Uitkomsten herfinanciering covidleningen Aruba, Curaçao en Sint Maarten
Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
Brief regering
Nummer: 2023D41814, datum: 2023-10-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-IV-11).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Onderdeel van kamerstukdossier 36410 IV-11 Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024.
Onderdeel van zaak 2023Z17160:
- Indiener: A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2023-10-13 16:00: Betrekken aantal brieven bij begrotingsbehandeling Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2024 (E-mailprocedure), vaste commissie voor Koninkrijksrelaties
- 2023-10-17 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024
Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 oktober 2023
Zoals bekend zijn gisteren, op 10 oktober 2023, de uitstaande covidleningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten verlopen. Het Nederlands kabinet heeft eerder dit jaar besloten bereid te zijn deze leningen – onder een beperkt aantal voorwaarden – te herfinancieren. Mijn inzet de afgelopen maanden is er dan ook op gericht geweest om te komen tot afspraken met ieder van de landen over die herfinanciering. Ik heb u meerdere malen geïnformeerd over de tussentijdse stand van zaken.1 Nu de datum van 10 oktober is verstreken, informeer ik u middels deze brief over de uitkomsten.
Aruba
De afgelopen week zijn met Aruba zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau gesprekken gevoerd over de door mij op 22 september jl. aangeboden leenovereenkomst. Deze overleggen hebben geleid tot een aantal wijzigingen in de leenovereenkomst, die ik op verzoek van Aruba heb doorgevoerd. Als resultaat hiervan is het gelukt om met Aruba overeenstemming te bereiken over een langjarige herfinanciering. De Minister van Financiën van Aruba en ikzelf hebben hiertoe op 10 oktober jl. beiden de leenovereenkomst ondertekend. Het gaat om een lening van AWG 915,5 miljoen met een looptijd van 20 jaar tegen een rente van 6,9%. Het aflossingsschema is op verzoek van Aruba lineair in plaats van annuïtair. Het verschil tussen beide is dat bij een lineaire lening een gelijk deel aan aflossing moet worden betaald. Dat betekent dat het rentebedrag aan het begin van de looptijd hoger is dan aan het einde van de looptijd. Bij een annuïtaire lening blijft het termijnbedrag gedurende de gehele looptijd hetzelfde, waarbij wordt gedifferentieerd in de te betalen rente en aflossing. Aruba heeft afstand gedaan van de door Nederland geboden mogelijkheid om de rente automatisch te verlagen wanneer alsnog overeenstemming wordt bereikt over een Rijkswet waarin het financieel toezicht wordt geregeld en een wijziging van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) in werking is getreden. Uiteraard is Nederland bereid om in die situatie alsnog te spreken over het verlagen van het rentepercentage, conform het aanbod zoals dat door Nederland gedaan is.
Curaçao
Zoals ik eveneens heb toegelicht in mijn brief d.d. 9 oktober jl., heeft het uitblijven van een akkoord over ENNIA tot gevolg dat ik Curaçao een kortlopende herfinanciering tegen een rente van 5,1% heb aangeboden. Ook voor Curaçao geldt dat, zodra er alsnog een solide akkoord ligt over de oplossing voor ENNIA, een langjarige herfinanciering kan worden aangeboden tegen de rente die Nederland betaalt met een kleine risico-opslag.
De leenovereenkomst hiertoe heb ik Curaçao op 6 oktober jl. toegezonden. Op 10 oktober jl. ontving ik een door Curaçao ondertekende versie van deze leenovereenkomst retour. Aan deze handtekening is door Curaçao echter een drietal voorwaarden verbonden. Met twee van deze voorwaarden kan ik akkoord gaan. Het betreft een voorbehoud voor de goedkeuring van de leenovereenkomst door de Raad van Ministers van Curaçao en – indien nodig – de Staten. Ik beschouw dit als ontbindende voorwaarden bij de leenovereenkomst. Dit betekent dat indien de genoemde goedkeuring onverhoopt niet wordt verleend, de leenovereenkomst alsnog komt te vervallen, waardoor de volledige lening onmiddellijk opeisbaar wordt. De derde voorwaarde van Curaçao ziet op de inhoud van de leenovereenkomst. Ik heb mijn interpretatie van deze voorwaarde voorgelegd aan Curaçao en hen gevraagd om bevestiging hiervan. Zodra deze bevestiging volgt, zal er ook met Curaçao definitief overeenstemming bereikt zijn over de leenovereenkomst.
Wanneer er alsnog een akkoord inzake een door Nederland als financieel solide en duurzaam beoordeelde oplossing voor de problemen bij ENNIA tot stand komt, kan een nieuwe leenovereenkomst tot stand worden gebracht voor een langjarige herfinanciering. Conform eerdere afspraken zal Nederland die lening dan aflossingsvrij aanbieden, met leningdelen met verschillende looptijden om zo tot een gelijkmatig aflossingsprofiel voor Sint Maarten te komen. De rente zal gelijk zijn aan de rente die Nederland op dat moment op de markt betaalt, met een risico-opslag van 0,2%.
Sint Maarten
In mijn brief d.d. 9 oktober jl. heb ik u uitgebreid geïnformeerd over het uitblijven van een akkoord over een oplossing voor de problemen bij pensioenverzekeraar ENNIA en over de gevolgen hiervan voor het herfinancieringsaanbod aan Sint Maarten. Ik kan u melden dat de Minister van Financiën van Sint Maarten en ikzelf op 10 oktober jl. beiden een leenovereenkomst hebben ondertekend, waarmee voor Sint Maarten een kortlopende herfinanciering tot stand is gebracht. Het gaat om een lening van ANG 316,4 miljoen met een looptijd van één jaar tegen een rentepercentage van 3,4%. Uit het aanbod van 15 mei volgt eigenlijk een rentepercentage van 5,1%, maar omdat Sint Maarten ook bereid was mee te werken aan de doorstart, vind ik het niet redelijk om Sint Maarten financieel te benadelen als gevolg van de keuze die Curaçao gemaakt heeft. Daarom heeft Nederland er voor gekozen Sint Maarten de lage rente te bieden.
Tot slot
Het is goed nieuws dat alle drie de landen vóór het aflopen van de vorige covidleningen een nieuwe leenovereenkomst hebben ondertekend. Uiteraard vind ik het jammer dat ik voor wat betreft Curaçao nog een slag om de arm moet houden, maar niettemin ben ik blij dat we het belang van de inwoners van de Caribische landen voorop hebben gezet en dit resultaat hebben weten te bereiken. Tegelijkertijd heb ik ook kennis genomen van verschillende uitingen van Curaçao en Aruba richting hun parlementen en de media. Ik benadruk daarom dat Nederland steeds duidelijk heeft gemaakt in alle gevallen bereid te zijn herfinanciering aan te bieden. De voorwaarden die zijn gesteld aan een gunstigere herfinanciering hebben een directe relatie met de vermindering van de risico’s voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van de landen en daarmee met de vermindering van de risico’s die Nederland loopt op deze – forse – leningen. Deze opstelling van Nederland past naar mijn mening bij de gelijkwaardigheid en wederkerigheid op basis waarvan ik binnen het Koninkrijk wens samen te werken. Ik zal mij blijven inzetten voor een positieve samenwerking, die past bij de verhoudingen binnen ons Koninkrijk.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen
Kamerstuk 36 200 IV, nr. 91; Kamerstuk 36 200 IV, nr. 93; Kamerstuk 36 410 IV, nr. 9.↩︎