Reactie op verzoek commissie over de opzet van de periodieke rapportage Kennis- en innovatiebeleid
Innovatiebeleid
Brief regering
Nummer: 2023D44009, datum: 2023-10-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-33009-134).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Onderdeel van kamerstukdossier 33009 -134 Innovatiebeleid.
Onderdeel van zaak 2023Z18208:
- Indiener: P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2023-10-26 14:24: Aansluitend aan de Stemmingen: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-13 11:15: Procedurevergadering LNV (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2017-2024)
- 2024-01-31 10:15: Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (36410-XIV) 1e TK (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-02-01 11:00: Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (36410-XIV) antwoord 1e termijn + rest (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2024-02-08 13:40: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
33 009 Innovatiebeleid
Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 oktober 2023
In antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stuur ik u hierbij extra toelichting op de opzet van de periodieke rapportage Kennis- en Innovatiebeleid (Kamerstuk 33 009, nr. 133).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema
Hieronder vindt u puntsgewijs de beantwoording op de gestelde vragen.
1
Bieden de beschikbare evaluatieonderzoeken voldoende inzicht in de doelmatigheid en doeltreffendheid van onderdelen van het gevoerde kennis- en innovatiebeleid om daarover in de periodieke rapportage een integraal oordeel te vellen? Zo nee, welke hiaten zitten daarin en bent u voornemens die hiaten te vullen?
Antwoord
In 2020 en 2021 is er ter voorbereiding op de Strategische Evaluatie Agenda een wittevlekkenanalyse uitgevoerd. Een wittevlekkenanalyse vergelijkt de totale evaluatieverplichting met de daadwerkelijk uitgevoerde evaluatie. Op die manier wordt er in kaart gebracht of de in het verleden geprogrammeerde evaluaties het gehele beleidsterrein dekken. Uit die wittevlekkenanalyses is de conclusie getrokken dat er (waarschijnlijk) geen witte vlekken zijn. Op basis van deze conclusie wordt er vanuit gegaan dat er voldoende inzichten zijn om het kennis- en innovatiebeleid te evalueren op doeltreffendheid en doelmatigheid. Er zal wel aan de onderzoeksbureaus gevraagd worden om de wittevlekkenanalyse te herhalen om de eerdere conclusies te falsificeren.
2
Zijn de geplande evaluaties van de Regeling agrarische bedrijfsadvisering en educatie (Sabe) en het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) tijdig afgerond om de resultaten daarvan te betrekken in de periodieke rapportage?
Antwoord
Nee, de SABE-regeling is later geëvalueerd dan oorspronkelijk in de Strategische Evaluatie Agenda was gepland. Hierdoor wordt een zekere flexibiliteit gevraagd in de methodologische opzet van het periodieke rapportage-onderzoek. De evaluatie van de SABE-regeling zal opgeleverd worden gedurende het periodieke rapportage-onderzoek. In de evaluatieopzet van de SABE-regeling wordt als voorwaarde gesteld dat het conceptrapport gedeeld wordt met het onderzoeksteam van de periodieke rapportage, zodat de conclusies alsnog meegenomen kunnen worden.
De geplande evaluatie van OBN natuurkennis (OBN) wordt door OBN zelf uitgevoerd en is geen instrumentevaluatie. De conclusies komen op tijd en kunnen eventueel meegenomen worden door het onderzoeksbureau als aanvullende bron voor de kwalitatieve analyse, maar de resultaten zijn niet bepalend voor de bewijskracht op het gebied van doeltreffendheid en doelmatigheid. Dit is aan het onafhankelijke onderzoeksbureau om te bepalen.
3
Wie maken er deel uit van de begeleidingscommissie van de periodieke rapportage en door wie wordt die commissie voorgezeten? Waarom heeft u ervoor gekozen de onafhankelijk deskundige op te nemen in de begeleidingscommissie?
Antwoord
Bij LNV is het gebruikelijk om bij elke evaluatie (zo mogelijk) een onafhankelijke deskundige aan de begeleidingscommissie toe te voegen. Het idee hierachter is om een blik van buiten mee te laten kijken op het proces, en genoeg ruimte te creëren om buiten de gebaande kaders te denken. Vanuit die redeneerlijn is het logisch om een onafhankelijke deskundige te betrekken bij de begeleidingscommissie. Daarnaast is het voor periodieke rapportages een verplichting uit de regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE): «Onafhankelijk deskundige: een methodologisch en beleidsinhoudelijk deskundige die geen verantwoordelijkheid draagt voor het te onderzoeken beleid en geen significante rol heeft gespeeld bij het evaluatieonderzoek dat ten grondslag ligt aan de periodieke rapportage».
Wie er deel uitmaakt van de begeleidingscommissie, is nog onbekend. De begeleidingscommissie wordt voorgezeten door een nader te bepalen onafhankelijke voorzitter.
4
Hoe wordt de onafhankelijk deskundige geselecteerd, heeft deze selectie al plaatsgevonden en zo ja, wie zal de rol van onafhankelijk deskundige vervullen?
Antwoord
De selectie heeft nog niet plaatsgevonden. Het is daarom ook nog niet bekend wie dit gaat worden. De selectie wordt gedaan op basis van de (in de bij de vorige vraag benoemde) vereisten in de RPE.
5
Kunt u nader toelichten hoe de kwaliteit van de periodieke rapportage wordt geborgd? Wat is daarbij bijvoorbeeld de rol van de begeleidingscommissie ten opzichte van die van de Beleidskwaliteit en -evaluatiecommissie (BEC)?
Antwoord
De kwaliteit van de periodieke rapportage wordt op verschillende manieren geborgd. Het proces wordt intensief begeleid door de monitorings- en evaluatie-experts van LNV om te waarborgen dat aan alle vereisten uit de RPE wordt voldaan en de onderzoeksopzet van hoge kwaliteit is.
Onderdeel van de begeleiding is het inbrengen van de onderzoeksopzet in de BEC. De opzet is reeds in de BEC geweest en is daar positief gewaardeerd. De aanvullende feedback van de BEC helpt daarnaast om de opzet nog scherper te formuleren. De rol van de BEC is beperkt tot de voorbereidingsfase.
Na aanvang van het onderzoek faciliteert de begeleidingscommissie het onderzoeksteam. Het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt wederom ondersteund door het Monitoring & Evaluatie-team van LNV. De onafhankelijke voorzitter en de onafhankelijke expert hebben mede als taak om toe te zien op de kwaliteit van de rapportage.