[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Akkoord herfinanciering covidlening Curaçao

Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Brief regering

Nummer: 2023D42835, datum: 2023-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-IV-17).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 IV-17 Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024.

Onderdeel van zaak 2023Z17661:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023-2024

36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2023

Rond 10 oktober jl. – de datum waarop de covidleningen aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten verliepen – heb ik uw Kamer meermaals geïnformeerd over de stand van zaken omtrent de herfinanciering van deze leningen.1 Waar ik u op 11 oktober jl. kon informeren dat Aruba en Sint Maarten het aanbod van Nederland hadden geaccepteerd en de herfinanciering tot stand was gekomen, moest ik voor wat betreft Curaçao een slag om de arm houden. Ik kan u nu mededelen dat ook met Curaçao een geldige leenovereenkomst tot stand is gekomen, waarmee de herfinanciering voor Curaçao voor de duur van één jaar is geregeld.

Zoals ik eerder heb toegelicht, heeft het uitblijven van een akkoord over ENNIA tot gevolg dat ik Curaçao een kortlopende herfinanciering tegen een rente van 5,1% heb aangeboden. Dit kan worden omgezet in een langjarige lening tegen de rente die Nederland betaalt met een kleine risico-opslag, zodra er alsnog een financieel solide en duurzaam akkoord ligt over de oplossing voor ENNIA. Zolang beide landen geen lening bij Nederland nodig hebben voor een afwikkeling van ENNIA, is Nederland bij dat akkoord geen partij. Wel vind ik het noodzakelijk dat door Nederlandse experts wordt beoordeeld of een tussen de betrokken partijen tot stand gekomen akkoord inderdaad voldoende solide en duurzaam is en hiermee de risico’s voor de begrotingen van beide landen voldoende beperkt zijn, alvorens overgegaan kan worden tot een langjarige herfinanciering tegen een gunstigere rente.

In de gesprekken die ik de afgelopen dagen heb gevoerd met de regering van Curaçao, is mij duidelijk geworden dat zij tempo willen maken met de uitwerking van een ENNIA-akkoord. Zij willen zo snel mogelijk naar een lagere rente en een langjarige herfinanciering. Daarbij hebben zij de zorg geuit dat de beoordeling van een akkoord door Nederlandse experts voor vertraging zal zorgen. Hoe langer de huidige leenovereenkomst immers van kracht blijft, hoe duurder dit voor Curaçao is. Ik heb Curaçao daarom toegezegd dat die beoordeling zo spoedig mogelijk na de presentatie van een akkoord zal worden uitgevoerd. Tevens hebben we met elkaar afgesproken dat de tijd die onze experts nodig hebben, niet tot extra kosten zal leiden voor Curaçao: wanneer de beoordeling heeft plaatsgevonden en tot een positief oordeel heeft geleid, zal de lagere rente met terugwerkende kracht ingaan vanaf het moment dat het akkoord aan ons is aangeboden.

Curaçao heeft daarop gisteren alsnog onvoorwaardelijk ingestemd met de leenovereenkomst. Ik ben blij dat we dit resultaat hebben kunnen bereiken, doordat het ons is gelukt om met elkaar in gesprek te blijven en naar elkaar te luisteren. Ik kijk uit naar een spoedig akkoord over ENNIA, zodat er zo snel mogelijk definitief duidelijkheid komt voor alle inwoners van Curaçao en Sint Maarten die hier hun pensioen hebben afgesloten.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A.C. van Huffelen


  1. Kamerstuk 36 410 IV, nrs. 9 en 11.↩︎