komt wel degelijk een verschil uit. Als je een ander vergelijkingsjaar pakt, dan komt er wel degelijk een ander cijfer uit.

Staatssecretaris Heijnen:

We hebben dat als basisjaar genomen, omdat in dat jaar nog geen maatregelen werden genomen. Dan heb je een soort van nulpunt van waaruit je vertrekt. Van daaruit gaan we dan steeds bekijken wat de effecten zijn van de maatregelen die we aanvullend nemen. Dat is de reden waarom er voor dat jaartal gekozen is.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar er is voor blikjes en plastic flesjes een ander vergelijkingsjaartal genomen, dus dit antwoord snap ik niet. Waarom zou je voor het ene een ander vergelijkingsjaar pakken dan voor het ander? Daardoor krijg je cijfers die anders overkomen dan ze misschien zouden zijn, en dat vind ik echt heel zorgelijk.

Staatssecretaris Heijnen:

Mevrouw Van Esch vraagt een vrij specifieke vraag. Ik ga dat nog heel even uitzoeken. Zoals ik het begrijp kun je de cijfers steeds met dat basisjaar vergelijken en hebben we ook cijfers over de afgelopen drie jaar. Die kunnen dus ook naast elkaar worden gelegd. 2016 is bedoeld als een nulmetingsjaar, maar het is natuurlijk niet zo dat we alleen maar daarmee vergelijken. We kijken ook wat de trend is en of we daarin een verbetering zien. Dat is de reden waarom we aan de ene kant kiezen voor dat jaar. Aan de andere kant vergelijken we natuurlijk ook met andere jaren waarover we gegevens hebben.

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wou nog een andere vraag stellen over virgin plastics. Ik hoop dat de Staatssecretaris die informatie nog wat kan verduidelijken, want ik heb het gevoel dat andere gegevens juist verontrustender zijn dan de cijfers die we tot nu toe hebben gekregen. Dat wacht ik dan graag af.

Maar ik had nog een opmerking over virgin plastics, want het antwoord vind ik toch te teleurstellend. Ik denk namelijk echt dat we toe moeten naar een belasting op virgin plastics als we uiteindelijk een plasticafname willen realiseren. Daarom hebben we als Partij voor de Dieren besloten om dan maar zelf met een initiatiefwetsvoorstel te komen om een tarief te gaan heffen op virgin plastics, want het ziet ernaar uit dat die heffing er anders niet gaat komen, ondanks dat we er al twee jaar lang om vragen. Dus we gaan dat zelf wel doen.

Mevrouw Hagen (D66):

Interessant voorstel wordt hier net gedaan. Ik weet niet wie dat gaat doen, maar ik kijk ernaar uit. Hetzelfde nog even over die virgin plastics. Als wij willen dat dat recyclaat op gang komt – ik heb gisteren een motie ingediend die is ontraden, maar daar komen we later vast nog op terug – dan is het toch wel belangrijk dat er ook binnen Europa een kopgroep gevormd gaat worden. Zeker omdat wij natuurlijk zelf ook een van de grootste exportlanden zijn, die dat plastic elke keer de grens over brengen. Misschien heb ik het antwoord gemist, maar hier nogmaals mijn vraag: bent u bereid om die kopgroep te vormen en zo niet, bent u dan bereid om dat in ieder geval nationaal in te gaan stellen? Anders wordt het vanuit de Kamer opgelost, hoorde ik net.

Staatssecretaris Heijnen:

Landelijk doen we dat eigenlijk al door die plasticnorm te stellen, maar in Europees verband is het sowieso altijd goed om te kijken hoe je coalities kunt smeden om je doelen te bereiken. Dat doen we blijvend, dus dit punt zal daarin worden meegenomen.

Mevrouw Hagen (D66):

We hebben nog een Milieuraad. Ik zal het verzoek bij die gelegenheid formuleren, zodat u daar echt voor kunt pleiten. Mijn oproep is om een kopgroep te vormen met landen binnen Europa om hierin het voortouw te nemen. Dat is iets anders dan dat we er even naar gaan kijken. Het vaststellen van aandelen recyclaat in plastic is iets anders dan het belasten van primaire grondstoffen. Ik hoop toch dat de Staatssecretaris dat met mij eens is.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, dat ben ik met mevrouw Hagen eens.

De heer Haverkort (VVD):

Toch nog even over wat dan heet «de motie-Haverkort», al voelt dat altijd wat ongemakkelijk. Het gaat natuurlijk niet over de motie-Haverkort, het gaat erover dat we in essentie geen wegwerpplastic in het zwerfafval en geen plastic in de verbrandingsoven terecht willen zien komen, omdat dat niet hoeft. Ik ben het in de basis van harte eens met de Staatssecretaris als zij zegt: hergebruik is de norm, want dat voorkomt een heel groot deel van de vervuiling. Maar ik moet ook zeggen dat de motie die ik daarover heb ingediend en de discussie die ik in eerste termijn heb aangeslingerd, niet over de norm gaat. Die gaat juist over de uitzondering. Als ik de uitzondering in artikel 2.1, lid 2 van de ministeriële regeling letterlijk lees – en dat doen ook de markt en het ministerie – dan leidt die ertoe dat we straks in een situatie komen waarin petbekertjes gemaakt van 100% plastic wel mogen worden gerecycled, maar 1% plastic-houdende papieren bekertjes niet. Dat is echt te ridicuul voor woorden, want het ging er nu juist om dat we plastic zouden uitfaseren, maar op dit punt slaat die regeling echt door.

Het tweede punt waar ik mij grote zorgen over maak, is dat dit een Nederlandse uitwerking is van een Europese richtlijn en dat in de rest van Europa die papieren bekertjes met dat flintertje plastic erin gewoon nog zijn toegestaan. Straks gaat dus een Belgische leverancier die bekertjes gewoon blijven leveren aan de gemeente Veldhoven en staan wij met z'n allen te kijken. Dan hebben wij goed draaiende Nederlandse recyclende bedrijven de nek omgedraaid, omwille van een detail in een uitzondering in een ministeriële regeling. Dat zou niet moeten mogen in dit land. Ik zou heel graag van de Staatssecretaris willen weten of zij daar nog eens naar zou willen kijken.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik snap dat dit echt een hele lastige is. De heer Haverkort zegt buiten de microfoon om «het is helemaal niet lastig», maar dat is het wel. Vijf jaar geleden is mijn voorganger nog bij het bewuste bedrijf geweest om te zeggen hoe goed ze bezig waren, met name op het gebied van recycling. Maar wat wij aan het doen zijn, is hoger komen op die R-ladder: we willen van recycling naar hergebruik. Dat is een opdracht die ik heel duidelijk van de Kamer heb meegekregen en die ook past bij de transitie naar een circulaire economie.

Er zijn andere alternatieven voor de plasticbekers waar de heer Haverkort het over heeft. Ik denk ook dat daar nog eens goed naar gekeken zou kunnen worden. Als je echt het hele systeem wilt veranderen, want dat is waar wij nu mee bezig zijn, dan brengt dat zeker op het gebied van deze productgroep bepaalde pijnlijke zaken met zich mee. Want in feite is dat bedrijf natuurlijk heel goed bezig op het gebied van recycling, maar wij willen toewerken naar hergebruik. Ik kan niet voor één bedrijf een uitzondering maken, want anders geldt die voor iedereen. Het doel is om het aantal wegwerpverpakkingen drastisch terug te dringen. Als ik nu een uitzondering ga maken, dan geldt die voor iedereen en verandert er dus wezenlijk en feitelijk niets aan het grote aantal wegwerpverpakkingen dat we zullen blijven gebruiken. Dat is niet wat we willen en dat is niet wat we hebben afgesproken. We willen toe naar een circulair systeem waarbij hergebruik de norm is en recycling lager op die R-ladder komt te staan.

De heer Haverkort (VVD):

De Staatssecretaris herhaalt zich. Nogmaals, ik bestrijd niet dat hergebruik de norm is. Daarover geen misverstand. Maar de uitzondering die al in de ministeriële regeling zit, leidt er straks toe dat we 100% van pet gemaakte bekertjes mogen recyclen binnen de kaders van die uitzondering, terwijl we bekertjes die slechts 1% plastic bevatten, niet meer mogen recyclen. Dat is werkelijk waar te ridicuul voor worden. Dus nogmaals, ik bestrijd niet dat hergebruik de norm is. Daarover zijn de Staatssecretaris en ik het eens, maar ik weiger te accepteren dat wij een regeling vaststellen die echt contraproductief werkt. En het gaat hierbij niet over één bedrijf, dat gaat over vele bedrijven in Nederland.

De voorzitter:

Uw punt is helder.

De heer Krul (CDA):

Het punt is helder, maar het antwoord voor mij nog niet helemaal. Ik hoor de Staatssecretaris twee dingen zeggen, enerzijds dat het doel blijft staan en anderzijds dat zij ook een opdracht heeft gekregen van de Kamer. Dat is best wel een worsteling. Maar kan de Staatssecretaris dan op z'n minst toegeven dat die richtlijn ertoe leidt dat wij vandaag, binnen de regels die we nu hebben, kiezen voor een minder duurzame oplossing dan wat zou kunnen, omdat we uiteindelijk naar het doel van volledig hergebruik toe willen? Dan kun je toch zeggen: in dit specifieke geval kiezen wij in de praktijk voor een minder duurzame oplossing dan we eigenlijk zouden willen, omdat we ons moeten houden aan een uniforme richtlijn?

Staatssecretaris Heijnen:

Zo generiek is dat niet waar. Het idee is dat we dat breed willen doen, net zo goed als we in dit gebouw van wegwerpbekertjes zijn overgegaan op gewone bekers. Zo is dat nu in de regelgeving geregeld. Het is een opdracht om te komen tot minder single-use plasticverpakkingen. Hergebruik is alleen maar onder heel strenge voorwaarden toegestaan. De heer Haverkort had het over het recyclen van bekertjes, maar dat kan alleen als je het materiaal weet terug te verwerken tot een volwaardig product van eenzelfde kwaliteit. Dat is het beleid dat wij hebben. Er zijn goede alternatieven. Het is niet zo dat het enige alternatief zou zijn om een plastic beker te hanteren die minder lang meegaat. Er zijn echt andere alternatieven beschikbaar. Dit is onderdeel van het systeem. Ik snap heel erg goed dat het pijn doet op bepaalde onderdelen, maar als wij toe willen naar minder afval en minder wegwerpverpakkingen, dan zullen we dit soort maatregelen wel moeten nemen.

Je ziet dat daar waar je uitzonderingen toestaat ... Kijk bijvoorbeeld naar festivals. Er zijn een aantal festivals die al werken met een volledig herbruikbaar systeem. Toch hebben wij gezegd: bij uitzondering krijgen festivals de mogelijkheid om toch iets ruimer in de regeling te zitten. Dan zie je dat die festivals niet eens meer hun best doen om te zoeken naar goede herbruikbare alternatieven. Daar waar je ruimte laat, wordt die ook heel erg genomen. Wij willen dus toe naar een systeem waarbij je zo weinig mogelijk uitzonderingen hebt. Ik snap de pijn van bepaalde bedrijven echt wel. Dat begrijp ik heel erg goed, maar ik wil ook duidelijk zijn over de richting die we met elkaar willen aanhouden. Ik kan niet voor één bedrijf een uitzondering maken, want anders geldt die generiek en dan zou de situatie voor een heel groot deel blijven zoals die nu is. Dat is niet waar ik voor sta met mijn beleid.

De voorzitter:

Helder. Dan zijn we gekomen aan het eind van dit blokje en kunt u naar het volgende onderwerp. Op de valreep: de heer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Sorry, voorzitter. Maar ik heb ook nog een opmerking gemaakt over het Europese speelveld. Dit kan in de regeling staan die voor Nederland geldt, zonder dat dit de import uit het buitenland verhindert van bekers die niet aan deze regeling voldoen. Zou de Staatssecretaris daar nog even op kunnen reflecteren?

Staatssecretaris Heijnen:

Er is ook geen verbod op die bekers, maar in bepaalde situaties mag je ze niet meer gebruiken. Dat is zoals we het hebben afgesproken. Er is dus geen verbod, maar ze zullen wel minder worden gebruikt, en dat is nu net het doel van die regeling, zal ik maar zeggen.

De voorzitter:

Dat geeft aanleiding tot een andere vraag van de heer Krul.

De heer Krul (CDA):

Ik heb in eerste termijn de vraag gesteld hoe andere lidstaten hiermee omgaan. Volgens mij heb ik nog geen nadrukkelijk antwoord gehoord op de vraag hoe andere lidstaten precies omgaan met dit voorbeeld. Die vraag heb ik in eerste termijn gesteld en ik word nu getriggerd door de vraag van de heer Haverkort. Ik heb daarop nog geen antwoord gehad, als dit het einde van het blokje was.

Staatssecretaris Heijnen:

Het idee achter de richtlijn is dat iedere lidstaat dat naar eigen inzicht mag invullen, maar wel met het doel om single-use plastics te gaan verminderen. Wij kiezen voor deze route. Andere landen kunnen weer andere maatregelen nemen. Het doel staat vast: iedereen moet toewerken naar meer hergebruik en minder wegwerpverpakkingen. Op welke manier je daar invulling aan wilt geven als land, daar krijg je de ruimte voor. Wij willen ook als Nederland ... Als je hier in de commissie zit, denk je weleens: er moet nog heel veel beter op het gebied van circulaire economie. Dat vind ik absoluut ook, maar wij lopen echt wereldwijd voorop in de transitie naar een circulaire economie en ik wil dat ook graag blijven doen. Natuurlijk zou het van mij ook af en toe sneller kunnen en mogen, maar ik doe echt binnen mijn mogelijkheden wat ik kan om die transitie zo krachtig mogelijk neer te zetten. Dat komt soms dus ook met transitiepijn. Dat is heel naar, maar ik wil daar wel eerlijk en duidelijk over zijn. Dat helpt om de doelen te halen die we met elkaar hebben, want we moeten toe naar minder wegwerpverpakkingen en naar meer hergebruik.

De voorzitter:

Dat gezegd hebbend gaat u door met uw betoog en uw volgende onderwerp.

Staatssecretaris Heijnen:

Statiegeld, voorzitter. Ik kan bijna niet geloven dat ik maar twee vragen heb over dit onderwerp, maar er zullen dadelijk nog wel wat vervolgvragen komen. Diverse leden hebben eigenlijk een beetje dezelfde vraag gesteld: gaat u het statiegeldsysteem aanpassen nu de 90%-doelstelling zo duidelijk niet is gehaald? Ik begrijp de zorgen en de frustratie van de Kamer, maar ik wil op dit moment de regelgeving voor statiegeld niet aanpassen. We hebben er bewust voor gekozen de inzamelverplichting op te leggen aan de producenten en niet aan de frietboer, aan de kiosk, aan de ijscoman of aan de bioscoopeigenaar. Daarmee is de verantwoordelijkheid eenduidig belegd met één duidelijk aanspreekpunt. Het is ook helder op wie eventuele handhaving zich richt.

Producenten moeten er wel voor zorgen dat de 90%-doelstelling wordt gehaald. Als dat niet het geval is, is het aan de ILT om daarop te handhaven. De reactie moet dan niet zijn om de verantwoordelijkheid maar meteen bij anderen neer te leggen. Ik wil gewoon dat het verpakkend bedrijfsleven nu de verantwoordelijkheid neemt, en daar heb ik ze ook op aangesproken. Ze moeten zorgen voor verbeteringen. En ja, dat vraagt volgens mij ook om meer betaalde-innamepunten. De ILT is zich ook aan het beraden op maatregelen naar aanleiding van de achterblijvende resultaten. In 2024 wordt de statiegeldregeling geëvalueerd. Dan gaan we ook kijken of en op welke punten we de regelgeving moeten aanpassen. In overheidsland – dat weten denk ik de aanwezige Kamerleden ook wel – is een evaluatie na een jaar echt wel rap. De lessen die we daaruit leren, nemen we ter harte; die nemen we ook mee. Maar de regelgeving nu aanpassen heeft geen zin en zal ook niet leiden tot hele snelle oplossingen.

Mevrouw Hagen heeft gevraagd hoe het kan dat we een systeem optuigen waarin statiegeld van consumenten naar eigen inzicht gebruikt mag worden zonder dat daar verantwoording over afgelegd hoeft te worden. Het statiegeld blijft bij het Afvalfonds. Dat kunnen ze gebruiken voor de financiering en de verbetering van het systeem. Dat is ook nodig, gezien de resultaten over 2022. De ILT kijkt nu op welke manier ze de handhavingsinstrumenten kan inzetten. Het is dus in het directe belang van de producenten om het doel van 90% echt te gaan halen. De ILT beoordeelt ook het plan van aanpak van het Afvalfonds en kijkt daarbij of er voldoende geïnvesteerd wordt in de verbeteringen van het systeem. In 2024 wordt de statiegeldregeling geëvalueerd. Daarbij gaan we ook kijken of en hoe de regelgeving moet worden aangepast. Mocht dat nodig zijn, dan zullen we dat uiteraard doen.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van Esch. Ik ga even de rij af.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik had eigenlijk twee korte punten. De eerste is heel praktisch. Ik hoor constant dat het in 2024 wordt geëvalueerd. Dat betekent dat er het hele jaar 2024 kan worden geëvalueerd en dat we pas in 2025 toe zouden kunnen naar wijzigingen die nodig zullen zijn in de wetgeving. Dan moeten we nog het hele traject van wijzigingen door. Voordat we daar helemaal doorheen zijn, zijn we dus al ver in 2025. Dat baart me zorgen. Kan op zijn minst die evaluatie alleen in de eerste helft van 2024 plaatsvinden, zodat we in de tweede helft van 2024 kunnen gaan werken aan die wetgevingsveranderingen? Anders gaan alle problemen die wat ons betreft met wetgeving moeten worden aangepakt, dan echt opstapelen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik wil toch echt vasthouden aan de evaluatie in 2024. Het is een systeem dat echt nog wel verbeteringen behoeft. Dat zien we allemaal. Maar het wordt nu echt nog gefinetuned, ook door het Afvalfonds Verpakkingen, om te zorgen dat de inzameling verbetert en dat er wordt gekeken naar het verhogen van het aantal innamepunten. Het systeem heeft blijkbaar even wat tijd nodig om op een goede manier te functioneren. Ik wil graag dat zij die tijd nu nemen om dat systeem zo goed mogelijk in te regelen.

In de tussentijd gaat de ILT kijken wat ze kan doen om ze nog verder aan te sporen. Volgens mij is de doelstelling helder: 90%. De eerste resultaten zijn er: het is geen 90%. Er zal dus echt nog een flink schepje bij moeten en daar moeten ze in de komende tijd alle inspanningen op gaan richten. Vervolgens kun je veel specifieker kijken in de evaluatie van volgend jaar: waar zit nou echt het grote probleem en waar moet je dingen heel erg gaan veranderen? Moet je het hele systeem overhoopgooien, moet je bepaalde accenten gaan verleggen? Voor zo'n evaluatie heb je wel tijd nodig en ook voor de implementatie heb je blijkbaar tijd nodig.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar we weten al op welke punten het misgaat. We hebben ze op een presenteerblaadje, de afgelopen jaren al. Van allemaal organisaties die hier nauw bij betrokken zijn, weten we precies waar het aan schort. Ik denk al helemaal niet dat we hoeven te wachten op een evaluatie, maar ik snap gewoon niet waarom we niet nu al zouden kunnen gaan werken aan die ... We weten dat een innameplicht werkt. We weten dat statiegeld werkt en dat er dus meer blikjes en flesjes onder dat statiegeldsysteem zouden moeten vallen. We weten dat we verplichtender meer inzamelpunten moeten realiseren. Want als je het vriendelijk vraagt, dan snap ik wel dat de Albert Heijn to go zegt: ik ga het niet doen want ik heb daar geen ruimte voor. Ja, dat antwoord snap ik wel. Het werkt niet als je het nu netjes vraagt, dus we moeten hier, in de Tweede Kamer, gaan werken aan het verbeteren van de wetgeving. Ik zie niet in wat de evaluatie daaraan gaat bijdragen.

Staatssecretaris Heijnen:

We zitten nu in oktober 2023. De evaluatie begint in 2024. Uiteraard wil ik ook graag dat die zo snel mogelijk richting de Kamer komt en dat er dan door de Kamer kan worden meegedacht over eventuele aanpassingen. Maar nu we dat traject hebben ingezet, wil ik ook als betrouwbare overheid ... We hebben nog niet zo lang geleden het beleid inzet op een dusdanige manier. We verwachten nu van de producenten dat ze het systeem navenant gaan inrichten. Vervolgens gaan wij dat in 2024 evalueren, zoals we met elkaar hebben afgesproken. Het zou heel goed kunnen dat er dan nog aanpassingen moeten plaatsvinden, maar ik houd toch vast aan 2024.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik hoor dat de hele evaluatie natuurlijk nog gaat plaatsvinden. Dat begrijp ik, maar tegelijkertijd weten we op dit moment al dat er geen transparantie is over de precieze hoogte van het bedrag aan statiegeld dat niet geïnd is. De schattingen zijn 80 miljoen, oplopend naar 200 miljoen, en daar zitten geen doelstellingen aan vast. Kunt u ons in ieder geval toezeggen dat u bij de evaluatie de transparantie-eis gaat neerleggen en daarin ook de doelstellingen gaat opnemen? Dan kan de ILT heel gericht controle uitvoeren.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik zal sowieso de vraag bij het Afvalfonds neerleggen om daar nu al transparant over te zijn. Ik hoor vaker in de Kamer dat er echt behoefte is aan wat meer inzicht in hoe die gelden worden besteed. Ik kan me heel goed voorstellen dat het uiteindelijk een plek gaat krijgen in de evaluatie en dat de Kamer vraagt om meer inzicht in de besteding van die middelen of eventueel tot een andere oplossing wil komen.

De voorzitter:

Gaat u de Kamer daar ook over informeren en op welke termijn? Want dan noteren we het als toezegging.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat zit standaard in het systeem. Ook nog even richting mevrouw Van Esch: het is wettelijk vastgelegd dat we de evaluatie in 2024 gaan doen. Dat is ook het goede moment om dit soort vragen te bespreken. Ik weet zeker dat de Kamer op dat moment mij daarop zal bevragen, dus ik zal dat meenemen in de evaluatie. Ik heb wel toegezegd – dat kan misschien nog genoteerd worden – dat ik het Afvalfonds Verpakkingen zal vragen of het mogelijk is om, naar aanleiding van de oproep van de Kamer om wat meer duidelijkheid en inzicht te geven in hoe de middelen worden besteed, daar al wat eerder inzicht in te geven dan na de evaluatie en eventuele aanpassingen. Ze zitten overigens op de publieke tribune, dus ze luisteren mee.

De voorzitter:

Goed. Ik zie geen verdere vragen over dit onderwerp. U gaat door naar uw volgende onderwerp.

Staatssecretaris Heijnen:

Het volgende blokje is textiel, met twee vragen van mevrouw Hagen, ook niet geheel onverwachts. Mevrouw Hagen vraagt of ik wil toezeggen dat ik de voortgang van de invoering van een eenduidig label monitor en dat ook gebruik voor eenzelfde label in Nederland. Ik ben het met mevrouw Hagen eens dat er een duurzaamheidslabel voor kleding moet komen. Ik volg de ontwikkelingen in Frankrijk nauwgezet en we zijn ook in gesprek met onze Franse collega's daarover.

Mijn inzet is wel dat er één uniform verplicht Europees ecolabel komt voor textiel. We hebben het wel vaker gehad over greenwashing en over allerlei labels die allerlei claims doen. Het lijkt mij voor consumenten ontzettend prettig dat je weet dat als er een bepaald Europees label in kleding zit, je daarmee borgt dat de kleding aan bepaalde standaarden voldoet. We hebben er niks aan als er in Duitsland, België, Luxemburg, Frankrijk, Spanje, overal een ander label komt. Ik wil er dus echt voor pleiten om dat in Europees verband op te pakken. Ik ben het helemaal met haar eens dat het er moet komen.

Wanneer komt de UPV op schoenen? Ik heb onderzoek laten doen naar schoenen met het oog op het te voeren beleid en daarbij de vraag laten meenemen of schoenen onder de UPV gebracht kunnen worden. Op dit moment bespreken we de resultaten met belanghebbende partijen uit de schoenensector. Ik informeer de Kamer nog voor het eind van het jaar over of en wanneer schoenen onder de UPV textiel kunnen worden gebracht.

Mevrouw Hagen (D66):

De Staatssecretaris begon zelf al over Zeeman. Dat is natuurlijk een van dé textielproducenten die we hier in Nederland kennen. De reden dat ik het heb over dat ecolabel, is dat die labels er in Europa nu al versnipperd komen. Onze Nederlandse bedrijven zijn internationale spelers en hebben dus erg veel last van het feit dat er in Frankrijk al iets is vastgesteld. Op dit moment is er bijvoorbeeld ook in Vlaanderen een duurzaamheidsonderzoek ingezet om zo'n ecolabel vorm te geven. Mijn oproep zou vooral zijn: ga in gesprek met die landen en uniformeer gezamenlijk, in het belang van de Nederlandse bedrijven die duurzaam zijn met textiel. Zo krijgen we geen apart ecolabel, maar worden onze spelers hierin leidend, als koplopers van de circulaire economie.

Staatssecretaris Heijnen:

Een heel goed punt dat ik zal oppakken.

De voorzitter:

Dan gaan we naar het laatste blokje. Het gaat heel snel. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Mevrouw Van Esch vroeg of ik de brieven over fossiele subsidies zo snel mogelijk kan sturen, vóór het debat van volgende week. U bent op 19 september door mij en mijn collega, de Minister van EZK, geïnformeerd over of en hoe een afbouwpad voor de fiscale vrijstelling voor het non-energetisch gebruik van minerale oliën, inclusief de productie van plastic, eruit kan zien. Gezien de demissionaire status van het kabinet is het besluit daarover overgelaten aan een volgend kabinet. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor een extra brief over belastingen specifiek op plastic, want het kabinet werkt wel aan effectieve alternatieve maatregelen om minder fossiel plastic te verbruiken. Daarover is de Kamer in september geïnformeerd, in de toelichting op de circulaire klimaatmaatregelen.

Mevrouw Hagen vroeg naar een toezegging om op Europees niveau samen met andere landen een kopgroep te vormen voor het invoeren van een belasting op non-energetisch gebruik van minerale oliën. Ik deel haar beeld dat dat een belangrijk onderwerp is, waar we goed naar moeten kijken. Het kabinet heeft eerder aangegeven geen mogelijkheid te zien om daar nog stappen in te zetten, omdat ook dat aan een volgend kabinet is. Ik geef dus eigenlijk hetzelfde antwoord als wat ik net aan mevrouw Van Esch gaf.

Ze vroeg ook of ik bereid ben om met de vuist op tafel te slaan door te zeggen: als Europa niet over de brug komt, dan komen we zelf met een vorm van belasting. Ook dat is aan een volgend kabinet. Daarbij is er wel de zorg dat bedrijven uit Nederland wegtrekken en dat een belasting niet zorgt voor de benodigde CO2-reductie. Misschien nog eventjes kort: dit ging over de vraag van mevrouw Hagen over de belasting op non-energetisch gebruik. Dat is aan een volgend kabinet. De Minister van EZK en ik hebben daar ook een brief over gestuurd, vorige week of zo. Wanneer was het? Ergens in september, zei ik net, hè? Ja, het was de 19de.

Mevrouw Van Esch vroeg nog waarom ik geen subsidies verstrek aan circulaire ambachtscentra dit jaar. De doelstelling van een landelijk dekkend netwerk van circulaire ambachtscentra blijft overeind. Na de opstartfase volgt nu de fase van opschaling. We kijken hoe we gemeenten kunnen ondersteunen op een manier die beter past bij die opschalingsfase. De vraag is of de subsidies zoals we die de afgelopen jaren deden, daarvoor de beste manier zijn; daarom maken we voor 2023 een kleine pas op de plaats. Ik verwacht in de komende jaren wel de subsidies weer ter beschikking te stellen. En we blijven gemeenten ondersteunen via kennisdeling, evenementen, onderzoek. Ook zijn de opgedane ervaringen vertaald naar een startersgids, die we actief verspreiden.

De heer Haverkort vroeg nog naar de financiering van de circulaire economie. Ik ben het met hem eens dat het financiële systeem op een aantal punten niet bevorderlijk is voor bedrijven die financiering zoeken om circulair te ondernemen. Dat is echt een heel belangrijk thema. Daarom hebben we in 2020 gezamenlijk een roadmap opgesteld en zijn we sindsdien bezig met de uitvoering van die roadmap. Ik nodig bestuurders van financiële instellingen later deze maand uit op het ministerie. We werken hard aan bijvoorbeeld risicomodellen voor bedrijven met een product-as-a-service-businessmodel, maar het is voorlopig nog geen mainstream. Gelukkig zeggen banken circulariteit te zien als essentieel voor de verduurzaming van de samenleving, waaraan ze willen bijdragen. Dus de financiële sector verwacht dat wij een gelijk speelveld creëren voor circulaire bedrijven. Dat kan bijvoorbeeld door financieringsinstrumenten te ontwikkelen samen met Invest-NL. Maar ook regelgeving voor productieketens langs de lijnen normeren, beprijzen en wegnemen van belemmeringen, is in lijn met de weg die wij hebben ingezet. Bij de ambitie van het kabinet rond duurzame financiering merk ik dit in de praktijk. Ik was laatst nog in gesprek met een van de directeuren van de Europese Centrale Bank en heb benadrukt hoe belangrijk circulaire economie is, en het investeren daarin. Als je kijkt hoeveel procent in de praktijk van het totale investeringsbudget is geïnvesteerd in circulaire initiatieven, dan is dat nog vrij beperkt. Dus zij zien zelf ook wel dat er ruimte is voor groei daar. Maar het is wel heel belangrijk dat wij ook onze kennis, expertise en de signalen die wij krijgen vanuit de sector delen, zodat zij daar ook iets mee kunnen en het bijvoorbeeld in hun voorwaarden voor het recht op bepaalde financiering kunnen verwerken, zodat dat ten gunste komt van bedrijven die circulair produceren. Dus tja, we zetten er op verschillende manieren op in om de financiering van circulaire bedrijven onder de aandacht te brengen, maar er zit nog heel veel ruimte voor groei.

Dan had de heer Haverkort nog de vraag gesteld hoe het staat met het antwoord op zijn vraag uit mei 2022 over het mogelijk begaan van een economisch delict als je elektronische apparatuur repareert. Aan het antwoord op die vraag wordt nog steeds gewerkt. Ik heb in het commissiedebat toen gezegd dat reparatie een belangrijke trede is op de R-ladder, en dat ik reparatie wil bevorderen. Maar ik heb ook gemeld dat er Europese normen en standaarden zijn ten aanzien van de veiligheid en milieubescherming bij reparatie. Niet alles kan zomaar; we willen geen kortsluiting of andere gevaarlijke vormen van ondeugdelijke reparaties hebben. Dus ik kijk samen met de Inspectie Leefomgeving en Transport, en de producentenorganisaties Stichting OPEN en Techniek Nederland naar verduidelijking van de regels en, waar mogelijk, flexibiliteit. Ik verwacht eind dit jaar de conclusies te kunnen trekken en de Kamer daarover te informeren.

Dan vroeg de heer Haverkort hoe het staat met het behoefteonderzoek naar grind, zand en beton in relatie tot de bouw van kunstwerken en woningen. Om meer inzicht in de vraag naar bouwgrondstoffen te verkrijgen, heb ik opdracht gegeven om een scenariostudie uit te voeren. In die scenariostudie wordt onderzocht hoe de vraag naar een aantal bouwgrondstoffen, bijvoorbeeld ophoogzand, grind en industriestrand, zich zal ontwikkelen tot 2050. De afronding van dat onderzoek wordt eind dit jaar verwacht. Ik zal de uitkomsten daarvan ook met de Kamer delen.

De heer De Hoop had nog de vraag naar wat de mogelijkheden zijn om de belasting voor tweedehandsproducten te verlagen, bijvoorbeeld door een lager btw-tarief te hanteren voor kringloopwinkels, zoals dat bijvoorbeeld in België is geregeld. De btw is gereguleerd via de Europese btw-richtlijn. De situatie in België is anders, omdat kringloopwinkels daar een andere organisatievorm hebben dan in Nederland. De kringloopwinkels in België worden niet als bedrijf gezien en kunnen daarom wel gebruikmaken van een verlaagd btw-tarief. Wel is het mogelijk om gebruik te maken van de margeregeling; dan hoeft er alleen btw te worden betaald over het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs. Dat biedt helaas geen oplossing voor kringloopwinkels, maar wel voor andere winkels die tweedehandsgoederen verkopen.

Dan had meneer De Hoop nog een vraag over de verschuiving van arbeid naar grondstoffen: kan daaraan worden bijgedragen? De Staatssecretaris van Fiscaliteit is verantwoordelijk voor de belastingen. Ik steun wel de wens om te komen tot een belastingstelsel dat betere prikkels geeft voor een circulaire economie. De mogelijkheden daarvoor moeten wat mij betreft ook worden meegenomen in de discussies over een nieuw belastingstelsel.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zag als eerste een vraag van de Partij voor de Dieren. Ga uw gang.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, dank, voorzitter. Ik heb namelijk nog één korte vraag over die fossiele subsidies op plastic. Mijn verzoek was eigenlijk meer een informatieverzoek. Ik weet dat er met Prinsjesdag een brief is gestuurd door de Minister voor Klimaat, maar daar staat maar een heel klein stukje in over die fossiele subsidies op plastic. En ik wil eigenlijk gewoon meer feitelijke informatie over de ins en outs van die fossiele subsidies op plastic. Dus eigenlijk is mijn verzoek meer: is er een mogelijkheid dit voor ons als Kamer wat beter te duiden, dus die ins en outs van die fossiele subsidie op plastic, dan wat er in die brief op Prinsjesdag met ons is gedeeld?

Staatssecretaris Heijnen:

Misschien is het goed als ik en mevrouw Van Esch buiten de vergadering nog even schakelen over wat dan precies die informatiebehoefte is, want er is altijd bereidheid vanuit het ministerie om te kijken hoe we de informatie zo goed mogelijk kunnen aanleveren. Dus misschien kunnen we nog eventjes als aandachtspunt agenderen dat wij daar nog even over schakelen, en dan zorg ik dat die informatie naar de Kamer toe komt.

De voorzitter:

Tja, ik kan me ook voorstellen om dat toch nog even hier in het openbaar te doen. Dus misschien kunt u iets meer duiden welke informatie u zou willen?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Nou ja, ik wil gewoon weten waar dan precies die fossiele subsidie zit, naar welke bedrijven het toe gaat. Er wordt een aparte belasting buiten de accijns om genoemd, die we wel nationaal kunnen belasten. Dat staat ook in die stukken. Wat is dat dan? Dus zeg maar gewoon letterlijk de feitelijke informatie over waar die belasting zit, waar die uit bestaat, welke bedrijven die krijgen, hoeveel dat is. Dus dat.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ben dan eigenlijk niet de goede bewindspersoon om daar die vraag aan te stellen, want die informatie zit echt bij EZK. Maar we kunnen die vraag natuurlijk wel doorgeleiden naar hen, en hun vragen om die informatie bij de Kamerleden aan te leveren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Zou er dan bij mogen worden vermeld of dat vóór de begroting van EZK van volgende week kan? Dat is namelijk het moment.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik vind het lastig om te praten voor mijn collega die dat moet gaan aanleveren. Dus ik kan vragen of die dat wil doen, maar ik kan niet toezeggen dat hij dat gaat doen. Dat kan ik op dit moment niet, want dat weet ik niet.

De heer Haverkort (VVD):

Op het gevaar af dat het toch een soort Groundhog Day-achtig debat wordt ... We hebben de vorige keer tijdens het debat Circulaire economie gesproken over systeemveranderingen aan ook de financiële kant, als het gaat om jaarrekeningen, hoe we omgaan met voorraadafschrijvingen en dat soort zaken. En ik meen me te herinneren dat de Staatssecretaris toen zei dat ze binnenkort een gesprek zou hebben met partijen, waaronder ook Invest-NL. Ik begrijp nu dat dat gesprek later deze maand plaatsvindt. Dat zegt iets over de doorlooptijd, wellicht. Maar ik wil voor de Staatssecretaris benadrukken dat het echt niet gaat om alleen financiering. Als je bij een circulair bedrijf praat over voorraad, dan groeit de waarde van dat bedrijf, terwijl traditionele lineair georganiseerde bedrijven heel graag op voorraad afschrijven. En dat is maar één voorbeeld van de vele veranderingen die ook in die financiële transitie van de circulaire economie impact gaan hebben. Het is goed om daarop voorbereid te zijn. Ik vraag de Staatssecretaris ook om daarbij breder te kijken dan alleen naar financiering.

Dat was mijn ene vraag. Ik had er ook nog eentje over het verhaal rondom het mogelijk begaan van een economisch delict. Ik hoorde uiteraard dat daar nog aan gewerkt wordt, en dat dan later dit jaar het antwoord komt. Het moet me toch van het hart dat het wel heel fijn zou zijn als we de circulaire economie ook op het vlak van reparatie echt gaan laten vliegen, en dat dit soort belemmeringen op een veel kortere termijn zouden kunnen worden opgelost. En de vraag is dan aan de Staatssecretaris of zij dat met me eens is.

Staatssecretaris Heijnen:

Wij willen altijd zo snel mogelijk proberen te leveren, maar soms vragen antwoorden ook een grote mate van zorgvuldigheid en soms snap ik ook niet precies waarom dingen zijn zoals ze zijn en willen we uitzoeken of we daar snel wat aan kunnen veranderen. Natuurlijk vinden wij reparatie heel erg van belang, maar het is ook belangrijk om daar de goede organisaties bij te betrekken die daar de goede adviezen over kunnen geven. Soms vragen processen tijd.

Dan over het punt financiering, dat de heer Haverkort aanhaalt. Natuurlijk is financiering niet alles, maar het is wel een belangrijk onderdeel. Als je spreekt met veel bedrijven die circulair produceren, zie je namelijk dat ze best veel moeite hebben om financiering te krijgen. Dat geldt met name voor bedrijven die in de opschaalfase zitten. Het is wel degelijk een belangrijk thema. Dat neemt niet weg dat de uitdagingen veel groter zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de voorraden. Dat is gewoon heel anders bij een bedrijf dat lineair produceert. Er moet gekeken worden naar goede accountingregels op dat punt. Dat wordt ook allemaal meegenomen in de roadmap die we hebben. Dus ja, het is natuurlijk belangrijk.

Nog even over dat gesprek met Invest-NL, waarom dat allemaal zo lang duurt en of dat dan genoeg prioriteit heeft. Kijk, ik ben uiteindelijk de vooruitgeschoven post waar een gesprek mee gevoerd wordt, maar dat betekent niet dat de mensen die hier naast mij zitten al die maanden stil hebben gezeten. Die zijn volop bezig met alle voorbereidingen, al het werk en de afstemming om uiteindelijk te komen tot een soort gesprek waarin je daadwerkelijk stappen kunt gaan zetten. Er gebeurt echt wel heel veel. Het is misschien niet altijd even zichtbaar, ook niet voor mij. Ik word ook eens in de zoveel tijd bijgepraat over wat er allemaal gebeurt. Maar dat dit punt mijn aandacht heeft, moge duidelijk zijn.

De heer Haverkort (VVD):

Niks ten nadele van de inzet van het ministerie op datgene wat moet gebeuren, want de uitdaging is groot. Het is dus goed dat de Staatssecretaris daarop ingaat, maar ze is er wel verantwoordelijk voor. We hebben die doelen niet voor niks met elkaar neergelegd. Het is mijn rol om daar waar ik zie dat we weer eindigen in toezeggingen die dan eind dit jaar gaan komen ... «Eind dit jaar» is dan meestal 24 december om 16.30 uur 's middags. Zo is het nou eenmaal, voorzitter. Het is ook mijn rol om daar alert op te zijn en de druk op dat soort afspraken en toezeggingen die hier gedaan worden gewoon netjes hoog te houden. Dat appel doe ik bij dezen op de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik begrijp de heer Haverkort heel erg goed. Ik waardeer zijn motivatie om mij aan te sporen om de snelheid erin te houden altijd enorm, dus veel dank daarvoor. Ik doe wat ik kan om dingen zo snel mogelijk te doen, maar het vraagt af en toe ook die zorgvuldige afstemming en tijd. Ik weet ook wel dat daar begrip voor is vanuit de kant van de heer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

«D'ran» zeggen wij dan in de Achterhoek.

De voorzitter:

Goed. We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Staatssecretaris. Dan gaan we naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De leden hebben anderhalve minuut. Ik geef het woord aan mevrouw Van Esch, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Vandaag is het, naast dat we het hebben over circulaire economie, Dierendag. Deze dag vind ik een belangrijke om extra na te denken over al die dieren die in deze wereld sterven door het zwerfafval dat wij als mens met elkaar creëren. Ik vind het richting al die dieren die dus daardoor sterven extra belangrijk om vandaag extra stappen te zetten. Ik vind het dan ook te weinig om te gaan evalueren in 2024. Ik vind dat we nu al moeten gaan naar bijvoorbeeld statiegeld heffen op drankenkartons. Ik vind dat we – die motie hebben we al ingediend – zo snel mogelijk moeten overgaan op statiegeld op andere plastic flesjes die er nu niet onder liggen. Ik vind namelijk dat we er vandaag extra bij stil moeten staan dat het ook voor hen een enorme impact zou hebben als wij als mens er eindelijk eens voor gaan zorgen dat we onze rotzooi niet meer zo erg over de wereld verspreiden dat zij daar last van hebben. Daarom vraag ik een tweeminutendebat aan. Ik hoop namelijk van harte dat ik op die manier alsnog de aansporing kan doen om ook bijvoorbeeld verdere stappen te zetten rondom sigarettenfilters, want ik vind echt dat we daar nog meer kunnen doen dan nu gedaan wordt. Ik denk dat we dat zeker aan de dieren verschuldigd zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Ja, voorzitter. We hebben inderdaad heel veel brieven gehad. Een mooie, interessante brief ging over het recht van reparatie en het verbod op vernietiging van onverkochte producten. Dat zijn natuurlijk twee belangrijke aspecten van een circulaire economie, omdat producten dan heel lang meegaan. Onverkochte producten die vernietigd worden kun je natuurlijk niet eens lineair noemen. Het is een krankzinnige uiting van deze lineaire economie. Ik heb twee verzoeken aan de Staatssecretaris naar aanleiding van de brief. Kunnen wij gaan communiceren over de bestaande garantietermijnen die wij sowieso al hebben in Nederland? Dat lijkt me een heel mooi uitgangspunt, aangezien wij daarin juist koploper zijn in de EU.

Ik zag het stukje over het feit dat lidstaten het prima vinden dat onverkochte goederen gewoon nog worden vernietigd. Dat is natuurlijk echt schokkend te noemen. Het is dus zo dat u daarin weinig medestanders vindt. Kunt u toezeggen dat u op zijn minst een vorm van verantwoording gaat ontwikkelen als het gaat om de overproductie van bedrijven in Nederland? Kunt u dus zorgen dat bedrijven daar in ieder geval iets over vertellen? Kunt u misschien ook toezeggen dat u in een gesprek aan de UPV-tafels voor een reparatiebonus gaat pleiten? Hierdoor kunnen we het fonds dat daar opgehaald wordt middels UPV's, bijvoorbeeld inzetten voor die reparatiebonus.

Voordat ik heel veel woorden van dank ga uitspreken – dit is namelijk toch het laatste commissiedebat – eerst het volgende. Het zal u niet verbazen: het verkiezingsprogramma van D66 bevat een enorme paragraaf van wel vijf pagina's over de circulaire economie. Toch liepen wij bij het opstellen van de verkiezingsprogramma's tegen het PBL en het CPB aan. De modellen zijn uiteraard nog steeds gericht op een lineaire economie, waardoor het investeren in een circulaire economie haast onmogelijk is. Het is nu namelijk alleen een kostenpost. Ik zou dus toch deze Staatssecretaris, die hier in ieder geval nog langer zit dan deze Kamer, zij het demissionair, willen vragen of ze dat gesprek wil aangaan. We hebben die modellen wel nodig om daadwerkelijk toe te kunnen werken naar een circulaire economie.

Als u mij toestaat, voorzitter, wil ik alle ondersteuning heel hartelijk bedanken. Ik weet dat ik een enorme luis in de pels ben. Ik vind het een heel belangrijk onderwerp, omdat ik echt denk dat dit de toekomst is waar we naartoe moeten werken. Heel veel dank dus. Ik heb de vele brieven gelezen, net als alle onderzoeken die lopen. Ik wens u nog heel veel succes met deze mooie kruistocht voor onze circulaire economie.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Haverkort van de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Dank, voorzitter. We hebben ten aanzien van het inzamelen, sorteren en recyclen van afval, een UPV die de producenten daarvoor verantwoordelijk maakt. We hebben in de Gemeentewet, als ik me niet vergis, de verantwoordelijkheid van gemeenten vastgelegd. Dat doorkruist elkaar natuurlijk. We zien nieuwe EU-regelgeving op ons afkomen waarin ook kaders gesteld gaan worden als het gaat om hoe wij omgaan met het inzamelen, sorteren en recyclen van ons afval. Als we dat efficiënt willen organiseren, dan vraagt dat om regie. We hebben daar in de eerste termijn een debat over gevoerd. Ik overweeg toch nog wel, dat kondig ik in de tweede termijn alvast aan, om daar in het tweeminutendebat een motie over in te dienen. Ik ben namelijk nog niet 100% happy met hoe het ministerie en de Staatssecretaris dat oppakken.

Voorzitter. Dank voor het antwoord in de eerste termijn. Ik heb de Staatssecretaris iets horen zeggen over een lopend onderzoek naar de opbrengst van grondstofstromen. Dat roept bij mij de vraag op wanneer dat dan klaar is. Kunnen die resultaten naar de Kamer? Kan daar dan ook een datum aan geplakt worden?

Hetzelfde geldt een beetje voor het lopende proces rondom het Kennisplatform Afval. Ik heb 2024 gehoord. Het is mooi dat er daar wordt gestreefd naar meer uniformiteit rondom de eindeafvalstatus. Het is ook goed dat we de kennis van omgevingsdiensten delen. Het lukt nog niet om naar één loket te gaan. Die toezegging heb ik nog niet gekregen. Ik heb ook nog niet gehoord dat we één vergunning hebben, en dat die niet altijd op de grondstoffen is gericht. Wanneer kan de Kamer daar nog eens over geïnformeerd worden?

Voorzitter. Als laatste nog het volgende. Over de SUP worden we het vandaag, denk ik, niet eens. We gaan wel 100% plastic bekers als uitzondering toestaan, maar als ze voor 99% van papier zijn gemaakt, mogen ze niet gerecycled worden. Maar ze mogen dan wel worden geïmporteerd, omdat ze in de rest van Europa niet verboden zijn. Daar moet de Kamer nog maar eens een nieuwe uitspraak over doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat geeft aanleiding tot een interruptie van mevrouw Hagen.

Mevrouw Hagen (D66):

In de ideale wereld hebben we natuurlijk voor alles een loket, maar misschien is dat toch minder ideaal dan het altijd klinkt. Is de VVD ervan op de hoogte dat wij zo'n loket hadden waar dit soort klachten kwamen, maar dat dat juist vanuit het ministerie is gesloten? Betekent het dan dat de VVD dit loket graag wil heropenen, en het al dan niet wil onderbrengen bij het Versnellingshuis? Daar ben ik wel echt benieuwd naar.

De heer Haverkort (VVD):

Ja, ja en nee. Ja, de VVD is op de hoogte dat er een loket was. Ja, de VVD wil heel graag een nieuw loket en wat ons betreft is Omgevingsdienst Nederland de meest logische plek daarvoor, omdat je dan die 29 omgevingsdiensten dwingt om dat op een uniforme wijze te doen. Dus nee, het zou wat ons betreft niet bij het Versnellingshuis moeten.

De voorzitter:

Dat is een hele mooie korte reactie. Dat is echt geweldig. Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Krul van het CDA voor zijn inbreng in tweede termijn.

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, ik zal het heel kort houden. We zijn erg benieuwd naar de motie die net aangekondigd is door de heer Haverkort. Verder hadden we natuurlijk afgesproken dat er van de 1,5 minuut 30 seconden naar de heer Haverkort en 30 seconden naar mevrouw Hagen gingen. Ik zou het hier dus graag bij willen laten.

De voorzitter:

We doen niet aan uitruilen van spreektijd, maar toch dank voor uw inbreng. Tot slot de heer De Hoop namens de PvdA/GroenLinks. Gaat uw gang.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank, voorzitter. In zijn algemeenheid blijf ik erbij dat ik echt vind dat we nog stevigere wetgeving zouden moeten hebben en dat we nog meer zouden moeten normeren en beprijzen, omdat de tijd van vrijblijvendheid echt voorbij is. Dat maakt wel dat ik echt positief ben over het antwoord van de Staatssecretaris over dat dilemma: zorg je nou voor maatwerk of niet? De Staatssecretaris geeft ook aan: de tijd van vrijblijvendheid en van mazen in de wet is voorbij, dus ik wil daar gewoon uniforme regelgeving voor hebben, want ik ga niet elke keer kijken wat voor uitzonderingen wel of niet mogelijk zijn; we moeten daar een stevigere lijn in trekken. Daar ben ik ben echt positief over.

Er zijn nog twee punten waar ik wat minder positief over ben. Dat zijn de antwoorden over de lachgascilinders. Ik denk dat we toch breder moeten kijken wat er nog meer mogelijk is om het probleem op te lossen. Ik ben blij dat de Staatssecretaris zegt dat ze die milieuproblemen echt niet wil exporteren, maar ik zou er misschien nog wel steviger over willen zijn. Op dat punt denk ik dus nog over een motie.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik begrijp dat de Staatssecretaris een paar minuutjes schorsing wilt. Dan schors ik voor vijf minuten en dan gaan we over naar de beantwoording in tweede termijn door de Staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris voor haar beantwoording in tweede termijn.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen, onder andere een aantal van mevrouw Hagen over het verbod op vernietiging en verantwoording over de overproductie van bedrijven. Ze zullen met de Europese regelgeving moeten rapporteren als ze onverkochte goederen vernietigen. Daarbovenop komt er een verbod op vernietiging voor bepaalde producten. Als het aan ons ligt, komt zo'n verbod er zeker voor bepaalde producten.

Dan over de reparatiebonus. We blijven kijken naar het verder stimuleren van reparatie. We nemen dat ook mee in het verbetertraject voor de UPV, waar ik de Kamer spoedig over zal informeren.

Mevrouw Hagen vroeg ook nog of we kunnen communiceren over de geldende garantietermijnen. Mijn collega van EZK gaat over het consumentenrecht, dus die vraag zal ik overbrengen aan mijn collega van EZK.

Meneer Haverkort vroeg nog naar de indicatoren van opbrengsten van de grondstofstromen. Het onderzoek daarvoor zal ik doen. Dat komt in de eerste helft van 2024.

Dan nog een vraag ...

De voorzitter:

Was er een vraag van de heer Haverkort daarover?

De heer Haverkort (VVD):

Nee, ik keek even met veel verwachting naar de griffier of hij dat ook netjes opschrijft. Dat was hij aan het doen, dus geen vraag van mijn kant.

De voorzitter:

Kijk eens aan. Mevrouw Hagen heeft wel een vraag.

Mevrouw Hagen (D66):

U was zo streng in de eerste ronde dat ik netjes op het blokje aan het wachten was.

De voorzitter:

Ik laat de teugels vieren.

Mevrouw Hagen (D66):

Ja, ik zie het. Ik ben er helemaal van slag van. Mijn vraag ging meer over het volgende. Dat onverkochte goederen niet vernietigd moeten worden of dat we daarop moeten inzetten, is één. Maar dat is al aan de kant dat het überhaupt onverkocht is. Mijn vraag gaat er eigenlijk over dat we ervoor zorgen dat er geen overproductie is. Dat is aan de voorkant. Als je daarover rapporteert «een bedrijf maakt wel 100.000 producten, maar verkoopt er structureel maar 50.000», dan is er natuurlijk wat aan de hand. Als we beginnen met het inzichtelijk maken van dit soort processen, kunnen we daar ook meer op sturen.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik snap dat gevoel. Het is volgens mij wel heel erg lastig om dat zo inzichtelijk te maken, want het gaat natuurlijk ook over bedrijfsprocessen. Het is natuurlijk sowieso niet oké als bedrijven structureel veel te veel produceren en dat niet eens op de markt brengen, dus daar zou je wat tegen moeten willen doen. Ik zou daar eens naar moeten kijken. Ik kan daar niet nu ineens wat over toezeggen, want ik weet niet in hoeverre je daar als overheid echt invloed op kunt uitoefenen. Daar zou ik dus naar moeten kijken.

Mevrouw Hagen (D66):

Bij de UPV Textiel vragen we al meer om te verantwoorden dan bij eerdere UPV's. Daarin zou natuurlijk opgenomen kunnen worden wat er op de markt terechtkomt – dat is immers waar zij een fee voor betalen – ten opzichte van wat zij produceren, want daar zit natuurlijk het verschil. Dat zou een suggestie kunnen zijn. Het zou een mogelijkheid zijn dat u dit juist aan de UPV's ophangt. Ik hoop dat u die suggestie meeneemt.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, we zullen de suggestie zeker meenemen. Wordt vervolgd.

Meneer Haverkort had nog een vraag over dat ene loket. We hebben nu eenmaal een decentraal stelsel, dus niet één loket. We hadden bijvoorbeeld ook nooit één loket voor vergunningen. We bieden ondersteuning en zetten in op meer uniformering van de regelgeving. Daar denken we de ervaren problemen mee aan te kunnen pakken.

Dan had meneer Haverkort nog een vraag over het Kennisplatform Afval. Wanneer informeer ik de Kamer daarover? De Kamer is daarover per brief geïnformeerd op 11 april 2023.

Dan het gebruik van lineaire modellen in de modellen van het CPB en het PBL. Dat is een bekend punt. Ik heb daar al gesprekken over gehad, onder andere met Marko Hekkert. Ik zal met het CPB en het PBL in gesprek blijven over de vraag of die modellen passend zijn voor de circulaire economie en waar ze zouden moeten worden aangepast. Ik weet dat dit echt een punt is dat bij hen op het netvlies staat. Daar begint het alvast mee, dus dat is heel positief. Nu komt nog de vraag: hoe verwerk je dat in die modellen zodat daar op een betere manier mee gerekend wordt? Ik zal het nog een keer onder de aandacht brengen om te kijken wat de voortgang op dat punt is.

De voorzitter:

De heer Haverkort heeft een vraag.

De heer Haverkort (VVD):

Nou brengt de Staatssecretaris mij toch weer in verwarring. In haar beantwoording in eerste termijn gaf zij aan toen het ging over mijn zorgen rondom de eindeafvalstatus dat door het Kennisplatform Afval of niet in een lopend proces wordt gewerkt aan meer uniformiteit en het delen van kennis door omgevingsdiensten. In de loop van 2024 zal daar helderheid over komen. Als ik dan vraag of dat gespecificeerd kan worden met een brief, zegt zij: die heeft u al begin dit jaar gekregen. Het kan niet zo zijn dat we begin dit jaar geïnformeerd zijn over een proces dat nu nog bezig is. Het is prima dat die brief er begin dit jaar was, maar mag ik dan begin volgend jaar weer een brief?

De voorzitter:

Het bestuur in Nederland staat voor niks.

Staatssecretaris Heijnen:

Inderdaad zal het in 2024 operationeel zijn, maar ik zal de Kamer t.z.t. een brief sturen over wanneer het precies operationeel zal zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Hagen, wilt u ook een brief?

Mevrouw Hagen (D66):

Ik wil geen brief, voorzitter, maar heel graag een toezegging. Er zijn nu partijen die hun programma niet laten doorrekenen, juist omdat dit soort maatschappelijke effecten alleen maar geld kosten en weinig opleveren. Hier is echt een grote taak om politiek Nederland ook te bewegen om daadwerkelijk toe te werken naar een circulaire economie, dus wellicht kunnen we iets van een toezegging krijgen dat eraan gewerkt wordt om voor de volgende verkiezingen – we weten immers nooit wanneer die zijn – modellen klaar te hebben die dat wel kunnen meten.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, sowieso. Maar ik denk dat we sowieso snelheid moeten hebben op dit punt. Het is gewoon echt heel erg zonde dat je in bepaalde rekenmodellen uitkomsten hebt waardoor het net lijkt alsof de impact van de circulaire economie heel beperkt is of dat je niet goed uitkomt. Hetzelfde geldt voor de subsidies. Dan doe je eigenlijk het goede, maar omdat de systemen dusdanig zijn ingericht kom je onder aan de streep altijd slechter uit. Dat kan gewoon niet de bedoeling zijn en dat ís ook niet de bedoeling van het PBL en het CPB. Ik zal daar nog eens met ze over spreken. Het is altijd goed om een soort van stip op de horizon te zetten wanneer ik het echt opgelost wil hebben. Als de Kamer de volgende keer nu echt vier jaar blijft zitten, dan ... Ik heb het punt begrepen, dus ik zal dat zo noteren.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw beantwoording in de tweede termijn. Dan zijn we gekomen bij de afronding van dit debat over circulaire economie. Ik heb een negental toezeggingen. Let u goed op.

– Eén. De Kamer wordt in de eerste helft van 2024 geïnformeerd over het onderzoek naar een eventuele introductie van een landelijke afvalinzamelingsstandaard. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.

– Twee. De Kamer wordt begin 2024 geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheden van een verbod op sigarettenfilters. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Esch.

– Drie. De Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de vraag of en wanneer schoenen onder de UPV Textiel gaan vallen. Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.

– Vier. Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen en de planning van de circulaire-economiewet. Dat is ook een toezegging aan mevrouw Hagen.

– Vijf. De uitkomsten van de scenariostudie naar bouwgrondstoffen zal eind dit jaar met de Kamer worden gedeeld. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.

– Zes. De Minister voor Klimaat en Energie zal worden verzocht de Kamer vóór de begrotingsbehandeling EZK uitgebreider te informeren over de fossiele subsidies op plastics. Dat is een toezegging aan mevrouw Van Esch.

– Zeven. De Kamer zal spoedig worden geïnformeerd over het verbetertraject voor de UPV's. Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.

– Acht. De Kamer wordt in de eerste helft van 2024 geïnformeerd over de indicatoren voor grondstofstromen. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.

– Negen. De Kamer wordt begin 2024 geïnformeerd wanneer het Kennisplatform Afval operationeel wordt. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort.

Dan had ik zelf dacht ik ook nog een toezegging over de modellen van het CPB of het PBL. Hun zal worden gevraagd om die modellen klaar te maken om de voordelen van de circulaire economie te kunnen berekenen. Wanneer kunnen we daar eventueel een brief over verwachten? Voor het einde van het jaar? Dank u wel.

Dan is er ondanks deze tien toezeggingen een tweeminutendebat aangevraagd door het lid Van Esch. Dat zal worden doorgeleid naar de plenaire griffie. Dan zal dat worden ingepland.

Voordat ik afsluit, geef ik de heer Haverkort nog het woord.

De heer Haverkort (VVD):

Dank. Nog even over de toezegging over het kennisplatform. Mijn interesse gaat uiteraard ook uit naar wanneer dat operationeel is. Maar veel relevanter is – ik hoop dat ze dat ook in de brief gaat zetten – hoe de Staatssecretaris er op dat kennisplatform voor kan zorgen dat de uniformiteit rondom de eindeafvalstatus daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden.

De voorzitter:

Ik zie een instemmend gebaar van de Staatssecretaris.

Dan zijn we daadwerkelijk aan het eind gekomen van dit commissiedebat over de circulaire economie. Ik dank de Staatssecretaris, haar ondersteuning, de ondersteuning van de Dienst Verslag en Redactie, de bodes, niet in de laatste plaats de griffie voor de organisatie, en de collega's voor hun inbreng.

Sluiting 13.18 uur.