Voortgang transformatie interlandelijk adoptiesysteem
Adoptie
Brief regering
Nummer: 2023D43452, datum: 2023-10-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31265-121).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Transitieplan bemiddeling interlandelijke adoptie oktober 2023
- Beslisnota bij Kamerbrief inzake voortgang transformatie interlandelijk adoptiesysteem
Onderdeel van kamerstukdossier 31265 -121 Adoptie.
Onderdeel van zaak 2023Z17988:
- Indiener: F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-10-25 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-19 17:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-04-03 10:00: Personen- en familierecht (Commissiedebat), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2024-04-04 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
31 265 Adoptie
Nr. 121 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2023
Graag informeer ik uw Kamer over de laatste ontwikkelingen in het kader van de transformatie van het systeem voor interlandelijke adoptie. Het systeem wordt strenger gereguleerd met versterkt toezicht en meer overheidsgezag bij de uitvoering van adoptieprocedures. Het doel is om in navolging op het rapport van de Commissie Joustra de belangen van kinderen die ter adoptie worden afgestaan beter te beschermen en misstanden zoveel als mogelijk te voorkomen. Hiervoor tref ik verschillende maatregelen, waarover ik meerdere malen met uw Kamer heb gesproken.
In deze brief informeer ik u over de stand van zaken van:
○ de opbouw van de centrale bemiddelingsorganisatie;
○ de landenselectie en internationale ontwikkelingen;
○ het toezicht op het adoptiesysteem;
○ het wetgevingstraject.
Tot slot benut ik deze brief om uw Kamer te informeren over vervolgstappen die worden gezet in het overbrengen van adoptiedossiers aangaande binnenlandse afstand en adoptie van de Raad voor de Kinderbescherming naar het Nationaal Archief.
Opbouw centrale bemiddelingsorganisatie
Zoals bekend zal de bemiddeling in het aangescherpte adoptiesysteem worden uitgevoerd door één centrale bemiddelingsorganisatie. Deze centrale bemiddelingsorganisatie komt in de plaats van de huidige vier vergunninghouders. Daartoe wordt een stichting opgericht met de naam Interlandelijke Adoptiebemiddeling Nederland (vanaf nu: IAN).
De afgelopen periode is onder leiding van de kwartiermaker gewerkt aan de organisatorische basis van deze nieuwe organisatie. Onder begeleiding van een extern bureau is de werving van de voorzitter en leden van de Raad van Toezicht gestart. Statuten zijn in concept gereed en de Toetsingscommissie Verzelfstandigingen van het Ministerie van Financiën is aangeschreven voor advies over de oprichting. Daarmee is een volgende stap gezet in het doorlopen van de voorgeschreven procedure voor het oprichten van een nieuwe stichting, zoals neergelegd in het Stichtingenkader.1 Ik verwacht dat begin 2024 de voorgenomen oprichting aan uw Kamer kenbaar wordt gemaakt, zoals de procedure voorschrijft.
Naast de organisatorische randvoorwaarden is zorgvuldige overdracht van kennis, kunde, contacten en dossiers van de huidige vergunninghouders naar IAN noodzakelijk. Ik heb het adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) gevraagd een transitieplan op te stellen, dat ziet op de transitie van de huidige vier vergunninghouders naar de komst van de centrale bemiddelingsorganisatie IAN. Het plan ziet op de overdracht van landencontacten, lopende adoptieprocedures, afgeronde adoptiedossiers, nazorgverplichtingen, kennis en systemen. AEF heeft, met dank ook aan de inbreng van de huidige vergunninghouders en IAN, de inhoud en omvang van transitieopgaven goed in beeld gebracht. Ik ben hen daar erkentelijk voor en verwijs graag naar de bijlage voor meer informatie. De transitie zal in lijn met dit transitieplan verder worden uitgewerkt en opgepakt.
Ik streef ernaar dat IAN medio 2024 operationeel zal zijn en vanaf dat moment gefaseerd, per land van herkomst, de bemiddeling kan gaan overnemen en verrichten voor de landen waarmee de samenwerking voor interlandelijke adoptie wordt voortgezet. De komende periode zal de kwartiermaker van IAN samen met de betreffende vergunninghouder per land van herkomst de meer landspecifieke voorwaarden voor overdracht en de wijze waarop hier uitvoering aan wordt gegeven uitwerken. Denk daarbij aan de benodigde stappen voor het verkrijgen van een accreditatie voor bemiddeling met de betrokken partner in het land van herkomst. Op basis daarvan zal vervolgens begin 2024 de volgorde van landenoverdracht worden vastgesteld. De transitieperiode waarbinnen de overdracht plaatsvindt zal doorlopen tot en met eind 2025 wanneer de uiterste vergunningstermijn voor de huidige vergunninghouders verloopt.
Landenselectie en internationale ontwikkelingen
Ik heb in maart van dit jaar uitgebreid met uw Kamer gesproken over de uitkomsten van de landenanalyse en de daaruit gevolgde selectie van landen waar de samenwerking mee kan worden voortgezet. De Centrale autoriteit verwacht de analyse van het nog resterende land Bulgarije uiterlijk eind 2023 te kunnen afronden. Uw Kamer wordt over de uitkomst daarvan geïnformeerd. Dat betekent dat op dit moment interlandelijke adoptie mogelijk is uit de landen Zuid-Afrika, Portugal, Thailand, Taiwan, de Filipijnen, Lesotho en Hongarije. De Centrale autoriteit zal deze samenwerkingsrelaties blijven monitoren en de landenanalyse ook periodiek herhalen. Door middel van werkbezoeken en door het delen van ervaringen in internationaal verband met andere ontvangende landen, blijft er zicht op de ontwikkelingen binnen de landen van herkomst.
Zoals ik in mijn brief van april 2022 heb aangegeven bij mijn besluit om interlandelijke adoptie als mogelijkheid te behouden, is het belang van het kind uiteindelijk het beste gediend wanneer hij of zij veilig kan opgroeien in het eigen land van herkomst, regio en cultuur.2 Tijdens de werkbezoeken van de Centrale autoriteit aan de geselecteerde landen en in de periodieke herhaling van de landenanalyse zal dan ook worden bekeken wat de mogelijkheden zijn voor alternatieve opvang in het eigen land. In dat kader heb ik op 23 augustus jl. een Memorandum of Understanding (MoU) afgesloten met het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Het stelt het Permanent Bureau in staat landen van herkomst, in beginsel de geselecteerde landen, te ondersteunen bij de implementatie en een adequate uitvoering van het Haags Adoptieverdrag. In het MoU is specifiek aandacht gevraagd voor het subsidiariteitsbeginsel en een adequate uitvoering van dit beginsel met als doel kinderen zoveel als mogelijk in eigen land op te vangen.
Sinds de opschorting van interlandelijke adoptieprocedures in 2021 zijn er geen nieuwe procedures meer gestart in de landen waarmee de samenwerkingsrelatie wordt afgebouwd. Voor de adoptiedossiers die al in deze landen van herkomst lagen, is ten tijde van de opschorting door mijn ambtsvoorganger toegezegd dat deze aspirant-adoptief ouders in de gelegenheid worden gesteld de procedure af te ronden. Dit kent evenwel een einddatum, gezien de transformatie van het adoptiesysteem die inmiddels plaatsvindt en het beperkt aantal landen waaruit nog geadopteerd kan worden. In februari 2023 heb ik uw Kamer daarom laten weten dat ik de vergunninghouders de mogelijkheid heb geboden om de vergunning te verlengen tot aan de langstlopende vergunning van de Nederlandse Adoptie Stichting, te weten t/m 17 december 2025.3 Op die manier kunnen de betreffende aspirant-adoptiefouders, ongeacht met welke vergunninghouder een overeenkomst is aangegaan, nog voor een gelijke periode de procedure vervolgen in de landen waarmee de samenwerking wordt afgebouwd. Het betreft ongeveer 60 procedures. Zoals al eerder aan uw Kamer gemeld hebben de stichtingen A New Way en Wereldkinderen reeds aangegeven van deze mogelijkheid gebruik te willen maken, waarvoor een verlenging van de vergunning wordt aangevraagd.
Mochten deze aspirant-adoptiefouders nu al vooruitlopend op de oprichting van IAN aangeven over te willen gaan stappen naar IAN en de procedure te vervolgen in een land waarmee de samenwerking wel wordt voortgezet, dan is dat mogelijk en hoeven de bemiddelingskosten tot een maximumbedrag van 15.000 euro niet opnieuw te worden betaald. Daarnaast geldt dat indien aspirant-adoptiefouders er nu voor kiezen de procedure te vervolgen in een land waarmee de samenwerking wel wordt voortgezet, maar nog wel bij (één van) de huidige vergunninghouder(s), de vergunninghouders in staat worden gesteld de gemaakte kosten tot een maximaal bedrag van 15.000 euro terug te betalen. Dit is ook het geval indien aspirant-adoptiefouders er nu voor kiezen de procedure te beëindigen en niet over te stappen. De verschillende handelingsmogelijkheden, het bijbehorende tijdpad en de financiële gevolgen voor deze specifieke groep aspirant-adoptiefouders zullen via de eigen vergunninghouders aan hen kenbaar worden gemaakt. Via een subsidie van het Ministerie van Justitie en Veiligheid aan de vergunninghouders en IAN kunnen, als hun vergunninghouder daar gronden voor ziet, de financiële gevolgen van de keuzes die de betreffende aspirant-adoptiefouders maken, grotendeels worden gedekt.
Toezicht
Ik heb uw Kamer aangekondigd het toezicht binnen de interlandelijke adoptieketen te versterken en te vereenvoudigen. De afgelopen periode heb ik gesprekken gevoerd met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om hieraan inhoudelijk invulling te geven. De IGJ voert op dit moment toezicht uit op de bemiddeling. Uit deze gesprekken is naar voren gekomen dat, gegeven de wens om het toezicht te verbreden naar de gehele adoptieketen, het gewenste toezicht inhoudelijk beter aansluit op het werkveld en expertise van de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV). Dit maakt dat ik heb besloten de IJenV als toekomstig toezichthouder aan te wijzen binnen de adoptieketen. Op dit moment werkt de IJenV een voorstel uit voor de invulling van het toezicht, inclusief de randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn. Het toezicht zal uiteindelijk een plek krijgen in de nieuwe adoptiewet. Uiteraard zal dit voorstel ook zien op een zorgvuldige overdracht van de kennis en kunde van de IGJ ten aanzien van de kwaliteit van de bemiddeling naar de IJenV. Bij de inwerkingtreding van de nieuwe adoptiewet zal het toezicht worden overgedragen. Tot die tijd zal de IGJ nog de huidige inspectierol blijven vervullen.
Wetgevingstraject
De verschillende aanscherpingen die op dit moment in het adoptiesysteem worden doorgevoerd, krijgen zoals bij uw Kamer bekend een wettelijke basis in een nieuwe adoptiewet. Hierin zullen de extra waarborgen een plek krijgen, zoals de strengere eisen die worden gesteld aan de bemiddelende organisatie, de uitgangspunten van de landenselectie en het versterkte toezicht op de keten. Daarnaast zullen waarborgen rondom het recht op informatie over afstamming en identiteit een nadrukkelijke plek krijgen in deze nieuwe adoptiewet. Dit betreft bijvoorbeeld het verder verruimen van de bewaartermijnen voor adoptiedossiers en wettelijke kaders rondom archivering in de adoptieketen. Een onderwerp dat uitdrukkelijk aandacht verdient, om ervoor te zorgen dat afstammingsinformatie te allen tijde beschikbaar is. Het recent verschenen rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed heeft met een blik op het verleden nogmaals benadrukt hoezeer het van belang is dat de juridische kaders hiervoor op orde zijn.4 Het wetsvoorstel voor de nieuwe adoptiewet is in voorbereiding. Dit gebeurt in overleg met de betrokken partners in verschillende thematische ketensessies. Ik streef ernaar het wetsvoorstel in het derde kwartaal in 2024 in consultatie te brengen.
Overbrenging afstands- en adoptiedossiers van de Raad voor de Kinderbescherming naar het Nationaal Archief (NA)
De Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed heeft op 18 mei 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en mij een rapport (verwijzing) aangeboden, waarin de Inspectie verslag doet van haar onderzoek naar de stagnatie in de overbrenging van de afstands- en adoptiedossiers van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) naar het Nationaal Archief (NA). Naar aanleiding van de aanbevelingen van dit rapport en het tevens uitgebrachte advies van de adviescommissie Informatiehuishouding van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) zijn tussen het NA, de RvdK en JenV de afgelopen periode afspraken gemaakt over de selectielijst en het verdere proces van overbrenging van de archieven naar het NA. Daarnaast heeft het NA met input van de RvdK een inzagebeleid ontwikkeld voor afstands- en adoptiedossiers.
De afstands- en adoptiedossiers van geadopteerden met geboortejaar 1956 tot en met 1969 zijn uiterlijk in het voorjaar 2024 opvraagbaar bij het NA. De overige dossiers die volgens de Archiefwet nog overgedragen moeten worden, zullen zo snel mogelijk volgen. Over de communicatie richting betrokkenen rond het proces van overbrenging is ook contact met belangenorganisaties.
Tot slot
In deze brief heb ik u geïnformeerd over relevante ontwikkelingen met betrekking tot interlandelijke adoptie en de belangrijke stappen die daarin zijn gezet. Ik realiseer mij dat er nog veel werk moet worden verzet. Ook de komende periode heeft het mijn volle aandacht. Ik houd uw Kamer uiteraard op de hoogte van relevante ontwikkelingen.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind