Toezegging gedaan tijdens het commissiedebat gehandicaptenbeleid van 5 oktober, over het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken Wmo 2015
Zorg en maatschappelijke ondersteuning
Brief regering
Nummer: 2023D42545, datum: 2023-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-29538-354).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Onderdeel van kamerstukdossier 29538 -354 Zorg en maatschappelijke ondersteuning.
Onderdeel van zaak 2023Z17555:
- Indiener: M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-10-18 13:29: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-10-18 19:55: Tweeminutendebat Gehandicaptenbeleid (CD 5/10) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2023-10-25 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning
Nr. 354 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2023
Tijdens het commissiedebat over gehandicaptenbeleid van 5 oktober 2023 zijn vragen gesteld naar aanleiding van mijn brief van 4 oktober 2023 waarin ik u informeer dat het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken niet wordt ingediend bij uw Kamer.1 Uw Kamer verzoekt mij in hoofdzaak te verduidelijken waarom het uitblijven van de wetsaanpassing gevolgen heeft voor gemeenten. In deze brief treft u mijn reactie aan.
Het vorige kabinet was voornemens om door middel van het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken gemeenten de mogelijkheid te bieden zowel een tijdsduurbeschrijving als een resultaatbeschrijving te hanteren bij het toekennen van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De wetswijziging voorzag tevens in waarborgen voor de rechtszekerheid in de vorm van een (laagdrempelige) klacht- en geschilprocedure. Aanleiding om dit wetsvoorstel niet te continueren waren het kritische advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, de vaste lijn in de rechtspraak over resultaatgericht beschikken in relatie tot de rechtszekerheid en de bezwaren van aanbieders en cliëntorganisaties.2
Resultaatgericht beschikken is in strijd met de jurisprudentie
Een minderheid van de gemeenten hanteert momenteel bij de individuele besluitvorming op grond van de Wmo 2015 (de beschikking) een resultaatbeschrijving (bijvoorbeeld een schoon huis). Vaste lijn in de rechtspraak is dat gemeenten in strijd met de rechtszekerheid handelen als zij alleen een resultaatbeschrijving opnemen in de beschikking zonder tijdsindicatie. De hoogste bestuursrechter oordeelde meermaals dat het voor inwoners duidelijk moet zijn op hoeveel uur ondersteuning zij kunnen rekenen.3
Aanpassing wijze van beschikken
Nu de Wmo 2015 op dit punt niet zal worden gewijzigd, zullen de betreffende gemeenten hun werkwijze in overeenstemming moeten brengen met de jurisprudentie en algemene rechtsbeginselen. Dit staat overigens los van de mogelijkheid voor gemeenten om aanbieders resultaatgericht te financieren. Gemeenten moeten bij het verstrekken van nieuwe beschikkingen conform de jurisprudentie te handelen en de lopende aanspraken gefaseerd aanpassen. Gemeenten kunnen enige tijd nodig hebben voor het aanpassen van de lokale werkwijze. De tijd die hiermee gepaard gaat is afhankelijk van de grootte van een gemeente en in samenhang daarmee het aantal inwoners aan wie een beschikking is verstrekt met alleen een resultaatbeschrijving. Per individu moet zorgvuldig de aanspraak worden gewijzigd. In gesprek met de VNG volg ik de vorderingen.
Alternatief
Op dit moment streven de VNG, gemeenten en aanbieders ernaar in samenspraak met cliëntorganisaties te komen tot een alternatieve werkwijze die voldoet aan de wet en jurisprudentie en toch ook enige flexibiliteit geeft in de uitvoering van de Wmo 2015. De flexibiliteit om bijvoorbeeld de individuele noden van inwoners en personele beschikbaarheid bij aanbieders beter op elkaar aan te laten sluiten. Juist de flexibiliteit in de uitvoering was een belangrijke reden om het wetsvoorstel te initiëren. Ik ondersteun het initiatief van de VNG om – ondanks het niet indienen van het wetsvoorstel – met partijen in gesprek te gaan om na te denken over een mogelijke alternatieve werkwijze. Dit is ook nodig, gezien het feit dat ook Wmo-ondersteuning een schaars goed is en dat we ook in de toekomst de meest kwetsbare inwoners willen verzekeren van kwalitatieve ondersteuning, passend bij de (soms langdurige) behoefte van de inwoner. Hiervoor is flexibiliteit nodig in de uitvoeringspraktijk en tegelijkertijd moet de rechtsbescherming van de inwoner gegarandeerd zijn. Waar nodig zal ook mijn departement de gesprekken, die partijen hebben om tot een nadere uitwerking te komen, ondersteunen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. van Ooijen
Kamerstuk 29 538, nr. 353.↩︎
Stcrt. 2023, nr. 24849.
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2023-24849.html.↩︎
Relevante uitspraken van de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot huishoudelijke hulp op grond van de Wmo 2015: ECLI:NL:CRVB:2016:149, ECLI:NL:CRVB:2018:3241 en ECLI:NL:CRVB:2022:2099. Met betrekking tot individuele begeleiding: ECLI:NL:CRVB:2021:1381.↩︎