[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een commissiedebat, gehouden op 5 oktober 2023, over Afrikastrategie

Afrika-beleid

Verslag van een commissiedebat

Nummer: 2023D41769, datum: 2023-10-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 4

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29237-189).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29237 -189 Afrika-beleid.

Onderdeel van zaak 2023Z09575:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

29 237 Afrika-beleid

Nr. 189 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 25 oktober 2023

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 5 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Bruins Slot, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 30 mei 2023 inzake Afrikastrategie 2023–2032 (Kamerstuk 29 237, nr. 183);

de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 oktober 2022 inzake kabinetsreactie op het AIV-briefadvies over urgentie van een nieuwe Nederlandse Afrikastrategie (Kamerstukken 21 501-02, 36 180 en 29 237, nr. 2537);

de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21 juni 2023 inzake voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika (Kamerstukken 36 180 en 29 237, nr. 64).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Wuite

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Rudmer Heerema

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
Meijers

Voorzitter: Wuite

Griffier: Prenger

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Amhaouch, Bisschop, Jasper van Dijk, Eppink, Hammelburg, Klink, Thijssen en Wuite,

en mevrouw Bruins Slot, Minister van Buitenlandse Zaken, en mevrouw Schreinemacher, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Een hele goede morgen. Een speciaal welkom aan niet één, maar twee Ministers: de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Buitenlandse Zaken. En natuurlijk aan hun team van adviseurs. Wij hebben een commissiedebat over de Afrikastrategie. Ik weet dat de commissieleden erg gedreven zijn geweest om ervoor te zorgen dat we dit met deze Kamer konden inplannen. Dat is ook gelukt, dus dat is fijn. We hebben het commissiedebat tussen 10.00 uur en 13.00 uur. We hebben een goede vertegenwoordiging, met de heer Amhaouch namens het CDA, de heer Klink namens de VVD, de heer Eppink namens BBB, de heer Bisschop namens de SGP, de heer Van Dijk, namens de SP ook weer terug in ons midden, de heer Hammelburg namens D66 en de heer Thijssen, die hier, denk ik, is voor beide partijen, de Partij van de Arbeid en GroenLinks. Ja, toch? Die zijn al volledig geïntegreerd. Ook van harte welkom.

Door het type onderwerp en het feit dat er twee Ministers zitten, is het qua planning best spannend of we het ook in drie uur gaan redden. De regels zijn helder, denk ik. We doen een inbreng van vier minuten. Omwille van het plannen en het beheersen van de tijd moeten we het aantal interrupties beperken tot vier losse vragen. De heer Eppink heeft al kenbaar gemaakt dat hij zich na een uurtje zal excuseren. Ik maak even van de gelegenheid gebruik om dat nu alvast aan te geven. Dan weten de tribune en mensen die misschien meeluisteren dat ook, net als de Ministers. Er zijn natuurlijk ook andere Kameractiviteiten.

Dat gezegd hebbende wil ik graag als eerste het woord geven aan de heer Amhaouch namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, dank. Fijn dat dat we dit vandaag met twee Ministers kunnen bespreken, want de weg naar een Afrikastrategie heeft een paar jaar geduurd. Ik denk dat we een jaar of zes geleden zijn begonnen om Afrika op de agenda te zetten. Nu ligt er een kabinetsvisie, een strategie, waar we het als Kamer over hebben.

Voorzitter. Als ik zeg dat in 2050 in Afrika wonen het beste is wat mij ooit is overkomen, zouden mensen mij voor gek verklaren. Zoals Nelson Mandela zei: a winner is a dreamer who never gives up. En dat doe ik. Voedselzekerheid, energiebeschikbaarheid en klimaatzorgen zijn maar een paar van de uitdagingen en kansen voor het continent. Op dit moment ontbreekt het perspectief voor toekomstige generaties. Er zijn complexe conflictsituaties waarin wanhoop hen naar de bootjes drijft om de gevaarlijke oversteek naar Europa te maken. De potentie van Afrika en de Afrikaanse interne markt moet ontplooid worden door deze op een gelijkwaardige manier volledig te integreren in de Europese en wereldwijde waardeketen.

Voorzitter. Afrika heeft niet alleen ons nodig, wij hebben Afrika ook nodig. Het is het continent met inmiddels meer dan 300 IT-hubs, het continent met kritische grondstoffen zoals lithium en kobalt voor batterijen en met almaar groeiende kennis over klimaatverandering en adaptatie. Het gaat om een gelijkwaardige benadering, waarbij de beste kennis en kunde worden uitgewisseld en we elkaar versterken. Dat moeten wij doen. Het gaat om rentmeesterschap en gespreide verantwoordelijkheid, samen de wereld beter achterlaten. En zoals Kofi Annan zei: globalization will not bring peace or prosperity unless we all share fairly in its benefits. We zullen moeten investeren in equity beschikbaar stellen voor mkb'ers die in Afrika willen ondernemen en in mede met ontwikkelingsgelden hefbomen creëren die zorgen voor de benodigde investeringen om de potentie van en in Afrika te ontplooien. Denk aan autofabrieken, regionale voedselproductie en het verbeteren van de infrastructuur, zowel te land, ter zee als in de lucht, maar zeker ook via de digitale snelweg.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Hammelburg, meneer Amhaouch, en aansluitend van de heer Thijssen.

De heer Hammelburg (D66):

De woorden van de heer Amhaouch van het CDA klinken mij als muziek in de oren. Ja, we moeten investeren in onze handelsrelaties met vele Afrikaanse landen. En ja, we moeten heel veel meer doen aan ontwikkelingssamenwerking en ook aan de combinatie van hulp en handel. Maar we zien nu ook dat er ombuigingen zijn op het budget van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Die liegen er niet om. Er ligt nu een amendement van de ChristenUnie en het CDA voor 50 miljoen, om het gat in ieder geval voor dit jaar nog te repareren. Maar er ligt ook een amendement van mij, van D66, de Partij van de Arbeid en GroenLinks, om te repareren met 120 miljoen, omdat je dan pas echt die bezuinigingen grotendeels ongedaan maakt. Gaat het CDA dat amendement ook steunen?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik zie het anders. We hebben vandaag een mijlpaal. We kijken naar een Afrikastrategie, waar we zelf als Kamer het kabinet om gevraagd hebben. We hebben gevraagd om te komen met acties voor de korte, middellange en lange termijn. Die hebben ze ook toegevoegd. De Afrikastrategie die er nu ligt, is alleen niet een oplossing voor het heden, voor het nu. Ik weet heel goed dat er actuele uitdagingen liggen op het gebied van financiering. Dat zijn terechte punten die de heer Hammelburg maakt. We weten dat middelen vanuit de ontwikkelingsgelden ook aan de eerste opvang besteed worden. Dat zijn uitdagingen voor de middellange termijn. We hebben ook gezegd: kijk naar de middellange termijn. Moet je plafonds inbouwen? Of moet je iets anders doen? Dan zijn dingen die we niet vandaag oplossen. Ik zou het jammer vinden als we die discussie, die natuurlijk ook terugkomt bij de Algemene Financiële Beschouwingen en misschien volgende week ook nog ergens in een plenair debat, laten reflecteren op een strategie waarin we een stip op de horizon plaatsen, waar we samen stap voor stap naartoe willen werken.

De voorzitter:

De tweede interruptie van de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik vind dit ronduit flauw, want die discussie begint niet vandaag. Die discussie begon natuurlijk al eerder dit jaar. Die discussie begon eigenlijk al vorig jaar. Die discussie voeren we al een tijdje. Wij hebben in het coalitieakkoord afgesproken om een half miljard extra te investeren in internationale samenwerking om te zorgen voor stabiliteit, vrede en veiligheid, door middel van handel en ontwikkelingssamenwerking. Nu hebben we door een begrotingssystematiek die uit de hand is gelopen en niet meer past bij deze tijd gezien dat er voor dit jaar echt een knelpunt is gekomen, van vele miljoenen. Dus de vraag is of de heer Amhaouch bereid is dit te repareren, om onze relaties met de landen waar hij zo graag de banden verder mee aanhaalt, overeind te houden. Want dit is een knauw in onze internationale reputatie. We hebben niet voor niks zojuist een tik op onze vingers gekregen van de OESO. Dus nogmaals de vraag: gaat de heer Amhaouch ervoor zorgen dat we dit nu repareren, zodat we ook een geloofwaardige partner zijn en internationaal ook blijven?

De heer Amhaouch (CDA):

Ik heb in de afgelopen bijna acht jaren die ik in de Kamer zit volgens mij zeven jaar BuHa-OS gedaan. Ik heb vele landen bezocht, ook vele Afrikaanse landen. We zijn als commissie in Oeganda, Ethiopië en Rwanda geweest. Zelf ben ik in Senegal geweest. We zijn met de commissie in Marokko geweest. Geld is natuurlijk een van de belangrijke zaken, maar ook daarover hebben we in verschillende landen – dan maak ik het even iets groter – discussies gehad, over hoe een land verder geholpen wil worden. Alleen een focus op ontwikkelingsgelden is de verkeerde discussie. We zullen ook moeten kijken naar investeringen. In de afgelopen jaren hebben we als kabinet en als Kamer samen Invest International opgericht. Dat zijn ook gelden die we nodig hebben om te investeren, om de lokale productie op gang te brengen. In Rwanda hebben we gezien hoe DSM met de Rabobank en FMO een fabriek heeft neergezet om kindervoeding te produceren, lokaal, met lokale boeren. Dat zijn ook investeringen. Nogmaals, laten we de Afrikastrategie niet alleen in het heden, het nu, trekken, maar laten we ook kijken welke richting we opgaan. Hoe we omgaan met amendementen en dergelijke, komt bij andere debatten terug. Volgens mij zijn de AFB nog niet afgelopen. Volgens mij komt er nog een debat. Ik zag dat de heer Thijssen het debat over BuHa-OS weer geopend heeft, dus daar zullen we die discussie verder voeren, of mijn collega-woordvoerder doet dat.

De voorzitter:

Helder. De heer Hammelburg, gelijk voor een derde interruptie?

De heer Hammelburg (D66):

Ja. Ik concludeer dan toch dat de heer Amhaouch geen antwoord op mijn vraag wil geven hoe Nederland een serieuze partner kan zijn voor die Afrikaanse landen waar hij met zo veel liefde over spreekt. Wat de persoonlijke reisagenda van de heer Amhaouch is geweest in de afgelopen jaren, doet er wat mij betreft echt minder toe. Het is hom of kuit. Op het moment dat je te maken hebt met gigantische ombuigingen, en er initiatieven zijn vanuit de Kamer, ook vanuit het CDA – maar het mag meer – moet je gewoon zorgen dat het gat op de begroting wordt gedicht en dat we die serieuze partner blijven. Je kunt wel met warme woorden over de toekomst spreken, maar we leven hier en nu.

De voorzitter:

Dat is een opmerking, geen vraag. De heer Amhaouch, misschien tot slot?

De heer Amhaouch (CDA):

Nee, voorzitter, ik neem dit voor kennisgeving aan. Dit is een herhaling van zetten, denk ik.

De voorzitter:

Helder. Dan kijk ik nog naar de heer Thijssen of er behoefte is aan een interruptie. Ja, dat is het geval.

De heer Thijssen (PvdA):

Dan gaan we zien wat het CDA gaat doen, of we de begroting dit jaar gaan repareren. Maar ik heb een andere vraag. Als ik de heer Amhaouch goed beluister, zegt hij: globalisering of handel gaat niet zomaar zorgen dat het beter wordt in Afrika. We moeten er wel op toezien dat we het op een eerlijke manier doen. Ik vind dat deze strategie daar vaag over is: hoe zorgen we nou dat het eerlijker gaat worden? Maar dat ga ik zo ook nog wel vragen aan de Minister. Maar wat we in ieder geval kunnen doen, is ervoor zorgen dat de Nederlandse bedrijven die bezig zijn in Afrika maatschappelijk verantwoord gaan ondernemen. We zorgen ervoor dat ze leefbare lonen betalen en dat ze het milieu niet vervuilen. Daar is een initiatiefwet voor. Maar behandeling van die initiatiefwet wordt mede door de heer Amhaouch tegengehouden. Waarom? Want het gaat niet vanzelf goed in Afrika. Dat hebben we de afgelopen jaren wel gezien. Dus dit is toch een heel belangrijke wet om ervoor te zorgen dat we precies doen wat deze dromer graag wil, namelijk dat het beter wordt?

De voorzitter:

Helder. De heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

De heer Thijssen heeft daar een heel goed punt. Handel is eigenlijk – zo heb ik het ook een keer in een motie genoemd – economische ontwikkeling. Dat vind ik beter passen dan «handel». Als ik aan handel denk, denk ik altijd aan het doorschuiven van containers en dozen. Het gaat om het creëren van fatsoenlijke banen, SDG 8. Ook die heb ik acht jaar omarmd. Die staat op mijn bureau. SDG 8 zegt: fatsoenlijke banen. Die zijn gekoppeld aan imvo. Wij zijn voor imvo-wetgeving. Maar we verschillen van mening over hoe we daar komen. De heer Thijssen is mede-initiatiefnemer van de initiatiefwet. Wij zeggen: volg de Europese route. De Europese Commissie heeft haar positie bepaald. De Europese Raad heeft zijn positie bepaald. Het Europees Parlement heeft zijn positie bepaald. Wij zijn nu met 27 landen de triloog aangegaan. Laten we Afrika benaderen vanuit Nederland en Europa, in plaats van vanuit een lappendeken van 27 landen. Volgens mij verschillen we niet van mening over de handreiking die we moeten doen als overheid, maar ook als bedrijven, om fatsoenlijke banen voor de mensen en de jongere generaties in Afrika te creëren. Maar de invalshoeken zijn verschillend. Moet je dat via een nationale initiatiefwet doen? Die zal de volgende Kamer waarschijnlijk behandelen. De behandeling loopt. De heer Thijssen zegt dat ik ’m blokkeer. We blokkeren niks. We doorlopen het traject. Maar de insteek van het CDA is wel: via de Europese weg.

De voorzitter:

Helder. Ik kijk naar de heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, ik wil nog een keer. Dat is natuurlijk wél zo. We willen het deze termijn nog behandelen en dat wordt gewoon geblokkeerd, mede door het CDA. Maar prima, ik wil ook heel graag imvo-wetgeving op Europese schaal, want dat heeft natuurlijk een veel grotere impact dan alleen in Nederland. Maar nou zegt de verantwoordelijke Commissaris van de Europese Commissie: kom maar door met je nationale wetgeving, want dat gaat alleen maar de Europese wetgeving strenger en beter maken. Zelfs als de heer Amhaouch dit wil en zegt «ik wil goede Europese «internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen»-wetgeving», waarom blokkeert hij dan de behandeling in het Nederlandse parlement? De Europese Commissie roept op om het wel te doen en om wel door te zetten.

De voorzitter:

Helder. De heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij is eigenlijk onze invalshoek: via de Europese wetgeving versnelling ingericht. Ik denk dat het Europese traject de initiatiefwet ingehaald heeft. Ik ken ook de woorden van de Commissaris van een jaar terug. Toen zag het er allemaal niet naar uit dat het zo snel zou gaan in Europa. Inmiddels hebben er al drie positie genomen. Ik noem ze nog een keer: de Raad, het Europees Parlement en de Commissie. We zitten al in de triloog en Spanje wil dit in zijn termijn afronden. Dus de heer Thijssen wordt op zijn wenken bediend. Dus laten we ook trots zijn dat het ons lukt met 27 landen een afspraak te maken over de imvo-wetgeving. Dan maken we impact. Dan maken we een vuist. En laten we niet alleen maar om de alleingang als Nederland, als klein land in Europa, het verschil proberen te maken.

De voorzitter:

Helder. Ik kijk naar de heer Thijssen. Volgens mij reserveert hij zijn laatste twee ... Toch de derde?

De heer Thijssen (PvdA):

Toch.

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij heb ik hem overtuigd, voorzitter.

De voorzitter:

Dat weet ik niet, maar ... De heer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Meneer Amhaouch spreekt zichzelf nu tegen. Als Europa ons al heeft ingehaald, wat volgens mij niet zo is, dan maakt het dus al helemaal niet uit dat we het er in het Nederlandse parlement ook een keer over hebben. Het is totaal raar wat de heer Amhaouch zegt. Er is een oproep van de Europese Commissie: kom maar door met je nationale wetgeving. Als de Europese wetgeving ons zou inhalen: nou, des te beter. Maar ga het debat in Nederland niet uit de weg. En dat is wat het CDA vorige week in de procedurevergadering wel heeft gedaan.

De heer Amhaouch (CDA):

De wetgeving is niet stilgelegd. De heer Thijssen noemt elke keer – dat klinkt mooi voor de bühne – «blokkeren, blokkeren». Nee, wij hebben om een advies van de Raad van State gevraagd, want de Raad van State heeft het initiatiefwetsvoorstel zéér kritisch beoordeeld. Het juiste moment is het moment dat de Europese richtlijn naar ons toe komt. Wij zijn ook maar één partij in deze Kamer van 150 zetels. Het juiste moment zou zijn dat de Europese richtlijn – ik verwacht dat die er over niet al te lange termijn gaat komen – er ligt en je het debat aangaat. We kunnen dan ook in de initiatiefwet kijken hoe je die zo veel mogelijk op elkaar kunt leggen. Volgens mij is dat ons gezamenlijke doel.

De heer Thijssen ... Ik weet het niet, maar ik ben voorstander van imvo-wetgeving en ik ben dat ook van de IMVO-convenanten geweest. Maar de heer Thijssen probeert mij in een ander kamp te krijgen, terwijl ik eigenlijk bij hem in het bootje zit. Laat mij alsjeblieft in dat bootje zitten, zou ik tegen de heer Thijssen willen zeggen. Laten we samen optrekken, want het gaat uiteindelijk – daar zijn we dit debatje ook mee begonnen – om wat het betekent voor fatsoenlijke banen op het Afrikaanse continent.

De voorzitter:

Oké. Dan is er nog een interruptie van de heer Van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voor de zomer is het kabinet gevallen en dan heb je een soort van afspraak dat je terughoudend bent met wetgeving vanuit het kabinet. Maar wetgeving vanuit het parlement, zoals onze prachtige imvo-wet onder leiding van de ChristenUnie, dient juist met voorrang behandeld te worden, tenzij je dat niet wil. En dat is wat vorige week is gebleken. Met name CDA en VVD hebben onze wet domweg geblokkeerd, omdat u ’m niet wil. Dus al die mooie woorden over imvo-wetgeving en het belang ervan: ik geloof er helemaal niets van. En wat u heeft gedaan is respectloos naar de Tweede Kamer.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat zijn stevige woorden van de heer Van Dijk, maar ik moet dan ook even wat stevig terug zijn. Toen wij het de afgelopen jaren over IMVO-convenanten hadden, heb ik de heer Van Dijk nooit gezien in die discussies, terwijl wij met de textielconvenanten wel meters hebben gemaakt. Daar hadden we het echt over de inhoud. Nu ligt er een initiatiefwet waar de heer Van Dijk zich ook toevoegt, hè, tot het uitwerpen van blokkades. Maar dat is niet zo. De initiatiefnemers hebben acht maanden de tijd genomen om onze schriftelijke vragen te beantwoorden. Daarna wordt er verwacht dat wij binnen twee of drie weken de behandeling gaan doen, terwijl wij oprechte vragen hebben. De commissie heeft er ook mee ingestemd om gewoon om een advies te vragen aan de Raad van State. Dat is ook zorgvuldigheid over wetgeving. Wij hebben al veel ervaring met bepaalde wetgeving, die we in het verleden goedgekeurd hebben, en die bij de Raad van State op een gegeven moment getoetst wordt en het hele land op slot zet. Wij willen voorkomen dat er ...

De voorzitter:

Meneer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

... onzorgvuldige wetgeving komt. Het moment is voor ons het moment dat de Europese richtlijn er ligt. Dan kunnen we die wet ook samen bespreken.

De voorzitter:

Ik pak ’m heel eventjes terug. Ik begrijp natuurlijk ook dat het een pijnlijke en moeilijke situatie is. Zeker als het om een initiatief van de Kamer gaat, was het vorige week lastig. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om er wel op te attenderen dat we het hier natuurlijk over de Afrikastrategie hebben. Ik zeg dat ook voor de mensen op de tribune en de andere mensen die meekijken. Er zijn drie agendaonderwerpen: de Nederlandse Afrikastrategie, de kabinetsreactie op het AIV-briefadvies en de voortgangsrapportage over handelsbevordering. Ik begrijp heel goed de relatie tussen beide, maar toch wil ik het even omwille van de tijd terug proberen te pakken. Ik vraag de heer Amhaouch om zijn inbreng omwille van de tijd te vervolgen. Ik hoop dat u dat begrijpt.

Meneer Amhaouch, ik zou u willen adviseren te vervolgen.

De heer Amhaouch (CDA):

Nelson Mandela zei: «Education is the most powerful weapon you can use to change the world.» Door een gebrek aan onderwijs in rurale gebieden en het gebrek aan kwaliteit in het beroeps- en vakonderwijs in sommige stedelijke gebieden sluit het onderwijs niet altijd aan op de arbeidsmarkt, wat vaak wel nodig is om investeringen succesvol te maken. Ik vraag de Minister daarom waarom deze eigenlijk niet in de kortetermijnacties staat.

Als je wilt ontwikkelen, zal de beroepsbevolking de skills moeten hebben. Als je vooruit wilt gaan, moet je zorgen dat financiering toegankelijk is, wetende dat er op dit moment ook een gedeelte risicofinanciering nodig zal zijn als we impact willen maken. Risicofinanciering is ook nodig voor de kleine groenteteler die daar wil ondernemen, de toekomstige magneetfabriek die daar wil gaan produceren in plaats van er alleen grondstoffen in te kopen of de start-up die klimaatoplossingen wil ontwikkelen. Kortom, onderwijs en het ontwikkelen van duurzame banen, SDG 4 en SDG 8, zijn noodzakelijk om perspectief te bieden.

Voorzitter. Als voorbeeld neem ik Azië. Azië heeft de afgelopen decennia een enorme groei doorgemaakt. De markt en de waardeketens zijn geheel geïntegreerd met onze markt en economie. Hier zouden wij ook voor Afrika op moeten inzetten in specifieke sectoren, zoals digitalisering, de ontwikkeling van kritische grondstoffen en voedselzekerheid met zicht op minder afhankelijkheid van bepaalde actoren. Op deze manier kan Afrika zijn informele economie transformeren naar een formele en volwassen economie in de sectoren die zij willen.

Voorzitter. De Unie moet zich opstellen als een waardig alternatief voor China en Rusland. De Russen en Chinezen openen marinebasissen op strategische plekken. Waar blijft de Europese defensiesamenwerking? China en Rusland helpen met het winnen van grondstoffen als lithium en kobalt. Waar is Europa? China pleit voor het importeren van meer Afrikaanse producten om de Chinese markt voor Afrika toegankelijker te maken. Waar blijven wij? En waarom blijven wij gesubsidieerde Europese producten als melk en uien exporteren, welke de ontwikkeling van lokale productie tegenhouden? Waarom ondersteunen wij onze Nederlandse boeren niet om daar te gaan investeren en te ondernemen met lokale vakmensen? Zo kan er perspectief geboden worden door daar waardeketens te versterken met onze kennis en kunde.

Ten slotte, voorzitter. De uitvoering van deze strategie zal ik niet meer vanuit deze Kamer kunnen volgen. De onderwerpen in deze commissie gaan mij aan het hart en ik heb niet voor niets ook SDG 8 geadopteerd toen ik Kamerlid werd. Daarom mijn laatste oproep in deze commissie: de aanpak ten aanzien van Afrika moet anders. We moeten een andere bril opzetten: een gelijkwaardige relatie met geïntegreerde waardigheden, waarin de rol van culturele context, religieuze actoren en maatschappelijk middenveld niet onderschat wordt. Deze Afrikastrategie is een mooi startpunt en een handelingskader voor de nieuwe Tweede Kamer en het nieuwe kabinet en andere stakeholders. En dat is een compliment!

De voorzitter:

Het is mooi om met een compliment af te ronden. Tegelijkertijd ben ik toch weer streng, vrees ik, want als we zo doorgaan, komen we echt in de problemen. Dit was 4 minuten en 38 seconden. Ik wil de anderen in ieder geval aangeven het echt tot vier minuten te beperken, want anders zal ik moeten inbreken.

Dat gezegd hebbende dank ik de heer Amhaouch en ga ik door naar de heer Klink voor zijn inbreng.

De heer Klink (VVD):

Dank, voorzitter, en ook dank aan collega Amhaouch voor de mooie laatste woorden die hij net sprak.

Kort voor de val van het kabinet werd de langverwachte Afrikastrategie 2023–2032 gepubliceerd. De Afrikastrategie is wat de VVD-fractie betreft een veelbelovend stuk. Het gaat over gelijkwaardige relaties met Afrikaanse landen en over het tegengaan van illegale migratie, en daarnaast staat realisme voorop. Het is een goede basis om een nieuwe weg in te slaan, maar de uitvoering hiervan vereist moeilijke keuzes.

De twee grote uitdagingen voor Nederland en de Europese Unie zijn wat de VVD-fractie betreft de nieuwe geopolitieke realiteit en migratie. Toegang tot grondstoffen en het sluiten van migratiepartnerschappen zijn voor de Nederlandse veiligheid en welvaart van groot belang. Landen als China en Rusland zijn succesvol gebleken in het vergaren van invloed en grondstoffen in Afrika. Nederland zal samen met de Europese Unie een goed alternatief moeten ontwikkelen voor het Chinese ontwikkelingsmodel. De EU moet zich ontwikkelen van een global payer naar een global player. Naast aandacht voor mensenrechten en milieustandaarden zullen Nederland en de EU ook veel nadrukkelijker naar geopolitieke doelen moeten kijken. Om een voet tussen de deur te krijgen voor toegang tot grondstoffen zullen we op een gelijkwaardige manier met Afrikaanse landen moeten handelen. Hoe kijken de Ministers hiertegen aan? Hoe kunnen we gelijkwaardige partnerschap ontwikkelen waarbij Nederland en de EU meer toegang tot Afrikaanse grondstoffen kunnen krijgen en we meer rekening houden met de belangen en standaarden van Afrikaanse landen? Hoe gaat de Minister hierbij gebruikmaken van de delegated corporation en meer aansluiten bij de global gateway?

Alle mensen uit Afrika verdienen een goed toekomstperspectief en daarmee een reden minder om de gevaarlijke tocht naar de EU te maken. Afrikaanse landen hebben een volwassen economie nodig die werkt voor mensen en waarin mensen kunnen werken. Alleen ontwikkelingsprojecten zijn niet het juiste antwoord hierop. Strategische partnerschappen en handelsverdragen met Afrikaanse landen, investeringen van Nederlandse bedrijven in de Afrikaanse private sector en kennisdeling zijn cruciaal. Cruciaal voor banen en daarmee voor stabiliteit, welvaart en welzijn in Afrika. We kunnen echt een wereld winnen door het Afrikaanse landen makkelijker te maken om hun producten naar de Europese Unie te exporteren.

Wat kan de Minister concreet doen om brede migratieafspraken te maken en welke rol kan kennis hierin spelen? En kan de Minister aangeven wat de reden is dat onderwijs zo onderbelicht is in de strategie, terwijl dit een belangrijke factor is voor sociaal-economische ontwikkeling, het creëren van perspectief en grondoorzaak van een conflict? In dat verband ben ik ook benieuwd hoe het staat met de uitvoering van de motie over de kennishubs, want dat zou daar een oplossing voor kunnen zijn.

In dit kader ben ik ook benieuwd hoe het staat met de uitvoering van de aangenomen motie, waarin de regering wordt verzocht om op zoek te gaan naar nieuwe kennisdelingsinitiatieven waarmee we met derde landen actieve kennisdelling op het gebied van het tegengaan van klimaatverandering kunnen bewerkstelligen. Voor de ambtenaren is het wellicht handig om te zeggen dat het gaat over de motie op 31 793, nr. 246. En hoe staat het met de uitvoering van de motie op 34 952, nr. 166, waarin de regering wordt verzocht om in geschikte gebieden in Afrika duurzame voedselproductie te bevorderen en aan te sluiten bij de internationale initiatieven om schaalvoordelen te behalen? Ook heb ik meermaals aandacht gevraagd voor de FMNR-methode. Ik zou graag zien dat die bij het antwoord wordt betrokken.

Voorzitter, tot slot. Het is goed dat het demissionaire kabinet doordrongen is van de geopolitieke realiteit en het belang van migratiepartnerschappen. Dit is goed terug te zien in deze Afrikastrategie, die vijf jaar geleden wellicht heel anders geschreven zou zijn. Nu is het een kwestie van uitvoering. Dit vereist moeilijke keuzes. De leden van de VVD-fractie sporen dit kabinet en volgende kabinetten aan om daarin dezelfde realiteitszin te hanteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartstikke fijn, meneer Klink. Er is nog wel een interruptie van de heer Van Dijk van de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ook hier weer veel mooie woorden, maar waar blijven de daden? Wij hebben als Kamer een fantastisch wetsvoorstel gemaakt om de relatie met Afrika en allerlei andere landen te verbeteren en om menswaardigheid, mensenrechten en duurzaamheid voorop te stellen. En toch moeten wij vaststellen dat ook de VVD vorige week ons wetsvoorstel heeft geblokkeerd met het smoesje dat er nog een advies van de Raad van State moet komen, terwijl het wetsvoorstel substantieel is gewijzigd. Waarom heeft u, meneer Klink, die kans laten liggen? Waarom heeft u het parlement niet aan zet gelaten en een fatsoenlijk debat willen voeren?

De heer Klink (VVD):

Dank aan collega van Dijk voor de vraag over de initiatiefwet Wet verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen, Wvdio. Omdat het een initiatiefwet betreft, is het ten eerste niet controversieel verklaard. Vervolgens is er zeer lange tijd – de heer Amhaouch heeft er net ook wat woorden aan gewijd – gewacht op de antwoorden. Het heeft zo'n beetje acht maanden geduurd voordat we als niet-indieners zicht kregen op wat er met die vragen is gedaan en het voorstel aan ons is voorgelegd. Nu wordt er verzocht om heel snel een plenair debat hierover te voeren. Maar we moeten het dan doen met het advies van de Raad van State. Nou, het is vorige week ook al naar voren gekomen en de heer Amhaouch heeft net ook weer geschetst: het vorige advies van de Raad van State was simpelweg vernietigend over die initiatiefwet. Ik vind het daarom niet meer dan redelijk. Ik heb dan de geactualiseerde versie van het advies van de Raad van State persoonlijk ook nodig voor mijn inbreng in eerste termijn en om het te kunnen behandelen.

De voorzitter:

Helder.

De heer Klink (VVD):

Wat de VVD betreft kan het dan vervolgens gewoon behandeld worden. Het is ook niet zo dat er een veto is uitgesproken en dat het nooit meer behandeld mag worden. We willen het goed behandelen, want het gaat echt ergens over. Dat heb ik vorige week ...

De voorzitter:

Het is helder.

De heer Klink (VVD):

Het gaat echt ergens over en dat heb ik vorige week ook ...

De voorzitter:

Maar we gaan geen debat voeren over ...

De heer Klink (VVD):

Maar een gedegen voorbereiding is van belang. Ik heb niet verzocht om een interval van acht maanden na het indienen van de vragen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wij hebben die tijd juist genomen om het voorstel substantieel te wijzigen. Het is echt veel beter en mooier geworden. Maar de heer Klink heeft heel veel woorden nodig om te zeggen: «We hebben er geen zin in. We hebben er geen trek in. Dus we duiken. Bekijk het maar.»

De voorzitter:

Een reactie, meneer Klink, of niet?

De heer Klink (VVD):

Ik vind niet dat we duiken, want er is een serieus voorstel gedaan. De heer Van Dijk en de andere indieners weten ook dat ik dit steeds met zeer veel interesse heb gevolgd. Het is niet voor niets dat ik met collega Van der Graaf rapporteur namens de Kamercommissie ben over het imvo-proces. Het is dus niet zo dat ik duik en dat ik er geen interesse in zou hebben. Het moet gewoon goed worden gedaan, omdat het echt een belangrijke wet is. Volgens mij vinden de indieners dit allemaal ook een belangrijke wet en daarom vind ik het ook heel raar om dan nu maar eventjes belangrijke stappen over te slaan. Dat vind ik gewoon heel bijzonder.

De voorzitter:

En dan de laatste interruptie van de heer Thijssen namens de Partij van de Arbeid en GroenLinks

De heer Thijssen (PvdA):

Ik duid wat er hier gebeurd is toch iets anders. Het is een heel mooi wetsvoorstel, dat gewoon behandeld kan worden door dit parlement. Toen we het indienden, zagen we inderdaad een groot Nederlands bedrijf zeggen dat het toch wel heel erg lastig is dat ze leefbare lonen moeten gaan betalen in de verre landen waar ze werken, dat ze moeten letten op mensenrechten en dat ze moeten rapporteren dat ze geen milieuvervuiling veroorzaken. Er kwam zelfs bij dat ze dan misschien wel een hoofdkantoor zouden verplaatsen. Het lijkt er toch wel erg op dat deze ondernemingspartij het belangrijker vindt dat we die bedrijven binnenboord houden en dat die kunnen concurreren op mensenrechten en op milieuvervuiling in plaats van dat we een ordentelijk debat hebben in deze Kamer over wetgeving die cruciaal is om die gelijkwaardige relatie met Afrika en al die andere landen aan te gaan. Het is echt onbegrijpelijk.

De voorzitter:

Dit is een opmerking. De heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Er wordt ons wel iets in de schoenen geschoven: alsof de VVD het niet belangrijk zou vinden om misstanden in de handelsketen weg te nemen. Ik heb bij herhaling aangegeven dat we dat absoluut heel belangrijk vinden, maar wij vinden het ook belangrijk om te luisteren naar de zorgen van het bedrijfsleven. Daarom heb ik vorige week ook het verzoek gedaan om op basis van het nieuwe voorstel nog een keer met de ondernemers om de tafel te gaan zitten over die nieuwe versie. Dat is essentieel voor het debat. Er is in januari inderdaad een rondetafelgesprek geweest met verschillende vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en die waren niet onverdeeld enthousiast over hetgeen toen voorlag. Nou, er ligt iets nieuws voor en dan helpt het gewoon heel erg dat ze daar ook hun licht over laten schijnen. En ik heb tot op heden niet gehoord wat ze er nu van vinden.

De voorzitter:

Helder. Ik kijk rond en zie dat er geen behoefte meer is aan interrupties. Dank aan de heer Klink voor zijn inbreng.

Ik ga graag door naar de heer Eppink namens BBB.

De heer Eppink (BBB):

Dank u wel, voorzitter. De toekomst van Europa zal afhangen van Afrika. Onderwerpen als migratie, voedselzekerheid, politieke stabiliteit en economische groei in Afrika bepalen onze toekomst. Deze eeuw en zelfs lang daarna!

Eind jaren tachtig kwam ik in dienst bij NRC Handelsblad als buitenlandredacteur. Ik kreeg de vraag: van welk continent weet je het minst? Ik zei: Afrika. Het antwoord was: dan ga je Afrika doen. En dat heb ik gedaan. In 1990 was ik Zuid-Afrika tijdens de vrijlating van Mandela. Ik bezocht het failliete Zimbabwe, Angola in burgeroorlog, maar ook de zogenoemde Democratische Republiek Congo en Franstalig Afrika. Afrika is net zomin als Europa homogeen. Je kunt er niet alles over één kam scheren.

Momenteel staat migratie boven aan de agenda, zeker voor ons. De instroom is niet in te perken zolang de aanmeldcentra in Europa zelf zijn. Het Europees perspectief zal miljoenen aantrekken, ongeacht de reis door de Sahara en de oversteek over de Middellandse Zee. Aanmeldcentra in Noord-Afrika zijn al beter, maar dat vergroot ook de problemen voor Noord-Afrika zelf. En migranten zullen toch proberen de oversteek te maken.

Het beste zijn aanmeldcentra in veilige regio's beneden de Sahara, zodat het verdienmodel van mensenhandelaren wordt gebroken. Daar kan men dan oordelen wie volgens de Conventie van Genève als erkend vluchteling een status krijgt. De Nederlandse professor Ruud Koopmans heeft hier precieze voorstellen voor ontwikkeld in zijn boek De asielloterij.

Over Afrika moeten we ons enkele heldere cijfers voor ogen houden. Momenteel telt Afrika 1,4 miljard inwoners. In 2050 is dat 2,5 miljard en in 2100 bijna 4 miljard. Dat maakt voedselzekerheid prioritair. Nederland kan daarbij een belangrijke rol spelen, want Afrika kan zich niet alleen met extensieve landbouw voeden. Daarvoor is een intensievere en innoverende landbouwsector nodig. Nederland kan ...

De voorzitter:

Meneer Eppink, er is de laatste interruptie van de heer Hammelburg en ik zag ook de vinger van de heer Amhaouch.

De heer Hammelburg (D66):

Laat ik niet beginnen over de aanmeldcentra en de theorie van BBB daarover. Nou ja, laat ik daar geen woorden aan vuil maken. De heer Eppink van JA21 ... Ik weet het even niet; ik werd even afgeleid. Excuus, voorzitter. De analyse van de heer Eppink van de voedselcrisis in Afrika en waarom dat van belang is, is natuurlijk een waarheid. De vraag is dan ook of de partij van de heer Eppink bereid is om daar ook extra geld in te investeren, zodat de Minister daadwerkelijk veel meer kan doen dan nu het geval is met deze bezuiniging. Gaat BBB dus inderdaad gewoon investeren in ontwikkelingssamenwerking, voedselzekerheid en mondiale gezondheid, zodat mensen die in Afrika wonen ook daadwerkelijk brood op de plank hebben?

De voorzitter:

Helder.

De heer Eppink (BBB):

Ik denk in de eerste plaats dat voedselzekerheid veel te laat op de agenda is gekomen voor zover het Afrika betreft. Dat is eigenlijk gebeurd tijdens de Oekraïneoorlog met de stijgende graanprijzen, toen is gebleken dat het Midden-Oosten, Noord-Afrika en andere delen van Afrika grotendeels afhankelijk zijn van import uit Oekraïne en Rusland. Die stijgende prijzen zijn het grote probleem. Wat nodig is, is dat er ook in Afrika een grotere productie ontstaat van eigen voedsel. Dat kan niet alleen gebeuren met extensieve landbouw, met geiten enzovoorts en veel land. Met de groeiende bevolking zal dan bijvoorbeeld een gebied als het hart van Afrika onder druk komen te staan. Dat zal gekapt worden. Ik denk dus dat men moet investeren in voedselproductie in Afrika op de lange termijn en dat men daarbij gebruik kan maken van kennis die men heeft opgedaan in Nederland, de meest efficiënte agrarische sector ter wereld.

De voorzitter:

Helder. U vervolgt, want er zijn geen vervolgvragen van andere collega's. U heeft nog twee minuten.

De heer Eppink (BBB):

Dat maakt voedselzekerheid dus prioritair. Er is een geregelde voedseltoevoer nodig naar grote steden die in Afrika zullen gaan ontstaan. Als dat niet gebeurt, komen er ontzettend snel voedselrellen.

Ik wil ten slotte ook iets zeggen over de toestand van commerciële boeren in Zuid-Afrika. Het land kent een specifieke achtergrond, maar de voedselvoorziening was er veel beter dan in de rest van Afrika. Commerciële boeren, dus boeren die produceren voor de markt, zorgden daarvoor. De afgelopen decennia is het geweld tegen deze boeren en hun families sterk toegenomen. Jaarlijks worden circa 50 boeren vermoord, en ook hun familieleden. Dat zijn de zogenaamde boerderijmoorden. Dit leidt ertoe dat veel boeren Zuid-Afrika verlaten omdat ze emigreren naar andere landen. Deze situatie is een gevaar voor de voedselzekerheid. Het is van belang dat Nederland hierop wijst in zijn relatie met Zuid-Afrika, dat 60 miljoen inwoners telt. In 2050 zijn dat er 73 miljoen. De stijgende bevolking en verstedelijking vergroten de behoefte aan voedselzekerheid en daarmee aan een veilige situatie voor de boeren die het voedsel produceren. Ik hoop dat de Ministers ook dit punt naar voren brengen in de dialoog met hun gesprekspartners in Zuid-Afrika.

Dank u.

De voorzitter:

Dank, keurig. Er is eerst een vraag van de heer Amhaouch en dan een vraag van de heer Klink. Sorry, de heer Amhaouch had zijn hand al eerder opgestoken. Hij had het even gereserveerd, als het zo mag.

De heer Amhaouch (CDA):

Ik grijp even terug op de woorden van de heer Eppink over de voedselzekerheid voor Afrika. Inderdaad, in 2050 leven daar 2,4 miljard of 2,5 miljard mensen. De vraag is of de huidige voedselproductie in Afrika en de voedseltoelevering naar Afrika deze demografische curve kunnen volgen. De heer Eppink geeft namens de BBB aan dat lokale productie prioriteit moet krijgen. Maar dat gaat natuurlijk wel een beetje wringen, want er zijn heel veel Europese landen die exporteren naar Afrika. We hebben voorbeelden gezien. Ik pak even het voorbeeld van Nigeria. Dat is nu een stapje verder. De zuivelindustrie kwam daar niet van de grond omdat daar Europese melk komt en men dus niet in staat is om een eigen zuivelproductie op te zetten. Hoe ziet de heer Eppink of de BBB die ontwikkelingen in de toekomst? Dat levert namelijk spanning op richting onze eigen boeren of Europese boeren die exporteren. Tegelijkertijd zien we dat de lokale productie op gang gebracht moet worden.

De heer Eppink (BBB):

Ik ben blij dat deze vraag wordt gesteld. De heer Amhaouch spreekt over Nigeria. Dan moet hij weten dat Nigeria nu 250 miljoen mensen telt en in 2100 600 miljoen mensen zal tellen. Steden in Nigeria, zoals Lagos, zullen megasteden worden. Elke dag moet daar voedsel naartoe gebracht worden. Dat kan alleen maar gebeuren met voldoende voedsel. Dat moet in eigen land worden gemaakt, maar waarschijnlijk ook voor een deel worden geïmporteerd. Er is zo veel voedsel nodig in de loop van die tijd dat eigenlijk beide nodig zijn, maar hopelijk wel in samenwerking met elkaar, zodat de een niet de ander voor de voeten gaat lopen.

De voorzitter:

Helder. Er is nog een vervolginterruptie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Inderdaad, die lijn steun ik wel. Er zijn dingen die we nog kunnen exporteren, zoals melkpoeder. Daar zijn wij goed in en dat kunnen wij exporteren, maar de eigen melk zouden ze zelf kunnen maken. Maar wat vraagt dat dan van de Nederlandse boeren of vanuit de Nederlandse overheid om dat te ondersteunen of te stimuleren?

De heer Eppink (BBB):

Ik denk dat Nederlandse agrarische organisaties zeker bereid zijn om dat te doen. Ik heb erop gewezen dat de behoefte aan voedsel zo groot is dat al het voedsel dat aanwezig is, geleverd kan worden. Daarvoor is in de eerste plaats de lokale productie van het land zelf belangrijk, maar dat zal waarschijnlijk niet voldoende zijn. Daarom blijven de importen noodzakelijk. Ik denk dat de transfer van technologie en van knowhow op het agrarische gebied naar Afrika heel belangrijk gaat zijn om de eigen voedselproductie goed op gang te brengen.

De voorzitter:

Dat is voldoende voor de heer Amhaouch. Dan is er nog een interruptie van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

De heer Eppink schetst de demografische ontwikkelingen in Afrika en ook het belang van import en export. Ik heb eigenlijk een hele simpele vraag aan de heer Eppink namens de BBB, namelijk hoe de BBB aankijkt tegen handelsakkoorden en vrijhandelsakkoorden. Die zouden het juist makkelijker kunnen maken en ook de positie van Afrika kunnen versterken.

De heer Eppink (BBB):

Bij handelsakkoorden gaat het ook om een gelijk speelveld. Tot nu toe hebben we gesproken over handelsakkoorden met Zuid-Amerika. Bij ons zijn de standaarden en de vereisten veel hoger dan in bijvoorbeeld Argentinië en Brazilië. Dan krijg je eigenlijk een soort concurrentievervalsing als je zegt dat bepaalde goederen tegen lagere tarieven kunnen worden geïmporteerd, terwijl wij in Nederland juist hoge eisen stellen. Als je een handelsakkoord sluit, moet je er daarom voor zorgen dat die voorwaarden op een gelijk niveau zitten.

De heer Klink (VVD):

Het zou zomaar kunnen zijn dat de standaarden in Afrikaanse landen ook lager liggen dan de standaarden in Europese landen. Betekent dit dat de BBB geen handelsakkoorden zou willen sluiten met Afrikaanse landen zodat ze hun producten beter kunnen exporteren naar Europa en uiteindelijk een beter verdienmodel krijgen en een beter florerende economie hebben?

De heer Eppink (BBB):

De demografische toename – «demography is destiny», heet dat – is zo groot in Afrika dat ik denk dat Afrika niet echt toekomt aan het exporteren van veel goederen, maar deze goederen en het voedsel zelf nodig zal hebben. Daarbij komt de import van goederen en van voedsel uit het buitenland.

De voorzitter:

Helder. Meneer Eppink, u was al aan het einde van uw inbreng, toch? Ja. Er is geen behoefte aan andere vragen.

Dan geef ik graag het woord aan de SGP, aan de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dank, voorzitter. Ik moet zeggen dat het mij in mijn nadagen als lid van deze Kamer een bijzonder genoegen is dat ik ook een keer de gelegenheid krijg om in deze eminente commissie het woord te voeren, omdat ik Chris mag vervangen. Ik moet de heer Stoffer zeggen; neem mij niet kwalijk. Ik mag dat bovendien ook nog eens doen namens de ChristenUnie, dus mijn vreugde kan niet op vandaag.

Voorzitter. Laat ik dan met een mooi citaat beginnen. «Ik heb de zon verschrompeld en pover boven een koude, miezerige straat in Londen zien ondergaan, om hem de volgende morgen, staande naast een lemen hut op een heuvel in Kenia, in volle glorie boven de Oost-Afrikaanse vlakten te zien opkomen.» Zo begint het boek De staat van Afrika, een ode aan dit veelkleurige continent. Juist die veelzijdigheid zal het voor de schrijvers van deze strategie geen sinecure gemaakt hebben. Daarom complimenteer ik de Minister en haar staf met de prestatie die hier geleverd is.

Voorzitter. De Afrikastrategie begint met een analyse van instabiliteit, demografie en ongelijkheid. Dat is belangrijk, maar de SGP had graag meer gelezen over de wensen en de doelen van Afrika, of beter gezegd de Afrikaanse landen – want het is uiteraard geen eenheidsworst – zelf, ook in relatie tot ons eigen continent; de link naar de migratiestroom is al gelegd. Kan de Minister daar nog eens wat verder op reflecteren?

Voorzitter. De SGP hoort graag meer over de inzet op gelijkwaardigheid. In Afrikaanse landen staan traditionele familiewaarden in hoog aanzien. Een oprechte vraag: is het dan respectvol om een progressieve westerse seksuelerechtenagenda te promoten? Ook hier geldt immers die mooie zinssnede over begrip van en voor elkaars positie, dacht ik zo. Ook vraagt de SGP hoe Nederland samenwerkt met religieuze leiders. Het zou al met al goed zijn als de ambitie van lokalisering specifieker wordt uitgewerkt. Ik zie uit naar de reflectie van de Minister hierop.

Voorzitter. Deze strategie is belangrijk om onder andere geopolitieke redenen. Afrika heeft een groeiende bevolking en economie en bezit veel grondstoffen; het is allemaal aan de orde geweest. Er spelen ook veel grensoverschrijdende problemen. Rusland en China streven er hun eigen agenda's na. Ik kan de recente staatsgrepen niet allemaal noemen zonder andere landen tekort te doen, vrees ik. Zorgt deze geopolitieke cocktail voor verschuiving van de accenten in de Nederlandse inzet in het kader van deze strategie, en, zo ja, hoe? Dat binnen de strategie gekeken wordt naar wederzijdse belangen is uitstekend, maar is de Minister het met de SGP eens dat tegelijkertijd hulp ten goede mag blijven komen aan mensen die ons niet kunnen «terugbetalen», de allerarmsten?

Voorzitter. De SGP is voor opvang in de regio en het wegnemen van grondoorzaken van migratie. Daarom moeten we blijven inzetten op leefbaarheid, voedsel, welvaart en sociale bescherming. Wil de Minister de Kamer informeren over de doelmatigheid van onze interventies in het licht van het tegengaan van irreguliere migratie? En dan toch een soort bonusvraag, maar ook een kernvraag: hoe kunnen wij als parlement überhaupt successen en falen rondom deze Afrikastrategie beoordelen? Welk instrumentarium heeft het parlement daarvoor beschikbaar?

Voorzitter. Ik sluit af, opnieuw met een citaat uit het eerdergenoemde boek. «In Afrika is de basis van het bestaan, licht, aarde, water, voedsel, geboorte, familie, liefde, ziekte, dood, onmiddellijker en intenser. Bezoekers realiseren zich plotseling waar het in het leven om draait: menselijkheid. Afrika heeft altijd hoop.» Kortom, we bespreken vandaag een rijk continent.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Heel mooi. Dat is 4 minuten en 17 seconden. Daaruit spreekt ook de ervaring van de heer Bisschop. Ik kijk rond om te zien of er vragen aan de heer Bisschop zijn. Dat is niet het geval. Ik zie hele enthousiaste blikken van de heer Van Dijk van de SP, die graag het woord neemt. Gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nou, de verleiding was wel groot om de heer Bisschop toch nog eens even door te zagen over zijn imvo-standpunten, aangezien hij ook namens de ChristenUnie sprak, maar ik laat ’m even voorbijgaan. Ik krijg altijd een genuanceerd standpunt, zegt de heer Bisschop. Nou, dat is hartstikke mooi.

Voorzitter. Je ziet enorme onrust in Afrika, met name in de landen rond de Sahara. Daarom is het goed dat we dit debat voeren. Het debat gaat over de Afrikastrategie. Dat vind ik al een beetje tricky. Dat geeft al iets instrumenteels aan. Bovendien: in hoeverre kun je een Afrikastrategie hebben als je het hebt over 55 landen met allemaal verschillende culturen, belangen et cetera? Dat waren wel wat vragen die ik had, direct toen ik de strategie begon te lezen. Wat al die landen veelal wel met elkaar gemeen hebben, is dat zij een verleden hebben dat is gevormd door Europees imperialisme. Dat is waar. De Minister schrijft ook enigszins schuldbewust: «We zijn ons ervan bewust dat onze eigen geloofwaardigheid en de effectiviteit van ons beleid onder druk komen te staan door inconsistent handelen.» Dat is een interessante zin. Ik hoor graag een uitweiding over die zin. Wat bedoelt de Minister met dat «inconsistente handelen»?

De Afrikastrategie beweert uit te gaan van gelijkwaardigheid, maar hoe geloofwaardig is dat? Je lijkt toch ook wel in de tekst te zien dat Afrika een soort schaakbord is in het geopolitieke conflict met Rusland en vooral China. China wordt dan beschuldigd van een groeiende controle over grondstofketens. Dat is wel typisch, want decennialang hebben Europa en ook Nederland de Afrikaanse bevolking haar welvaart ontnomen, eerst door kolonialisme en daarna door de verstikkende aanwezigheid van westerse multinationals. Pas nu andere wereldspelers hetzelfde willen doen, zijn wij ineens begaan met de belangen van de Afrikaanse bevolking. Ziet de Minister dat ook?

Gelijkwaardigheid betekent dat Afrikaanse landen net zoveel recht hebben om hun belangen na te streven. Dat betekent dat wij een eerlijke prijs moeten betalen als we iets willen hebben zoals grondstoffen. Het gegeven dat de natuurlijke rijkdom in Afrika niet ten goede komt aan de lokale bevolking maar aan overwegend westerse bedrijven, wordt niet langer gepikt. En terecht, zou ik zeggen. Ik kijk met name naar de Minister van Buitenlandse Zaken als ik zeg dat dit een belangrijke voedingsbodem is voor de militaire coups die je nu ziet in de Sahara, in Mali, in Niger en in andere landen. Het is ook de reden waarom sommige landen Rusland en China als aantrekkelijke alternatieven zien. Lees het stuk in NRC van 1 september met als titel «Het «weg met Frankrijk!» galmt door heel West-Afrika». Dat is een zeer verhelderend stuk over de jarenlange uitbuiting, met name door Frankrijk maar ook door andere Europese landen.

Voorzitter. Samenwerking met de Wagner Group zou nooit mijn keuze zijn, maar begrijpt u dat deze landen afstand van Europa nemen? Wat is volgens de Minister een verstandige reactie? Wat ons betreft is dat eerlijke handel. Je kan geen gelijkwaardigheid preken en tegelijkertijd doorgaan met kinderarbeid, milieuverontreiniging en uitbuiting. Toch houden de Minister en ook de rechtse partijen de bal af als het gaat om fatsoenlijke imvo-wetgeving. Waarom zo'n kans laten liggen?

Hetzelfde geldt voor de Taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika. Hier is het risico groot dat de import van goedkoop westers voedsel de ontwikkeling van eigen voedselmarkten ondermijnt. Wat doet u om dat te voorkomen?

Voorzitter. Ik kijk nu weer naar de Minister van Buitenlandse Zaken, waar het gaat om migratie en de Tunesiëdeal. Wat een ongekende mislukking is dit, op alle fronten. We zien meer dan ooit gevaarlijke overtochten richting Lampedusa. We zien migranten die in de woestijn worden gedumpt. Tegelijkertijd is het een volstrekt schimmige deal zonder enige parlementaire controle; kijk naar Nieuwsuur afgelopen week. De deal staat nu ook op losse schroeven. Ik hoor echt graag een analyse van deze Minister. Wat gaat het kabinet doen om deze puinhoop te voorkomen?

De voorzitter:

Rondt u af?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat zegt u?

De voorzitter:

U rondt af.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Rond ik af? O, dat wist ik niet!

Voorzitter. Dan tot slot de bezuinigingen op Ontwikkelingssamenwerking. Bijna 20% van het budget gaat inmiddels naar eerstejaarsasielopvang. Er staat een bezuiniging van 3,5 miljard tot 2026, met dit jaar nog 280 miljoen. Hoe realistisch zijn de voornemens van deze regering eigenlijk als er constant wordt bezuinigd?

De voorzitter:

Dank, meneer Van Dijk. Ik kijk naar de collega's. Er is geen behoefte aan een interruptie. Dan gaan we door naar D66, naar de heer Hammelburg. Er is toch een interruptie. Natuurlijk, meneer Eppink, gaat uw gang.

De heer Eppink (BBB):

Mag ik nog één vraag stellen? De heer Van Dijk zegt dat er meer geld naar Afrika moet enzovoort. Dat zou gerechtvaardigd zijn. Ik moet hem er ook op wijzen dat er jaarlijks circa 90 miljard dollar vanuit Afrika, de Afrikaanse elites, wordt geparkeerd in het Caribisch gebied op belastingvrije eilanden, dus belastingparadijzen. Hoe kijkt hij daar dan tegen aan? Het is toch wel een vervelende zaak dat die elites zo veel geld parkeren in het Caribische gebied, terwijl wij van de Nederlandse belastingbetaler verwachten dat ze geld brengen voor de hulp aan Afrika.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is een heel goed punt van de heer Eppink. Ik ben heel blij dat de SP en de BBB de komende maanden en jaren gaan samenwerken aan het bestrijden van belastingontwijking. Laten we vooral beginnen met belastingparadijs Nederland. Hartstikke goed dat Eppink zich nu als voorvechter daarvan neerzet. Dit is nieuws, beste mensen! Nee, het is een zeer terecht punt. Ontwikkelingssamenwerking is enorm belangrijk, maar het moet natuurlijk niet in de zakken van dictators terechtkomen. Je moet er altijd ontzettend goed op letten dat het op de juiste plek terechtkomt. Kijk daarvoor ook naar de lokale ngo's en organisaties die daar bezig zijn, maar voorkom koste wat kost dat het in de verkeerde zakken terechtkomt.

De voorzitter:

Helder. Dan gaan we wel door naar D66, de heer Hammelburg. Gaat uw gang.

De heer Hammelburg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het is geen geheim dat de wereld in rap tempo aan het veranderen is. We zien de positie van Europa ook echt veranderen. We zien opkomende economieën en nieuw opkomende wereldmachten. Dat betekent iets voor hoe wij als Nederland en als Europa moeten omgaan met de banden met derde landen. Dat geldt natuurlijk te meer voor heel veel Afrikaanse landen, waarvan een aantal echt «upcoming and booming» zijn, en waar er een enorme potentie is voor ontwikkeling. Dat is natuurlijk alleen maar heel goed nieuws voor de mensen die daar wonen.

Tegelijkertijd zie je ook nog heel veel droevige ellende, in alle streken en regio's van het Afrikaanse continent. Ook daar moeten we oog voor hebben. Daarom is het ontzettend belangrijk om te investeren in ontwikkelingssamenwerking. Dus ik zeg: complimenten voor deze twee Ministers voor het feit dat ze nu een strategie voor Afrika op papier hebben, waarin beide problemen worden erkend. Het probleem is alleen dat het een visie is en geen strategie. Daarin zit ook mijn kritiek. Volgens mij hoorde ik dat ook bij eerdere sprekers. Ik zie weinig handelingsperspectief. Ik zie eigenlijk in de beslisnota, ook in de tweede beslisnota, alleen maar dat het een verzameling is van bestaand beleid. Mind you, ik vind dat de ambtenaren en de vele diplomaten die Nederland vertegenwoordigen, ook in Afrika, geweldig werk leveren. Zij werken echt snoeihard. Dat zien we heel veel terug, maar het is misschien wel echt te weinig.

Daarom maak ik me echt zorgen over die bezuinigingen. Ik had net een interruptiedebat met de heer Amhaouch van het CDA. Dat had ik zeker ook willen voeren met de heer Klink van de VVD. We hebben nu bezuinigingen aanstaande op ontwikkelingssamenwerking. Die slaan een gat in de begroting van deze Minister, die eigenlijk het liefst veel meer zou willen doen. Dat heeft ze zelf ook aangegeven. Dan moeten we ervoor zorgen dat deze Minister en de komende Minister in een komend kabinet ook echt aan de slag kunnen gaan om deze Afrikavisie om te zetten in een Afrikastrategie. Dat is precies waaraan het ontbreekt.

Mijn partij heeft samen met de Partij van de Arbeid en GroenLinks daartoe nog een amendement voor dit jaar ingediend. Wij hopen dat de partijen die na de verkiezingen aan de formatietafel zitten daar echt werk van kunnen maken. Want we mogen niet naïef zijn. We zien de landen om ons heen. We zien China. We zien veel opkomende landen echt de banden aanhalen op een manier die mij niet aanstaat: op een ondemocratische en dwingende wijze, ook in Afrika. Wij kunnen als Nederland en Europa echt dat waarlijk eerlijke alternatief zijn, als we eerlijk handel drijven door te werken met wetgeving over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door gelijkwaardige banden op te bouwen met landen in Afrika. Niet door te strijden om bodemschatten, zoals Minister Schreinemacher en Minister Hoekstra in het Algemeen Dagblad nog hebben gezegd, maar door echt waarde toe te voegen in de keten.

Met andere woorden: zijn de Ministers het erover eens dat we van deze Afrikavisie nou echt een Afrikastrategie moeten maken, dat daar nieuw beleid op moet worden gevormd, met budget dat daarbij hoort, en dat er heel veel geld voor nodig is?

Tot slot dank ik de Minister voor het uitvoeren van mijn motie om bij het opstellen van deze Afrikavisie het maatschappelijk middenveld te betrekken. Ik heb veel activisten uit Afrika aan de lijn gehad, die zeiden dat ze betrokken zijn en dat ze gehoord zijn. Dat verdient echt complimenten. Dat is een belangrijk fundament.

De voorzitter:

Meneer Hammelburg, er is een interruptie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

De heer Hammelburg zegt dat deze Afrikastrategie te weinig of te mager zou zijn en dat het alleen een visie is. Dan doet hij volgens mij echt de mensen tekort die hieraan gewerkt hebben, en ook alle betrokkenen uit het maatschappelijk middenveld in Afrika die, ook via mijn eigen kanalen, hieraan hebben meegedaan of er in elk geval op hebben gereflecteerd. Dit is wel degelijk een mijlpaal, zeg ik vanuit het CDA, om een nieuwe invalshoek te kiezen. Natuurlijk kun je de vraag stellen of de acties ver genoeg gaan of niet. Maar je kunt niet zeggen: dit is alleen maar een visie en geen strategie. Wij hebben als Kamer gevraagd: kom met acties voor de korte termijn, de middellange termijn en de lange termijn. Ik zie daarin wel degelijk nieuwe zaken. Ik noem circulaire migratie. Hoe kunnen we jongeren die in Afrika zijn hier misschien beter opleiden of betere stages bieden? Dat zijn dingen die we tot voor kort minder deden. U doet het echt tekort door het plat te slaan en te zeggen «dit is alleen een visie», waarbij u dan weer terugkomt op het stokpaardje van het amendement, namelijk dat u het huidige probleem van het geld niet terugziet. Dat zou jammer zijn, want volgens mij is dit een eerste stap.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is mijn vraag aan de heer Hammelburg. Vindt hij niet dat hij iedereen tekortdoet om deze strategie samen verder door te ontwikkelen?

De voorzitter:

De heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Nee, en dat maakt me ook een beetje boos. Ik ben begonnen met de complimenten voor het vele werk dat al jaren wordt verricht door de mensen bij Buitenlandse Zaken, hier in Nederland op het departement en in het buitenland op de posten. Daar wordt snoeihard gewerkt. Ik gaf de mensen die complimenten. Zij werken heel hard, met de middelen die zij hebben. Zij zeggen ook veel te vaak dat het knelt en dat er meer capaciteit nodig is. Meer geld, meer mensen, meer capaciteit. In de beslisnota staat heel helder dat deze Afrikavisie of -strategie geen nieuw beleid is en dat er geen nieuwe programma's inzitten. De heer Amhaouch heeft het over nieuwe acties. Die staan er niet in. Het is een verzameling van bestaande acties, waaraan keihard wordt gewerkt. Daarvoor heel veel lof, maar het is aan ons, aan de politiek, om een extra opdracht mee te geven met bijpassend budget om dat ook te kunnen doen. Alleen dan kun je nieuwe acties gericht uitvoeren. Het is aan ons, aan de politiek, om daarvoor te zorgen. Daarom stelde ik de heer Amhaouch van het CDA de vraag: is hij bereid om de aanstaande bezuinigingen grotendeels terug te draaien? Alleen dan kunnen de Ministers nog verder aan de slag en dan kunnen de fantastische ambtenaren en de fantastische diplomaten die voor Nederland werken, nog veel meer bereiken dan ze nu al doen. Dat was de kern van de vraag; dus draai hem niet om.

De voorzitter:

Dan de laatste interruptie van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Er wordt aangegeven dat verschillende acties, ook nieuwe acties, onder thematisch beleid gefinancierd kunnen worden. Nogmaals, ook in de afgelopen kabinetsperiode hebben wij Invest International opgericht. Zo zijn er nog een aantal andere acties. De heer Hammelburg kijkt voor iemand van een liberale partij vrij conservatief naar het financiële plaatje, vind ik. Hij blijft maar hangen in alleen maar OS-geld. Dat is belangrijk voor een aantal landen. Allemaal komen we tot de conclusie dat de 54 landen in Afrika niet allemaal hetzelfde zijn. Er is nog steeds behoefte aan noodhulp. Er is nog steeds behoefte aan mensen die met OS moeten helpen. Maar kijk alstublieft ook breder. Kijk hoe we hefbomen kunnen creëren door privaat en publiek samen op te trekken. Blijf niet hangen in een conservatieve manier van denken over het continent Afrika. Ik heb net afgesloten met: laten we een nieuwe bril opzetten om te bezien hoe we gelijkwaardig verder kunnen komen.

De heer Hammelburg (D66):

Nou breekt mijn klomp. Ik heb in geen geval gezegd dat geld de enige oplossing is. Ik heb ook niet gezegd dat de combinatie van hulp en handel niet een fantastische hefboom is. Invest International, een fantastisch mechanisme, zou nog veel meer kunnen doen met meer geld. Dus het is natuurlijk gewoon flauwekul wat de heer Amhaouch hier verkoopt. Als het CDA niet wil toegeven dat de bezuinigingen die aanstaande zijn pijnlijk zijn voor de rol die Nederland in het buitenland kan spelen, ook in de geopolitieke strijd met China, zeg ik het volgende. Het gaat niet alleen over stabiliteit en solidariteit, maar nota bene om onze eigen Nederlandse en Europese veiligheid. De heer Amhaouch probeert dat nu zomaar om te draaien. Ik vind dat heel goedkoop. Kies gewoon voor een fantastisch goed of een redelijk goed budget, waarmee deze Ministers en het ministerie en de fantastische mensen die daar werken hun werk nog beter kunnen doen. Dan kan Nederland een veel betere rol spelen en een realistisch buitenlands beleid voeren, in plaats van te duiken en de boel om te draaien. Kom op zeg!

De voorzitter:

Helder. De heer Hammelburg vervolgt zijn betoog. U bent op 3 minuten en 22 seconden.

De heer Hammelburg (D66):

Voorzitter, tot slot. U ziet de ergernis en die hoort u waarschijnlijk ook in mijn stem, maar ik ga door. Een van de dingen die in de Afrikastrategie naar voren komt, is de verhouding tussen de Nederlandse handelsbelangen en mensenrechten. Dat is vaak een hele ingewikkelde zaak. Heel vaak kiest het ministerie voor de verstandige weg, maar het is natuurlijk geen geheim dat voormalig Minister Hoekstra in het geval van Qatar echt voor de handelsbelangen van Nederland heeft gekozen en daarbij heeft weggekeken van de rechten van lhbtiq+. Ik heb deze zelfde discussie gehad ten tijde van de homovervolging in Uganda, waar deze Minister één project, namelijk steun aan de Ugandese politie, wel heeft stopgezet – en terecht – maar verder niets meer wilde doen, in verband met het promoten van handel van Nederlandse bedrijven in Uganda, behalve een tekstje van RVO aanpassen. Dit zijn nou precies de slechte voorbeelden. Ik mag toch hopen dat deze Afrikastrategie daarin verandering gaat brengen en we een eerlijkere belangenafweging gaan maken tussen onze handelsbelangen en de basale mensenrechten, niet alleen hier in Nederland, maar ook in Afrika.

De voorzitter:

Helder. Dank. U rondt af. Ik zie dat er een vraag is van de heer Klink. Gaat uw gang.

De heer Klink (VVD):

Ik mis de Europese dimensie in het hele verhaal. Ik dacht altijd dat D66 een pro-Europese partij was, maar ik hoor niets over gezamenlijk in EU-verband samenwerken als het gaat om de Global Gateway, het gebruikmaken van de Europese fondsen, de EU-aanpak van migratie en de Europese imvo-aanpak. Daar hoor ik allemaal niets over. Is D66 niet meer zo Europeesgezind?

De heer Hammelburg (D66):

U hoort mij de hele tijd zeggen «Nederland en Europa», omdat Nederland niet zonder Europa kan en het Nederlandse buitenlandbeleid ook een Europees buitenlandbeleid is en andersom. Wij moeten samen optrekken, zeker als geopolitiek blok in de wereld. Ik constateer in deze commissie telkens het volgende en spreek u daar ook op aan. Het budget neemt niet alleen in Nederland af, verhoudingsgewijs, maar ook in andere Europese landen. Dan maken we dus samen een minder sterke vuist in de wereld. Dus als de VVD zegt «wij zijn wel die Europese partij», dan moet ook de VVD ervoor zorgen dat de VVD daadwerkelijk die geopolitieke, Europese actor wil zijn. Dat betekent dus ook: meer budget en meer beleid vanuit Nederland en andere Europese hoofdsteden en vanuit Brussel. Dat betekent meer samenwerking en ook meer geld naar Brussel. Ik hoop dat de VVD daar, net als D66, een voorstander van is.

De voorzitter:

Er is geen behoefte aan een laatste interruptie van de heer Klink. Er is wel een vraag van de SP. Meneer Van Dijk, gaat uw gang.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Hammelburg refereert aan het grondige stuk in Trouw vorige week waaruit zou blijken dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Minister Hoekstra destijds alles hebben gedaan om Qatar te ontzien. Er was sprake van vreselijke uitbuiting en vreselijke omstandigheden voor de werknemers die de stadions bouwden. BuZa, Buitenlandse Zaken, zou gezegd hebben: daar gaan we niet te moeilijk over doen. Ook over het anti-homobeleid van Qatar gaan we niet te hard praten. Minister Helder, die naar dat WK voetbal is gegaan, moest een bijna onleesbaar brocheje of speldje dragen. Het Ministerie van Onderwijs zei nog «wij willen wel een punt maken van het anti-homobeleid van Qatar», maar Buitenlandse Zaken zou gezegd hebben: nee, dat gaan we niet doen in het landenbeleid. Hoe kwalificeert de heer Hammelburg dat en wat moet je daar nou aan doen als Tweede Kamer? Hoe moet je dan zo'n ministerie oproepen om dat te veranderen?

De voorzitter:

Helder. De heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Ik heb me ten tijde van het voetbaltoernooi in Qatar veelvuldig uitgesproken over wat wij hier zouden moeten doen. Volgens mij stonden SP en D66 precies aan dezelfde kant. Laat ik er maar gewone woorden voor gebruiken: elke keer als Nederland en Nederlandse bewindspersonen niet opkomen voor de basale mensenrechten, vind ik dat eigenlijk schaamteloos. Laat ik dat woord gebruiken. Wij spreken ons daarover altijd uit bij de Verenigde Naties bijvoorbeeld, zowel in New York als bij de Mensenrechtenraad in Genève. Wij moeten daar ook gehoor aan geven in ons eigen beleid. Ik heb dat toen gezegd in het geval van Qatar en ik heb het ook gezegd in het geval van Uganda. Daar moeten we heel veel meer doen. Daar mag je niet stil blijven. Ik snap best dat het ingewikkeld is en ik snap ook best dat in sommige gevallen diplomatie achter gesloten deuren heel veel verstandiger is, ook vanuit het principe «do no harm». Dus daar heb ik helemaal niets over gezegd en dat zie ik ook wel terug in deze Afrikastrategie, maar de afwegingen zijn de afgelopen anderhalf jaar vaak niet op de juiste manier gemaakt. We hadden in Qatar een veel steviger statement moeten maken. We hadden ook veel actiever beleid, misschien wel achter gesloten deuren, moeten voeren inzake de homovervolging in Uganda. Dat is niet gebeurd en ik vind dat heel erg.

De voorzitter:

Helder. Dat was ook de laatste interruptie van de heer Van Dijk. Daarmee ronden we dit onderwerp af. Dan geef ik graag het woord aan de heer Thijssen van GroenLinks/Partij van de Arbeid.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Het is ontzettend belangrijk en hoopvol dat deze Afrikastrategie er nu ligt. Veel van de allerarmsten en de allerkwetsbaarsten op deze wereld wonen op dit continent. Het is heel belangrijk om te kijken welke rol Nederland kan spelen om daar iets aan te doen. We zien allemaal dat het Afrikaanse continent in geopolitiek opzicht en bijvoorbeeld voor onze duurzaamheidsstrategie steeds prominenter en belangrijker wordt op het wereldtoneel. Dat noopt tot een intensievere relatie met het continent.

In de strategie wordt aangegeven dat de samenwerking met Afrika gestoeld moet zijn op gelijkwaardigheid. We hebben als Europa een bijzondere relatie met Afrika, door ons koloniale verleden. Hoewel er gelukkig veel is veranderd, gaat onze handelsagenda nu toch te vaak gepaard met uitbuiting van mens en milieu. De Minister erkent dit ook en geeft toe dat onze eigen geloofwaardigheid en de effectiviteit van ons beleid onder druk komen te staan door ons inconsistente handelen. Ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Van Dijk om een bredere bespiegeling van de Minister over wat zij nou eigenlijk bedoelt. Het is daarom ook zeer begrijpelijk dat Afrikaanse landen met gemengde gevoelens naar het Europese continent kijken. Maar ze kijken ook met gemengde gevoelens naar bijvoorbeeld China. De Minister-President heeft het daar weleens over gehad bij de Algemene Politieke Beschouwingen, waarin hij zei: zo heel erg blij zijn ze daar ook niet meer met hoe China interacteert met Afrikaanse landen. Mijn vraag is dan ook wel: komt daar die sleutelterm «gelijkwaardigheid» vandaan in deze strategie?

Voor ons, de Partij van de Arbeid en GroenLinks, is het essentieel dat deze gelijkwaardigheid goed verankerd wordt in de strategie. Het moet geen run met China voor bodemschatten worden. In het AD-artikel kwam wel naar voren dat Minister Schreinemacher en de ambtsvoorganger van Minister Bruins Slot, de heer Hoekstra, dit beeld hebben gegeven. Ik sluit me ook aan bij de woorden van D66. Deze gelijkwaardigheid mist echt concretisering in deze strategie. De begrippen «gelijkwaardigheid», «gezamenlijke doelen en belangen» en «gelijkwaardige ontwikkeling» worden onvoldoende uitgewerkt. Maak dit nou eens concreet. Graag een reactie daarop van de Minister.

Ik had het al even over de duurzaamheidsstrategie, waarvoor bijvoorbeeld lithium essentieel is. Op dit moment halen we wel grondstoffen, maar zijn de Afrikaanse landen weinig betrokken bij de raffinage en verwerking. De Ministers zeggen dat ze zich binnen de EU ervoor willen inspannen dat dit ook in Afrikaanse landen kan plaatsvinden. Zijn hier concrete plannen voor? Dit is een voorbeeld van iets waar concretisering misschien kan plaatsvinden. Hoeveel procent van de waardeketen vindt nu plaats in Afrika? Als we dat hebben vastgesteld, is het dan misschien een idee om te zeggen: dat willen we de komende jaren verdubbelen? Dan zien we ook echt dat de economische activiteit in Afrika kan toenemen en kan kunnen die landen zich ontwikkelen. Graag een reactie van de Ministers. Voor mijn fractie is het essentieel dat het maatschappelijk middenveld een veel crucialere rol krijgt in het vormgeven van deze gelijkwaardigheid, des te meer omdat de belangen van de bevolking niet altijd worden behartigd door de soms niet democratisch gekozen machthebbers, en ook omdat die kennis en ervaring de enige mogelijkheid is om te snappen hoe onze handel met Afrika daar daadwerkelijk uitpakt. Hoe kunnen maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen betekenisvol participeren in de uitvoering en evaluatie van de Afrikastrategie? Is de Minister bereid om toe te zeggen dat lokale organisaties regelmatig worden betrokken bij de uitwerking, monitoring en evaluatie, dus dat het echt een gezamenlijk traject gaat worden?

Voorzitter. Tot slot wil ik benadrukken dat we onze verantwoordelijkheid moeten nemen wat betreft klimaatverandering. Die raakt landen op het Afrikaanse continent hard. Denk bijvoorbeeld aan de extreme droogte in de Hoorn van Afrika. Daarover heb ik twee vragen. Eerder dit jaar zegde de Minister toe met een plan van aanpak te komen om de ecologische voetafdruk van Nederland te verkleinen. Ik vraag me af waar dat plan van aanpak blijft. Mijn tweede vraag is de volgende. Aangezien Nederland een grote veroorzaker is van klimaatverandering, hebben wij een grote verantwoordelijkheid om landen te helpen die daardoor geraakt worden. Een aller-, allereerste stap om die gelijkwaardigheid en een betere relatie met Afrika vorm te geven, is doen wat we hebben afgesproken wat betreft onze hulp aan Afrikaanse landen. Wanneer gaat deze regering ervoor zorgen dat het klimaatgeld dat Nederland moet betalen additioneel is en dus niet ten koste gaat van het geld voor de allerarmsten en het budget voor ontwikkelingssamenwerking?

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik denk dat ik het redelijk gedaan heb door fair te zijn naar iedereen toe en niet heel strak op de vier minuten af te klokken. Ik wil nog één ding zeggen. We zijn natuurlijk aan het einde van de eerste termijn. Ik heb niet genoemd dat mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie zich vanmorgen met pijn in het hart bij mij heeft moeten afmelden. Dat wil ik wel gezegd hebben. Ik vind het fijn dat de SGP mede namens de ChristenUnie heeft gesproken, maar iedereen weet dat dit onderwerp mevrouw Van der Graaf na aan het hart gaat. Het was echt overmacht van haar kant. Ik vond het wel belangrijk om dat te benoemen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn aan de zijde van de Kamer. Ik wilde voorstellen om te schorsen tot 11.30 uur, maar ik kijk ook eventjes naar de Ministers. Is dat een optie? Lukt dat? Ja. Dan schorsen we tot 11.30 uur en komen we zo meteen terug voor het vervolg met de antwoorden van de Ministers. Dank.

De vergadering wordt van 11.09 uur tot 11.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedemorgen. Ik heropen dit debat van de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Afrikastrategie. Het is een historisch moment, mag ik wel zeggen, omdat er twee vrouwen aan de helm van het Ministerie van Buitenlandse Zaken staan. Dat vind ik toch wel mooi om te benoemen. Het is een historisch moment. Ze zijn ook beiden aanwezig bij dit commissiedebat. De Afrikastrategie is natuurlijk een groot onderwerp. Het debat is gepland tot 13.00 uur. Dat is best spannend voor het managen van de tijd. Daarom vind ik het belangrijk om even helder te maken hoe we het doen met de blokindeling en hoe we ervoor zorgen dat beide Ministers het woord krijgen voor de beantwoording van de vragen van de commissie. Ik wil in ieder geval aangeven dat we weer vier losse vragen doen. Het helpt als we daarvoor iets beter begrijpen hoe de verdeling is.

Ik geef graag als eerste het woord aan Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal alvast de volgorde aangeven waarin mijn collega en ik de beantwoording willen doen. Eerst zal ik een algemeen overkoepelend stukje zeggen, waarin ik ook wat van de kritiek zal bespreken, zoals de vraag of het een strategie of een visie is. Ik zal verdergaan met economische samenwerking, inclusief imvo. Daarna zal ik overgaan naar grondstoffen, migratie en samenwerking, en dan kom ik bij mijn kopje overig. Mijn collega Bruins Slot zal vervolgens het woord nemen. Zij zal beginnen met het belang van de Nederlandse Afrikastrategie. Twee: veiligheid en stabiliteit. Drie: landenspecifiek, als er landenspecifieke vragen zijn gesteld. Tot slot een kopje overig.

De voorzitter:

Daaruit concludeer ik dat er minimaal acht blokjes zijn, ongeveer gelijkwaardig verdeeld; ik geloof vier bij de ene Minister en vier bij de andere. Het is ook helder voor de commissieleden. Ik zie dat er geen behoefte is aan verheldering. Gaat uw gang.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel, voorzitter. We hebben er even op moeten wachten, maar we zijn toch wel heel blij dat we vandaag deze belangrijke Nederlandse Afrikastrategie voor de komende tien jaar kunnen bespreken. Ik ben ook dankbaar voor de complimenten die we hebben ontvangen over de inhoud van de strategie, de manier waarop we die hebben opgezet en het erbij betrekken van de verschillende stakeholders.

De wereld is veranderd en verandert. Dat moeten wij ook doen. China is assertiever, Rusland is actief in Afrika en wij zullen ons als Nederland dus ook op een andere manier moeten verhouden tot het continent en tot, zoals velen van u aangaven, de verschillende individuele landen, want we kunnen niet spreken over één Afrika. Het is groot en divers. Het zijn 54 landen. De landoppervlakte komt overeen met die van heel Europa, de VS en China samen. Het is ook het jongste continent. Ruim 70% van de Afrikanen is onder de 35 jaar en het aantal jongeren neemt steeds toe. Er werd al gesproken over de bevolkingsgroei; van nu tot 2050 zal de bevolking toenemen tot 2,4 miljard of 2,5 miljard mensen. Die mensen willen perspectief en moeten ook eten en banen hebben.

Het is dus heel belangrijk dat wij daar als Europa en als Nederland in investeren. Nederland is samen met de EU op veel gebieden nog steeds een heel belangrijke partner, maar zoals ik al zei, ervaren we wel meer concurrentie van andere landen en werelddelen. Het is gewoon niet meer vanzelfsprekend dat wij altijd de aantrekkelijkste partner zijn om mee samen te werken. Wij investeren als Nederland en als kabinet flink in Afrika; dat deden we ook al voor de strategie uitkwam. In de afgelopen maanden heeft een groot aantal kabinetsleden diverse Afrikaanse landen bezocht en dat zullen wij de komende tijd ook blijven doen.

Dan nog even iets over de totstandkoming. De Afrikastrategie is aangekondigd in het regeerakkoord, het coalitieakkoord, waarbij specifieke aandacht is gevraagd voor gelijkwaardige economische ontwikkeling, armoedevermindering, mensenrechten en migratiesamenwerking. De Afrikastrategie is het resultaat van een uitgebreide consultatie. Zowel ministeries als het bedrijfsleven, maatschappelijke partners, kennisinstellingen en Afrikaanse overheden en instellingen zijn om input gevraagd. Die hebben we natuurlijk zo veel mogelijk verwerkt. Verder is geput uit het AIV-advies inzake de Afrikastrategie, dat vandaag ook op de agenda staat.

De Afrikastrategie biedt eigenlijk een samenhangende visie op hoofdlijnen van het brede buitenlandbeleid. Sommige van uw leden hebben opgemerkt dat het niet allemaal nieuw beleid is. Dat klopt. We hebben op verschillende onderwerpen natuurlijk al beleid ingezet en dat maakt ook deel uit van deze Afrikastrategie. Het feministisch buitenlandbeleid is bijvoorbeeld een integraal onderdeel van de strategie. Dat hebben we ook al eerder ingezet. In het coalitieakkoord hadden we ook al opgenomen dat we aandacht vragen voor een gelijkwaardige economische ontwikkeling, dus de private sector speelt een belangrijke rol in de inclusievewelvaartsgroei in Afrika. Tijdens mijn bezoek aan Ethiopië van voor de zomer heb ik mensen van verschillende Nederlandse bedrijven ontmoet. Daar zijn 90 bedrijven en investeerders actief en die creëren samen 35.000 banen in Ethiopië. Dat onderschrijft de in de strategie gekozen inzet op gelijkwaardige economische ontwikkeling. Dit kabinet heeft de Nederlandse inzet voor handels- en investeringsbevordering in Afrika dan ook tastbaar uitgebouwd, met meer budget, mensen en initiatieven. Dat hebben we gedaan in de zogeheten combinatielanden op het continent. Daar hebben we in de BHOS-nota al over gesproken. Ook in de andere brief die voor vandaag op de agenda staat, over handelsbevordering, is uitgelegd wat die combitracks dan precies inhouden.

Bij de uitvoering van de strategie hebben we in het bijzonder aandacht voor gelijkwaardige partnerschappen, met meer invloed van Afrikaanse organisaties, jongeren en vrouwen. De SDG's vormen hierbij een gemeenschappelijk doel en een gemeenschappelijke taal, om zeker te weten dat we allemaal naar hetzelfde toewerken.

Over gelijkwaardige partnerschappen hebben verschillende leden vragen gesteld. Hebben we gedeelde belangen en hoe zit het met onze individuele belangen, dus de Nederlandse en de Afrikaanse belangen? Ik vind het goed om dat toch wel te benoemen. Sommige belangen delen we, zoals het tegengaan van klimaatverandering. Op andere momenten hebben onze Afrikaanse partners belangen die wij misschien niet delen en hebben wij belangen die onze Afrikaanse partners minder delen. Volgens mij is het onderdeel van een gelijkwaardig partnerschap dat je dat met elkaar kunt bespreken en dat je ...

De voorzitter:

Sorry, ik laat u natuurlijk uw zin afronden, maar ik weet dat er een vraag is van de SGP, van de heer Bisschop. Misschien is het beter om te proberen de vragen per blok te stellen, omdat er zo veel blokken zijn. Kan de heer Bisschop even wachten met zijn vraag tot het einde van het blok? Zullen we dat voorstellen? Ja. Excuses, vervolgt u uw betoog.

Minister Schreinemacher:

Dank u wel. Het punt is volgens mij dat je die belangen durft te benoemen. Je kunt niet altijd alle belangen van de ander even goed behartigen, maar in deze strategie hebben wij beoogd om juist zeer veel oog te hebben voor de Afrikaanse belangen. Daarom hebben wij ook die consultaties gedaan. In de gesprekken met onze Afrikaanse partners houden we die belangen in het oog en bespreken we die. Volgens mij hoeft het dus niet altijd of-of te zijn. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten.

De heer Hammelburg vroeg zich af of het nu een visie of een strategie is en of er genoeg actiepunten in benoemd zijn. Het zal u niet verbazen dat ik en het kabinet in ieder geval van mening zijn dat we het hier hebben over een strategie, juist omdat we al die actiepunten op de korte, middellange en lange termijn hebben opgenomen. We hebben het grote beeld, een overkoepelend beeld, geschetst, maar we hebben ook heel concreet geschetst wat we daar precies aan willen doen. Op deze manier hebben we duidelijkheid gecreëerd voor onze Afrikaanse partners, door open het gesprek aan te gaan. Wat mij betreft – maar daarover kunnen de heer Hammelburg en ik het oneens zijn – is het dus wel een strategie.

Dan vroeg de heer Klink van de VVD – dat past nog wel onder het algemene kopje – hoe we in een gelijkwaardigpartnerschapsontwikkeling rekening houden met de Afrikaanse belangen. Ik ben blij dat veel fracties erkennen dat, zeker in deze geopolitieke tijd, Europa zich zal moeten onderscheiden in Afrika met inzet op gelijkwaardigheid. Dat doen we dus ook, met onze inzet op partnerschappen. De publiek-private samenwerking met zowel lokale als Nederlandse partijen vindt ook weerklank in Europa. Daarom zijn we nu bijvoorbeeld met de Commissie in gesprek om dit op te schalen op thema's waar wij goed in zijn. We doen waar Nederland goed in is: water, klimaat, voedsel. Dat doen we door bijvoorbeeld projecten in combinatielanden op het gebied van tuinbouw, kustbescherming en de Global Gateway op te schalen. We zijn ook bezig met een project om de voedselproductie rond Lagos te vergroten met Nederlandse kennis en investeringen. Dat zeg ik tegen de heer Eppink – die gaat het vast terugkijken – en tegen de heer Amhaouch, die daar ook naar vroeg. Dat was mijn algemene inleiding.

De voorzitter:

Dan is dit inderdaad het moment om even rond te kijken. Ik begin in ieder geval bij de heer Bisschop van de SGP. Daarna komt de heer Hammelburg, want die had als tweede zijn vinger opgestoken, en dan gaan we naar de heer Amhaouch.

De heer Bisschop (SGP):

De Minister geeft aan dat deze strategie zich ook nadrukkelijk richt op jongeren en vrouwen. Empowerment, om het zo te zeggen. Als je daar weleens rondgelopen hebt, dan weet je dat met name in de rurale omgeving de samenleving heel sterk op vrouwen drijft, ook voor de voedselvoorziening. Daar richt mijn vraag zich op. Hoe kan het Nederlandse beleid eraan bijdragen dat vrouwen in dat opzicht in een betere positie gebracht worden? Want in onze contacten met ngo's die daar werkzaam zijn, horen we dat men regelmatig aanloopt tegen het feit dat de positie van vrouwen te zwak is om daadwerkelijk met een zekere eigenstandigheid te kunnen optreden als het gaat om landrechten, het exploiteren van voedselproductie of de toegang tot financiële middelen, terwijl economisch gezien de voedselzekerheid daar wel mede van afhankelijk is.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Bisschop (SGP):

De vraag aan de Minister is dus hoe Nederland die positie kan versterken. Dan is het natuurlijk mooi dat wij als SGP juist pleiten voor de positie van de vrouw, hè. Dat doen we vaker, maar op onze eigen manier.

Minister Schreinemacher:

Dank voor deze vraag. Ik noemde net al ons feministisch buitenlandbeleid. Daarin kijken wij echt naar ieder beleidsterrein door een bepaalde bril, om te zien of vrouwen op een gelijkwaardige manier worden geholpen om uiteindelijk tot een gelijkwaardige positie te komen. Voedselzekerheid is daarin één thema, maar er zijn ook andere thema's. Vrouwen worden bijvoorbeeld ook extra getroffen door klimaatverandering. Denk ook aan gezondheid, want omdat ze staan te koken in dichte tentjes, ademen ze meer vervuilde lucht in. Zo zijn vrouwen eigenlijk vaker slachtoffer van verschillende soorten beleid en is het juist aan Nederland om dat recht te trekken. Bij voedselzekerheid is dit inderdaad een zorg. Wat wij bedoelen met vrouwen en jongeren bij het hart van het beleid betrekken is dat wij met hen de programma's opzetten. Bij locally led hulpprogramma's roepen wij onze partners ertoe op om juist de belangen van de vrouw centraal te stellen en ervoor te zorgen dat zij ervan profiteren. Dat meten we na afloop, om te zien of dat ook is gebeurd. Maar het klopt dat dat, als het om landrechten gaat, dikwijls een uitdaging is. Het is iets waar we verder aan moeten werken.

De voorzitter:

De heer Bisschop heeft geen behoefte aan een tweede vraag, zie ik. Dan ga ik naar de heer Hammelburg.

De heer Hammelburg (D66):

Dank aan de Minister voor de antwoorden op mijn vragen in dit eerste blokje. Ik wil helemaal geen semantische discussie starten over de vraag of dit nou een strategie of een visie is, maar de reden dat ik dit zo stelde aan het begin van mijn betoog was natuurlijk dat ik me zorgen maak over de actiegerichtheid. Ik weet – dat zie ik ook – dat er ontzettend veel wordt gedaan om vrouwen veel meer te betrekken bij de beslismomenten in de landbouwsector in heel veel landen in Afrika, om dat voorbeeld uit het antwoord op de vraag van de heer Bisschop maar eens te gebruiken. Er wordt fantastisch werk verricht door dit ministerie en door de posten, maar mijn vraag was natuurlijk of wij, gezien de geopolitieke situatie en de veranderende rol van Nederland en Europa in een wereld waarin landen als China en Rusland gigantisch veel meer gaan investeren, geen grotere stappen moeten zetten om het fantastische werk dat Nederland nu al doet, grootschalig uit te breiden. Moeten wij, zeker in bepaalde regio's van Afrika, niet zorgen voor stabiliteit en vrede en veiligheid op gelijkwaardige wijze, zodat we daarmee dat redelijke alternatief kunnen zijn voor landen als China en Rusland? Vergt het dan ook niet veel meer budget om dat te kunnen doen? Kan het ministerie daarmee niet veel meer handen en voeten geven aan de uitvoering van dat beleid? Want dat is precies waar volgens mij nu het knelpunt zit en ...

De voorzitter:

Helder.

De heer Hammelburg (D66):

... volgens mij kan er heel veel meer en moet er ook heel veel meer gebeuren.

Minister Schreinemacher:

Op dit moment investeren we wel meer OS-geld dan in de vorige kabinetsperiode, en dat weet de heer Hammelburg ook. Ons budget voor ontwikkelingssamenwerking is dus toegenomen ten opzichte van dat in de vorige kabinetsperiode. Ik zeg er wel bij: met meer budget kun je meer doen. Dat is logisch. Dat lijkt me bijna een natuurwet. Met de Afrikastrategie hebben we een aantal doelen gesteld – daar hebben we het al eerder over gehad – en die moeten we nu met minder budget halen. Maar niet alles komt op geld aan. Het gaat ook gewoon om versterkt engagement, bijvoorbeeld dat wij met meer bewindspersonen naar Afrika afreizen, zoals ik in mijn inleiding al zei, dat we ook meer Afrikaanse Ministers hier ontvangen, dat we op mijn eigen dossiers meer handel kunnen drijven, dat we op waterstof kunnen samenwerken en dat er kennisuitwisseling is. Dat zijn ook dingen die helpen bij onze invloed en bij het kunnen aangaan van een versterkt partnerschap met wederzijdse belangen. Het hoeft niet direct geld te kosten. Maar goed, zoals ik al zei, kun je met meer budget wel meer ontwikkelingssamenwerkingsprojecten doen.

De voorzitter:

Een tweede vraag van de heer Hammelburg van D66.

De heer Hammelburg (D66):

Ik zie de inspanningen van veel bewindspersonen, ook van deze, om de banden met de Afrikaanse landen aan te halen. Mind you, ik zie dat en dat ziet de hele wereld. Daar gaat het ook niet om. In het coalitieakkoord staat een bedrag van 0,5 miljard voor intensivering, extra geld dus, om al dat fantastische werk te kunnen doen, wat belangrijk is voor onze werkgelegenheid, onze banen en onze geopolitieke rol in de wereld met Europa, en ook voor de ontwikkeling in Afrika. Maar je ziet nu wel dat, door de toename van de instroom, de eerstejaars opvang en de kosten die daarmee gepaard gaan een enorm beslag leggen op het budget dat deze Minister heeft om dit fantastische werk voort te kunnen zetten. En die kosten gaan de komende jaren oplopen. De vraag is dus: moeten we vanuit de Kamer niet dat gat repareren, nu en voor de komende jaren, zodat het ministerie daarmee door kan gaan en het kan versterken? Want we kunnen de mond vol hebben van een Afrikastrategie ...

De voorzitter:

Helder.

De heer Hammelburg (D66):

... waarmee we onze rol gaan versterken, maar ja, zonder dat budget kan dat gewoon niet.

De voorzitter:

In verband met de tijd probeer ik iedereen op te roepen om toch een beetje bondiger te zijn. Helder. De Minister kan hierop reageren.

Minister Schreinemacher:

Dit maakt natuurlijk ook deel uit van de Algemene Financiële Beschouwingen, die op dit moment plaatsvinden in de plenaire zaal. Daarbij zijn onder andere amendementen van uw partij ingediend om het gat te dichten. Zoals gezegd hebben we er gelukkig wel geld bij gekregen om bijvoorbeeld de humanitaire hulp helemaal te ontzien en daar geen ombuigingen te doen, mede op uw verzoek, op verzoek van de Kamer. Daar ben ik zelf heel blij mee, al is het natuurlijk nooit genoeg, zeker op het gebied van humanitaire hulp, want de rampen blijven zich helaas aandienen. Daar hebben we het in het debat van twee weken geleden over Libië en Marokko ook over gehad.

Voor dit jaar – er is natuurlijk de aangenomen motie over de kasschuif – is dat wel een lastige, ook omdat we nu al in half oktober zitten. Wij hebben delen van het budget die nog niet gevuld waren met programma's, nu dus even on hold gezet. Ten aanzien van alle programma's die gestart zijn, hebben we steeds gezegd: we willen niet dat we juridische contracten moeten openbreken. Dat hebben we dus ook niet gedaan. Maar om nu nog opeens met nieuwe programma's te komen voor het eind van het jaar wordt wel heel lastig, ook voor onze begroting. Ik kan me voorstellen dat mevrouw Kaag in de plenaire zaal straks ook zal zeggen dat dat voor ons lastig is. Dat gat op die manier dichten is nu voor ons dus niet echt werkbaar.

Daar wil ik wel bij gezegd hebben dat we aan het begin van de kabinetsperiode die systematiek hebben afgesproken waarmee we die eerstejaarsasielkosten ten laste brengen van het ODA-budget. Dat ging toen jaarlijks om ongeveer 10%. Dat is nu dus opgelopen tot 20% en het was 25% voordat we die bijstelling kregen. Het lijkt me wel een heel valide vraag om bij een volgende coalitie op tafel te leggen, zeker nu het alleen maar oploopt en we tot nu toe nog niet genoeg maatregelen hebben kunnen nemen om de instroom omlaag te brengen. Die vraag zou dan in ieder geval wel voor moeten liggen.

De voorzitter:

Dank, Minister. Ik doe nogmaals eventjes het vriendelijke verzoek om de interrupties kort te houden. Dat geldt dus ook voor de derde vraag of opmerking van de heer Hammelburg. We hebben namelijk ook nog de heer Klink, de heer Thijssen, de heer Amhaouch en de heer Van Dijk die iets willen zeggen. Dat wordt echt wel even spannend; schiet dus graag een beetje in de meewerkstand.

De heer Hammelburg (D66):

Dat snap ik, voorzitter. Dat deze VVD-Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking nu ook aangeeft dat de begrotingsafspraken die al sinds jaar en dag worden toegepast op de eerstejaarsopvang uit het ODA-budget, nu serieus moeten worden besproken en ook in de formatie, klinkt mij als muziek in de oren. Dat vind ik een belangrijk teken van deze VVD-Minister. Ik hoop dat de VVD-fractie in de Tweede Kamer daar ook in meegaat.

De voorzitter:

Heel bondig.

De heer Hammelburg (D66):

Ik hoor ook een soort van «ontraden» van deze Minister op mijn amendement om het gat voor 2023 nog te dichten omdat het onmogelijk zou zijn om projecten nog te starten. Dat begrijp ik, maar het is ook nog mogelijk om bijvoorbeeld aan het World Food Programme of aan voedselzekerheid geld kwijt te kunnen.

De voorzitter:

Meneer Hammelburg ...

De heer Hammelburg (D66):

Er zijn heel veel mogelijkheden om dit jaar nog te zorgen dat we in voedselzekerheid en mondiale gezondheid ...

De voorzitter:

Meneer Hammelburg, wanneer komt de punt?

De heer Hammelburg (D66):

... nog echt investeringen kunnen doen, die we eigenlijk ongedaan moesten maken en nu wel kunnen repareren. Is de Minister dat met mij eens?

De voorzitter:

Ik blijf het nu vooral echt zeggen, hoor. Ik wil niet het woord gaan ontnemen, maar het moet echt bondiger, jongens.

Minister Schreinemacher:

Natuurlijk kun je geld overmaken naar grote internationale organisaties die het dan eventueel zouden kunnen wegzetten, maar in het kabinet vinden we het ook heel belangrijk dat we niet over ons eigen graf regeren en dat we dus niet geld van toekomstige kabinetten alvast uitgeven tijdens deze kabinetsperiode. Dat is natuurlijk een heel belangrijk argument, waarvan ik me kan voorstellen dat mevrouw Kaag dat straks ook uitspreekt in de plenaire zaal.

De voorzitter:

Dan is de volgorde nu volgens mij eerst de heer Klink, dan de heer Amhaouch en daarna de heer Thijssen. Of was het andersom? O ja, en de heer Van Dijk nog. De heer Amhaouch zegt dat hij de eerste was.

De heer Amhaouch (CDA):

We hebben heel veel over de financiën gediscussieerd en nu vinden inderdaad de Algemene Financiële Beschouwingen plaats. Daarbij wordt er heel veel gekeken naar wat wel en niet kan en de Minister van Financiën is daarbij. Ik heb in mijn eerste inbreng ook gezegd dat je naar de toekomst toe moet kijken hoe je die ODA-middelen niet helemaal uitholt. Dat was de inleiding.

Het is inderdaad goed dat ook de ambassades en onze ambassadeurs in Afrika mee hebben gekeken en mee hebben gespard over de Afrikastrategie. Er zitten inderdaad verschillende actiepunten in voor de korte en middellange termijn. Het belangrijke is nu wel hoe we die gaan operationaliseren. De belangrijkste vraag is: hoe betrekken we andere ministeries erbij? Er wordt bijvoorbeeld gezegd: we gaan intensiveren op het gebied van denktanks met Afrika. Dat geldt voor OCW. Dat geldt voor LNV. Dat geldt voor Defensie. Hoe gaan die coördinatie en operationalisering plaatsvinden?

De voorzitter:

Helder. De Minister.

Minister Schreinemacher:

Dat gebeurt eigenlijk via thematische samenwerking. Voor bijvoorbeeld global health werk ik natuurlijk heel nauw samen met mijn collega, Minister Kuipers, maar ook op ambtelijk niveau. Dat gebeurt eigenlijk ook met LNV. Illustratief hiervoor is dat we hier best wat debatten hebben gehad waarbij ik bijvoorbeeld met Minister Jetten of Minister Adema zat, waarbij we echt hebben laten zien dat we die onderwerpen samen oppakken. Dat gebeurt dus op ambtelijk niveau, maar ook op ministerieel niveau. Volgens mij kunnen we zo uitvoering geven aan die actiepunten.

De voorzitter:

Als het mag van meneer Amhaouch, dan ga ik door naar de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Misschien komt deze vraag ook nog aan de orde in het blokje economische samenwerking, maar de Minister begon al over de gelijkwaardige partnerschappen. Daarbij is het natuurlijk echt van belang dat er ook economische ontwikkeling in Afrika is. Dat willen we vooral ten behoeve van de stabiliteit, de welvaart en het welzijn op het Afrikaanse continent. Wat gaat de Minister concreet doen zodat Afrikaanse landen beter kunnen exporteren naar Nederland en de Europese Unie?

De voorzitter:

Mooi.

Minister Schreinemacher:

Ik kom zo nog op nog op wat wij doen om Afrikaanse landen en hun boeren te helpen met agrarische projecten, maar om te beginnen helpen we natuurlijk al door bijvoorbeeld geen importtarieven te heffen en geen quota te stellen voor de allerarmste landen. Dat is al een heel belangrijke wijze waarop wij die landen toegang geven tot de Europese interne markt. Daarnaast helpen wij bijvoorbeeld ook op het gebied van WTO-recht en het naleven daarvan. We spreken andere landen aan op WTO-recht en met een onafhankelijk adviescentrum helpen we ook door Afrikaanse landen te adviseren. Op die manier helpen wij landen dus al met hun export naar de Europese Unie.

De voorzitter:

Er is geen vervolgvraag van de heer Klink. Dan gaan we door naar de heer Thijssen, Partij van de Arbeid/GroenLinks.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik had een paar vragen gesteld om die gelijkwaardigheid te concretiseren. Komt dat in dit blokje of in het volgende blokje?

Minister Schreinemacher:

Om die gelijkwaardigheid te concretiseren ... We hebben natuurlijk in de Afrikastrategie wel geschetst dat we per land kijken welke belangen een land heeft, welke belangen wij hebben en welke gedeelde belangen wij hebben. Op die manier spreken we over gelijkwaardigheid en gaan we het gesprek op een gelijkwaardige wijze aan. Dus ja, welke concretisering? Ik probeer even de heer Thijssen tegemoet te komen.

De voorzitter:

Dan kan ik mij voorstellen dat u het even wat verder moet duiden, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, precies. Dan komt nu mijn eerste interruptie. Dan is dit wel het blokje waarin we het erover hebben. Hier vind ik dat de strategie misschien wel meer een visie is dan een echte strategie. Ik had gesuggereerd om bijvoorbeeld te kijken naar hoeveel van de waardeketen van lithium in Afrika zit; kan dat bijvoorbeeld verdubbelen en kunnen we op die manier echt werken aan een gelijkwaardigere relatie met Afrika, waar de Afrikaanse landen ook meer aan hebben? Een andere suggestie die ik had, was: kunnen we bijvoorbeeld vakbonden en ngo's betrekken bij het verder vormgeven van dat beleid en ook bij de evaluatie daarvan, zodat we over een jaar of over twee jaar kunnen zien dat de relatie gelijkwaardiger is geworden?

De voorzitter:

Ik denk dat dat concrete voorbeelden zijn om het iets verder te duiden.

Minister Schreinemacher:

Dank aan de heer Thijssen voor zijn concretisering. Ik kom zo nog op grondstoffen, maar ik denk dat de heer Thijssen en ook andere leden een heel valide en terecht punt maken, namelijk dat we te lang hebben gekeken ... Misschien is dat is verkeerd geland in het AD-interview, maar het is natuurlijk de bedoeling dat daar ook toegevoegde waarde ter plekke plaats zal vinden en dat het tot banen zal leiden rondom de waardevolle grondstoffen die in de grond zitten, zodat lokale gemeenschappen ook zelf kunnen profiteren. Nogmaals, wat dat betreft hoeft het ene het andere niet uit te sluiten. We kunnen met het Nederlandse bedrijfsleven helpen met waar wij goed in zijn; we kunnen helpen bij de delving, maar ook bij de verwerking. Om daar nu al een percentage op te plakken ... Dit is een strategie. Ik begrijp dat de heer Thijssen ook wil kunnen meten hoe succesvol we nu zijn geweest. We komen straks nog op de vraag van de heer Bisschop: hoe wordt hierover gerapporteerd? Ik ben voornemens om dat te doen met de begroting en ik ben voornemens om in de rapportages mee te nemen hoe het hiermee staat en hoever we zijn met de actiepunten. Op die manier kunt u daar dus controle op houden, maar om nu al een percentage van de verwerking te noemen? Ook op Europees niveau moeten we daarmee aan de slag.

Dan nog over het maatschappelijk middenveld en hoe dat ook kan participeren in de uitwerking en de evaluatie van de Afrikastrategie. Het maatschappelijk middenveld heeft natuurlijk een heel belangrijke rol in de implementatie van de Afrikastrategie, want het omvat veelal de partners die het voor ons ter plaatse moeten doen. Die organisaties vertegenwoordigen burgers en gemarginaliseerde groepen, hebben de relevante kennis en ervaring en houden autoriteiten en het bedrijfsleven verantwoordelijk voor het nakomen van internationale mensenrechtenverplichtingen en de SDG-agenda. Lokale organisaties spelen hier bij uitstek een belangrijke rol bij, ook gezien hun inbedding in de lokale gemeenschappen en hun context. Wij zijn dus in ieder geval voornemens om die nauwe samenwerking met lokale organisaties voort te zetten. Ik kan ook toezeggen dat ik regelmatig met hen zal spreken en hen zal betrekken bij de uitwerking, de monitoring en de evaluatie van de Afrikastrategie. Dat gebeurt ook via de lopende programma's, de dialogen tussen ambassades en maatschappelijke organisaties en de consultaties die ter plaatse in het land zelf gebeuren, maar die consultaties vinden natuurlijk ook hier in Den Haag plaats met ambtenaren en mijzelf.

De voorzitter:

Helder. Ik kijk naar de heer Thijssen. Die is tevreden. Of heeft hij toch een vervolgvraag?

De heer Thijssen (PvdA):

Het is natuurlijk een prachttoezegging. Volgens mij kunnen we dan van die lokale partners bij de rapportage te horen krijgen of zij vinden dat die relatie gelijkwaardiger is geworden of niet; waarom wel of waarom niet? Volgens mij kunnen we dan een heel nuttig debat daarover hebben. Ik ben dus heel blij met die toezegging. Ik snap ook wel dat het lastig is om nu even een percentage te noemen voor hoeveel van de waardeketen in een bepaald Afrikaans land moet blijven. Het gaat mij er meer om dat ik probeer om het iets concreter te maken. Ik zou namelijk niet volgend jaar te horen willen krijgen: er zijn zo veel bewindslieden naar Afrika gereisd en we hebben goede gesprekken gehad; ik denk dat het beter gaat. Dan denk ik: dit is volgens mij iets wat we wél kunnen meten. Is de Minister dus bereid om toe te zeggen dat ze gaat kijken of we een aantal van dit soort indicatoren kunnen benoemen voor een aantal Afrikaanse landen, om te kijken wat de progressie is die we daar maken?

De voorzitter:

Helder, helder.

Minister Schreinemacher:

Dat vind ik wel een terechte vraag. We hebben hier met Minister Adriaansens over de grondstoffenstrategie gesproken. Eigenlijk past het daar ook wel in. We komen eind december met een voortgangsrapportage van de grondstoffenstrategie. Er wordt nu door verschillende organisaties, waaronder VNO, in kaart gebracht waar nou precies de expertise van het Nederlandse bedrijfsleven in zit, maar we hebben zelf ook een onderzoek uitstaan dat binnenkort naar uw Kamer komt, over waar wij daadwerkelijk een toegevoegde waarde hebben als het gaat om mijnbouw, verwerking en logistiek in Afrika. Ik zou dit concrete voorbeeld eigenlijk daar onder willen brengen. Ik denk dat ik in de voortgangsrapportage alvast wat meer concrete dingen kan benoemen over wat wij als Nederlandse overheid samen met het Nederlandse bedrijfsleven doen rondom grondstoffen.

De voorzitter:

Prima. Dan zie ik dat de heer Van Dijk ook nog een vraag wil stellen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als u dat goedvindt, voorzitter, dan wil ik nog even met de Minister terug naar de eerstejaarsasielopvang en het feit dat die vanuit het ontwikkelingsbudget betaald kan worden. Je zou dat een soort «parasiteren» of «leegeten» kunnen noemen, zeker als je ziet dat het enorm toeneemt. Het was altijd 10%, maar het is nu 20% van het budget: 1,3 miljard euro. De Minister zei net iets interessants: ze suggereerde volgens mij dat een volgend kabinet daar goed naar moet kijken. Maar zegt ze dan ook dat het huidige kabinet daar eigenlijk goed naar moet kijken? De Kamer heeft nota bene al voor de zomer gezegd: je moet echt voorkomen dat dit steeds verder toeneemt en het ontwikkelingsbudget steeds verder wordt leeggegeten.

Minister Schreinemacher:

In reactie daarop en ook naar aanleiding van de motie van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie hebben we als kabinet in de brief gezet dat dit nou bij uitstek echt iets is wat je aan het begin van de kabinetsperiode met elkaar afspreekt. Wij kunnen ons daar als kabinet nu over buigen, maar niemand weet wat de volgende partijen zullen zijn die met elkaar aan tafel zitten. Ik ga er toch van uit dat die over de begroting van 2025 zullen gaan; dat is misschien wel makkelijk gezegd. Dit zal vooral betrekking hebben op die begroting bij het eerste moment, want wij zullen wat dit betreft voor 2024 niet meer zo veel wijzigen. Dat is de reden waarom ik verwijs naar een volgend kabinet, dat ik veel voorspoed wens in de onderhandelingen.

De voorzitter:

De tweede interruptie van de heer Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat begrijp ik, maar het is natuurlijk wel relevant dat de Tweede Kamer in de vorm van moties heeft gezegd dat dit proces anders moet, dus dat dit leegeten van de ontwikkelingsbegroting gestopt moet worden. U noemde zelf de moties van mevrouw Van der Graaf. De Minister zegt dat een volgend kabinet dat inderdaad moet gaan doen. Begrijp ik daaruit dat u zich eigenlijk ook zorgen maakt over het feit dat het percentage steeds verder toeneemt? Het was altijd 10%, is nu 20% en wordt mogelijk 25%. Zegt u ook dat het eigenlijk niet goed is dat dat percentage steeds verder groeit?

Minister Schreinemacher:

Ik heb al eerder tijdens deze termijn gezegd dat ik me daar ook zorgen over maak en dat ik daarom vind dat deze vraag op tafel moet liggen. De motie van mevrouw Van der Graaf was volgens mij vooral bedoeld om de hele systematiek in kaart te brengen, om dat als achtergrond en context mee te geven aan een volgend kabinet, zodat duidelijk is waar het nou precies over gaat.

De voorzitter:

Helder. Dat waren alleen maar interrupties over het eerste blok. Het is dus echt spannend. Ik zou graag de Minister willen vragen om te starten met het tweede blok, economische samenwerking. De thema's van het imvo horen daar ook bij.

Minister Schreinemacher:

Een aantal van uw leden vroeg ook hoe we omgaan met gesubsidieerde Europese producten die op de Afrikaanse markt terechtkomen. We hebben daar een lang debat over gehad tijdens het debat over beleidsconsistentie, dus ik zal proberen het kort te houden. Ik heb het toen ook gezegd: de bevolking in West-Afrika groeit enorm, en daarmee de behoefte aan betaalbare voedselproducten. De lokale productie blijft daar op dit moment bij achter, ook als onze producten er niet naartoe zouden gaan. Op dit moment draagt de import van welke producten dan ook, maar onder andere van producten uit Nederland, dus bij aan de voedselzekerheid. Natuurlijk kan dat negatieve gevolgen hebben voor het lokale bedrijfsleven, maar er is op dit moment gewoon een behoefte om te voorzien in betaalbaar voedsel. Zoals ik toen ook heb gezegd, is het natuurlijk aan de regeringen van Afrikaanse landen zelf om te besluiten tot tariefliberalisatie voor de import van essentiële voedselproducten, om zeker te stellen dat er voldoende aanbod is van voedsel voor de eigen bevolking. Indien er sprake is van dumping, dan kunnen Afrikaanse landen op basis van de WTO-regels de mogelijke import van die producten beperken. Die afweging moeten landen zelf maken. Maar zoals ik net ook al zei, steunt Nederland Afrikaanse landen en ontwikkelingslanden ook via het Advisory Centre on WTO Law, waardoor zij worden bijgestaan met betrekking tot het WTO-recht en naleving daarvan. Volgens mij krijg ik een interruptie.

De voorzitter:

Ik dacht dat we net hadden afgesproken dat we de interrupties proberen te reserveren tot na het einde van het blok.

Minister Schreinemacher:

Oké.

In het verlengde daarvan werd de vraag gesteld waarom wij onze Nederlandse boeren niet ondersteunen bij het investeren van hun kennis en kunde in Afrika, om Afrikaanse boeren te helpen met onze kennis en kunde. Dat doen we, ook al decennia. Nederland steunt onze land- en tuinbouw- en pluimveesector al decennia in Afrika. Dat doen we met allerlei instrumenten en via onze ambassades, waaronder onze landbouwattachés in Afrika. Dat staat ook uiteengezet in de voortgangsrapportage handelsbevordering Afrika, die vandaag ook geagendeerd staat. Om toch een voorbeeld te noemen: de ondersteuning van duurzame bedekte tuinbouw in Agadir, met speciale aandacht voor het gebruik van duurzame energie en de vermindering van watergebruik. Daarnaast reisde dit voorjaar nog een groep Nederlandse ondernemers naar Senegal voor een handelsmissie gericht op de verduurzaming van de slacht en verwerking van pluimvee. We zien dus het belang van de ondersteuning van lokale voedselproductie. Zowel met onze handels- en onze OS-middelen, als met onze landbouwattachés richten we ons hierop.

De heer Klink en de heer Amhaouch vroegen naar hun motie en in hoeverre het gelukt is om Nederlandse agrarische projecten aan te laten sluiten bij internationale initiatieven, om schaalvoordelen te behalen. We zijn eigenlijk echt succesvol als het gaat om de combitracks. Ik sprak daar zojuist al over. Daarnaast steunt ons voedselzekerheidsprogramma in West- en Oost-Afrika grote nationale en regionale programma's van bijvoorbeeld de Wereldbank en het VN-landbouwontwikkelingsfonds IFAD. De Nederlandse kennis en kunde worden zo veel mogelijk aangesloten op deze internationale programma's. Zo heeft de Wageningen Universiteit bijvoorbeeld een belangrijke rol in de opzet van een regionaal voedselzekerheidsprogramma van de Wereldbank in West-Afrika en deelt de Rabobank agrifinancekennis met IFAD.

De heer Klink vroeg naar FMNR. We hebben uw Kamer daar per brief op 29 september over geïnformeerd. Waar relevant en effectief zal FMNR een belangrijke rol spelen in de door Nederland gefinancierde programma's. FMNR zal er onderdeel van blijven en waar mogelijk en gewenst kan die worden opgeschaald. Tot zover de economische samenwerking.

De voorzitter:

Oké. Dat is het einde van het blok. Ik geloof dat er allereerst een vraag was van de heer Thijssen en daarna van de heer Amhaouch.

De heer Thijssen (PvdA):

Ik heb een vraag over voedsel en mogelijke dumping vanuit de EU in Afrikaanse landen, en hoe Afrikaanse landen daartegen zouden kunnen optreden. Ik heb daar eigenlijk twee vragen over. Eén. Het is wel zo dat we in Europa subsidies hebben om voedsel te verbouwen en er dus goedkoper voedsel naar Afrika gaat. Dan kunnen we wel zeggen dat Afrika er zelf wat aan kan doen, maar dit is natuurlijk iets waar Europa iets aan zou kunnen en volgens mij zou moeten doen. Daar zou ik dus wel een reactie op willen.

We zien natuurlijk ook dat bijvoorbeeld graanexport vanuit Oekraïne wel weer voor een groot deel naar Europa gaat, terwijl die nou juist de voedselzekerheid in Afrika zou kunnen vergroten. We hebben er vaker vragen over gesteld of we daar niet iets aan kunnen doen om Afrika te helpen hun inwoners te voeden.

De voorzitter:

De heer Thijssen is heel slim, want die stelt twee vragen in één interruptie. Ik let op!

Minister Schreinemacher:

Deze discussie hebben we natuurlijk ook al in een beleidscoherentiedebat gevoerd. De Minister van LNV is zich ook bewust van de internationale gevolgen van landbouwsubsidies. Nou komen die natuurlijk gedeeltelijk uit Europa. De Minister van LNV heeft toen ook aangegeven dat hij werkt aan een nieuw en moderner landbouwbeleid, ook ten aanzien van ontwikkelingslanden, omdat we dat ook in de gehele beleidscoherentie, rijksbreed, hebben afgesproken met elkaar. Wat dat betreft doet de Minister van LNV dat.

Over die graanexport uit Oekraïne hebben we elkaar ook al eerder gesproken. Die graandeal is met name bedoeld om de prijzen van de export van het graan te stabiliseren en weer omlaag te brengen. Dat is in het verleden in ieder geval gelukkig wel gebeurd met de graandeal. Dat was ook het doel. Het doel was niet per se om dat graan vanuit Oekraïne in Afrikaanse landen te brengen, maar om de prijs weer omlaag te brengen.

De voorzitter:

Helder. Dan zou ik naar de Amhaouch door willen gaan, en daarna naar de heer Klink.

De heer Amhaouch (CDA):

Die economische samenwerking is natuurlijk een van de steunpilaren van de Afrikastrategie, want we hebben toen ook gezegd dat we normaal veel focus hebben liggen op het gedeelte van ontwikkelingssamenwerking – dat is een traditie waar we ook sterk in zijn – maar kwamen ook tot de conclusie dat Afrika niet één continent is, maar uit 54 landen bestaat. In een andere nota hebben we gesteld dat er ook combinatielanden zijn, de steppingstonelanden. Als je gaat investeren in Afrika, betekent het nog steeds dat sommige dingen fragiel zijn. De vraag aan de Minister is: is ons financieringsinstrumentarium daar ook goed op voorbereid of op aangepast? Je zult namelijk ook risico's moeten nemen. We hebben natuurlijk FMO. We kijken ook vanuit de politiek altijd mee. In de fase waarin het continent zich bevindt, kun je niet altijd met «risico nul» – zo noem ik het even – investeren. Dan lopen we namelijk achter de feiten aan, bijvoorbeeld ten opzichte van China. De vraag is dus wanneer wij – ik ga het zelf denk ik niet meer meemaken, maar de terugkoppeling wel – iets meer inzicht krijgen in hoe het financieringsinstrument eruit gaat zien waarmee je juist wat meer risicovol kunt investeren, om daar lokale banen te gaan creëren.

De voorzitter:

Helder. De Minister.

Minister Schreinemacher:

Goeie vragen van de heer Amhaouch. We hebben er inderdaad ook al eerder over gesproken. We zijn nu bezig met de evaluatie met en van Invest International. Dat speelt natuurlijk ook wel deels een heel belangrijke rol bij het investeren in risicovolle landen of risicovolle projecten. Met die evaluatie komen we naar de Kamer. Ik kijk even naar links wanneer we dat ongeveer gaan doen ... Ik vrees inderdaad dat dat niet meer voor het verkiezingsreces gaat lukken, maar wel in Q1 van 2024.

De voorzitter:

Helder. Dan is er nog een interruptie of een vraag van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Dank aan de Minister voor de verdere duiding van de motie van collega Amhaouch en mijzelf over de internationale initiatieven om schaalvoordelen te behalen. Er was een duidelijke verwijzing naar IFAD, naar die internationale initiatieven. Die koppeling wordt wel gelegd. Ook inzake FMNR hoor ik de Minister zeggen: daar waar mogelijk relevant. Ik hoor eigenlijk nog niet echt iets concreets over de schaalvoordelen, dus dat die productie uiteindelijk echt opgeschaald wordt – daar kwam ik in mijn eerste interruptie ook al op terug – zodat Afrikaanse landen uiteindelijk meer en meer zelfvoorzienend worden en ook de potentie hebben om uiteindelijk te kunnen exporteren. Kan daarvoor niet een iets concreter doel gesteld worden?

Minister Schreinemacher:

Mag ik daar in de tweede termijn even op terugkomen? Anders val ik weer in herhaling.

De voorzitter:

Jazeker. Dan zijn er geen aanvullende vragen in dit tweede blok, over economische samenwerking. Het was ook het einde van het tweede blok. De Minister vervolgt met het derde blok, over de grondstoffen.

Minister Schreinemacher:

In beantwoording op de heer Thijssen ben ik natuurlijk al voor een groot deel op grondstoffen ingegaan. Wat we daar concreet willen doen, zal ik meenemen in de voortgangsrapportage van de grondstoffenstrategie.

In antwoord op vragen van de heer Amhaouch en de heer Klink over wat we verder nog kunnen doen met grondstoffenpartnerschappen en de EU, zeg ik nog kort het volgende. Recent werd er een EU-partnerschap afgesloten met Namibië. Op dit moment worden er gesprekken gevoerd met DRC en landen in Oost-Afrika. Nederland heeft ervoor gepleit dat de globalgatewayfinanciering kan worden ingezet voor de EU-grondstoffenpartnerschappen en sluit bij Europese initiatieven aan om meer impact te bereiken. Bij projecten binnen de partnerschappen kan delegated cooperation worden ingezet, bijvoorbeeld voor de opschaling van succesvolle Nederlandse initiatieven. Ook buiten de Critical Raw Materials Act zijn de EU en Nederland actief in het ondersteunen van duurzame mijnbouw en verwerking in Afrikaanse landen. Via het European Partnership for Responsible Minerals steunen we bijvoorbeeld betere omstandigheden in artisanale mijnbouw in conflict- en hoogrisicogebieden. Tot zover grondstoffen.

Dan vroeg de heer Klink nog naar de ...

De voorzitter:

Voordat u vervolgt, is er toch nog een vraag van de heer Klink.

De heer Klink (VVD):

Het is al heel vaak over Afrika gegaan de afgelopen jaren, dus er zijn in dat kader natuurlijk diverse moties ingediend en aangenomen, ook over de grondstoffen. Misschien moet ik voor de ambtenaren even zeggen dat ik het heb over de motie op stuk nr. 2657 (21501–02). Die verzoekt om zo concreet mogelijk de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen, chips halfgeleiders en hightechproducten met afbouwpad in kaart te brengen, en hierover te rapporteren in het derde kwartaal van 2023. We zitten nu in het derde kwartaal van 2023.

De voorzitter:

En wat is uw vraag?

De heer Klink (VVD):

Kunnen we die rapportage verwachten? Ik kan me voorstellen dat de Minister daar in de tweede termijn op terug moet komen, maar dat heeft wel betrekking op het blok dat we nu net hebben gesproken.

Minister Schreinemacher:

Ik kom daar graag in de tweede termijn op terug, maar ik kan me zomaar voorstellen dat ik dan ook naar de voortgangsrapportage van de grondstoffenstrategie ga verwijzen. Daar komen namelijk alle onderzoeken samen die we tot nu toe hebben gedaan.

De voorzitter:

Helder. Dan gaan we verder met het vierde blokje: migratiesamenwerking.

Minister Schreinemacher:

De heer Klink vroeg wat we kunnen doen om brede migratieafspraken te maken en welke rol kennis hierin kan spelen. We hebben in uw Kamer ook al eerder besproken dat het aangaan van brede migratiepartnerschappen een manier is waarop we dit aanvliegen. We kijken dus echt nadrukkelijk naar onze brede relatie met partnerlanden. Migratiebelangen vormen een prioritair onderdeel van die brede relatie. Op dit moment zijn er dialogen gaande. We zien de eerste positieve signalen, bijvoorbeeld nauwe samenwerking met Nigeria bij het tegengaan van mensenhandel. Morgen komt er een missie aan voor uitwisseling van expertise voor een betere terugkeer naar Marokko. Er is ook een samenwerking met Egypte. Maar ook voormalig Minister Hoekstra heeft al meerdere keren in de Kamer gezegd dat dit wel echt een complex vraagstuk is. We hebben daar dus echt geduld en realiteitszin bij nodig. Natuurlijk speelt kennis een belangrijke rol. We zoeken nadrukkelijk de aansluiting met wetenschappers en onderzoeksinstituten om ons begrip van de complexe vraagstukken te verbeteren en daarmee ook onze effectiviteit te verhogen. In november zal in dat kader wederom hier in Den Haag de jaarlijkse State of the Art migratieconferentie plaatsvinden, waar beleidsmakers en wetenschappers samenkomen. Hier zal ook een specifieke sessie worden gewijd aan geleerde lessen binnen de brede migratiepartnerschappen.

De heer Bisschop vroeg naar het effect van onze interventies in het licht van het tegengaan van irreguliere migratie. Op dit moment is het een hele grote uitdaging voor Nederland en de EU, maar ook elders in de wereld. Nederland werkt ook aan de noodzaak van veilige en ordelijke migratie. Die aanpak vergt een langetermijninzet. Nederland zet zich daar intensief voor in, bijvoorbeeld voor opvang in de regio migratiepartnerschappen. We hebben die de laatste jaren ook geïntensiveerd. Zoals ik al zei, zijn er positieve resultaten behaald. De effectiviteit meten, is natuurlijk enorm ingewikkeld, omdat er sprake is van een heleboel verschillende factoren die hier invloed op hebben. Onze bredere inzet op ontwikkeling speelt uiteraard ook een rol, want we hebben natuurlijk steeds gezegd dat we de grondoorzaken van onder andere migratie aanpakken. Het is bijvoorbeeld ook moeilijk om te weten wie er niet aankomt, wie er niet vertrekt. Dat is ook lastig.

De voorzitter:

Is dit het einde van het blokje migratie? Dat is inderdaad het geval. Er is als eerste een vraag van de heer Van Dijk van de SP, daarna van de heer Bisschop van de SGP en ook nog van de heer Amhaouch van het CDA.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De Minister wandelt hier handig langs de olifant in de Kamer wat betreft migratie. Dat is de Tunesiëdeal. Zij heeft ongetwijfeld ook gezien wat daar de afgelopen dagen mee is gebeurd. Deze deal is echt een blamage en loopt volledig vast. Het laatste nieuws is dat de partners het ook niet meer eens zijn met elkaar. De Minister van Buitenlandse Zaken gebaart dat zij daar nog iets over gaat zeggen.

Minister Bruins Slot:

Dat bespaart u een interruptie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Oké. Dan wil ik dat de voorzitter dat goed noteert!

Minister Bruins Slot:

Daarom dacht ik: ik onderbreek u even. De voorzitter is streng. Ik pak die vraag op.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is opmerkelijk dat dit in dit blokje ontbrak, maar de Minister is saved by the bell.

Minister Bruins Slot:

Ja.

De voorzitter:

Ontzettend fijn dat de Minister meedenkt omwille van de tijd en heel snel schakelt.

De tweede vraag was geloof ik van de SGP. Gaat uw gang, meneer Bisschop. Misschien krijgt u een soortgelijke reactie!

De heer Bisschop (SGP):

Dat zou mooi zijn. Dank voor de toelichting. Dit gaat specifiek over migratie en ik heb daar ook naar gevraagd. Maar hoe kun je dit nou meetbaar maken? Hoe kun je in de rapportages nou laten zien wat het effect is geweest? Ik heb die vraag iets breder getrokken. Ik maak dan maar van de gelegenheid gebruik om die vraag daaraan te koppelen. Het gaat om het succes en het falen. Hoe meten we dat überhaupt? Je zou je bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat de markttoegang van Afrikaanse bedrijven tot de Europese markt gewoon gekwantificeerd gaat worden. Ik denk dat we allemaal behoefte hebben aan dat soort concrete parameters. Zo kunnen we de Afrikastrategie goed volgen.

De voorzitter:

Er is een behoefte om de beleidsvoortgang concreet te kunnen meten. De Minister.

Minister Schreinemacher:

We hebben natuurlijk de reguliere begroting en de evaluatie daarvan. In de begroting nemen we ook op hoeveel mensen we aan schoon water willen hebben geholpen in een bepaalde tijd, voor hoeveel mensen we de voedselzekerheid vergroot hebben en voor hoeveel mensen we voor seksuele rechten en gezondheidsrechten hebben gezorgd in Afrikaanse landen. Wat dat betreft maken we dat wel kwantificeerbaar en rapporteren we er ook over in hoeverre dat nou is gelukt en niet. De heer Thijssen heeft voor de zomer ook gevraagd in hoeverre die getallen afnemen door de ombuigingen in het ODA-budget. Die hebben we dit jaar dus ook in de begroting opgenomen. Op die manier maken we het dus kwantificeerbaar. Ik hoop dat ik daar de vraag van de heer Bisschop dan mee beantwoord.

De voorzitter:

Er is nog een vervolgvraag van de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dat soort parameters zijn er. Alleen, deze Afrikastrategie is eigenlijk veelomvattender. Die is veel meer dan alleen maar de ontwikkelingssamenwerking en de resultaten daarvan. Dat kun je namelijk kwantificeren. Maar mijn vraag is dus eigenlijk als volgt. Als je als parlement wilt beoordelen wat de toegevoegde waarde van deze strategie is, dan heb je daar aanvullende parameters bij nodig, want anders krijg je gewoon de rapportage zoals die eigenlijk altijd al is geweest. Lukt dat? Ik zie de Minister nadenkend kijken.

Minister Schreinemacher:

Ik wil u graag tegemoetkomen, maar het zijn zo veel verschillende soorten doelen: op lange termijn, op korte termijn en ook diplomatieke doelen. Het vergroten van de Europese invloed op het Afrikaanse continent is natuurlijk heel lastig meetbaar te maken. Misschien kunnen we daar in de tweede termijn nog op terugkomen. Ik begrijp dat u wil kunnen controleren of het succesvol is geweest. We hebben dus verschillende punten om daarop te kunnen meten. Op dit moment is bijvoorbeeld de IOB bezig met een zogenaamde beleidstheorie, ook met indicatoren die bijvoorbeeld ons combinatiebeleid meten. Dat is al een gedeelte van het combinatiebeleid, dat we dus in acht combinatielanden uitvoeren, waar dat aan zou kunnen bijdragen. Omdat het zo veel verschillende doelen zijn, vind ik dat lastig. Maar dit zou bijvoorbeeld wel kunnen helpen, in ieder geval voor de combinatielanden en toch ook voor onze reguliere begrotingsmomenten. Natuurlijk geven we een update van wat er met de korte-, middellange- en langetermijnactiepunten is gebeurd.

De voorzitter:

Dat zijn toch veel vragen over de strategie en de meetbaarheid. Dat zegt iets over het ambitieniveau, zo concludeer ik. De Minister komt volgens mij op haar laatste blok, overige. Althans, deze Minister.

Minister Schreinemacher:

De heer Bisschop vroeg of onze ontwikkelingssamenwerking ten goede blijft komen van de allerarmsten ter wereld. Het korte antwoord is ja. We zien erop toe dat ontwikkelingshulp ook bij de meest kwetsbaren ter wereld aankomt, of het nou gaat om ontwikkelingshulp of humanitaire hulp. We kennen natuurlijk het humanitair imperatief, waarbij iedereen die hulp nodig heeft, ongeacht geslacht, religie, afkomst of nationaliteit, die hulp moet kunnen krijgen en krijgt.

De heer Bisschop vroeg ook naar de lokalisering van de hulp en met name de rol van religieuze groepen. We hebben het tijdens mijn beantwoording al gehad over lokalisering en een meer gelijkwaardige rol bij besluitvorming binnen partnerschappen, waar we het over hebben. Die gelijkwaardige partnerschappen met meer invloed van zuidelijke organisaties betekent dus inclusief religieuze groepering. Dat is onze inzet. We hebben ook diverse fondsen die daaraan bijdragen. Voor maatschappelijke organisaties hebben we de strategische partnerschappen. Verder wordt het uitgewerkt in de meerjarige landenstrategieën van de ambassades. Religieuze groepen nemen we daar zeker in mee.

De heer Bisschop vroeg ook naar de «progressieve westerse agenda», in zijn woorden. Zoals gezegd zet Nederland in op een dialoog op basis van respect. We luisteren naar de meningen en visies van anderen. Nederland blijft staan voor de universele waarden. U noemt dat de «progressieve westerse agenda». Althans, ik denk dat we het dan over hetzelfde hebben. Voor ons zijn dat echter universele waarden, die ook gewoon onderschreven worden door Afrikaanse landen en Afrikaanse regeringen. Die delen we met andere overheden. Dus ook wanneer die afwijken van de visies en de waarden van Afrikaanse landen, blijven we die ter sprake brengen en hebben we ruimte voor dialoog, maar universele waarden zijn wat ons betreft niet onderhandelbaar.

De voorzitter:

Dat is het einde van het blokje overige. Ik heb gezien dat de heer Bisschop daar een vervolgvraag over heeft, maar ik weet ook dat de heer Amhaouch zijn interruptie even had opgespaard, dus ik geef hem als eerste de gelegenheid.

De heer Amhaouch (CDA):

In mijn eerste inbreng had ik het ook over kennis en kunde. Ik had het over het uitwisselen van kennis en kunde vanuit Europa, Nederland en Afrika, en ook over het stimuleren van stages en traineeships. Dat mis ik in de uitvoeringsagenda. Ik heb in de uitvoeringsagenda naar de korte, middellange en lange termijn gekeken. Er staat bij de middellange termijn wel iets over het vernieuwen van het hoger onderwijs. Kan de Minister toezeggen om misschien toch een verkenning te doen van wat die behoefte is? Traineeships en stages zijn heel belangrijk. Jongeren kunnen een universitaire of een hbo-opleiding hebben gedaan, maar vaak missen ze dan toch praktische ervaring. Het gaat niet over heel veel geld – we hebben net een discussie over geld gehad – maar het gaat wel over het mogelijk maken, dus dat het voor jongeren met een bepaalde opleiding mogelijk wordt gemaakt dat in Nederland te doen. Ik zou er heel blij mee zijn als de Minister zou toezeggen om in elk geval die verkenning te doen.

De voorzitter:

De heer Amhaouch vraagt om een toezegging.

Minister Schreinemacher:

Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de ontwikkeling van het beroeps- en hogeronderwijsprogramma. Daar vallen ook beurzen onder waar dus ook stages mee gedaan kunnen worden. Dat doen we hier in Den Haag, maar ook in nauw contact met een aantal ontwikkelingslanden. De reden dat het niet bij de korte termijn maar bij de middellange termijn is, is omdat de korte termijn is wat we binnen deze kabinetsperiode kunnen doen. Die is natuurlijk iets korter gebleken dan toen we ’m schreven. Omdat we nu bezig zijn met de ontwikkeling van het programma, staat het bij de middellange termijn. We halen het deze kabinetsperiode gewoon niet meer. Maar dit punt gaan we zeker meenemen en we zijn dus bezig met de verkenning.

Ik kreeg toch nog een antwoord op een vraag van de heer Thijssen. Die had hij van mij tegoed, dus dat scheelt weer een interruptie. Hij vroeg of het klimaatgeld additioneel zou moeten of niet. Op dit moment kiest Nederland voor de benadering van ontwikkeling en klimaat, die eigenlijk met elkaar verbonden zijn, de integrale benadering. Wat ons betreft zijn dat twee kanten van dezelfde medaille. Ik heb de afgelopen jaren geïntensiveerd op klimaat, ook binnen het kabinet natuurlijk. Dankzij dat ingezette vergroeningsbeleid is de klimaatrelevantie van onze ontwikkelingssamenwerking toegenomen. Zelfs met de ombuigingen kunnen onze doelen voor klimaatfinanciering behaald worden.

De voorzitter:

Een hele korte vraag, meneer Thijssen. Ik wil namelijk echt door met de heer Bisschop. U stak uw vinger toch op voor een vervolgvraag? Dat is uw laatste interruptie, meneer Thijssen. Heel kort.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, helaas. Dit weet ik en dit is inderdaad wat deze regering heeft gedaan. Het punt is dat we natuurlijk internationaal hebben afgesproken dat we additioneel geld zouden geven om de klimaatfinanciering, om onze bijdrage aan de 100 miljard, voor elkaar te krijgen. Dat doet Nederland niet. Het is niet helemaal additioneel. Is het niet van belang dat we dat wel gaan doen? Dat is misschien ook een opdracht van deze Minister, of een verzoek van deze Minister, aan de formerende partijen dat het eigenlijk wel zou moeten, omdat dat nu juist gaat helpen om met de Afrikaanse landen een gelijkwaardige relatie aan te gaan.

De voorzitter:

Helder.

Minister Schreinemacher:

Op dit moment is er internationaal nog een discussie over wat precies additioneel is als het gaat om klimaatfinanciering. Dat gezegd hebbende, als Nederland doen we onze fair share. Dat gaat over 1,8 miljard. We zijn echt heel actief bezig als het gaat om klimaatadaptatie en andere landen oproepen om hun fair share te doen. Wat dat betreft vind ik dat dit kabinet daar gehoor aan heeft gegeven. Een volgende coalitie moet natuurlijk ook zelf bepalen wat zij op tafel wil leggen. Misschien is de heer Thijssen daarbij.

De voorzitter:

Dat was uw laatste interruptie, meneer Thijssen. Datzelfde geldt voor de laatste vraag van de heer Bisschop. Dan wil ik even een opmerking maken omwille van de tijd, maar dat doe ik daarna.

De heer Bisschop (SGP):

Ik was er al bang voor. Even naar aanleiding van de opmerking van de Minister over universele waarden in relatie tot de opvattingen die ik gekarakteriseerd heb als «progressieve westerse seksuelerechtenagenda». Niemand betwist dat respect voor universele waarden een belangrijke internationale basis is om in gesprek te gaan. Alleen, wat zijn die waarden? Daar vallen die progressieve westerse seksuele rechten niet onder. Dat wordt altijd wel geroepen en er wordt wel gepusht, maar als wij teruggaan naar de universele waarden, dan hebben we het bijvoorbeeld over de mensenrechtenverklaring van de VN, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Wij moeten oppassen, want de argumentatie die ik vaker hoor – daar wil ik toch even de vinger op leggen – ...

De voorzitter:

Even tot slot.

De heer Bisschop (SGP):

De argumentatie die ik hier vaker over hoor, doet ongelofelijk sterk denken aan de white man's burden waarmee het imperialisme 100, 150 jaar geleden beargumenteerd en gerechtvaardigd werd. Volgens mij moeten we daar verre van blijven, want voor je het weet zit je op een ideologisch neokolonialistische stijl. Daar wil ik de Minister toch ...

Voorzitter, ik vind het heel vervelend, maar het valt me in deze commissie op dat van de zijde van de heer Hammelburg voortdurend buiten de microfoon gegromd, gemompeld en gecommentarieerd wordt. Dat is buitengewoon lastig. Dat hoort niet bij het illustere karakter van deze commissie, zou ik zeggen. Dat even terzijde.

De voorzitter:

Dat is een helder punt.

De heer Bisschop (SGP):

Nu doet hij het weer. Dat is heel vervelend. Dat went hij zich aan. Dat moet de collega zelf weten, maar ik vind toch dat u als voorzitter recht heeft om daar paal en perk aan te stellen.

De voorzitter:

Het is altijd belangrijk om respect voor onze ideologieën voorop te stellen. Dan geef ik graag het woord aan de Minister.

Minister Schreinemacher:

Ik denk dat de heer Bisschop en het kabinet het hierover oneens zijn. Wij dringen niets op. Als het gaat om SRGR, gaat het ons erom dat een vrouw de keuzevrijheid heeft. Daar gaat ons SRGR-beleid om. Het lhbtiq+-beleid ligt grotendeels bij mijn collega. Misschien wil zij daar ook nog iets over zeggen. Ook daar gaat het gewoon om de keuzevrijheid, om de gelijkwaardigheid van mensen. Wat mij betreft zijn dat universele waarden.

De voorzitter:

Helder. Daarmee zijn we aan het einde van de antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Ik zei al dat er een punt van orde is als het gaat om de tijd. Het is 12.45 uur. Ik kijk even naar beide Ministers en hun adviseurs of het iets kan uitlopen als dat nodig is. Een groot deel van de interrupties zijn gedaan, maar ik wil toch kijken of dat eventueel kan. Ik hoor dat het lastig wordt. Laten we kijken hoever we komen. Ik zie aan de reacties dat het liever niet uitloopt. Dan moeten we kijken of we dan rond zijn of het opnieuw moeten inplannen.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, ik zal mijn best doen om het echt kort en krachtig te doen. Daarmee doe ik misschien niet helemaal recht aan de leden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mijn collega laat me net weten dat hij graag een vervolgdebat wil hebben, een tweeminutendebat. Dat is wellicht een uitkomst. Dan hoeven wij nu geen tweede termijn te doen en dan kan de Minister gewoon tot 13.00 uur antwoorden.

De voorzitter:

En dat betekent dan dat we de tweede termijn koppelen aan het tweeminutendebat? Dat is natuurlijk ook een procedurevoorstel dat soelaas kan bieden. Dat geeft iets meer rust, maar er moet wel worden bekeken wanneer dat kan worden ingepland. Ik wil de Minister van Buitenlandse Zaken in ieder geval vooral de rust en de gelegenheid geven om de goede antwoorden te geven op de gestelde vragen.

Minister Bruins Slot:

Dat ga ik in de komende veertien minuten zo goed mogelijk doen.

Voorzitter. Ten eerste, het is heel bewust dat wij als beide Ministers hier bij de Afrikastrategie aanwezig zijn om gezamenlijk het debat te voeren. Het is een voorrecht om in deze commissie aanwezig te zijn, omdat je deze strategie alleen maar goed kan uitvoeren als je het over de volle breedte van Buitenlandse Zaken oppakt. We hebben niet alleen Buitenlandse Zaken, maar ook de andere ministeries nodig, zoals LNV en Volksgezondheid, om ervoor te zorgen dat je die brede gelijkwaardige benadering uiteindelijk invulling geeft. Ik wil de heer Amhaouch danken voor zijn jarenlange inzet, nog voor het huidige kabinet, om tot een Afrikastrategie te komen. Het is in dat kader goed om van de leden hier te horen dat zij dat omarmen, maar dat het waarschijnlijk ook in goede handen is om dit in een nieuw kabinet verder voort te zetten. Met onze demissionaire status is dat even het beste wat wij ons op dit moment kunnen wensen.

Voorzitter. Het komt op een goed moment. De geopolitieke ontwikkelingen, waar de collega's ook over begonnen, zijn groot op dit continent. Afrika heeft ook een nieuw bewustzijn. Tegelijkertijd zie je dat een aantal andere landen ontzettend actief zijn. We hebben het over China – dat werd al genoemd – met het kopen van infrastructuur en het geven van leningen. Rusland is heel sterk op desinformatie. Dat is niet te onderschatten. Denk bijvoorbeeld ook aan de Wagnergroepering, die ook in Rusland actief is. Er is ook een toegenomen betrokkenheid van andere landen als het gaat om de positionering in Afrika. Het is van belang om te werken aan een gelijkwaardige relatie, zoals de leden ook aangaven. Het is van belang om op basis van partnerschap met Afrika aan de slag te gaan, dus op het gebied van stabiliteit, handel, energietransitie, migratie, duurzaamheid, grondstoffen en voedselzekerheid. Natuurlijk moet dat met het oog op onze universele waarden en onze internationale verdragen, maar wel in de wetenschap dat je die brede relatie alleen kan aangaan op het moment dat je het van beide kanten met elkaar over die waarden kan hebben. Ik hoorde een aantal leden daar goede zaken over zeggen. Het is dus ook geen one-size-fits-all. Daar ben ik het mee eens. Elk land zal een eigen benadering nodig hebben.

Voorzitter, ik werk niet meer met blokjes. Ik ga gewoon de antwoorden geven en dan kunnen de leden op het eind interrumperen. Mag ik dat ordevoorstel doen?

Ik begin met het punt veiligheid en stabiliteit. De heer Amhaouch had het over de betrokkenheid en een waardig alternatief voor China en Rusland. Daar zitten veel aspecten in. Denk aan voedselzekerheid, zoals de heer Amhaouch aangaf, en een aantal andere zaken. Hij vroeg ook specifiek naar de defensiesamenwerking. De Europese Unie is al jarenlang een van de grootste partners van de Afrikaanse Unie op het gebied van veiligheid en institutionele samenwerking. We hebben diverse trainings- en capaciteitsopbouwmissies gehad, ook gericht op het versterken van de veiligheidssector. Ook via de European Peace Facility worden Afrikaanse partners financieel en materieel gesteund. Daarbij is het van belang om te zeggen dat de Afrikaanse Unie ook aangeeft dat het van belang is om niet alleen missies te doen, maar dat juist andere kwaliteiten ook belangrijk zijn, zoals mediation en conflict resolution. Dat veiligheidsaspect is dus niet alleen militair, maar zit ook aan de voorkant van conflict resolution en mediation. De dialoog aangaan en samenwerken om het conflict aan te pakken zijn dus heel erg belangrijk. Ik ben het dus eens met de heer Van Dijk: dat kan niet alleen op migratie zijn, dat kan niet alleen zijn om te zeggen «Wagner kan er niet zijn, die moet er ook niet zijn», maar juist op handel, ontwikkelingssamenwerking en het hele brede palet. Voor Wagner zelf geldt natuurlijk dat wij ons sanctie-instrument inzetten om ervoor te zorgen dat ze hard geraakt worden. We blijven er ook hard voor werken om te zorgen dat de Afrikanen met de verkiezingen hun eigen leiders kunnen kiezen.

De heer Bisschop vraagt over die migratie: waar ligt dat precies aan? Waar is de verbondenheid daarvan? Hoe moeten we dat aanpakken? Dat is volgens mij de million dollar question, want dat willen we natuurlijk met z'n allen. Dat wil men in Afrika ook. Het begint met stabiele, veilige landen waar mensen willen wonen, waar ze een toekomst hebben, ook meisjes, om bijvoorbeeld onderwijs te volgen en later een bijdrage aan de economie te leveren. Waterschaarste en droogte is ook in de gesprekken die ik in New York heb gehad met Afrikaanse collega's een van de grootste die terugkomen. Als we daar gezamenlijk en gelijkwaardig aan kunnen werken, dan kunnen we echt een belangrijke stap zetten om die landen meer stabiliteit te geven. Preventie, het voorkomen van conflicten, is een essentiële voorwaarde voor stabiliteit en dus ook het investeren in die duurzame sociaal-economische samenwerking.

Dan kom ik direct terug op de vraag van de heer Jasper van Dijk over de ontwikkelingen in Tunesië. Hij vraagt wat ik daarvan vind. Het loopt allemaal niet van een leien dakje; dat is denk ik de meest subtiele omschrijving. Maar het is inderdaad geen quick fix. Dat ben ik met de heer Van Dijk eens. Het partnerschap daar vergt een lange adem. Het is een belangrijke opdracht die nu bij de Europese Unie ligt om de open dialoog met Tunesië aan te gaan. Ik zal de Europese Unie steeds nadrukkelijk meegeven dat welke afspraken verder ook gemaakt moeten worden, mensenrechten en de internationale rechtsorde daar een belangrijk element in vormen. Dat betekent hier het volgende. Dat is iets wat de heer Van Dijk op een ander punt zei. Om tot een breder partnerschap te komen en iets te doen aan de irreguliere migratie, ook gezien de toestanden die we zien, waar we een zware opdracht hebben om dat te stoppen, moet dat ook gepaard gaan met investeringen in landen die behoefte hebben aan duurzame energie, aan handel en aan wetenschappelijke ontwikkeling. Dat is het evenwicht waar de Europese Unie nu in zit bij het maken van de verdere afspraken. Ik geef in ieder geval de randvoorwaarden aan waarvan ik het van belang vind dat wij er als Nederland op blijven sturen naar de Europese Unie toe.

Hoe werk je verder aan de gelijkwaardigheid en de wederzijdse belangen? Dat moeten we niet alleen doen. Dat staat ook zeer nadrukkelijk in de Afrikastrategie. Daar hebben we ook een actieve Europese Unie voor nodig. De heer Klink zei daar ook het nodige over. De Europese Unie moet ook actief een positie hebben, bijvoorbeeld als het gaat om de Sahel en wat daar gebeurt. De Global Gateway is daar een belangrijk punt van. Het is daarbij essentieel dat de samenwerking met de Afrikaanse Unie op een goede en gedegen manier gaat met openheid voor beide zaken.

Dan kijk ik even of ik nog een vraag gemist heb. Ja. De heer Eppink stelde een vraag over de positie van de boeren in Afrika. Nederland ziet de wetgeving over landhervorming als een nationale verantwoordelijkheid van Zuid-Afrika. Daarover waren jarenlang democratische processen gaande. De zorgen die de heer Eppink heeft, brengen wij over. In het laatste gesprek dat de Minister-President heeft gehad tijdens zijn bezoek aan Zuid-Afrika, in juni, is dit onderwerp ter sprake gekomen. Denk ook aan de achterliggende problematiek van voedselzekerheid. Je moet echt beide onderwerpen in evenwicht met elkaar bezien.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Wat fijn. Er is inderdaad gelegenheid voor vragen naar aanleiding van de antwoorden van de Minister. Dan ronden we de eerste termijn af en zal ik de verdere stappen uitleggen. Ik zag als eerst de heer Van Dijk met een vraag.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank voor het antwoord over de Tunesiëdeal. Iedereen weet nog dat Rutte, Meloni en Von der Leyen een paar maanden terug trots die deal aankondigden. Inmiddels weten we dat het een blamage is en dat het aan alle kanten mislukt. Hij rammelt en staat op losse schroeven. Wat gaat de regering nu doen? Wat gaat de Europese Unie nu doen? Wat is het stappenplan? Wordt het huiswerk overgedaan? En op welke manier wordt het parlement hierbij betrokken? Dat ging namelijk ook finaal mis. Niet alleen in Tunesië zit er een dubieus regime. Europa heeft de parlementen consequent genegeerd als het ging om deze deal. Dus graag een stappenplan hierop.

Minister Bruins Slot:

Volgens mij zitten er een aantal elementen in. De eindconclusie die de heer Van Dijk trekt, laat ik even bij hem. Volgens mij is de Europese Unie nog steeds actief bezig om het gesprek goed te voeren, over de breedte van de onderwerpen, zoals de grondoorzaken van migratie, het economisch perspectief, de mensenrechten en de democratische waarden die daaronder liggen. Ik heb in ieder geval zelf met mijn counterpart van Tunesië in New York gesproken. Daar heb ik een aantal zaken aangegeven, waaronder het belang van mensenrechten en de internationale rechtsorde. Ik heb daar een opmerking gemaakt over het feit dat de Europese Parlementsleden geen toegang tot het land kregen. De Kamer is in de voorbereiding op de informele en formele overleggen van de Europese Raad natuurlijk wel geïnformeerd over de voortgang hiervan. Wat in het proces beter had gemoeten, is het volgende. Van tevoren is er door Europa geen mandaat gevraagd om het gesprek te voeren. Zoals ik de heer Van Dijk ook al in antwoord op schriftelijke vragen heb laten weten, moet dat voor mij geen precedent zijn.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Heel kort. Krijgt de Kamer nu een update, een stappenplan? Krijgen we een brief? We moeten echt weten hoe dit verdergaat, want die deal staat nu op losse schroeven.

De voorzitter:

Dat was inderdaad de vraag. Tegelijkertijd was dit uw laatste interruptie, meneer Van Dijk.

Minister Bruins Slot:

Dit maakt onderdeel uit van de laatste stand van zaken. Wij zullen de Kamer, ook ter voorbereiding op de raden waar dit op de agenda's staat en besproken wordt, natuurlijk informeren. Afgelopen weken is dit in diverse andere debatten in andere commissies ook duidelijk naar voren gekomen.

De voorzitter:

Dank, Minister. Ik kijk rond om te zien of er nog behoefte is aan andere vragen naar aanleiding van de antwoorden van de Minister. Dat is niet het geval. Dat is perfect. Dat betekent eigenlijk dat we met elkaar de eerste termijn hebben kunnen afronden om 13.00 uur. We hebben het besluit genomen om de tweede termijn te combineren met het tweeminutendebat. Dat betekent twee dingen. Het betekent dat binnen twee minuten een motie, of moties, worden ingediend. Als dat niet het geval is, heb je de ruimte om aanvullende, laatste vragen met de Ministers te bespreken. Wij zullen aan de slag gaan en dit tweeminutendebat inplannen. Ik maak er geen drie minuten van; het blijft twee minuten. Eigenlijk kun je ook zeggen: er is van de tweede termijn afgezien. We moeten eventjes helder maken wie de eerste spreker is van het tweeminutendebat. Het was natuurlijk de heer Van Dijk die het voorstel deed, maar de vraag is of hij als eerste spreker wordt genoteerd. Of is dat iemand anders?

De heer Hammelburg (D66):

We waren het even niet met elkaar eens, maar de heer Amhaouch heeft deze hele Afrikastrategie indertijd geagendeerd. Het lijkt mij dan wel fair als hij mag aftrappen, zoals hij vandaag ook als eerste in de zaal zat.

De voorzitter:

Dat vind ik heel erg collegiaal.

De heer Amhaouch (CDA):

Dat is zeer collegiaal. Dat wil ik even via de microfoon uitspreken!

De voorzitter:

Ik vind het een heel erg mooi gebaar. Dan tekenen we dat op. De heer Amhaouch, die zo veel jaren heeft gepleit voor deze Afrikastrategie, krijgt de gelegenheid om als eerste te spreken bij het tweeminutendebat.

Er zijn twee toezeggingen gedaan door de Ministers. De eerste toezegging:

– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer toe bij de begrotingsstukken van BuHa-OS te informeren over de uitvoering van de Afrikastrategie, waaronder de progressie die wordt gemaakt op het gebied van gelijkwaardigheid op basis van indicatoren. Dat is naar aanleiding van de vragen van de heren Thijssen en Bisschop.

Het zijn trouwens drie toezeggingen. Dan de tweede toezegging:

– De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zegt de Kamer toe in de voortgangsrapportage over de grondstoffenstrategie te informeren waar de expertise van het Nederlandse bedrijfsleven zit en waarin Nederland toegevoegde waarde kan bieden in Afrika. Dat is naar aanleiding van de discussie die werd gevoerd met de heer Thijssen van de Partij van de Arbeid/GroenLinks.

De heer Thijssen (PvdA):

Het ging volgens mij vooral ook over hoe het dan in Afrika van meer toegevoegde waarde kan zijn. Het ging over Nederlandse bedrijven, maar het ging er ook over dat de toegevoegde waarde in Afrika kan blijven.

De voorzitter:

Zo herinner ik mij de discussie ook, dus dat vind ik nog een belangrijke toevoeging en specificering. Daar ging het natuurlijk wel over in het debat. Dat noteren we er zeker bij.

Dan de laatste toezegging:

– De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer toe haar te informeren over de laatste stand van zaken inzake de Tunesiëdeal bij de stukken van de RBZ.

Minister Bruins Slot:

Ja, de geannoteerde agenda.

De voorzitter:

Ja, de geannoteerde agenda.

Minister Bruins Slot:

Als het op de agenda staat.

De voorzitter:

Ja, precies. Daar wordt het als het ware aan toegevoegd. Dat was een toezegging naar aanleiding van de vragen van de heer Van Dijk. Er is een punt van orde van de heer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Volgens mij is er ook nog een toezegging van de Minister voor Buitenlandse Handel en OS dat wij in Q1 de evaluatie van het instrumentarium krijgen, waaronder Invest International.

De voorzitter:

Dat klopt. Dat is bevestigd, mede naar aanleiding van iets wat al per motie was gevraagd. Er is bevestigd dat het in het eerste kwartaal van 2024 zal worden aangeleverd.

Minister Schreinemacher:

Over de toezegging ten aanzien van Q1 gaat het met name over de evaluatie van Invest International.

Ten aanzien van de reguliere begroting en de evaluatie van de Afrikastrategie heb ik toegezegd in ieder geval het maatschappelijk middenveld mee te nemen in de evaluatie en de monitoring. Wat betreft de indicatoren had ik het met name over het combibeleid, waar de IOB een evaluatie van heeft.

De voorzitter:

Ik begrijp van de Minister dat dit een specificatie is van de eerste toezegging inzake de vraag welke indicatoren wel en niet verwacht kunnen worden. Dat noteren we. Daarmee hebben we dus vier toezeggingen. Die worden door de griffier natuurlijk prima opgenomen.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit langverwachte commissiedebat, dat wordt vervolgd met een tweeminutendebat en een voortzetting. Dank aan beide Ministers en het team van adviseurs voor hun aanwezigheid. Ik wens u allen een prettige dag. We zien elkaar terug bij het tweeminutendebat. Dank ook aan de publieke tribune voor jullie interesse.

Sluiting 13.03 uur.